zondag 3 november 2013

Het ongelijk van de anti-filosofen

Veel filosofen zijn in feite mislukte psychologen wanneer ze partij kiezen voor het gevoel als opponent van de Rede. Ze suggereren dat filosofen die de Rede als hun voornaamste instrument beschouwen, niet zouden erkennen dat het gevoelsleven ook van belang is. Een filosoof, die liefhebber is van de waarheid, kan nooit het gevoel kiezen als basis voor zijn filosofie, want dat kan per definitie alleen de Rede zijn. 

Wie het gevoel hoger stelt dan de rede, wordt automatisch een soort mysticus, zen-beoefenaar of kunstenaar, maar is geen filosoof. Het doel van de filosofie is het schouwen van de werkelijkheid voor ons geestesoog en dat is niet te verenigen met het ageren tegen het rationele verstand door overdrijving van het subjectieve gevoelselement in de persoonlijke beleving. 

Overschatte filosofen zoals Nietzsche en de meeste postmodernisten en existentialisten zijn eigenlijk anti-filosofen, omdat ze de filosofische methode zelf wantrouwen. Ze begeven zich in het domein van de Rede en roepen luidkeels dat zij niet te vertrouwen is, maar het komt niet in ze op dat er gradaties zijn van redelijkheid (en dus van waarheid). De Rede is niet in gelijke mate voor iedereen beschikbaar, zoals inspiratie voor de kunstenaar dat ook niet is. Wie een goed filosoof wil zijn moet een onderscheid maken tussen 'de' Rede en ‘mijn rede’ of mijn vermogen om redelijk te blijven wanneer heftige emoties me aangrijpen. De Rede is niet toereikend of ontoereikend om de werkelijkheid te vatten, zoals men daar vaak over spreekt. De Rede dient ontwikkeld te worden en voor die ontwikkeling geldt de persoonlijke psyche als materiaal. 

Wetenschap 

Door de geweldige vooruitgang van de wetenschap, de veruiterlijkte vorm van de Rede, is men op de een of andere manier gaan geloven dat de Rede in ons ook een soort geobjectiveerd autonoom bestaan heeft, dat wij als een hamer kunnen oppakken om ermee te gaan timmeren. De Rede als een bezem waar we mee kunnen vegen, maar zo eenvoudig is het niet. De Rede in de mens is niet als geobjectiveerd instrument beschikbaar vanaf onze geboorte en de geobjectiveerde rede buiten ons, de wetenschap, is ook niet zonder meer toegankelijk. Wij leven in een wetenschappelijk tijdperk, maar dat maakt van ieder van ons nog geen vooraanstaande wetenschappers. Wij delen de populaire wetenschappelijke cultuur omdat we er in leven, maar niet iedereen draagt daar in dezelfde mate aan bij.  

En zo is het ook met filosofie. Het bestaat al eeuwen en de meeste grote namen uit de filosofie zijn velen van ons bekend, maar dat wil niet zeggen dat wij allen uitstekende filosofen zijn. Om te beginnen niet in de theoretische zin en al helemaal niet in morele zin, want hoeveel filosofische enthousiastelingen hebben werkelijk die zelfbeheersing en discipline om de Rede als leidraad te nemen in zelfs de zwaarste levensomstandigheden of de verleidelijkste illusies die zich aandienen? Deze ondergewaardeerde kant van de filosofie komt de laatste tijd weer terug met boeken als die van Pierre Hadot en allerlei andere publicaties over wat tegenwoordig ‘levenskunst’ wordt genoemd.  

Pierre Hadot en levenskunst 

Levenskunst is een verschuiving van de waarheidsvraag en het bewijs voor een overtuiging, naar de toepassing van een filosofie in de praktijk van het alledaagse leven en haar invloed op de kwaliteit ervan. Volgens Hadot en anderen is dit een terugkeer naar de oorspronkelijke bedoeling van de filosofie. Niet slechts een begrijpen met het hoofd, maar een consequente manier van leven die op de lange termijn vruchten voortbrengt die voor kortzichtige en onbeheerste personen niet mogelijk is. 

Nu is het een heikel punt om de discussie te voeren welke filosofie het meest geschikt is voor het verkrijgen van die levenskunst, want in de Griekse oudheid had men daar ook al verschillende ideeën over, maar de vraag hoeft in veel gevallen niet te zijn welke de beste of meest geloofwaardige filosofie is, maar welke het meest uitvoerbaar is en het meeste voldoening schenkend. Welke filosofie geeft een persoon de meeste houvast in tijden van nood en fascineert het meest in gunstige omstandigheden, wanneer de geest vrij is om zich te ontplooien zonder begrenzing?  

