De
transitie van de jeugdzorg waarvoor verantwoordelijkheid van de provincies naar
de gemeenten gaat op 1 januari 2015, is de grootste verandering in het sociale
domein die ooit in Nederland heeft plaatsgevonden. Gelijktijdig met het
overhevelen van de jeugdzorg, treden nog drie decentralisaties in werking, te
weten de Participatiewet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Wet
Passend Onderwijs. Een ongekend grote verandering die nergens anders op deze
manier is uitgevoerd en waarvoor dus ook geen vergelijkingsmateriaal bestaat en
geen alternatief plan, want zo zeggen de stelselverantwoordelijken, ‘het moet
gewoon lukken’.
Bij de ernstige gevallen wordt evengoed de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld en bij de normale probleempjes kan men zich afvragen waarom dat niet met gewone opvoedondersteuning geregeld kan worden, door instanties los van Bureau Jeugdzorg en Wijk- of SamenDoen-teams. Naar mijn idee hebben de sociale wijkteams en de Ouder en Kindadviseur hun echte vuurdoop nog niet gehad en blijft het voorlopig een raadsel wat er straks gaat gebeuren op de grens van vrijwillige en onvrijwillige hulpverlening. In correspondentie hierover met Osger Mellink, Projectleider, adviseur bij Gemeente Amsterdam Dienst maatschappelijk ontwikkeling, wordt nog maar eens duidelijk hoe dubbelzinnig het beeld is dat van de OKA wordt geprojecteerd. In een email van Jeugdzorg Dark horse aan de heer Mellink blijkt dat de huidige positionering van de OKA van een veel vrijwilliger (vrijblijvender) karakter is dan hoe de OKA werd aangekondigd in ‘Om het Kind’. Mellink schrijft op 23 juli 2014:
De
Transitie in niet slechts een andere manier van hulpverlenen. Het is een
politiek-sociale omwenteling die een heel ander mensbeeld voor ogen heeft en
een heel andere kijk op de samenleving. Het is onbegrijpelijk dat alle
politieke partijen in de Tweede Kamer hiermee hebben ingestemd, alsof het
gedachtegoed dat de transitie schraagt evengoed voor socialisten,
christendemocraten, als voor liberalen aanvaardbaar is en met hun eigen
ideologische wortels te verenigen. Dat is het natuurlijk niet. Ze hebben er
gewoon niet over nagedacht, maar het zonder morren als ‘de nieuwe werkelijkheid’
aanvaard, omdat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling een paar jaar terug
adviezen begon te geven in deze richting. En kennelijk zijn zij de ‘filosofen’
van onze samenleving die weten hoe de toekomst eruit gaat zien, want niemand
van de politieke macht heeft ook maar eventjes tegengesputterd. Het valt wel op
dat het vooral de Partij van de Arbeid is, de sociale partij in de regering, die
erg veel zetels verliest nu de sociale omwenteling voor de deur staat.
Wat
mij het meest verbaast in de discussie tussen de voor- en tegenstanders van de
sociale vernieuwing, is dat er meteen op inhoud wordt gesproken over de
mogelijke positieve of negatieve gevolgen ervan, zonder zich de vraag te
stellen uit welke ideologische koker het plan afkomstig is en hoe de
verschillende politieke partijen er vanuit hun eigen partijculturen mee hebben
kunnen instemmen. Hoe snel werd het niet door iedereen geaccepteerd als
onontkoombaar feit, dat de zorg in ons land nu eenmaal zal veranderen, dat er
minder geld beschikbaar zal zijn dan voorheen en dat burgers meer zelf moeten
doen. Het lijkt wel of de economische noodzaak het voornaamste argument is
geweest voor de transitie en niet de wenselijkheid van het nieuwe stelsel als
zodanig, omdat er nooit is nagedacht over andere opties. Alle partijen van
links tot rechts zagen zich voor het voldongen feit gesteld dat de transitie er
nu eenmaal zou komen. Vreemd, want wat is dan die kracht die boven de partijen
staat, die geen ruimte meer biedt voor inspraak over andere manieren om bezuinigingen te vertalen naar de
uitvoering van zorgtaken?
