Twee
jaar na de start van de Decentralisatie is er nog geen enkele aanwijzing dat de
beloofde verbeteringen in de jeugdzorg zullen worden gerealiseerd, blijkt uit de
derde jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) (1). Er worden in
het rapport tal van problemen vermeld waarvan de meesten organisatorisch van
aard zijn, zoals liquiditeitsproblemen bij specialistische instellingen, administratielast
bij bovenregionale aanbieders, te weinig uniformiteit bij
administratieprocessen van gemeenten en onvoldoende innovatie en transformatie
van de jeugdhulp. Allemaal verschrikkelijk saai en niet waar het in de kern om
gaat bij de problemen van de Decentralisatie. Het grote mankement waar iedereen
omheen blijft draaien omdat het te pijnlijk is om bloot te leggen, is dat de
Sociale Wijkteams niet naar verwachting functioneren. Het wordt in het rapport wel
op een indirecte manier aangeroerd, maar zonder duidelijk te maken dat dit de reden
is waarom er twee jaar na de Transitie nog steeds overal geld bij moet en de
preventiedoelen onhaalbaar zijn.
‘Het duurt nog
wel even voordat vroege interventies er echt toe leiden dat het beroep op
gesloten jeugdhulp afneemt én er blijft altijd een groep kinderen over die dat
soort hulp nodig houdt. Wij zeggen: zie dit onder ogen, het speelt nu nog niet,
maar we zien wel signalen in die richting.’
Het lammetje snuffelde aan de takjes en vroeg zich af 'Wanneer is strakjes?'
De
zorg die hier wordt uitgesproken is gestoeld op de valse verwachtingen die men
nog steeds niet wil opgeven met betrekking tot de wijkteams. Uiteindelijk
zullen die preventief gaan werken (‘vroege interventies’) en tenslotte zal de
vraag naar specialistische jeugdhulp naar beneden gaan, maar tot die tijd mag
er niet te snel en te rigoureus op bezuinigd worden. Dat is eigenlijk de
boodschap, maar niemand weet hoe lang ‘tot die tijd’ zal gaan duren, want er
wordt door geen enkele politicus of bestuurder een termijn aangegeven wanneer
we de concrete resultaten mogen verwachten. Nog steeds is alles van een
voorlopig karakter en slaagt men er op zijn best in om het niet slechter te
doen dan in het oude systeem. Niets wijst erop dat ze het binnen korte tijd beter
zullen doen en daarom spreekt men oeverloos over administratieve problemen en financieringsmiddelen, alsof dat een voldoende verklaring is waarom er nog geen
betere resultaten worden bereikt.
De innovatie en
transformatie van de jeugdhulp komt nog onvoldoende van de grond, constateert
de TAJ verder in haar rapportage. De belangrijkste reden daarvoor is volgens
Sint dat het tempo van de door het rijk opgelegde bezuinigingen niet in de pas
loopt met het tempo waarin de baten van de vernieuwing van de jeugdhulp kunnen
worden geïncasseerd. ‘Je hebt financiële ruimte en armslag nodig om die
transformatie te kunnen beginnen.’
Ze moeten nog beginnen...
U
leest het goed, de transformatie moet nog beginnen! Er komt nu een
innovatiepotje (gelukkig hebben ze nog ergens 122 miljoen liggen) en daarmee
gaan ze de innovatie innoveren. De Transitie was met het concept van de Sociale
Wijkteams namelijk zelf de innovatie waar iedereen nu naar op zoek is. Omdat
het innovatieve concept van de Wijkteams onder gemeentelijke regie en
gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de financiering nog niets heeft
opgeleverd aan preventie probeert men nu innovaties te bedenken binnen de
innovatie die ‘Decentralisatie’ heet (Een aquarium bouwen op de bodem van je
aquarium). Je hoort nu geen enkele politicus meer spreken over de
laagdrempelige hulp door de wijkteams waarmee zwaardere (specialistische) of meer
dwingende jeugdhulp bespaard kan worden, omdat daar om twee redenen niets van
terecht zal komen. Ten eerste is de oude jeugdzorgmentaliteit onder gemeentelijke
regie niet verdwenen (over het juridische aspect denken gemeenten geen controle
te kunnen uitoefenen) en ten tweede is er met het handhaven van de vrije
doorverwijzing via de huisarts naar specialistische hulp voor ouders de
mogelijkheid om de wijkteams te omzeilen en meteen kwalitatief hoogstaande hulp
te regelen voor hun kind met autisme of ADHD zonder de speculaties van sociaal
werkers over de opvoed/thuissituatie met hun ‘dranghulp’ en de rest van het
onheilstraject.
