In
april 2018 werd een uitgebreide tuchtrechtelijke klacht ingediend door sergeant-majoor
bij de marine Hendrik-Jan Oussoren tegen een gezinsvoogd van het Regiecentrum
Bescherming en Veiligheid Leeuwarden, waarvan wij hieronder het openingsdeel
publiceren. Het laat zien dat er in de mentaliteit en werkwijze van de
jeugdzorg anno 2018 ondanks aanhoudende klachten van ouders hierover door de
jaren heen, nog niets is veranderd. Een congres over waarheidsvinding met
bijbehorend actieplan (1) en een onderzoek door voormalig minister van
gezinszaken André Rouvoet naar betere manieren om met echtscheidingen om te
gaan door de hulpverlenende instanties (2) hebben geen enkele verbetering
gebracht voor de kwaliteit van werken of voor de bejegening van ouders in het
jeugd- en familierecht. Vooral het aspect van omgangsfrustratie en PAS leek
eindelijk serieus te worden genomen, maar bij de uiteindelijke implementatie
van het beleid bleek jeugdzorg toch weer het laatste woord te hebben, zoals
altijd. Handhaving door de sterke arm der wet ‘indien het in het belang van het kind is’ als
vanzelfsprekende ondermijning van ieder verbeterplan, want wie kan er precies
formuleren hoe het belang van het kind eruit ziet en hoe moet de rechter het
toetsen zonder omlijnd toetsingskader om invulling te geven aan de lege huls
die artikel 3.3. van de jeugdwet nu is? (3)
Tuchtrechtelijke
klacht gezinsvoogd
De
ervaringen van een vader en beroepsmilitair verwoord in een tuchtrechtelijke
procedure tegen een gezinsvoogd van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid
Leeuwarden:
“De gezinsvoogd werkt met een cirkel-redenatie. De
gezinsvoogd geeft zelf bedachte ‘zorgen’ aan instanties waaronder de politie en
marechaussee waarop deze dit in vertrouwen voor waar aannemen en dit zorgelijk
vinden. Daarna gebruikt de gezinsvoogd deze ‘zorg’ weer in de rechtbank als
zijnde dat de zorg afkomstig is van eigen waarneming van de politie en
marechaussee.*
De persoonlijke kruistocht van de gezinsvoogd heeft op de
achtergrond haar werk gedaan. Ernstige schade is hierdoor aangericht bij P. Een
jong kind is gescheiden van diegene van wie hij houdt en over wie geen zorgen
bestonden en bestaan. Een kind wordt bewust vervreemd van de vader door de
gezinsvoogd. Voor P. is dit alles onbegrijpelijk. Zij die stelt ‘in het belang
van het kind’ te werken’ is bewust bezig
met hem te beschadigen/ mishandelen.
De gezinsvoogd dicteert, communiceert niet, dreigt,
dwingt en chanteert. In de door de gezinsvoogd gehanteerde Deltamethode en de
beroepscode lees ik echter ander gewenst en voorgeschreven gedrag. Deze
gezinsvoogd heeft absoluut P. niet centraal staan. Een gezinsvoogd die mijn
kind alle houvast en vertrouwen in zijn leven ontneemt, die zijn
basis-veiligheidsgevoel en emotionele en sociale ontwikkeling schaadt.
De gezinsvoogd negeert elke gerechtelijke uitspraak en
stelt zichzelf boven de wet. Ze zet meerdere malen de omgang stop zonder tussenkomst
van de rechtbank en zet dit voort ondanks dat het Hof stelde dat dat niet in
het belang van P. was. De gezinsvoogd ging zelfs verder. Ze besloot zonder
gerechtelijke machtiging en zonder enig gevaar of onveiligheid, P. bij mij uit
huis te halen terwijl ik mij aan de omgangsregeling van het Hof hield.”
Jeugdzorg bewijst
uit beweringen
Dark
horse volgt dit dossier al geruime tijd (4) en hoewel het teveel omvattend en
voor de lezer niet van belang is om elk detail ervan te behandelen, wil ik graag
enkele dingen uit de zaak naar voren brengen die in mijn ogen het duidelijkste
bewijs zijn van kwade intentie aan de kant van de hulpverleners, onwetendheid
bij instanties die door hun toedoen bij het proces betrokken zijn geraakt en
totale desinteresse van een rechter omtrent het waarheidsgehalte van door de Gecertificeerde
Instelling gedane beweringen. Als eerste dient vermeld te worden dat vader
nooit een volledig dossier van de GI heeft ontvangen en zich als gevolg daarvan
niet naar behoren heeft kunnen verweren bij diverse zittingen. Steeds was het
vader onduidelijk waarop de GI haar beweringen baseerde bij iedere verwijzing
naar ‘onderzoeken’ waarvan vader nooit een verslag heeft mogen ontvangen of
zelf maar mogen vernemen wie ze zou hebben uitgevoerd, anders dan de alwetende
onderbuik van de jeugdzorggezinsvoogden zelf. Kenmerkend in dit verband is de
geïrriteerde toon van de GI in een ‘Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing’ op
13 oktober 2017 aan vader waarin wordt gesteld:
“U blijft
ontkennen dat wij met grootouders in gesprek zijn geweest, met als
“bewijsvoering” dat er geen notities, contactjournaals of verslagen van deze
gesprekken zijn. Het al dan niet vastleggen van een contact zegt niets over of
iets feitelijk heeft plaatsgevonden. U hanteert hierbij, samen met uw advocaat,
een wijze van redeneren dat wanneer iets niet is vastgelegd, gedocumenteerd of
op een andere wijze “bewijsbaar” is, het dan onjuistheden betreft. Gedurende de
ondertoezichtstelling heeft dit voor veel ruis en onrust gezorgd.”
