zondag 31 mei 2015

De westerse identiteit


‘Islamofobie; Een woord gecreëerd door fascisten, gebruikt door lafaards, voor het beïnvloeden van idioten.’
                                                                                     Christopher Hitchens

Eén van de grote vragen in het debat over de verhouding van de islam en de westerse samenleving is het punt van de westerse identiteit. Op welke wijze zou de islam -als zij als een bedreiging wordt gezien voor vrijheid en moderniteit- in strijd zijn met westerse normen en waarden en waar ontleent het westen die aan? Veel mensen schieten in de automatische reflex van het christendom als ‘religie van eigen bodem’ tegenover de islam te stellen zelfs als ze persoonlijk niet gelovig zijn, omdat ze zichzelf evengoed beschouwen als burgers van een maatschappij met joods-christelijk erfgoed.

Op sentimenteel niveau is deze reflex begrijpelijk, maar het is niet een aan te bevelen weg om te bewandelen als westerse waarden werkelijk op het spel staan. Ook als de islam niet als bedreiging wordt gezien van de westerse normen en waarden en de dialoog gezocht wordt in een interreligieus streven, is het vooral voor de islam zelf een misleiding om nadrukkelijk de overeenkomsten met de twee andere religies ‘van Abraham’ te benadrukken, omdat voor niet-religieuze mensen dit streven kant noch wal raakt. En dat zijn met name de mensen die over de streep getrokken moeten worden om de vermeende islamofobie terug te dringen; de niet-gelovigen of agnosten. Voor de vraag of de islam geïntegreerd zijn plaats kan vinden in de westerse samenleving is het niet ter zake doende of er veel of weinig overeenkomsten zijn tussen de drie openbaringsreligies Jodendom, christendom en islam.

‘Ach, dat is nou aardig’…

Vanuit het standpunt van de moderniteit is openbaringsgeloof per definitie een verdacht verschijnsel, omdat het een overtuiging betreft die de hoogste autoriteit niet legt bij het eigen geweten maar bij een geopenbaarde waarheid uit een ver verleden. Vanzelfsprekend zullen gelovigen die elkaar zoeken in de interreligieuze dialoog veel begrip hebben voor elkaar, omdat ze allemaal hetzelfde uitgangspunt hanteren van een bezielde werkelijkheid en een gewilde schepping. Wanneer de spirituele kern van iedere religie centraal wordt gesteld dan vindt men elkaar al gauw, met voor de formaliteit zo af en toe ook een ‘discussie op inhoud’ om de indruk wekken de eigen identiteit niet zomaar te hebben prijsgegeven.

De atheïst staat er lachend bij te kijken. Drie religies die vanuit het verleden zijn opgezadeld met een absolute waarheid waarmee ze zichzelf boven anderen hebben gesteld en zich van ze afgescheiden, die in de moderne tijd verwoede pogingen doen om te laten zien dat die absolute waarheid best elastisch is. Als de moderniteit, de menselijkheid en leefbaarheid het vereisen kan er wel wat aan die stellige waarheden worden afgedaan. ‘Wij hebben gelijk, maar jullie ook een beetje.’Ach, dat is nou aardig. Wat een gewillige opstelling van de dienaren van het allerhoogste gezag zoals vastgelegd in het onfeilbare boek. Het is weliswaar de Waarheid die ze verkondigen, maar aangezien er niet bijster veel mensen zijn die dit geloof nog delen moet er met de expressie van die overtuiging zuinig omgesprongen worden. Het is vooral waar op zondag, samen met de andere gelovigen die hetzelfde hebben meegekregen in hun opvoeding.

Het is naar mijn idee veel inspanning vereisend en naar verhouding weinig profijt opleverend voor moslims om de dialoog te zoeken met christenen, omdat dit geloof nog altijd in een achteruithollende fase is van haar geschiedenis en het ziet er niet naar uit dat spoedig de kerken weer zullen vollopen. Wie probeer je als moslims op die manier eigenlijk voor je te winnen? De identiteit van de westerse samenleving is in het heden vooral bepaald door de wetenschap en de zelfcultuur die persoonlijke keuzevrijheid en eigen smaak voorop stelt. Een combinatie van het verlangen naar zelfontplooiing en een keuzebepaling op grond van vergelijkend warenonderzoek en verstandelijke analyse. Er zijn geen absolute zekerheden, alleen waarschijnlijkheden en percentages van nauwkeurigheid. Er is bij de meerderheid overeenstemming in bepaalde ideeën totdat die ideeën door nieuwe kennis toch weer zullen worden betwijfeld. Door de wetenschappelijke methode bekritiseert de wetenschap ook zichzelf en daarom blijft ze zich ontwikkelen.