De onvolgroeide proeftuinen
Met
de vooruitzichten voor de Transitie die 1 januari in werking zal treden is het
koffiedik kijken, omdat het hele systeem niet heeft proefgedraaid op een
geloofwaardige manier en de mankementen ervan pas echt goed aan het licht zullen
komen op het moment dat het een praktisch feit is. In Amsterdam hebben de Ouder
en Kindadviseurs proefgedraaid op zeer laag vermogen, door heel voorzichtig een
beetje opvoedingsadvies te geven aan ouders en zich te presenteren als een
soort schoolmaatschappelijk werker plus of extra IB’er, waar niemand voor hoeft
te vrezen. De hoge verwachtingen die de OKA wekte bij de lancering van de 76
miljoen kostende plannen, door de universele kracht van de ‘generalist’ met
basisexpertise GGZ en ‘doorzettingsmacht’ (bevoegdheid om op te schalen naar
intensievere hulp of gedwongen hulp – ‘drang’) zijn bepaald niet uitgekomen,
want ouders weten niet beter dan dat ze naar de OKA toe moeten om te horen dat
het niet verstandig is om hun kind teveel te laten snoepen.
De
doorschakeling naar ‘drang en dwang’ wordt geheel verdoezeld, samen met de
oorspronkelijke bedoeling van de Sociale Wijkteams om vroegtijdig
kindermishandeling en ‘pedagogische verwaarlozing’ door incapabele ouders op te
sporen, om zodoende te voorkomen dat er nog meer kinderen sociaal afglijden,
gaan spijbelen, aan de drugs raken of in de criminaliteit terecht komen.
De
Ouder en Kindadviseur heeft nooit op volle operationele sterkte gedraaid en het
is de vraag of deze dat ooit zal gaan doen, omdat er al bij genoeg ouders
bekend is dat deze vriendelijk lachende ‘opvoedadviseur’ om heel andere redenen
in het leven werd geroepen dan een beetje adviseren, wat genoeg anderen in de
school ook kunnen doen. Scholen hebben niet voor niets een Zorg Advies Team (of
ZBO) waarin probleemkinderen worden besproken met alle verschillende
disciplines die met het welzijn van het kind te maken hebben, zoals de
onderwijzer, de maatschappelijk werker, de intern begeleider, de schoolarts,
enz. Wat zou de OKA daaraan toevoegen als het niet was om de opschaling te
begeleiden van vrijwillige hulp naar gedwongen kader bij probleemgezinnen? En
om die hulp na het geboden traject ook weer af te schalen -indien deze met goed
resultaat verlopen is- en het gezin te blijven volgen, zoals in het Koersbesluit ‘Om het kind’
te lezen valt.(1) Maar daarover is nog helemaal niets bekend geworden in de
tweejarige proeftijd van de Ouder en Kindadviseur.
Onduidelijkheid bij scholen
Wat
wel bekend is over de inbedding van de OKA, is dat de meeste scholen nog niet
goed weten wat ze ermee aanmoeten of hoe ze de taak van de OKA moeten duiden. Ook
is onduidelijk wat de juridische consequenties zijn van een medewerker in de
school die niet tot het schoolteam behoort en wat ouders eigenlijk vinden van ‘jeugdzorg’
in de school. Want dat is wat de Ouder en Kindadviseurs zijn, personen die
gevraagd en ongevraagd de kinderen gaan observeren en risico’s inschatten met
betrekking tot de ontwikkeling. De reden dat dit plan ooit werd bedacht, was de
mislukking van de Centra voor Jeugd en Gezin van André Rouvoet waar geen hond
naar binnen liep, waaruit toen de conclusie werd getrokken dat de
CJG-medewerkers maar naar de ouders toe moesten gaan en naar plaatsen waar veel
kinderen zich ophouden, zoals speeltuinen en zwembaden. Deze ‘outreachende’
jeugdhulp resulteerde in Amsterdam in de Ouder en Kindadviseur, die
aanvankelijk nog ‘sociale huisarts’ werd genoemd, omdat het idee was dat ouders
er met al hun vragen over het kind terecht moesten kunnen. Het zou alleen een
stuk minder vrijblijvend worden dan bij de CJG’s (in A’dam Ouder en Kind
Centrum).