Geld en zorgkwaliteit
Een van de redenen waarom men ooit op het idee kwam van Decentralisatie was dat zowel
de Commissie Financiering Jeugdzorg (2) als de Rekenkamer te weinig duidelijkheid
kregen van Jeugdzorg Nederland over hoe ze haar geld besteedde en wat eigenlijk
de kwaliteit en het effect van de hulp was. Men dacht dat er onder
gemeentelijke verantwoordelijkheid beter toezicht op de financiën zou komen en meer
kwaliteitsbewaking van de jeugdhulp, maar dat was een vreemde vooronderstelling
omdat niemand goede instrumenten had om de kwaliteit van jeugdzorginterventies
te meten. Vooral niet op de langere termijn en dat is niet zo handig als je
kinderen voor vele jaren in instellingen laat wonen met een kostenplaatje van
tussen de €40.000 en €80.000 per kind per jaar. Dat wil je toch wel weten of de
uithuisplaatsing echt noodzakelijk was en hulp binnen het gezin werkelijk
onmogelijk. Je kunt wel jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming op
hun woord geloven dat ze er ‘alles aan gedaan hebben’, maar het is beter om dat
goed te toetsen. En de toetsing zoals die op dit moment door de meeste rechters
wordt uitgevoerd leert ons niet veel over de daadwerkelijke bedreiging van de
veilige ontwikkeling van het kind en nog minder over de kwaliteit van werken
van jeugdzorg. De redenering volgt vaak achteraf; het kind is uit huis dus zullen de ouders wel niet gedeugd
hebben.
De 'Gekkies' mogen wel herkansen
Daar
staat tegenover dat er wel veel kinderen overlijden onder toezicht van
jeugdhulporganisaties, omdat de echt gevaarlijke en psychiatrische ouders vaak
eindeloos mogen herkansen onder de vleugels van de hulporganisaties, want die
hebben er een goede boterham aan. Waar normale ouders soms binnen korte tijd
gediskwalificeerd worden door de jeugdbeschermers (en grootouders in het
verleden automatisch buiten spel stonden als ‘geen belanghebbenden’) krijgen de
echt hopeloze gevallen die hun hele leven hulpverleningsafhankelijk zullen
blijven opvallend veel ruimte en krediet.
Een
paar voorbeelden:
-Een
alleenstaande moeder wil zelfmoord plegen met pillen maar bedenkt op het
laatste moment dat er een baby boven ligt te slapen en besluit het niet te
doen. Ze mag haar kind houden.
-Een
moeder is geestelijk instabiel vanaf de geboorte van het kind (dat vier jaar
onder toezicht gesteld is geweest) en doodt uiteindelijk haar kind.
-Een
dronken vrouw dreigt met haar kind van het dak te springen. Ze mag het kind
houden.
-Ouders
die hun zeer jonge kind op internet aanbieden voor betaalde seks mogen het kind
in een later stadium gewoon houden.
-Een
moeder die medeschuldig was aan de fysieke mishandeling van haar kind (ex is veroordeeld)
mag het kind in eerste instantie houden, maar pas als ze weigert met de Raad
mee te werken wordt het haar afgenomen.
-Een
kind dat onder toezicht gesteld is mag met moeder bij opa gaan inwonen die een
veroordeelde pedofiel is.