De veilige context van het geloof

Heel anders dan bij religie, want daar zijn de waarheid en de bestudering van die waarheid verbonden in één methode die tot weinig nieuwe inzichten kan leiden. Er mogen alleen vragen gesteld worden binnen de context van de geopenbaarde waarheid en ze zijn bedoeld om die geopenbaarde waarheid beter te kunnen begrijpen. Nooit is de vooronderstelling dat er ook vragen gesteld kunnen worden die de geopenbaarde waarheid zelf zullen ondermijnen, want zulke vragen zijn naar hun aard al ‘ketters’ en een teken van de ‘slechte intentie’ van de vragensteller. Op die manier blijft het geloof altijd veilig, terwijl er toch heel wat gedebatteerd wordt over het geloof. Allemaal binnen de context van de geoorloofde vragen. Het is in wezen niet anders dan bij sektarische bewegingen als Scientology, waar het doel van de leer is om mensen ‘clear’ te maken en te bevrijden van engrammen in het onderbewuste. Wie het met de methode en ideeën van stichter Hubbard niet eens is wordt beschouwd als iemand die nog niet ‘clear’ is, vandaar die kritische vragen.

Volgens hetzelfde principe hoor ik veel moslims dezer dagen hun geloof verdedigen tegen allerlei kritische uitingen van niet-moslims en met name niet-gelovigen, dat mensen de ‘ware islam’ nog niet voldoende begrijpen. Het hele heil wordt gezocht in het beter communiceren van de goede boodschap in de verwachting dat de ‘negatieve beeldvorming’ dan wel zal verdwijnen. Alleen al het gebruik van het woord ‘beeldvorming’ verraadt een goedgelovigheid die bij islamcritici juist als bepalend wordt gezien voor de moeizame integratie van de islam in het westen. Want waarom zou de beeldvorming van de islam in het westen geheel en al op een verkeerd begrip van de islam terug te voeren zijn? Is het niet evengoed mogelijk dat grote getale moslims zelf een onjuist of onvolledig beeld hebben van hun eigen geloof? De kritiek op de islam van westerse zijde berust in veel gevallen op een bijzonder goed ingevoerd zijn in de koran, hadith en de islamitische geschiedenis. Het is juist de kennis die de bezwaren oplevert (overigens uit islamitische bronnen) en het beeld versterkt dat de uitbarstingen van religieus geweld uit naam van de islam zeker een basis hebben in de geloofsinhoud en islamitische geschiedenis. Maar dat is nog iets anders dan het gepraktiseerde geloof in onze tijd net zo gestalte te geven als veertienhonderd jaar terug in Arabië werd gedaan.

Dat is het scharnierpunt voor de westerling die kritisch naar de islam kijkt, net zoals naar alle andere religies die zich op de één of andere manier proberen te onttrekken aan de toetssteen van de rede. Wie discussie blijft voeren over de ‘ware islam’ stapt niet uit de cocon van het geloofskader, maar rechtvaardigt en verdedigt de geloofsinhoud op grond van zogenaamde onkunde aan de kant van de niet-gelovigen. Die zouden als het ware de plicht hebben om de islam beter te begrijpen en in de huid van de moslims te kruipen om hun geloof onder de juiste condities en in de juiste context te verstaan. Nog afgezien van het feit dat dit niet de verantwoordelijkheid is van de niet-of anders gelovigen, is het grootste probleem daarbij dat er honderden moslimstromingen bestaan in de wereld die allemaal menen te weten wat de ware islam is en die geloofsbroeders hier vriendelijk mee vermanen ofwel ze heftig tot de dood toe bestrijden. Voor één keer kan ik het met de linkse cultuur-relativisten eens zijn als ze zeggen ‘De islam bestaat niet’, want ten aanzien van het gemeenschappelijke beeld dat moslims van hun eigen geloof aan niet-moslims uitdragen gaat dat zeker op. De ene islamgeleerde zegt dat iedere moslim zelf mag kiezen wat hij aanvaardt of verwerpt en de andere beweert stellig dat zijn broeders en zusters aan ‘gevaarlijke dwalingen’ scheef gaan.