We
moeten de beweringen van jeugdzorg dus maar gewoon geloven, of dat te
verifiëren valt of niet. Op de zitting van 18 sept 2018 over het gezag bracht
vader het McMichael-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens naar
voren dat bepaalt dat beide partijen dienen te beschikken over ‘alle stukken’
en de jeugdwet art.3.3 die vereist dat de Raad voor de Kinderbescherming en de
Gecertificeerde Instelling alle van belang zijnde feiten ‘volledig en naar
waarheid’ dienen aan te voeren in rapportages en verzoekschriften. De rechter
maakte echter op simplistische wijze onderscheid tussen eerdere zittingen over
de omgang en de actuele zitting over het gezag, alsof de onwaarheden in
rapportages aangaande het één geen weerslag zouden hebben op beslissingen
aangaande het ander, middels de beeldvorming die ontstaat door talloze niet
weerlegde onwaarheden. Nergens ging de rechter ook maar op enigerlei wijze in
op de herhaaldelijke bewering van vader dat er door de GI leugens werden
verkondigd, dat zij nergens bewijs konden geven van onderzoeken of door hen
gedane constateringen en dat dit in hoge mate de communicatie tussen hemzelf en
zijn ex in de weg had gestaan. De rechter dacht te kunnen volstaan met de
opmerking dat vader ‘niet zo blij was met de GI’ en toonde geen enkele interesse
in de redenen daarvoor. Beweringen van vader dat de GI menigmaal niet naar
waarheid had gesproken en onrechtmatig had gehandeld werden eenvoudigweg
‘aangehoord’. De rechter was niet van plan de GI te vragen naar de
onderliggende stukken waar vader niet over mocht beschikken en waartegen hij
zich alsnog wilde verdedigen. Het excuus van de rechter om nergens dieper op in
te gaan of de GI nader aan de tand te voelen was ‘tijdgebrek’. Zelfs de
onwaarheden die vader aantoonbaar kan weerleggen bleven zo onbesproken en van
kracht.
Het machtsspel van
jeugdzorg
In
een brief van de advocaat van vader aan zijn militaire raadsman wordt duidelijk
dat de GI volstrekt onrechtmatig gehandeld heeft, tijdens en in de aanloop naar
de uithuisplaatsing van P.
Advocaat
vader: “In deze casus legde gezinsvoogd
herhaaldelijk schriftelijke aanwijzingen op aan van Oussoren die binnen het wettelijke kader van de OTS niet rechtsgeldig zijn. (…) Een GI
is binnen het kader van een OTS slechts voor een klein aantal onderwerpen
bevoegd het gezag over te nemen van de ouders namelijk (1:265e BW)
inzake aanmelding onderwijsinstelling, medische behandeling voor minderjarige
jonger dan 12 jaar en het doen van aanvraag voor verlening verblijfsvergunning.
Voor het overige houden de ouders het volledige gezag. De gezinsvoogd is
derhalve niet bevoegd een omgangsregeling die vastgelegd is in een rechterlijke
beschikking, stop te zetten of te schorsen, ook niet tijdelijk. De gezinsvoogd
mag wel aan de rechter verzoeken de omgangsregeling te wijzigen.”
Vader gearresteerd
op het schoolplein
Vader
kreeg twee maal te maken met het stopzetten van de omgang, op basis van een
schriftelijke aanwijzing die daar niet voor bedoeld is en twee maal is daarop
gehandeld door de Koninklijke Marechaussee (KMar) op aangeven van de GI. Dit
heeft uiteindelijk geleid tot een uithuisplaatsing en het voorleiden van vader
voor een militaire rechtbank, omdat een civielrechtelijke kwestie ten onrechte
door de GI onmiddellijk in het strafrechtelijke
kader is getrokken. Dit gebeurde terwijl de GI door vaders’ advocaat al bij de
eerste stopzetting van de omgang per brief was geïnformeerd dat deze
onrechtmatig was, waar de GI nooit op heeft gereageerd. In haar brief zette de
advocaat het wettelijke kader voor een Schriftelijke Aanwijzing helder uiteen
en hoewel vader in zijn recht stond besloot hij zich er voorlopig bij neer te
leggen om zaken niet verder te laten escaleren. Wel haalde hij zijn zoon een
dag eerder van school, vlak voordat ze samen op een geplande vakantie zouden
gaan van drie weken.
Vader
had in het verleden al eens meegemaakt dat moeder op het laatste moment de
toestemming voor de vakantie had ingetrokken en vreesde weer zoiets te gaan
meemaken. Daarbij wilde hij zijn zoon gezien de gespannen situatie liever niet
thuis bij zijn ex ophalen, omdat hij verwachtte dat dit tot een vervelende
situatie zou kunnen leiden. Zijn leidinggevende bij de marine was op de hoogte
gesteld van het voornemen om zijn kind een dag eerder van school te halen en
die heeft de KMar geïnformeerd. De KMar in Den Helder had in een eerder stadium
bij vader al aangegeven zich er niet mee te zullen bemoeien, aangezien het een
civielrechtelijke zaak betrof (hier zijn documenten van), dus vader meende
niets verkeerd te doen in strafrechtelijke zin. Toch werd vader op het
schoolplein gearresteerd door de politie op aangeven van de KMar toen hij zijn
zoon kwam ophalen, omdat de KMar vanuit Havelte contact had opgenomen met de
gezinsvoogden van het regiecentrum Leeuwarden. Die besloten terstond aangifte
te doen van poging tot ontvoering en poging tot onttrekking aan ouderlijk
gezag.