Ik denk dat de meeste anti-filosofen hebben geprobeerd het bouwwerk van de Rede aan te vallen en als ongeldig te verklaren, om voor zichzelf de levenskunst terug te vinden. Ze waren niet in staat om het onderscheid te maken tussen de oorsprong van de filosofie en haar latere ontwikkeling, die steeds meer neigde naar de uiterlijke wetenschap. Het is in mijn ogen uiteindelijk ook een algemene misvatting dat de wetenschap het noodzakelijke eindresultaat is van de filosofie die in het oude Griekenland aarzelend begon, met de primaire wetenschappelijke vragen naar de aard van de werkelijkheid, zoals 'Bestaat het universum uit water, vuur, getal, atomen, enz?'

Het domein van de filosofie

Natuurlijk hebben de grote geesten uit het verleden die zich filosofisch ontwikkelden zich ook bezig gehouden met wetenschappelijke vraagstukken, maar om daaruit te concluderen dat de wetenschap het einddoel was en dat hun filosofie een tussenfase en later zelfs een bijkomstige hobby, lijkt me een ernstige vergissing. Ja, de wetenschap is een tot volwassenheid gekomen nevendiscipline van de oorspronkelijke filosofie. Zodanig volwassen dat ze op haar eigen benen is gaan staan, maar laten we niet geloven dat de filosofie daarmee een residu is geworden met voornamelijk historische waarde of een discipline die alleen nog maar kan fungeren als studiocommentator bij de wetenschappelijke wedstrijd.  

Filosofie is en was altijd haar eigen domein. Ze is bedoeld als zingevingskader rondom het domein van de psychologie en zou op een metafysische manier in haar verlengde moeten liggen, ongeveer zoals Maslow het beschrijft vanaf de materiële en emotionele basisbehoeften van de mens, tot aan de top-ervaringen die hem brengen in het gebied van de esthetische vervoering, het visionaire, de extase en het hoger religieuze. Voor een goed begrip van filosofie is nog steeds de kennis van Plato en Aristoteles essentieel, evenals die van de Stoïcijnen en de neo-platonici, omdat in die tijd de filosofie nog geen discipline was op papier met honderd voetnoten en verwijzingen naar honderden publicaties, maar een directe manier van communiceren en van in het leven staan.  

Het pad van de Rede 

De overwegingen van de grote denkers uit het verleden hadden betrekking op de praktijk van het leven. Spirituele ervaringen waren daarbij een logisch gevolg voor hen die standvastig deze levenswijze konden opbrengen en filosofie werd niet vernauwd tot een rationele discussie over het wel of niet aannemelijk achten van een ‘opperwezen’, waar de Europese filosofen naderhand zo gruwelijk mee de mist in gingen. Wie het pad van de Rede volgde, kon er op rekenen dat de Rede als antwoord op de geestelijke inspanningen met onthullingen zou komen, die niet iedere sterveling deelachtig kon zijn, omdat niet iedere sterveling tot in die mate zijn geest kon cultiveren.  

Filosofie was nog een eigen verantwoordelijkheid en niet een consumptieproduct om even snel door te lezen, om dan meteen verder te gaan met de volgende filosoof. En toch doet ook bij de literaire geeuwhonger in onze cultuur, de Rede ongemerkt haar werk. Veel mensen cultiveren hun geest door niet speciaal één filosofie consequent door te denken (en te beoefenen), maar door consequent te zijn in het cultiveren van hun geest als zodanig. Het is in veel gevallen de kwaliteit van wat men leest en veel minder het onderwerp, dat de geest scherpt en het vermogen geeft om zelf nieuwe inzichten voort te brengen. Alles wat kwaliteit heeft kan een geestelijk hongerig mens vooruit helpen en het zichzelf toestaan om te leren van wat er ook maar voorbij komt dat fascineert, is een discipline op zich. Het is de discipline van de onthouding, want wie een goed boek leest, onthoudt zich van rotzooi. Je kunt niet tegelijkertijd je geest vervuilen en verrijken. Het jezelf voeden met de overdenkingen van een ontwikkeld mens of dat nu is op het gebied van politiek, kunst filosofie, of wetenschap, is eigenlijk de levenswijze van de filosoof zoals de wijsgeren uit het verleden het bedoelden. Kiezen voor datgene wat blijvende waarde heeft en niet voor de dingen die even een sensatie geven en dan weer afsterven, zonder verdere ontwikkeling.  