Het westen hoeft de islam niet te begrijpen

Er bestaat geen overkoepelend islamitisch gezag wereldwijd dat duidelijke lijnen trekt, dus overal pakt het anders uit. De enige overeenkomst tussen al die islamitische stromingen van links tot rechts en van gnostisch spiritueel tot wahabistisch puriteins is dat de islam door het westen ‘niet begrepen’ wordt. Ik denk dat het eigenlijke probleem heel ergens anders ligt. Het westen hoeft de islam niet te begrijpen, net zo goed als we niet langer de Bijbelverhalen uit ons hoofd hoeven te kennen. Het mag wel, maar dan als hobby of voor een televisiequiz. Veel moslims en ook westerlingen verkijken zich erop dat een land als Amerika heel christelijk overkomt alsof dat de dominante factor is van die samenleving, maar dat is oppervlakkige schijn. De Amerikanen geloven in god als onderdeel van hun nationalisme en ondernemerschap. Het is één van de vele gereedschappen in hun arsenaal aan methoden voor een succesvol en gelukkig leven. Het geloof biedt hen geen maatschappijstructuur, want er bestaat geen christelijke rechtspraak, zoals de islam de sharia kent en voor veel liberale politici heeft het geloof alleen betekenis als er bij verkiezingstijd zwevende kiezers overgehaald moeten worden. Dan opeens gelooft Hillary Clinton ook in God.

De structuur van de westerse samenleving is voortgekomen uit de Verlichtingsidealen, die zowel de burgers beschermen tegen een mogelijk tirannieke overheid, alsook de overheid tegen de blinde drift van een redeloze massa. Overal zijn veiligheidsmechanismen ingebouwd om machten te scheiden en met elkaar in evenwicht te houden, zodat het land gezamenlijk bestuurd wordt en iedereen een zo groot mogelijke mate van inspraak heeft. Religie kan in westerse landen een belangrijke rol spelen in het leven van individuele mensen, maar die religieuze idealen krijgen invulling via een politiek systeem dat zelf a-religieus is. Iedere burger in een westerse samenleving is door de overheid beschermd tegen terreur en onderdrukking, ook uit religieuze hoek. De almacht van religie in vroeger tijden bestaat niet meer, maar vanuit de gedachte van een geopenbaarde waarheid met goddelijk gewicht moet er altijd rekening mee worden gehouden dat religieuze groeperingen zichzelf een aparte en hogere status zullen toekennen dan hun medeburgers. De wet moet voorkomen dat zij zich ook als zodanig in het openbare leven zullen gaan manifesteren.

Heiligheid is niet meer wat het geweest is...

De vraag moet daarom volgens mij niet zijn in hoeverre het westen de islam begrijpt, maar in hoeverre moslims het westerse systeem begrijpen en aanvaarden. Wie de grondslagen van de westerse samenleving van harte aanvaardt zal zonder moeite zijn geloof kunnen praktiseren en op geen enkel moment het gevoel hebben in de eigen overtuiging te worden bedreigd. Wie het cultuurverschil echter niet wil begrijpen en ten onrechte veronderstelt dat de islam nog niet goed genoeg voor het voetlicht is gebracht om de ‘misverstanden’ over het ware geloof en het ‘zegel der profeten’ ongedaan te maken blijft vooral in gevecht met zichzelf. De bekende islamitische prediker Khalid Yasin sprak bij een voordracht voor zijn geloofsgenoten dat de cartoons in Denemarken in feite de schuld waren van de daar woonachtige moslims,want als zij ter plaatse beter hun best hadden gedaan om de ‘ware islam’ aan de man te brengen en de schoonheid van het geloof te laten zien, zou geen enkele cartoonist ertoe gekomen zou zijn om die verderfelijke tekeningen te maken! Zolang moslims dit soort uitspraken nog voor zoete koek slikken en niet begrijpen dat het concept ‘heiligheid’ in het westen niet heilig meer is zullen deze valse verwachtingen nog een hele tijd blijven voortbestaan, met alle gevolgen van dien aan beide zijden.