Omgang vader wordt
uitgebreid
Een
krankzinnige handelswijze, want het inzetten van zo’n zwaar middel is alleen van
toepassing als het gebruikt wordt wanneer een ouder doorlopend het omgangsrecht
misbruikt. Advocaat vader: "Er was geen indicatie dat P. niet bij zijn vader zou zijn wegens opvoedkundig onvermogen, de reden lag gelegen in zijn 'ongehoorzaamheid' aan de GI." En daarbij, hoeveel ouders
in Nederland hebben niet doorlopend te maken met een omgangsfrustrerende
vader/moeder van het kind, waarop nooit actie wordt ondernomen door de sterke
arm der wet? Als er al door de GI via de rechter actie wordt ondernomen op
omgangsfrustratie richting één van beide ouders, dan moet zij een goede zaak
hebben waarin dingen spelen als; geen info doorgeven aan de andere ouder over
school of medische zaken, geen omgangsverslagen, niet meewerken aan
overdracht-observatie, etc. Daar was in deze casus allemaal geen sprake van. Het
was zelfs zo dat volgens de forensisch psycholoog die het ouderschapsonderzoek
deed, de standpunten van beide ouders helemaal niet zover uit elkaar lagen. Dit
was de reden dat het Hof in de zitting die volgde op de stopzetting van de
omgang, beschikte dat de omgang met vader moest worden hervat en uitgebreid.
Dit was tegen het zere been van jeugdzorg die vanaf dat moment alles in het
werk stelde om hier niet aan te hoeven voldoen. Daarvoor moest een vreemd spel
gespeeld worden met schriftelijke aanwijzingen die wederom geen enkele
rechtmatigheid hadden en die geen ander doel dienden dan het door de GI
geplande voornemen om vader zijn kind af te nemen.
Een onmogelijke
eis als legitimatie UHP
Zes
weken na deze voor jeugdzorg tegenvallende uitspraak van het Hof heeft de GI
stelselmatig de communicatie van vader over o.a. ouder/kind-observatie
genegeerd, maar ondertussen wel haar eigen acties voorbereid. Een merkwaardige
serie dreigementen en maatregelen volgt op een periode van weken lang niet
thuis geven vanuit de GI. Op 13 oktober ontvangt vader een Aankondiging
Schriftelijke aanwijzing waarin met stopzetting van de omgang wordt gedreigd,
op 17 oktober ontvangt hij een email met daarin een (niet ondertekende)
Schriftelijke Aanwijzing, op 18 oktober wordt een ondertekende Schriftelijke
Aanwijzing verstuurd naar vader waarin de omgang wordt stopgezet -dat is de
woensdag waarop zijn zoon al volgens beschikking van het Hof bij hem verblijft-
die een dag later op 19 oktober aankomt en een paar uur daarna wordt het kind
door de KMar en twee gezinsvoogden uit huis geplaatst. Vader had niet eens aan
die schriftelijke aanwijzing kunnen voldoen, zelfs als deze rechtsgeldig was
geweest. Het was fysiek onmogelijk geweest. Überhaupt hoefde hij zich er niet
aan te houden gezien de uitspraak van het Hof, maar als de GI wel die mening
was toegedaan dan had zij tot bekrachtiging over moeten gaan via de rechter.
“Wikkel het kind
maar in een handdoek”
Maar
de GI had de KMar wijsgemaakt dat vader zich niet aan de beschikking van het
Hof had gehouden (zij noemt haar eigen uitleg en voorwaarden afgeleid van een
gerechtelijke uitspraak een ‘beschikking’) en dat er een vermoeden was dat hij
met zijn kind naar het buitenland zou gaan. Tot op de dag van vandaag kan de GI
niet verklaren waarop dit ‘vermoeden’ gebaseerd was. Het woord ‘ontvoering’ dat
de GI de eerste keer in de aangifte gebruikte werd deze keer niet genoemd, maar
door het ‘vermoeden’ dat vader naar het buitenland zou gaan werd het natuurlijk
wel gesuggereerd. Vader vroeg de KMar op de dag van de uithuisplaatsing zowel
naar de beschikking van het Hof als naar de Schriftelijke Aanwijzing, maar die
hadden ze allebei niet in hun bezit. De KMar liet zich bij haar handelen
volkomen leiden door de beweringen van jeugdzorg. Wat zich op 19 oktober 2017
afspeelde was een drama voor vader en zoon. Het vierjarige kind zat op het
moment dat de gezinsvoogden met de KMar aan huis kwamen lekker in bad. Er werd
opeens op de deur gebonkt en door de brievenbus geschreeuwd dat er moest worden
opengedaan. Vader keek van de eerste verdieping uit het raam naar beneden en
vroeg “Wat komen jullie doen?” Er werd hem verteld dat het kind mee moest en
toen hij aangaf dat zijn kind in bad zat, zei één van de gezinsvoogden dat het
dan maar in een handdoek gewikkeld moest worden en in de auto gezet. Vader
antwoordde “Over mijn lijk.” Hij kleedde zijn kind aan en besloot zijn zoon
zelf naar moeder te brengen, zodat het niet in een auto met vreemden vervoerd
zou worden. Het kind had door alle commotie van angst in bad gepoept.
Jeugdzorg nijdig
na tegenvallende beschikking
Op
29 aug 2017 wordt bij de definitieve beschikking door het Hof de omgang niet
alleen hersteld, maar zelfs uitgebreid met één dag, wat een flinke tegenvaller
is voor de GI. Jeugdzorg was nooit van plan zich aan deze beschikking van het Hof
te houden, maar moest daarvoor eerst met een aantal surrogaatredenen komen om
haar weigering om de beschikking van het Hof uit te voeren te motiveren. De
Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing van 13 okt 2017 lijkt op het eerste
gezicht een vermaning aan het adres van vader dat hij zich niet houdt aan de
beschikking van het Hof, maar wie beter leest ziet dat het een frustratie van
de beschikking is door de GI zelf, omdat de GI zes weken na de uitspraak van
het Hof al begint met dreigen de omgang
voor de tweede maal stop te zetten. Er worden in de Aankondiging Schriftelijke
Aanwijzing door de GI voorwaarden verbonden aan het opstarten van de omgang die
niet door het Hof zijn genoemd. Voor de tweede maal wordt de Schriftelijke
Aanwijzing misbruikt door de GI voor iets waar deze niet voor bedoeld is en ze
waren hier door de advocaat van vader duidelijk van op de hoogte zijn gesteld.