Vlak
voor de aanvang van de Transitie wordt het vrijblijvende karakter van de CJG’s
weer tevoorschijn getoverd met betrekking tot de Ouder en Kindadviseur, want
ouders mogen er vooral niet bang voor worden! In een misleidend filmpje over de
OKA op de Amsterdamse zender AT-5, worden twee hoogopgeleide allochtone ouders
ten tonele gevoerd die van de OKA willen weten wat ze toch moeten doen aan het
snoepgedrag van hun kind. Zeer vriendelijk en met de nodige complimentjes voor
de ouders worden ze door de OKA geholpen met dit ‘probleem’ en tevreden en
lachend gaan de ouders weer naar huis. Dit is dus niet de doelgroep waarvoor de
Ouder en Kindadviseur in het leven is geroepen.(2)
Amsterdam
kampt al jaren met het probleem van keiharde jeugdcriminelen die zware delicten
plegen en eigenlijk al vanaf de puberleeftijd zodanig zijn ontspoord dat er bij
velen van hen geen redden meer aan is. Jongeren van rond de twintig voeren
liquidaties uit op klaarlichte dag midden in woonwijken en hebben geen enkele
schaamte, scrupule of berouw. Ze drijven de politie van de hoofdstad tot
wanhoop en kennelijk is het hele systeem van onderwijs, leerplicht, jeugdzorg,
justitie en jeugdreclassering niet in staat geweest eerder vat op deze jongeren
te krijgen. Dit is de werkelijke reden dat een groot vangnet als OKA en sociale
wijkteams werden opgericht; om er op tijd
bij te zijn.
Onnodige bemoeienis
Maar
met de halfbakken manier waarop de plannen worden uitgevoerd gaat dat
natuurlijk niet lukken. Normale ouders, die hun kind wel kunnen opvoeden,
zitten niet te wachten op het ongevraagd in de gaten houden van hun kind. Ondanks
de vernieuwing in het hele stelsel van jeugdhulpverlening, is er nog weinig vernieuwing
te bespeuren op het gebied van de rechtspositie van ouders die vrezen voor een onnodige
bemoeienis met hun kind en hun privéleven. Het idee is dat de jeugdhulp via de
gemeenten veel vriendelijker zal zijn dan met het oude juridiserende systeem
van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, maar of die
verwachting ook zal worden waargemaakt is geheel afhankelijk van hoeveel inspraak
ouders werkelijk zullen krijgen bij de ‘keukentafelgesprekken’. Zal een
meningsverschil met het wijkteam tot dezelfde spanning en escalatie zorgen als
met de huidige gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg? Politici begrijpen maar niet
dat de ‘schaduw’ altijd ergens blijft, wat wil zeggen de macht om maatregelen
te nemen die niet populair zijn. Wie moet bepalen of in de gezinssituatie sprake
is van een opvoedprobleem of van een ‘ernstige
ontwikkelingsbedreiging’ voor het kind die vraagt om ‘opschaling’?
Bij de ernstige gevallen wordt evengoed de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld en bij de normale probleempjes kan men zich afvragen waarom dat niet met gewone opvoedondersteuning geregeld kan worden, door instanties los van Bureau Jeugdzorg en Wijk- of SamenDoen-teams. Naar mijn idee hebben de sociale wijkteams en de Ouder en Kindadviseur hun echte vuurdoop nog niet gehad en blijft het voorlopig een raadsel wat er straks gaat gebeuren op de grens van vrijwillige en onvrijwillige hulpverlening. In correspondentie hierover met Osger Mellink, Projectleider, adviseur bij Gemeente Amsterdam Dienst maatschappelijk ontwikkeling, wordt nog maar eens duidelijk hoe dubbelzinnig het beeld is dat van de OKA wordt geprojecteerd. In een email van Jeugdzorg Dark horse aan de heer Mellink blijkt dat de huidige positionering van de OKA van een veel vrijwilliger (vrijblijvender) karakter is dan hoe de OKA werd aangekondigd in ‘Om het Kind’. Mellink schrijft op 23 juli 2014:
‘Tenslotte,
wil ik er nog op wijzen dat de Ouder en Kindteams hun werk altijd doen op basis
van vrijwilligheid. Dit is een groot verschil met het oude Bureau Jeugdzorg dat
ook werkt vanuit gedwongen kader. Als een ouder niks met een OKA of OKT te
maken wil hebben, heeft zij er niks mee te maken.’
Met
het vrijwillige karakter van de OKA komt echter het preventieaspect onder vuur
te liggen wat in deze plannen zo belangrijk is, want het zijn met name de
minder sociale en verantwoordelijke ouders van de multiprobleemgezinnen die
niet uit zichzelf bij de hulpverlening aankloppen. Dat vraagt juist om enige ‘drang’
als je het ontsporen van kinderen uit die gezinnen wil voorkomen. De overheid
weet heel goed waar die multiprobleemgezinnen in meerderheid te lokaliseren zijn
(niet in Amsterdam Zuid), maar wil niet de indruk wekken te discrimineren, dus
moeten alle ouders in Amsterdam er maar aan geloven. Ze weten dat het een heel
klein percentage van alle gezinnen betreft dat niet zelfredzaam is en
zorg-mijdend, maar ze zijn te politiek correct om daar gericht op in te zetten.