Kennis geeft alleen macht als zij de vrijheid heeft om de idolen uit het verleden neer te halen. Vaststaande waarheden, eeuwige waarheden, eerbiedwaardige autoriteiten, allen zijn ze een voorwerp van onderzoek en wat begint met een onschuldige vraag eindigt vaak met de omverwerping van een heel ideologisch bouwwerk. Daar is meestal veel tijd voor nodig, maar in het geval van de islam en haar aankomst in het westen is die tijd er niet. Een overdreven respect voor vreemde culturen vanuit westerse linkse kringen heeft ervoor gezorgd dat moslims niet tegen zichzelf beschermd werden in de ontmoeting met de Rede. Een ontmoeting die niet zonder kleerscheuren had kunnen verlopen gezien de fundamenteel verschillende maatschappijvisie tussen de gelovige moslims en de geseculariseerde westerlingen (en gedomesticeerde christenen). Eerst werd de islamitische wereld overrompeld door de westerse mogendheden in de koloniale tijd en toen zij zich tenslotte weer terugtrokken met achterlating van westers georiënteerde machthebbers (‘marionetten van het westen’ in de ogen van de meeste moslims) lieten ze een gespleten maatschappij achter van een ontwikkelde bovenlaag die liberaal en wetenschappelijk dacht, terwijl de bevolking van die landen traditioneel bleef denken en leven. ‘Moderniteit’ is voor veel moslims nog steeds synoniem met het verlies aan islamitische waarden bij de bestuurlijke elite in ruil voor westerse macht en welvaart.

De moderne islambeleving zoals die naar voren komt bij gezaghebbende predikers die vooral de jeugd aanspreken is vaak geheel gebaseerd op dit sentiment. Het westen is voor hen niet het paradijs van de ongekende mogelijkheden, maar het fata morgana van de tiran die zijn welvaart en macht heeft gebouwd over de rug van de onderdrukte moslims. Het kunnen deelnemen aan de democratische rechtsstaat in Europa of de Verenigde Staten is in hun ogen niet meer dan een vergoeding voor wat de islam is aangedaan door het westen (en nog steeds wordt aangedaan door economische uitbuiting) en een voorbereiding op de omkering van de hele situatie als de islam uiteindelijk zal heersen over het westen, omdat de islam ‘superieur’ is. Hoe vreemd en lachwekkend dit op veel westerlingen ook overkomt, het is een diepgewortelde overtuiging van veel moslims dat de enige weg om er weer bovenop te komen voor de islam er in bestaat om hun religieuze piëteit in het goddeloze westen te laten infiltreren, zodat de ‘vijand’ van binnenuit verslagen zal worden. Daarom zijn moslimgroeperingen ook zo actief aan universiteiten, want daar worden de leidende figuren voor de toekomst klaargestoomd. De politieke correctheid van het westen doet verder de rest. (Zo probeerde de universiteit van Leiden een paar jaar terug de kerstboom te verbieden om religieuze gevoelens van moslims te sparen, gelukkig zonder succes dankzij de autochtone studenten. Maar hier zijn legio voorbeelden van ook in andere Europese landen.)

Je kunt het ook omdraaien

Wat er moet gebeuren om de islam beter te begrijpen is dat moslimorganisaties zelf beter gaan aangeven hoe ze hun eigen plaats in de westerse samenleving zien en hoe ze zelf denken bij te dragen aan de tolerantie die ze eisen van westerlingen. Als angst voor de islam werkelijk ‘islamofobie’ genoemd mag worden, angst voor iets dat ingebeeld is of een schromelijke overdrijving van een probleem, dan verwacht ik een loyaliteitsverklaring van moslims in de richting van de westerse maatschappij waar ze deel van uitmaken en niet dat ze continu het verwijt maken aan hun ‘gastheer’ dat deze niet genoeg zijn best doet om zich in hun cultuur in te leven. Ik begrijp de vraag niet om meer tolerantie van westerlingen als moslima’s in het westen met een boerkha over straat willen lopen. Je kunt het ook omdraaien. Hoeveel tolerantie hebben moslims ten aanzien van de westerse samenleving die dit soort van moderno-fobische kleding verafschuwt en het als uiterlijk symbool ziet van de afwijzing van het waardestelsel dat hier al eeuwenlang in ontwikkeling is? Een waardestelsel dat vooralsnog een stuk emanciperender en bevrijdender is dan welk religieus denkkader dan ook. Zal een kleine aanpassing in kledingstijl zo’n afbreuk doen aan de innerlijke intentie van de geloofsbeleving dat men liever permanent provoceert en reacties uitlokt van mensen die de islam toch al met weinig  genoegen zien groeien in deze contreien?