Een goed voorbeeld van hoe de GI niet alleen weigert te communiceren, maar hoe
ze evengoed hun eigen wil goedschiks of kwaadschiks proberen door te zetten,
wetende dat het onrechtmatig is wat ze doen.
Huisbezoek als een
bevel
Naast
de dreiging de omgang voor de tweede maal stop te zetten meent de GI tevens
over bevoegdheden te beschikken die zelfs de politie niet heeft. De GI schrijft:
”U bent niet in de positie
observaties/huisbezoeken te weigeren.” Jeugdzorg verwijst hiermee naar het
punt in de beschikking van het Hof waarin vader de opdracht krijgt zijn huis
open te stellen voor de GI en constructief samen te werken i.v.m. observatie
van de interactie tussen vader en zoon. De GI interpreteert dit (en veel
jeugdzorgouders zullen het herkennen) als de mogelijkheid om vader een
afspraakdatum te doen toekomen als een bevel dat opgevolgd moet worden, terwijl
dit soort afspraken op basis van gezamenlijke instemming tot stand behoren te
komen. De GI meent een huis te mogen betreden wanneer zij dat wenst, zonder te
informeren of het vader schikt. De voorgeschiedenis hiervan, is dat vader na de
uitspraak van het Hof meerdere malen de GI had gevraagd wanneer de observatie
zou opstarten, waarop de GI vijf weken lang niet had geantwoord. En toen wilde
de GI opeens, nadat de omgang van vader met zijn vierjarige zoon maanden had
stil gelegen, aanwezig zijn op de eerste dag dat de omgang weer op gang kwam.
Niet alleen schikte die specifieke datum vader niet, maar inmiddels had hij
zelf een professional ingeschakeld om de observatie te doen. Hoopte jeugdzorg
op een opwindende en stressvolle eerste ontmoeting voor het jonge kind dat voor
het eerst na maanden zijn vader weer zag? Het zou een ideale gelegenheid zijn
geweest voor jeugdzorg om extra ‘zorgen’ te noteren.
De
surrogaatklachten van jeugdzorg
De
bezwaren die jeugdzorg naar voren brengt om gevolg te geven aan de beschikking
van het Hof worden samengevat in de volgende alinea:
“In de afgelopen
weken is er geen sprake geweest van een constructieve samenwerking tussen u en
de GI. Wederom heeft u voorwaarden gesteld aan de GI en aangegeven welke acties
de gezinsvoogden volgens u dienen uit te voeren voordat er een constructieve
samenwerking kan bestaan. U heeft er blijk van gegeven dat u zaken/voorwaarden
toedicht aan de beschikkingen van het Hof die er niet in vermeld staan,
bijvoorbeeld in uw schrijven aan de GI over de contacten met families. Hierover
staan geen afspraken noch voorwaarden in de beschikkingen.”
Vader
wordt hier afgeschilderd als een moeilijk persoon die met buitensporige eisen komt
aan de GI waarmee hij een constructieve samenwerking onmogelijk zou maken en
daarbij in de uitspraak van het Hof dingen zou lezen die er niet in staan. Een
schoolvoorbeeld van negatieve projectie. Want waren de eisen die vader stelde
aan de GI wel zo onredelijk? Vader heeft niets meer gedaan dan zich in drie
brieven te richten aan de GI met daarin de verzoeken waar het familiegroepsplan
(gezinsplan) bleef na drie jaar ondertoezichtstelling, waarom de observaties
van de overdracht van vader naar moeder nog niet van de grond waren gekomen en
waarom hij niet over het hele dossier mag beschikken. Daar lijkt niets
onredelijks aan, vooral niet omdat één van de voornaamste doelen van de
ondertoezichtstelling de observatie van de overdracht was, aangezien zijn zoontje
destijds niet naar moeder wilde en daar begeleiding bij nodig was vanuit de GI.
Vader vraagt dus simpelweg naar dingen die tot het takenpakket van de GI
behoorden, maar de GI vond haar eigen plan van aanpak wel volstaan en weigerde
herhaaldelijk op de redelijke verzoeken van vader in te gaan. Daar bovenop kwam
haar ergernis over het feit dat vader zelf de interactie-observatie (tussen
vader-kind) al geregeld had en dat er vanuit Defensie een kink was gekomen in
de jeugdzorgkabel bij het uitvoeren van het persoonlijkheidsonderzoek, omdat de
psycholoog aldaar geen genoegen nam met het verzoek vanuit de GI zonder een
duidelijke context. En de door vader ingeschakelde deskundige zou eveneens de
overdracht gaan observeren, wat wederom tegen het zere been was van de GI die
aan geen enkele doelstelling van de OTS tegemoet was gekomen.
UHP was
vooropgezet plan
Tegen
deze achtergrond moeten de bezwaren van de GI dus begrepen worden op het moment
dat ze de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing versturen. Maar daarmee zijn we
er nog niet, want tussen het versturen van deze Aankondiging en de
uiteindelijke Schriftelijke Aanwijzing zaten slechts 5 dagen. Niet alleen kan
in zo’n kort periode niemand voldoen aan de voorwaarden/eisen die zijn gesteld
in de Aankondiging, maar de uithuisplaatsing van het kind is ook nog eens op
heel andere gronden geschied dan op hetgeen in de Aankondiging en in de
Schriftelijke Aanwijzing staan vermeld. Het kind wordt weggehaald op verdenking
van onttrekking aan het ouderlijk gezag en mogelijk vertrek naar het buitenland.