-Een
kind dat zijn vader zijn moeder voor zijn ogen met meerdere messteken om het
leven heeft zien brengen wordt door jeugdzorg gedwongen zijn vader in de
gevangenis op te zoeken.
Waar zijn al die mishandelde kinderen?
Er
bestaat een ten hemel schreiende ongelijkheid in de manier waarop ouders worden
beoordeeld en behandeld door jeugdbeschermers, waarbij het er de schijn van
heeft dat juist de meer intelligente en mondige ouders het zwaar te verduren
hebben met jeugdbeschermers en dat heeft alles te maken met de machtsverhouding.
De gebrekkige toetsing van zowel de zorgkwaliteit als de
ontwikkelingsbedreiging van het kind maakt van veel jeugdzorgzaken
showprocessen. Sommige rechters geven aan de dossiers niet eens te lezen en
varen blind op de gezinsvoogd of raadsmedewerker. Er gaat bij niemand een
lichtje op over hoe het toch komt dat er al vanaf de zaak Savanna (2004) een voortdurende campagne aan de gang
is voor het sneller melden van kindermishandeling en er nog steeds hetzelfde (hypothetische)
aantal kinderen in de veilige ontwikkeling wordt bedreigd. Kloppen de cijfers
niet of kunnen jeugdbeschermers niet zoeken? En waarom zijn zo weinig professionals
bereid een melding te doen als jeugdzorg en Veilig Thuis zo professioneel zijn?
De praktijk leert ze kennelijk anders. De heksenjacht werkt overduidelijk niet,
maar gaat na de Transitie onverminderd door op gemeentelijk niveau terwijl twee
jaar na dato ‘de innovatie en
transformatie van de jeugdhulp nog niet van de grond komt’. En dat is ook
niet zo vreemd als je geen instrumentarium hebt om de zorgkwaliteit te meten en
je dus de gecontracteerde aanbieders nergens op kunt afrekenen. Hoe moeten
andere jeugdzorgaanbieders zo met de huidige gecertificeerde instellingen concurreren?
Gegoochel met woorden
Het
is overigens een fabeltje dat de gemeenten geen invloed kunnen uitoefenen op
het verloop van gedwongen trajecten, maar voorlopig hebben ze het zo druk met
hun administratieve en financiële problemen en hun verlegenheid over de
ontoereikendheid van de Sociale Wijkteams die de grote belofte waren in de hele
operatie dat het meten van de zorgkwaliteit waarschijnlijk onderaan hun lijstje
staat. Men blijft zoeken naar nieuwe en blije methoden van jeugdhulp, snapt
niet hoe de energielekken gedicht moeten worden, hoe de angst voor de
jeugdzorgterreur kan worden bestreden en laat de juridische werkelijkheid voor
wat ze is, terwijl daar juist de sleutel ligt tot het terugwinnen van het
vertrouwen van ouders. Iedereen is gebiologeerd door het idee dat er eerder en
steviger moet worden ingegrepen in gezinnen, maar niemand onderzoekt
structureel de noodzaak daarvan (alleen bij gezinsdrama’s) en wat het betekent
voor de verlangde laagdrempeligheid die moet zorgen voor preventie door cliëntrelaties
op wijkniveau. Nu ontstaat er weer woordgegoochel met de begrippen ‘vrijwillig’/’drang’/’dwang’
alsof je daar in de praktijk een scheiding in kunt aanbrengen.(3) De hulp van
jeugdzorg is nooit vrijwillig, maar altijd onder dreiging van opschaling. Het
enige wat de overheid kan doen om de vrees bij ouders weg te nemen is het zorgen
voor betere juridische bescherming, maar die wordt juist afgebroken. Het technische
geleuter over de randvoorwaarden voor de jeugdhulp zal nog wel een tijdje
doorgaan, maar wanneer gaan politici begrijpen dat jeugdzorg niet alleen de brandweer
is, maar ook de pyromaan?
Sven Snijer