Om te beginnen zou het wenselijk zijn als zowel moslims als westerse politici eens ophielden met de chronische dissociatie-politiek door uitingen van religieus geweld op islamitische grondslag te bestempelen als niet-islamitisch. Ten eerste is het niet aan westerlingen om te bepalen wat wel of wat niet islamitisch is, maar mogen moslims die vredelievend of gewelddadig zijn dat zelf aangeven en ten tweede zou het prettig zijn als er in het westen op academisch niveau iets meer confronterend vermogen wordt ontwikkeld en islamstudies niet langer uitsluitend gebouwd worden op de opvattingen die moslims van hun eigen geloof hebben. Een meer onafhankelijke wetenschappelijke blik, uitgaande van het eigen rationele vermogen en westerse waardebepaling is hier geen overbodige luxe. De islam uitleggen in de context van de koran en de islamitische geloofswaarheden is geen wetenschap, maar een soort culturele theologieopleiding als daar niet het contrast met het westerse waardestelsel tegenover wordt geplaatst. De afgelopen decennia leken islamologen geen andere functie te hebben dan een spreekbuis/ vertaalmachine te zijn voor de moslims, als tegengif voor de ‘erfzonde’ van de vooringenomen christelijke en imperialistische beeldvorming van de islam uit het verleden. Laten we daar nu eens een punt achter zetten en concluderen dat we als westerse samenleving de ‘koloniale blik’ intussen wel zijn overstegen en dat eerlijke inhoudelijke geloofskritiek niet alleen hard nodig is in deze tijd, maar in onze samenleving ook een wetenschappelijke plicht.

Sven Snijer

zaterdag 23 mei 2015

De religieuze wortels van het communisme

En weer staat de wereld versteld. De grote leider van Noord-Korea Kim Jung-un heeft een nieuwe heldendaad toegevoegd aan zijn toch al indrukwekkende leven door een berg te beklimmen. Zijn vader Kim Jung-il kon al met drie weken lopen, met acht weken praten en in zijn volwassen leven in minder dan drie jaar tijd 1500 boeken schrijven. Kim Jung-Un zelf kon volgens de officiële schoolboekjes al op driejarige leeftijd autorijden, op negenjarige leeftijd een vaarwedstrijd winnen van professionals en nu heeft hij de hoogste berg in het land beklommen, Mount Paektu.



Verhoudingsgewijs schijnt het laatste wapenfeit van de doorluchtige leider, die met enige regelmaat lastige mensen in zijn omgeving laat executeren, een wat bescheiden prestatie te zijn gezien de wonderbaarlijke krachten die hij en zijn vader in het verleden al lieten zien. Maar de regel bij heilige en mythische personen is natuurlijk dat alles wat zij volbrengen geheiligd wordt juist door hun stralende karakter en aanwezigheid. Het feit dat Kim Jung-un de berg beklommen heeft schenkt meer eer en bijzonderheid aan de berg dan andersom. Het is niet toevallig dat de grote leider na afloop van de beklimming een gevoel had ‘dat sterker was dan nucleaire wapens’. De grote leider is zo geweldig dat hij bijna geen fysieke wapens meer nodig heeft als het erop aankomt.

Er is in de discussie over de vraag waar de grootste veroorzaker van oorlogen en terreurcampagnes gezocht moet worden vaak geopteerd voor religie als bron van alle kwaad, terwijl anderen daar dan tegenover stellen dat er door atheïstische regimes zoals die van Stalin en Mao nog vele miljoenen mensen meer zijn uitgeroeid. Maar is dat wel zo? In hoeverre kunnen we het communisme -Stalinisme -Maoïsme eigenlijk atheïstisch noemen als atheïsme strikt genomen wil zeggen dat er geen god is en dat er derhalve geen bovennatuurlijke verschijnselen of handelingen kunnen bestaan? Wie de kwalificaties voor de verheerlijkte communistische leiders op een rijtje zet komt al gauw tot de conclusie dat ze meer eretitels dragen dan welke religieuze leider uit het verleden dan ook en dat de wonderen waar hun biografie mee gevuld is exacte gelijkenis vertonen met de legenden die de levens van Jezus of Boeddha omgeven. 