Psychologisch welbevinden

Wat we zien bij mensen die zichzelf op deze manier cultiveren, is dat het gevoelsleven een vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van hun ‘filosofie’. De Rede heerst niet over het gevoel (wat ook een beetje een misvatting is over de filosofie uit het verleden), maar is in een dialoog met het gevoelsleven, omdat de psychologie ons heeft geleerd dat wat ‘waar’ is in theoretische zin, ook waar moet zijn in onze eigen beleving. We accepteren niet langer wat niet zo lang geleden binnen religie nog wel gebruikelijk was, dat de dingen die slecht voelen (schuld, schaamte) geaccepteerd worden als waarheid (erfzonde) en de dingen die goed voelen (lust, zelfvertrouwen, expressie) laten we ons niet zomaar meer  verbieden onder het mom van ijdelheid of verwerpelijk egoïsme. Psychologisch welbevinden is gemeengoed geworden. Iedereen heeft er een vage notie van dat hij recht heeft op geluk en gelukkig zijn, of tenminste dat het niet normaal is om je over te geven aan fatalisme en het lijden als onafwendbaar te zien. Daarvoor zijn er teveel dingen mogelijk in de moderne maatschappij.  

Het gevoelsleven heeft voor veel mensen een centrale plek gekregen in hun leven en wat als waarheid wordt geaccepteerd zal met dat gevoelsleven veelal in een gunstige relatie staan. Het is daarom ook interessant dat juist niet de minder ontwikkelde mensen uit zichzelf op zoek gaan naar de zin van het leven, bijvoorbeeld in Oosterse religies of door terug te grijpen op de eigen westerse spirituele wortels in religie en filosofie, maar de meer ontwikkelde en zelf-geactualiseerde mensen aan de top van de welzijnspiramide (naturalistische waardenhiërarchie). De zin van het leven is niet een overblijfsel van vroeger tijden dat de wetenschappelijke toetssteen niet langer kan doorstaan. Het is blijkbaar een aangeboren behoefte van ieder mens die zoals Maslow het duidelijk heeft onderwezen, die op de lagere behoeftegebieden reeds zijn vervulling heeft gevonden. De mens hoeft religie of filosofie niet noodzakelijk te worden aangeleerd, want de zingevingsvraag openbaart zich wanneer er de ruimte voor is en het verlangen ertoe automatisch ontstaat.

Het kind met het badwater weggooien

Hierom ben ik geen voorstander van de benadering van de anti-rationalisten met hun emotioneel geladen mentale probeersels, waarmee ze tevergeefs de Rede wilden vervangen. De Rede kan nergens door vervangen worden, want dat is het kind met het badwater weggooien in een poging om een persoonlijk (gevoelsmatig) geluk te vinden. Het is een valse bevrijding uit het opgelegde en voorgeschreven leven van de maatschappelijke werkelijkheid. Hoezeer ik ook begrip kan opbrengen voor de noodzaak om het ‘leven’ terug te brengen in de filosofie, de geleefde waarheid boven de dode letter en het blind geloof, het is niet de juiste weg om de Rede zelf te diskwalificeren. 

De kunst is om de Rede in ere te herstellen en aan te tonen dat ze in essentie het gevoel nooit als minderwaardig heeft afgeschilderd, maar wel een beteugeling ervan heeft voorgestaan (een tijdelijk opschorten van het gevoel) om met afstand te kijken en de Rede helderheid te doen schenken in de chaos van het leven. Niet anders dan bij een wetenschappelijk experiment in een laboratorium. Voor de echte filosoof zal het gevoel nooit gelden als inferieur, maar als een wezenlijk deel van zijn bestaan en uiteindelijk in spirituele zin zelfs identiek aan -of een geïntegreerd deel van de waarheid. De filosofische methode vereist dat het verstand over het gevoel reflecteert (en het gradueel waardeert) en niet dat het gevoel het verstand overwoekert, noch dat de Rede wordt opgesloten binnen de grenzen van de wetenschappelijke proefopstelling. Uiteindelijk is de Rede geen methode, maar de essentie van onze ontwikkeling die samen valt met het leven zelf. 

Sven Snijer