Uit dit feit en de merkwaardige manier waarop hieraan voorafgaand is
gecommuniceerd door de GI blijkt duidelijk dat de uithuisplaatsing van het kind
een vooropgezet plan was, alleen hebben ze het uiteindelijk anders uitgevoerd
dan ze eerder van plan waren.
In
de Aankondiging en de Schriftelijke Aanwijzing worden de voorwaarden genoemd
die de GI stelt aan vader en in de SA wordt een geldboete geëist voor iedere
dag dat vader zich niet houdt aan de beschikking van het Hof (lees: de eisen
van jeugdzorg) op een manier waarop een Schriftelijke Aanwijzing niet gebruikt
mag worden. De door jeugdzorg zogenaamd opgelegde boete, die altijd eerst door
een rechter bekrachtigd dient te worden, heeft betrekking op artikel 1:263 lid
3 BW dat bedoeld is om in geval van langdurige omgangsfrustratie door één van
beide ouders een geldboete dan wel lijfsdwang op te leggen. Dat vader niet
beschuldigd kon worden van langdurige omgangsfrustratie, maar dat de GI zelf op
alle fronten tekort was geschoten als hulpverlenende organisatie, moeten ze
zich vlak na het versturen van de SA gerealiseerd hebben en daarom is er op het
laatste moment iets anders van gemaakt. Het vermoeden dat vader met zijn kind
naar het buitenland zou gaan sloot beter aan op de eerdere aangifte van
ontvoering en onttrekking ouderlijk gezag.
Waar is de
geldboete?
Er
bestond geen enkel verband tussen de inhoud van de Schriftelijke Aanwijzing en
de uithuisplaatsing van het kind. De sanctie op het niet nakomen van de
voorwaarden van de GI is in de Schriftelijke Aanwijzing niet stopzetting van de
omgang, maar een geldboete. Dit raakt
kant noch wal, niet alleen omdat de SA hier onrechtmatig wordt ingezet, maar de
GI dreigt in de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing al met stopzetting van de
omgang. De logische vervolgstap had dan moeten zijn dat de GI bij de rechter
vraagt om een bekrachtiging van de Schriftelijke Aankondiging en de geldboete
waarmee gedreigd werd. Dat is niet hoe ze gehandeld hebben, want de dreiging
van stopzetting van de omgang is doorgezet, met zelfs een uithuisplaatsing,
maar op een totaal andere grond dan waar de Schriftelijke Aanwijzing en de
Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing betrekking op hebben. Het kind is niet
met geweld bij zijn vader weggehaald wegens het niet nakomen van de voorwaarden
die door de GI worden gesteld (naar hun eigen interpretatie van de beschikking
van het Hof), maar onttrekking aan ouderlijk gezag. De geldboete is verdwenen,
maar het doel is bereikt, want vader ziet zijn kind niet meer.
Voorwaarden GI
afwijkend van het Hof
In
de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing van 13 okt 2017 valt duidelijk te
lezen hoe de GI de beschikking van het Hof naar eigen inzicht interpreteert en
dus precies doet waar zij vader van beschuldigt. Als eerste geeft de GI een
opsomming van de door het Hof gegeven opdrachten en komt daarna met een lijst
van voorwaarden die zij daarvan hebben afgeleid waar vader volgens de GI aan
dient te voldoen.
De
GI verwacht van u het volgende:
1.Een
afspraak waarbij een interactie-observatie kan plaatsvinden door de
gezinsvoogden
bij u thuis, tijdens de omgang met uw zoon.
2.
Een doorverwijzing voor de door ons gevraagde diagnostiek.
3.
Een afspraak voor een gesprek met de gezinsvoogden bij het Regiecentrum
Bescherming en Veiligheid.
Bescherming en Veiligheid.
4.
Een stopzetting van uw aanhoudende doorkruising voor het uitvoeren van de
OTS richting de instanties die betrokken zijn in het leven van uw zoon.
OTS richting de instanties die betrokken zijn in het leven van uw zoon.
5.
Naleving van de voorwaarden en afspraken zoals gesteld door het Hof, met als
uitzondering de exacte opbouw van de omgang.
uitzondering de exacte opbouw van de omgang.
6.
Alle communicatie vanuit u zendt u rechtstreeks aan de gezinsvoogden.
Als
we nagaan wat het Hof (volgens de GI) heeft beschikt, valt daarbij meteen op
dat punt 6 geheel in strijd is met de opdracht van het Hof, dat de uitvoering
van punt 1 door de GI zelf onmogelijk is gemaakt, dat punt 2 geen invulling
heeft gekregen door het onvermogen van de GI een duidelijke zorgvraag te
formuleren, dat punt 4 betrekking heeft op legitieme vragen/wensen die vader
bij de GI heeft neergelegd middels drie brieven die vallen binnen de
doelstelling van de ondertoezichtstelling en dat punt 5 niet bij de bevoegdheid
hoort van de GI, omdat het Hof niets vermeldt over voorwaarden bij de omgang
zelf.
De ‘samenwerking’ met
jeugdzorg
Het
eerste dat opvalt aan het lijstje van jeugdzorg-eisen aan vader is punt 6,
waarin de GI de hele communicatie tussen de ouders naar zich toetrekt. Dat is
volkomen in strijd met de opdracht van het Hof om de ouders zelf een deskundige
te laten inschakelen om de communicatie tussen hen beiden te verbeteren. Dit
deed het Hof op advies van een forensisch psycholoog die het
ouderschapsonderzoek had gedaan. Verder spreekt het Hof over een
communicatieschrift tussen beide ouders en als er noodzaak voor is emailverkeer.
De reden dat ouders zelf deze opdracht mogen uitvoeren laat zich raden. In drie
jaar tijd is de GI er niet in geslaagd om de communicatie tussen de ouders te
verbeteren, maar omdat de GI zelf niet terecht staat (en er geen alternatief
bestaat buiten weer een andere GI), omzeilt het Hof de ondeskundigheid van deze
instantie tactisch door de ouders zelf de opdracht te geven.
Punt
1 en punt 4 kunnen in samenhang gezien worden, omdat ze beiden betrekking
hebben op het in gebreke blijven van de GI bij het verlenen van zorg volgens de
wettelijk normen, wat zij vervolgens vader verwijten als een strijdende of
onwelwillende houding. Een niet onbekend verschijnsel in de jeugdzorg; het
eigen onvermogen om voldoende zorgkwaliteit te bieden projecteren op ouders. De
opdracht van het Hof was dat vader zijn huis moest openstellen voor observatie
door de GI van de interactie tussen hemzelf en zijn zoon. Vader heeft hierover
meermaals contact gezocht met de GI die hem vijf weken lang geen antwoord gaf,
waarna vader zelf een deskundige in de arm nam, (raadsonderzoeker geweest en
docent Pedagogiek) om de observatie uit te voeren. Zij wilde ook de observaties
doen van de overdracht van vader naar moeder, waar de GI al drie jaar niets in
had ondernomen. Ook deze externe deskundige heeft tevergeefs contact gezocht
met jeugdzorg. De ‘aanhoudende doorkruising van de uitvoering OTS door
instanties die zijn betrokken bij het leven van uw zoon’ heeft eenvoudigweg
betrekking op vaders verzoek om een volledig dossier, bewijzen van gesprekken
verondersteld door de GI gevoerd waar geen verslagen van bestaan, een
familiegroepsplan, een overdrachtsobservatie, etc. Dat de door jeugdzorg bevolen
dag voor de vader-kind observatie niet uitkwam had te maken met een verjaardagsfeest.
Een nichtje was jarig en P. kwam donderdag uit school om half drie. Vader is
naar de verjaardag geweest van zijn nichtje met zijn hele familie erbij, zodat de
jongen ook zijn familie weer eens kon zien na lange tijd.
“Wat is de zorg?”
Een
interessant aspect van de agitatie bij de GI is punt 2, de manier waarop ze bot
heeft gevangen bij defensie naar aanleiding van het persoonlijkheidsonderzoek dat
zij verlangde van vader (niet van moeder, hoewel het Hof beide ouders had
genoemd ‘indien nodig’). Het persoonlijkheidsonderzoek kan door defensie alleen
uitgevoerd worden als jeugdzorg concreet kan aangeven wat de zorg is. De
vaagheid die jeugdzorg kenmerkt strookte overduidelijk niet met de
nauwkeurigheid waarmee specialisten van defensie te werk gaan en daarom gaf de
GI dan ook geen antwoord op de gestelde vraag: ”Wat is de zorg?” De forensisch
psychiater wilde weten of er misschien sprake was van een PTSS. In zulke
gevallen wordt er grondig onderzoek gedaan en wordt de omgeving er ook bij
betrokken en gaat men helemaal terug naar de kindertijd. Zo’n onderzoek kan
soms wel een jaar duren, want dat gaat veel verder dan vragenlijstjes invullen
waar jeugdzorg zo goed in is. De gezinsvoogd wilde slechts de karaktertrekken van
vader weten, want dat zien ze bij de GI als 'persoonlijkheidsonderzoek'. De psycholoog
en forensisch psychiater van defensie hebben dat niet laten gebeuren’. Op zo’n
oppervlakkig onderzoek kun je als gezinsvoogd of gedragswetenschaper van een
voogdijinstelling geen mening baseren over het functioneren van iemand als
vader. Dat kan alleen gebaseerd zijn op interactie-observatie tussen vader en
zoon en daar heeft de GI bijzonder weinig haast mee gemaakt.
Punt
5 betreft de omgang die in drie maanden moet worden opgebouwd, naar een
uiteindelijke uitbreiding van de oorspronkelijke omgang met één dag. Anders dan
wat het Hof beschikt, meent de GI hierin voorwaarden te kunnen stellen, terwijl
daar in de beschikking nergens iets over te vinden is. De opdrachten voor
observatie, communicatie, persoonlijkheidsonderzoek, zijn separaat gesteld en
er zijn door het Hof geen voorwaarden verbonden aan de omgang. Jeugdzorg wil
dit suggereren en komt daarom met meerdere Schriftelijke Aanwijzingen die
volkomen betekenisloos zijn, maar die wel goed gebruikt kunnen worden bij de
strafrechtzittingen als gevolg van de aangifte door jeugdzorg van ontvoering
tegen vader. Jeugdzorg kan bij gebrek aan harde bewijzen van poging tot
ontvoering wel aan beeldvorming doen en de indruk wekken dat vader zich niet
houdt aan allerlei afspraken en door het Hof opgelegde geboden door met deze
inhoudsloze papierwinkel voor de dag te komen. Zo is ook de KMar op het
verkeerde been gezet om de jongen onrechtmatig bij zijn vader weg te halen op
een dag dat vader omgangsrecht had volgens het Hof. Nergens staat in de
beschikking dat de GI voorwaarden kan verbinden aan de omgang en als de GI van
mening is dat vader niet constructief meewerkt aan bepaalde zaken, moeten ze
daarvoor apart naar de rechter.