Mystieke symbolen

Toen Kim Jung-Il op een berg geboren werd verschenen er een dubbele regenboog en een nieuwe ster aan de hemel. Zowel de berg is een mystiek symbool (transcendentie) de regenboog (verbond van god met de mens) als de ster (goddelijke hoop) en alle drie komen ze niet alleen in de bijbel voor, maar in de meeste spirituele tradities. Dat Kim Jung-Un kon autorijden op zijn derde vertoont gelijkenis met Jezus die als kind al in de tempel zijn ouders de ware betekenis van religie uitlegde, baby-Krishna die een groot monster kon verslaan, de pijnloze geboorte van Boeddha nadat een olifant zijn slagtand in zijn moeders zij had gestoken, enz. Hoe gekker hoe leuker, want religieuze tradities bestaan vooral bij de gratie van verhalen en in een tijd dat er nog geen computers of Hollywoodfilms bestonden deed men er graag een schepje bovenop. 

Nu is het opvallend dat de neiging naar het fantastische en het bovennatuurlijke ook heel sterk wordt aangetroffen in bewegingen die beweren niet religieus te zijn. Een ideologie als het communisme die zijn wortels heeft in de materialistische leer van Karl Marx, die de ideeën van Hegel pardoes omkeerde door een (opzettelijke) misinterpretatie ervan. Alles wat in essentie de leer van Hegel uitmaakte bleef in het marxistisch-communistische denken bestaan, zoals de noodzakelijke en onafwendbare loop der dingen waarbij de mens als individu slechts een pion was die het historische wereldgebeuren moest ondergaan, het totalitaire aspect van zijn maatschappelijke ideeën en zijn sterk economische en sociale gerichtheid. En daar blijft het niet bij, want als dat alles was dan kon Marx enkel een wat speculatieve filosofische gerichtheid aangewreven worden die hij te zeer materialiseerde om nog filosofie te kunnen heten en teveel politiek maakte om nog als zuiver denksysteem te kunnen gelden. In werkelijkheid was de doorwerking van de bronnen waar Hegel zelf uit putte in het marxistische denken nog veel funester.

Wortels van het Duits Idealisme

Onderzoeken in de tweede helft van de twintigste eeuw over het Duits Idealisme en haar wortels door schrijvers als Ernst Benz en Friedemann Horn hebben aangetoond dat er veel mystieke, esoterische en theologische bewegingen aan de wieg hebben gestaan van het denken van zulke grote geesten als Hegel, Fichte en Schelling. Wat we in de tijd van het Idealisme beschouwen als filosofie kan in veel opzichten omschreven worden als een geformaliseerde en gerationaliseerde vorm van geloof en mystiek die zich academische geloofwaardigheid verschafte door subtiele aanpassingen van de religieus-mystieke aannames van hun voorgangers. De systeemfilosofen verschaften de Romantiek, het idealisme en het mysticisme een rationele basis, maar konden tegelijkertijd zelf nooit loskomen van de speculatieve wortels waar hun fundamentele ideeën op gegrondvest waren, die op den duur de consequenties van hun eigen denken in de weg zouden zitten. 

Hegel zat samen met Schelling en de dichter Hölderlin op de Tübinger Stift, een theologische opleiding die duidelijke sporen heeft nagelaten in zijn werk. Misschien niet eens zozeer door het aanbod van de opleiding zelf, maar door wat hij daarnaast las, bijvoorbeeld het werk van de middeleeuwse Duitse mysticus Meister Eckhart waar hij helemaal vol van was. Maar nog sterker was de invloed van de eschatologische spirituele theologen Oetinger en Bengel, die een duidelijk historische opvatting hadden van het christelijk geloof, waarbij zij verwachtten dat de Gouden Tijd spoedig zou aanbreken. Het verloop van de geschiedenis was volgens Oetinger ‘progressief’, wat betekende dat elke volgende generatie beter in staat was om de bijbel te ‘ontcijferen’ en daarmee in het boek de tekenen te vinden voor het op handen zijnde gouden tijdperk van het christendom. Deze bewustwording over generaties door de hele geschiedenis heen die zou moeten leiden tot een uiteindelijke collectieve realisatie, waarbij de geschiedenis en het begrijpen ervan door de mens zouden samenvallen is rechtstreeks in het werk van Hegel terug te vinden, alleen daar heet het ‘filosofie’ in plaats van theologie. 