Waarom is het zo moeilijk om speciaal de gezinnen van de Top 600 (tegenwoordig Top
800) van jeugdcriminelen in de gaten te houden en te interveniëren, om te
voorkomen dat broertjes en zusjes dezelfde kant op gaan? Dit systeem van Ouder
en Kindadviseurs moet wel mislukken, omdat normale ouders zich niet laten
betuttelen en de echte probleemgezinnen niet reageren op vrijwillige hulp en
advies.
En
dat is nog maar één aspect van de hele transitie, waaruit blijkt dat niet goed
is nagedacht over hoe dingen in de praktijk zullen uitwerken.
Iets wat overigens ook al blijkt uit de voortdurende ‘voorlopigheid’ van diverse plannen, wanneer er door ouders wordt gevraagd om duidelijkheid over de uiteindelijke vormgeving. Steeds is het antwoord dat de nadere uitwerking ‘in de praktijk moet blijken’, dat dingen ‘nooit af’ zijn, of zoals in de bewoordingen van de verkoper fast Tony in de animatiefilm Ice Age II, ‘Resultaten kunnen verschillen!’ We zien nu al de dubbeling van functies en mechanismen, zoals de signaleringsfunctie van de OKA die in de school wordt gestationeerd en de Meldcode voor zorgprofessionals (dus ook leraren) die precies hetzelfde beoogt, het vroegtijdig opsporen van kindermishandeling. Het is met de jeugdhulpverlening in Nederland altijd hetzelfde probleem; ze willen het graag op een vriendelijke manier doen, maar verbloemen dat ze allerlei methoden achter de hand hebben om het ook op een onvriendelijke manier af te dwingen. En vaak zie je dan dat juist vrij veel normale gezinnen in die dwangmolen terecht komen (het juridische circus in het huidige systeem) en straks met de sociale wijkteams in een sociaal gijzelingsmodel, waarbij ouders vooral geïnfantiliseerd zullen worden en onderworpen aan de goede zorgen van vrienden, familie en buren, met daarbij een gezinsregisseur om de ‘Eigen Kracht’ een beetje te sturen.
Iets wat overigens ook al blijkt uit de voortdurende ‘voorlopigheid’ van diverse plannen, wanneer er door ouders wordt gevraagd om duidelijkheid over de uiteindelijke vormgeving. Steeds is het antwoord dat de nadere uitwerking ‘in de praktijk moet blijken’, dat dingen ‘nooit af’ zijn, of zoals in de bewoordingen van de verkoper fast Tony in de animatiefilm Ice Age II, ‘Resultaten kunnen verschillen!’ We zien nu al de dubbeling van functies en mechanismen, zoals de signaleringsfunctie van de OKA die in de school wordt gestationeerd en de Meldcode voor zorgprofessionals (dus ook leraren) die precies hetzelfde beoogt, het vroegtijdig opsporen van kindermishandeling. Het is met de jeugdhulpverlening in Nederland altijd hetzelfde probleem; ze willen het graag op een vriendelijke manier doen, maar verbloemen dat ze allerlei methoden achter de hand hebben om het ook op een onvriendelijke manier af te dwingen. En vaak zie je dan dat juist vrij veel normale gezinnen in die dwangmolen terecht komen (het juridische circus in het huidige systeem) en straks met de sociale wijkteams in een sociaal gijzelingsmodel, waarbij ouders vooral geïnfantiliseerd zullen worden en onderworpen aan de goede zorgen van vrienden, familie en buren, met daarbij een gezinsregisseur om de ‘Eigen Kracht’ een beetje te sturen.
Eigen Kracht misbruikt
Naar
mijn idee wordt het Eigen Kracht-principe misbruikt door de gemeenten, omdat
het niet wordt gezien als alternatief voor de ergste maatregel voor ouders
denkbaar -de uithuisplaatsing van hun kind- maar al bij aanvang van de
hulpvraag in stelling wordt gebracht. Het uitgangspunt is al ‘pedagogische
onmacht’ bij ouders, want bij bekwame ouders hoeft geen eigen netwerk te worden
opgetuigd, maar kan een doorverwijzing naar opvoedhulp of een specialist
volstaan. Het hele plan is gebaseerd op de onbekwame ouders die onnodig de
kosten van de hulpverlening opdrijven, door hun onopgevoede kinderen naar de
psychiater te sturen, zodat ze er een PGB voor kunnen aanvragen en er een ‘pilletje’
in kunnen stoppen om het buitensporige gedrag van het kind wat af te remmen.