Misbruik maken van
onwetendheid KMar
Het
meest bizarre van deze casus, is dat vader buiten het feit dat hij zoals bij
veel ouders op onrechtmatige gronden zijn kind is ontnomen (inmiddels is hij
ook het gezag kwijt) door de inzet van buitenproportionele middelen ook nog
eens strafrechtelijk vervolgd wordt. Als militair kan hem dat zijn baan kosten,
want zelfs met de lichtste veroordeling verliest hij zijn verklaring van goed
gedrag. Vader ziet in de strafrechtelijke vervolging door jeugdzorg vooral een
tactiek die berust op het gebruik maken van de onwetendheid bij diverse
instanties over hoe jeugdzorg in de praktijk handelt, vaak tegen het belang van
het kind. “Als je de aangifte van jeugdzorg leest staat daar dat zij een
beschikking hebben gegeven. Zij noemen een SA een beschikking. Zo spelen ze
het, met woordspelletjes. Dit heeft jeugdzorg met opzet gedaan, de KMar
inschakelen. De politie heeft al weinig verstand van jeugdzorgzaken, maar de KMar
nog minder, omdat die slechts gedeeltelijk een politietaak hebben.” De advocaat
van vader die met de wet aan haar zijde nog poogde om de Kmar en de gezinsvoogd
op andere gedachten te brengen, kreeg nul op rekest.
Advocaat
vader: “Ik werd die avond tijdens mijn
vakantie gebeld door Oussoren en heb de Marechaussee laten weten dat zij geen
juridische titel hadden om [kind] mee te nemen aangezien Oussoren het recht had
zijn zoon bij zich te hebben en de aangekondigde schriftelijke aanwijzing geen
enkele rechtsgeldigheid had. Ik heb ook
de gezinsvoogd gesproken aan wie ik heb gevraagd waaraan zij het recht
ontleende om het kind bij zijn vader vandaan te halen waarbij zij stelde dat
recht “gewoon’ te hebben omdat ze van plan was de rechtbank te verzoeken de
omgangsregeling te schorsen en in tussentijd het recht te hebben de
omgangsregeling eigenhandig te schorsen. Dit is juridisch onjuist en dat heb ik
haar laten weten.”
Ultimum Remedium –
OM volgt haar eigen richtlijn niet
Niet
alleen hadden de verschillende schriftelijke aanwijzingen van de GI geen
rechtsgeldigheid, maar de inzet van KMar of politie is volgens de richtlijn van
het Openbaar Ministerie een ‘Ultimum Remedium’ wat betekent dat het een
uiterste middel is dat alleen in extreme gevallen kan worden ingezet. Zoals de
KMar het zelf richting vader verwoordde “Alleen als eerst het hele
civielrechtelijke kader is doorlopen kan er worden ingegrepen”. En dan nog
wordt er in de meeste gevallen niet gehandhaafd weten we uit onder meer het
rapport van Rouvoet (5) en tv-programma’s als De Hofbar. (6) De daad van het
onttrekken van een kind aan het ouderlijk gezag is in theorie strafbaar, maar
het gebeurt legio. Vader heeft twee brieven in zijn bezit van het OM als
antwoord op de aangifte die hij deed tegen zijn ex, toen ze zonder zijn
toestemming met hun kind op vakantie was geweest in het buitenland en de
beschikte omgangsregeling niet nakwam. In die brieven verklaart het OM dat het
niet strafbaar is wat moeder deed en dat ze geen actie kunnen ondernemen. “Maar”
zegt vader, “als jeugdzorg aangifte doet kun je blijkbaar wel rechtstreeks naar
het strafrecht. Als verweer in mijn zaak op 14 januari 2019 volg ik de richtlijn
(7) waar ik zelf op gewezen ben door het OM, als reden waarom zij mijn
aangiften niet wilden opnemen. Eerst het civiel recht doorlopen en als dat
allemaal niet heeft geholpen gaan we kijken of we kunnen ingrijpen. Eén
telefoontje van jeugdzorg kan echter volstaan om alles wat mij gezegd is door
het OM over de schutting te gooien.”
‘Poging tot
ontvoering’ van tafel
Nog
een opmerkelijk punt in deze zaak is dat van de oorspronkelijke dubbele
beschuldiging van ‘poging tot onttrekking ouderlijk gezag’ en ‘poging tot
ontvoering’, waardoor vader in het strafrecht is terechtgekomen voor een
civiele zaak, alleen de eerste beschuldiging is overgebleven. Vader wordt niet
langer poging tot ontvoering ten laste gelegd, maar wat overblijft is ‘poging
onttrekking ouderlijk gezag’ en een klacht over smaad, omdat vader op sociale
media zijn ongenoegen over de GI en haar werkwijze had geuit. Die plaatsingen
zijn onmiddellijk verwijderd toen vader hiervoor een sommatie kreeg van de KMar
dus wat overblijft is een magere ‘onttrekking aan ouderlijk gezag’ dat op niets
meer berust dan een vermoeden en niet eens een gefundeerd vermoeden, want vader
voldoet niet aan het profiel van mensen die hun kind naar het buitenland
ontvoeren. Volkomen onduidelijk is op wat voor manier vader zijn kind zou
hebben onttrokken aan het ouderlijk gezag (van moeder) als hij zijn kind één
dag eerder van school haalt om vervolgens op een afgesproken vakantie te gaan.
Op vakantie gaan, zelfs zonder toestemming van de andere ouder blijkt volgens het
OM geen misdrijf, dus waarom staat vader eigenlijk terecht en zelfs in het
strafrecht? Technisch gezien alleen vanwege het feit dat het OM de aangifte van
jeugdzorg heeft opgenomen, maar de mentaliteit van de GI die er achter schuil
gaat heeft niets van doen met de regeltjes. Jeugdzorg drijft volgens vader haar
zin door en misbruikt daarvoor andere instanties. “Het OM is buiten zijn boekje
gegaan, want zij hebben ongetoetst een machtiging afgegeven. Zij zitten met een
probleem, want als inderdaad blijkt dat het niet kan wat zij gedaan hebben, dan
hangt ze wat boven het hoofd.”
Civielrechtelijke
stukken in het strafrecht
De
merkwaardige situatie die nu door de GI en het OM geschapen is betreft het feit
dat er straks bij de zitting in januari civielrechtelijke stukken worden
ingebracht in een strafrechtzitting. Dat betekent dat beschikkingen uit het
civiel recht gaan dienen als ‘bewijs’ in het strafrecht, terwijl de gronden van
die beschikkingen vaak onduidelijk zijn. Jeugdzorg uit vooral veel vermoedens
in haar rapportages en is niet in staat gebleken die vermoedens hard te maken
of onderzoeken te produceren waarvan zij beweert dat die hebben plaatsgevonden.
Oud-advocaat
Peter Prinsen die door vader over zijn zaak om advies gevraagd is, haalt een
stuk tekst aan uit de laatste beschikking over het gezag:
“De rechtbank heeft na een korte schorsing het verzoek van de man [tot
beëdiging van partijen] afgewezen. Het betreft hier een familiezaak en geen
strafzaak. Het gaat om het belang van P. en iedereen heeft daar een visie en
een mening over. Die kan voor iedereen weer anders zijn. De rechtbank hoort
graag ieders mening en visie”.
Prinsen: “Hiermee is alles gezegd. Onwaarheden worden
aangemerkt als “een visie en een mening” die voor iedereen weer anders kan
zijn. Wie zich verdedigt tegen door de wederpartij gestelde onwaarheden voert
een strijd tegen windmolens.”
En zo moet vader zich in januari dus verdedigen tegen
deze ‘bewijsstukken’ die het OM en de GI hebben ingebracht. Vader meent echter
dat deze beschikkingen geen bewijskracht kunnen hebben, aangezien de
onderliggende stukken, de deskundigenrapporten, observatieverslagen, etc, nooit
zijn gepresenteerd. Het strafrecht staat toe dat er schriftelijk
civielrechtelijke stukken worden ingebracht art 339 lid 1 sv (punt 5
schriftelijke bescheiden), maar dan moet er wel worden voldaan aan een motiveringsplicht,
art 359 lid 3:
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de
inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe
redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen
verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij
nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft
bepleit.”
In het vonnis
opgenomen bewijsmiddelen
Er
wordt gewezen op ‘in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen’, maar dat is juist
waar het bij de diverse beschikkingen aan ontbreekt. Nergens, uit geen enkel
onderzoek blijkt dat vader een persoonlijkheidsstoornis heeft of dat hij zijn
kind niet zou kunnen opvoeden. Sterker nog, de hele sociale omgeving van vader
kan beamen dat hij een goede relatie heeft met zijn kind. Er zijn naar
aanleiding van een artikel over zijn zaak in de Leeuwarder Courant door
verschillende mensen brieven geschreven om te bevestigen dat vader een sociaal
en betrokken persoon is die zielsveel van zijn kind houdt. Er zijn geen
bewijsstukken in de civielrechtelijke vonnissen die een bepaald beeld van vader
ondersteunen, want daar heeft vader juist lange tijd vergeefs om verzocht. Om
verslagen van onderzoek en (nog uit te voeren) observaties, om een familiegroepsplan
aan de hand waarvan geconcludeerd kan worden of betrokkene personen eraan
voldoen. Als er niet zo’n wettelijk vereist plan bestaat, als
observatieverslagen ontbreken, hoe kan er dan iets beweerd worden over de
bereidwilligheid van vader of zijn competenties? Jeugdzorg zal volgens vader
vooral op de beeldvorming gaan zitten, want harde bewijzen hebben ze niet. En
‘zorgen’ uiten over een kind als Gecertificeerde Instelling staat altijd
sympathiek, ook al heb je niets ondernomen om verbetering te brengen of zelfs
opzettelijk de boel van de rails laten lopen door machtsspelletjes.
Sven Snijer
(2)
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/02/22/rapport-scheiden...en-de-kinderen-dan
Prof.
dr. Caroline Forder over Toetsingskader rechter...
(5)
“Hiervoor zijn verschillende dwangmiddelen beschikbaar, zoals gijzeling of
afgifte
met de sterke arm. Het toepassen van deze dwangmiddelen om tot effectuering van
de omgangsregeling te komen, kan echter weer in strijd zijn met het belang van
het kind.”
Bij
overtreding van artikel 279 Sr kunnen zeer uiteenlopende motieven en achtergronden
een rol spelen. Bij het niet naleven van een door de rechter vastgestelde
omgangsregeling na echtscheiding zijn in eerste instantie civielrechtelijke
maatregelen aangewezen. Enkel indien deze bewust worden gedwarsboomd is
optreden via het strafrecht aan de orde. Het strafrecht dient in die zaken
ingezet te worden als ultimum remedium.
(*)
De GI geeft de politie mondeling valse beschuldigingen door, zoals dat vader
een tikkende tijdbom is en agressief zal worden naar zijn ex als hij een slechte
uitspraak van de rechter hoort en dat is slecht voor zijn zoontje. Dat komt in het
dossier en daarop wordt geacteerd. En terwijl vader dit niet weet zeggen ze
later bij de rechter dat de politie en de KMar ook zorgen hebben. Volgens zijn
advocaat is hierdoor de zaak gekanteld. De politie heeft dit zonder
bronvermelding doorgegeven aan de KMar. Bij de klacht tegen de politie erkenden
ze dat de bronvermelding erbij had gemoeten, maar dat ze ervan uitgaan dat wat
de gezinsvoogd zegt waar is.