De almacht van God, die zich later vertaald naar ‘Der Geist’ in de geschiedenis die de mensen geheel ondergeschikt maakt aan zijn eigen verwerkelijkingsproces, is niets anders dan de goddelijke geest van Bengel en Oetinger die de mens begeleidt naar de uiteindelijke mystieke heilstaat, die ook Hegel verwacht in de fysieke wereld. Want zo speculatief als zijn denken was, hij heeft nooit veel opgehad met de persoonlijke intellectuele of spirituele ontwikkeling van het individu dat zelfstandig tot een bepaald bewustzijnsniveau kan groeien. Alles was in één gesloten systeem even ‘logisch’ als collectief en onafwendbaar en moest zich materialiseren om tot werkelijkheid en bewustzijn te komen. Dat is de grote fout die Marx en Engels maakten toen ze de essentie van Hegels’ werk probeerden te vatten. Hegel heeft nooit beweerd dat de geestelijke realiteit hoger stond dan de aardse werkelijkheid, zodat Marx het Hegeliaanse bouwwerk ‘op zijn kop’ kon zetten. Hegel heeft de opperste realiteit altijd beschouwd als een gelijktijdig tot ontwikkeling komen van het geestelijke en het materiële aspect van het leven, dus er viel helemaal niets om te keren. 

Het Duizendjarig Rijk

Desondanks creëerden Marx en Engels toch een systeem dat dit leek te suggereren en hun ‘dialectisch materialisme’ liep volgens dezelfde lijnen als die van Bengel, Oetinger en Hegel naar een toekomstig Duizendjarig Rijk, in hun geval de communistische heilstaat. Vanaf de vroegste wortels van het communisme is er sprake geweest van geloofsvoorstellingen en de hoop op een gouden tijdperk dat niet lang op zich zou laten wachten. Met alle bewondering die je kunt voelen voor het monumentale karakter van de filosofie van Hegel, de logisch doorgetrokken lijn en de onverzettelijke houding tegenover het ‘emotionele gezwam’ van zijn vaak minder consequente filosofische opponenten, blijft het gedachtegoed toch een groot mankement vertonen op het gebied van de erkenning van de intrinsieke waarde van het individu, precies datgene wat het communisme dat van zijn leer was afgeleid later zo onmenselijk wreed heeft gemaakt.

Het is eigenlijk niet verwonderlijk dat een verpolitiseerde filosofie als het communisme, dat ook nog eens de basis van de ‘verwerkelijking’ van Hegel niet goed begreep -het nog te voltooien filosofische en mystieke proces door de geschiedenis heen waarbij filosofie, kunst en geloof één werkelijkheid waren- uiteindelijk zou ontaarden in een totalitaire religie met een blind geloof in haar leiders als onfeilbaar heilige en mythische figuren. De communistische leiders nemen de plaats in die bij traditionele religies toekomt aan God of aan Christus, met beschrijvingen als ‘eeuwig durende zon’ en ‘onsterfelijke leider’. De blinde onderwerping aan dit verheven gezag is vaak nog beangstigender dan bij de meest strikte en onbuigzame geloofsrichtingen. Hoezeer Hegel ook geprobeerd had om zijn filosofie redelijk te houden en niet toe te geven aan subjectieve impulsen, het bouwwerk dat hij neerzette begon eigenlijk al te wankelen toen hij op het hoogtepunt kwam van zijn filosofische roem. De dialectische ontwikkeling van de Rede scheen bij Hegel zelf tot zijn voltooiing te zijn gekomen, want er was geen ruimte voor de overdenking van de ontwikkelingen na de culminatie van de filosofie in het Duitsland van die tijd. Uiteindelijk was Hegel zelf als ‘staatsfilosoof’ van Pruisen de belichaming geworden van ‘Der Geist’ en de hele geschiedenis leek zich aan hem te onderwerpen. 

Sven Snijer

 

Literatuur:

-Hegel, Franz Wiedmann

-The Mystical Sources of German Romantic Philosophy, Ernst Benz

-Schelling and Swedenborg, Friedemann Horn

-Leven en leer der grote denkers, Dr.A.Vloemans

-Van Socrates tot Bergson, W. Durant

-De Geschiedenis van het subject (Hegel, Nietzsche), Jeroen Bartels

-Philosophy and Religion in the west, Phillip Cary, The Teaching company