Eigenlijk wil de overheid niet de kinderen helpen, maar de ouders heropvoeden,
maar dan wel op een zo vriendelijk mogelijke wijze, die geen argwaan wekt dat
ze ergens van beschuldigd worden. Daarom noemen ze het ook ‘Eigen Kracht’ en
niet de sociale ondertoezichtstelling van een heel gezin. De echte
probleemgezinnen zullen zich dit soort sociaal gefröbel niet laten aanleunen en
de hoger opgeleiden ouders evenmin.
Het
zal dus vooral sociaal aanmodderen worden met de eigen buurt, voor de
middenmoters. De gezinnen die voorheen bij Bureau Jeugdzorg het risico liepen
op een ondertoezichtstelling voor hun kind, als ze er met een opvoedingsvraag
of echtscheidingsproblematiek naar binnen liepen, waar ze als ze geluk hadden na
veel strijd en ellende, met een goede advocaat weer vanaf kwamen. Maar dat dit
disfunctionele systeem nu wordt vervangen door een ander twijfelachtig systeem, van juridische dwang naar sociale ‘drang’
(dreigen met dwang), zie ik niet als een verbetering. Het dwangmatige aspect
wordt enkel verplaatst van de rechtszaal naar de eigen huiskamer, die niet ‘eigen’
meer is en de rol van de gezinsvoogd die wordt overgenomen door iemand uit het
wijkteam (dat weer overeenkomsten heeft met het multidisciplinaire overleg van
Bureau Jeugdzorg). De vraag blijft toch waar je als ouder staat, te midden van
professionele en vrijwillige hulpverleners, als het sociaal wijkteam wil
opschalen naar het SamenDoenteam (met jeugdzorgparticipanten). Mevrouw Souad Haouli van
gemeente Amsterdam (DMO) geeft tijdens een bijeenkomst hierover bij de Balie op 21 november aan, dat dit nog ‘een grijs gebied’ is. Maar dat was
het bij Bureau Jeugdzorg ook altijd! (3)
Sociale omwenteling zonder legitimatie
En
dat verbaasd mij niets, want ‘elkaar helpen’ is alleen sociaal te noemen als
het op spontane en vrijwillige basis gebeurt, van persoon tot persoon en niet
als de overheid het voorschrijft. Burgers ertoe aanzetten elkaar meer te gaan helpen kan nauwelijks een systeem genoemd worden, en zeker geen systeem van sociale gelijkwaardigheid, want die wordt altijd gegarandeerd door de overheid. Wat nu gepropageerd wordt lijkt meer op christelijke
naastenliefde of een goede doelenactie. Het verlies aan professionaliteit in de hulpverlening, door de
burgers zich met elkaars leven te laten bemoeien omdat het anders de lokale
overheid teveel geld zou kosten, is niet te rijmen met het socialistische ‘recht
op arbeid’ voor de mensen die ervoor geleerd hebben. En ook niet te verenigen met
het recht op de hoogst mogelijke kwaliteit van (geestelijke) gezondheidszorg voor
ouders en kinderen. Maar die deur hebben we op de blog Jeugdzorg Dark horse al
een paar keer ingetrapt en onder het oude jeugdzorgsysteem vond ook niemand dat
een probleem.
De
vele onduidelijkheden rond de transitie, die ook de beginperiode van Bureau
Jeugdzorg over doel en functie indertijd kenmerkte, maakt dat ik er niet gerust
op ben dat er nu eindelijk professionele hulp zal komen voor gezinnen, waarbij
een duidelijk afbakening wordt gehanteerd tussen vrijwillige en gedwongen hulp.
Het lijkt er eerder op dat gedwongen hulp gemaskeerd wordt als vrijwillig (door
alleen met opschaling te dreigen), wat zonder waarheidsvinding op geen enkele
manier verschilt met de manier van werken van het oude Bureau Jeugdzorg. En ook
dat ouders die een kind hebben met aangeboren gedragsproblematiek, het risico
lopen in de sociale wijkteams sociaal beoordeeld te worden als gezin en alleen met
een gevaarlijke omweg uiteindelijk terecht kunnen bij de specialist. Als hun
huisarts tenminste gevolg geeft aan de drang van de gemeente om naar het
Sociaal Wijkteam door te verwijzen, in plaats van naar de kinderpsychiater,
want ik hoop dat de meesten van hen zich hier niets van zullen aantrekken.
Sven Snijer
Let op: in Amsterdam komen de jeugdzorg'professionals' in de Wijkteams:
Sven Snijer
Let op: in Amsterdam komen de jeugdzorg'professionals' in de Wijkteams:
(1) Koersbesluit Om het Kind: