De decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten is drie jaar na de invoering in geen enkel opzicht een verbetering gebleken en het heeft er alle schijn van dat er zelfs minder wordt gepresteerd dan voor de Transitie. Dat heeft drie belangrijke oorzaken, zoals die al werden aangegeven enkele jaren vóór de risicovolle sociale omwenteling. Er is juridisch niets veranderd in het jeugdzorgsysteem waardoor de sociale vernieuwingen niet geborgd zijn. De Transitie is te snel gegaan en had te weinig draagvlak bij ouders, lokale politiek en bij veel jeugdbeschermers zelf. De wijkteams die als motor van het hele systeem zouden fungeren halen bij lange na niet de capaciteit die vereist is om preventief en dus ook efficiënt te kunnen werken.(1) Ik zal ze hieronder kort behandelen en dan vervolgens dieper ingaan op het uitblijven van de juridische hervorming van het systeem.
1.Geen juridische hervorming
2.Te weinig draagvlak bij uitvoerders en cliënten
3.Falen van de wijkteams als centrale toegangspoort
Geen juridische hervorming
Iedereen die van het oude jeugdzorgsysteem op de
hoogte was, dat bekend stond als de keten AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de
Kinderbescherming kon op zijn klompen aanvoelen dat het sociaal reorganiseren
van de jeugdhulp via de gemeenten geen enkel verschil zou maken voor het
uiteindelijk resultaat, omdat de rechtspositie van ouders niet was verbeterd.
Sterker nog, het door de overheid gestimuleerde toepassen van ‘drang’
als semi-legale manier van werken heeft de ouderschapsintegriteit eerder verder
ondermijnd dan versterkt. De termen ‘eigen kracht’ en ‘eigen regie’ zijn daarom
in verband met de wijkteams, beschermtafels en gecertificeerde instellingen
complete nonsens en camoufleren een werkwijze die bij ouders bekend staat als
‘chantage-hulp’.(2) Drang is misschien incidenteel nuttig bij ouders met
verminderde toerekeningsvatbaarheid of een te laag intelligentieniveau
om te begrijpen wat goed is voor hun kinderen, maar voor normale ouders
betekent dit een schoffering van hun persoonlijkheid en een aantasting van hun vrijheid en zelfbeschikking.
Voormalig wethouder jeugdzaken van Rotterdam en nu nieuwe vicepremier Hugo de
Jonge is een groot voorstander van op deze manier met ouders omgaan. Het
onderwerp kindermishandeling neemt hij naar eigen zeggen ‘bloedserieus’, alleen
waarheidsvinding wat minder. Opmerkelijk is dat uit de Quickscan meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2016) in
opdracht van VWS blijkt dat de inspecties geen zicht hebben op het
gebruik van de meldcode en op de kwaliteit hiervan. Ook zijn gemeenten zijn
zich niet altijd bewust van hun toezichthoudende rol met betrekking tot de
meldcode.(3) Men kan zich indenken wat dit betekent voor de vertrouwensrelatie tussen ouders en jeugdbeschermers.
Te weinig draagvlak bij uitvoerders en cliënten
Een teken aan de wand voor de dreigende beleidsklucht
van de Transitie die begon op 1 januari 2015 was de grote haast die ermee
gemaakt werd in de paar jaar die eraan vooraf gingen. Er bestond hoegenaamd
geen draagvlak voor het plan dat grotendeels een tekentafelontwerp was van een
paar utopisten zonder enige kennis van de juridische werkelijkheid in de
jeugdzorgketen en de gemeenten wisten één jaar voor de Decentralisatie in de
meeste gevallen nog nauwelijks wat er van hen werd verwacht. Er werd
stevig, maar jubelend reclame gemaakt voor het radicale plan, waarbij iedere keer de waarschuwing werd afgegeven dat het allemaal onvermijdelijk was
en dat dus iedereen mee moest doen om straks niet de boot te missen.(4)
Tegensputterende j-ggz instellingen zouden wel eens een contract bij de
gemeente kunnen mislopen ten gunste van hen die wel braaf en kritiekloos in
de sociale gekte meegingen. Van verscheidene kanten werd de slecht voorbereide
Transitie bestempeld als het ‘over de schutting gooien’ van de jeugdzorg naar
de gemeenten. In Amsterdam was er in 2014 nog lokaal verzet tegen de
overheveling (PvdA), terwijl deze partij coalitiepartner was van de VVD
en medeontwerper van dit plan dat er met alle geweld doorgedrukt moest worden.
Er was ‘geen plan B’ dus het statement dat de Decentralisatie ‘moest slagen’
was een zoveelste indicatie dat men geen flauw benul had van de consequenties
van dit sociale experiment.
Falen van de wijkteams als centrale toegangspoort
De huidige discussie over de wachtlijsten bij de j-ggz
verhullen helaas het onderliggende probleem van de Decentralisatie die reeds
drie jaar onderweg is; dat de wijkteams er nooit in zullen slagen de belofte
waar te maken van centrale toegangspoort te worden tot de jeugdzorg.(4) De
wijkteams zijn blijkens verschillende onderzoeken niet voldoende gekwalificeerd
om problemen bij kinderen goed te taxeren als zijnde opvoedprobleem, kindeigen
problematiek of (vermeende) kindermishandeling en daarom blijven de meeste
ouders er liever ver vandaan.
Noodoplossingen vanuit de gemeenten zijn dan om druk op huisartsen uit te
oefenen om ze te laten doorverwijzen naar de wijkteams en niet zelf hun
patiënten te helpen, waarbij de dreiging dat ze bepaalde quota van doorverwijzing niet mogen
overschrijden een volkomen absurd klimaat creëert.(5)
Politici die de dokter gaan vertellen wat hij als professional wel of niet mag
doen en het argument daarbij is de financiering van de jeugdhulp, niet de daadwerkelijke
hulpvraag. De politici zijn hiertoe min of meer gedwongen, omdat de Transitie al mislukte
bij de stemming in de Eerste Kamer toen de directe doorverwijzing door de
huisarts naar j-ggz hulp overeind bleef, wat je in een beschaafd land ook mag
verwachten. Maar dat is niet waar de overheid op had gerekend, omdat in de
totalitaire utopie van PvdA/VVD de wijkteams zouden bepalen wie wel of niet
voor specialistische kindhulp in aanmerking zou komen en met het omzeilen van
de wijkteams door ouders was de Transitie al mislukt nog voordat ze in werking
trad.
Als de wijkteams te weinig bezocht worden lopen direct een aantal dingen
verkeerd:
1.Kinderen worden niet gezien op jonge leeftijd en
daardoor komen dreigende ontwikkelingsproblemen niet op tijd in beeld bij de hulpverleners.
2.Opvoedproblemen worden niet op tijd aangepakt
waardoor kinderen dusdanig zouden kunnen ontsporen binnen een disfunctioneel
gezinsverband dat er later ggz-problematiek uit voortkomt.
3.De bezuiniging die al bij de Decentralisatie was ingebakken
wordt niet terugverdiend als het beroep op ggz-hulp niet naar beneden gaat.
4.Harde jeugdcriminaliteit (en de kosten voor de
Nederlandse Staat die daarmee verbonden zijn, alsmede de sociale impact) kan
geen halt worden toegeroepen.
Volgens de coalitiegenoten die
deze Transitie aan de samenleving wilden opleggen als het geneesmiddel voor alle
kwalen, kregen allochtone jongeren te weinig j-ggz hulp (vanwege sociale schaamte/
probleemontkenning) en autochtone kinderen zouden volgens Teeven en Van Rijn
juist te vaak een beroep doen op ggz-hulp en in veel gevallen beter af zijn met
opvoedhulp. Deze beide situaties zijn niet veranderd en we kunnen na drie jaar
concluderen dat er in sociale, economische en professionele zin, alsmede bij de
etnische afspiegeling van de jeugdhulp weinig vooruitgang is geboekt sinds de wijkteams
zijn ingevoerd. Recente schattingen zijn dat het nog minstens vijf jaar zal
duren voordat de effectiviteit van de wijkteams duidelijk wordt. Dat noem ik de
politieke strategie van vooruitschuiven, zodat straks een kabinet dat niets met
de initiatie van dit plan van doen heeft gehad het na zoveel jaar rustig kan
opheffen, zonder dat er koppen hoeven te rollen van de verantwoordelijke mensen. Om die vijf jaar even in perspectief te zetten; er werd onmiddellijk bezuinigd bij
de invoering van de Decentralisatie, wat aangeeft dat het kabinet in de
verwachting verkeerde dat er meteen besparend gewerkt zou worden door de
wijkteams. Nu dit niet het geval blijkt te zijn zitten we onder meer met de
ggz-wachtlijsten, maar dat is nog maar de oppervlakte van het probleem.
Waarheidsvinding en juridische dwang
De rotte cultuur bij jeugdzorg, kinderbescherming en
rechters door de hele sector heen is het eigenlijke probleem waar we over zouden
moeten praten in verband met de Transitie, want zoals gezegd kun je als
overheid de jeugdhulp wel anders organiseren, maar dat verbetert niets aan de
scheve machtsverhouding tussen ouders en jeugdbeschermers. Alle goede
bedoelingen ten spijt hebben jeugdbeschermers nog steeds teveel macht en worden
zij niet goed gecontroleerd bij de uitvoering van hun kinderbeschermingstaken.
Wat mij een beetje verbaasd in de hele discussie rondom ‘waarheidsvinding’ is
dat er weinig mensen zijn die de ‘olifant in de kamer’ durven te benoemen, de
permanente lobby voor kindermishandeling en het evangeliseren van de Meldcode
kindermishandeling. We weten al decennia lang dat niet het aantal meldingen het
probleem vormt, maar de afhandeling van die meldingen. Het zijn niet alleen
de mishandelde kinderen die niet gesignaleerd worden die gevaar lopen, maar ook
veel kinderen onder toezicht van jeugdzorg worden geestelijk of lichamelijk mishandeld of misbruikt, niet in de laatste plaats in pleegzorg- of
jeugdzorginstellingen zelf. Daarnaast zijn er veel gezinnen die in grote
problemen komen met kinderen die van hun ouders worden losgerukt op ondeugdelijke gronden waardoor het meldingssysteem zelf als kindermishandeling
kan worden beschouwd. Het gruwelijkste voorbeeld hiervan is de nieuwste mode
bij jeugdbeschermers om te pas en te onpas ouders te beschuldigen van
Münchhausen by proxy - verder ontwikkeld tot PCF (alleen bij het kind vast
te stellen) zodat het voor ouders onmogelijk wordt om zichzelf vrij te
pleiten van valse aantijgingen. Bij de belangenvereniging voor intensieve kindzorg
(Bvikz) liggen meer dan tweehonderd dossiers met valse beschuldigingen die door VWS worden bestempeld als ‘incidenten’. Een gruwelsysteem
dat dreigt de medische wereld als handlanger te incorporeren in een regelrecht offensief tegen
gezinnen.
‘Waarheidsvinding’ als filosofische bliksemafleider
Door menigeen wordt gevreesd dat op het waarheidsvindingscongres van 10
november 2017 het centrale probleem niet zal worden behandeld; de a priori aanname dat
jeugdbeschermers de aangewezen personen zijn waar de waarheidsvinding van zou moeten afhangen. Waarbij de rechter via een marginale toetsing in hun oordeel meegaat in de
veronderstelling dat de zorgprofessionals altijd naar eer en geweten hun werk doen.
Juist dat wordt door veel ouders en jeugdrechtadvocaten sterk betwijfeld en
daarom nemen zij ook geen genoegen met discussies over waarheidsvinding die
uitgaan van dit beperkte kader. Zoals advocaat Huib Struycken het verwoordde,
‘het horen van ouders is in dit systeem aan alle kanten weggeregeld’.(6)
Jeugdbescherming is lopendebandwerk geworden en de rechtmatigheid van het
handelen van jeugdbeschermers wordt in de meeste gevallen gewoon verondersteld, terwijl er voorbeelden te over zijn die het tegendeel bewijzen.
Dit is de reden waarom discussies over waarheidsvinding altijd dezelfde uitkomst hebben; dat het complex werk is, dat er in een team wordt overlegd (van jeugdzorg), dat de rechter het heeft getoetst (wat daarvoor moet doorgaan), dat ze beter 'feiten en meningen' zullen scheiden en dat er overal fouten worden gemaakt, omdat het nu eenmaal mensenwerk is. Zo bezien is het de vraag waarom we überhaupt nog een congres waarheidsvinding moeten organiseren, als er niet buiten dit benauwde kader kan worden getreden met zoveel macht aan de kant van de jeugdbeschermers en het blindelings meegaan van rechters met hun professionele oordeel, zonder zorgvuldig de gronden te onderzoeken waaruit de kindbedreigende situatie zou moeten blijken. Waarheidsvinding mag niet worden afgehamerd op goed geloof, maar behoort een taak te zijn van de rechter zelf. Er dienen twee gelijkwaardige partijen te zijn, jeugdbeschermers en ouders (met advocaat) en beiden zouden door de rechter uitvoerig gehoord moeten worden, in plaats van dat het informantenonderzoek + conclusie van de jeugdbeschermers als een soort doktersrecept wordt overhandigd aan de edelachtbare. Het voorstel voor een rechter-commissaris heeft op deze blog al meermalen de revue gepasseerd om dit probleem te ondervangen.
Dit is de reden waarom discussies over waarheidsvinding altijd dezelfde uitkomst hebben; dat het complex werk is, dat er in een team wordt overlegd (van jeugdzorg), dat de rechter het heeft getoetst (wat daarvoor moet doorgaan), dat ze beter 'feiten en meningen' zullen scheiden en dat er overal fouten worden gemaakt, omdat het nu eenmaal mensenwerk is. Zo bezien is het de vraag waarom we überhaupt nog een congres waarheidsvinding moeten organiseren, als er niet buiten dit benauwde kader kan worden getreden met zoveel macht aan de kant van de jeugdbeschermers en het blindelings meegaan van rechters met hun professionele oordeel, zonder zorgvuldig de gronden te onderzoeken waaruit de kindbedreigende situatie zou moeten blijken. Waarheidsvinding mag niet worden afgehamerd op goed geloof, maar behoort een taak te zijn van de rechter zelf. Er dienen twee gelijkwaardige partijen te zijn, jeugdbeschermers en ouders (met advocaat) en beiden zouden door de rechter uitvoerig gehoord moeten worden, in plaats van dat het informantenonderzoek + conclusie van de jeugdbeschermers als een soort doktersrecept wordt overhandigd aan de edelachtbare. Het voorstel voor een rechter-commissaris heeft op deze blog al meermalen de revue gepasseerd om dit probleem te ondervangen.
Meer dan feiten en meningen
Rillingen lopen mij over de rug bij het lezen
van het artikel ‘Meer dan feiten en meningen’ van LOC-belangenbehartiger Thom
van Woerkom.(7) Zoals zo vaak bij dit onderwerp prevaleren in het stuk wederom de
intenties boven de resultaten en blijft de waarheidsdiscussie vooral een
onderonsje van de jeugdzorgprofessionals, waarbij alleen in het informele
circuit toenadering wordt gezocht tot de objecten in dit systeem; de ouders die
met jeugdzorg te maken krijgen in het juridisch kader. Voor ouders zal er geen
enkele garantie komen voor beter resultaat, maar zij mogen wel uitzien naar
verbetering van hun ‘relatie’ met jeugdbeschermers al blijven zij juridisch de
gebeten hond. Alle platgetreden paden over waarheidsvinding worden in dit
artikel nog verder uitgesleten en bovendien wordt opnieuw de workshop-formule ‘Allemaal gekkies’ ten tonele gevoerd -een
tijdelijk samenwerkingsverband tussen stichting SOS-jeugdzorg/Dark
horse en JBRA (Jeugdbescherming Amsterdam)- dat niet voor het doel van
waarheidsvinding ontwikkeld was. De workshop had uitsluitend betrekking op het
relationele aspect tussen ouders en jeugdbeschermers in de informele sfeer en
is niet geschikt voor een juridische discussie over waarheidsvinding, zoals
eerder werd beschreven in ‘Waarheidsvinding - beterschapbeloften of wetgeving?’ (8).
Rapportages als basis voor beslissing rechter
De sleutel tot het artikel vinden we in de inleidende
alinea waar door Van Woerkom gesproken wordt over ‘…de volledigheid en waarheid van rapportages op basis waarvan een
kinderrechter beslist over uit huis plaatsen of onder toezicht stellen van
kinderen en jongeren…’. Hier wordt precies het probleem geschetst dat
binnen het huidige kader van discussie voeren met elkaar nooit tot een
oplossing kan worden gebracht. Zolang als de rechter zelf niet een actievere
rol aanneemt bij de toetsing van een kinderbeschermingsmaatregel (of een
rechter-commissaris het voorwerk heeft gedaan) blijft er voor de rechter niets
anders over dan als een stempelmachine te fungeren bij de aanvraag van
beschermingsmaatregelen door jeugdbeschermers op basis van rapporten, maar meer nog hun eigen oordeel. Jeugdbeschermers blijven het
mandaat houden over de waarheidsvinding, c.q, het waarheidsgehalte van hetgeen
ze bij de rechter inleveren vergezeld van hun dringend advies. Het commentaar van
ouders is letterlijk achterin het rapport vastgeniet en ter zitting mogen zij
zich nog even emotioneel uiten in de wetenschap dat het pleit meestal al
beslecht is. Op geen enkel moment worden volgens de huidige werkwijze de
belanghebbenden in een zaak door de rechter voldoende gehoord of kunnen beweringen
door informanten gedaan ter plaatse getoetst en eventueel ontkracht worden. Ook
het reële gevaar voor een kind is moeilijk in te schatten als de gezinsvoogd
zich laat inzuigen in de gezinssituatie door de ‘bedreigende partij’ (ouder met
narcisme of psychiatrische problematiek) zonder dat er van buitenaf een
onderzoeksrechter controle uitvoert op de veiligheid van het kind.
‘Elkaar aanspreken’
We moeten na het aankomende congres (10 november
2017), maar geloven dat de jeugdzorgprofessionals ‘elkaar zullen aanspreken’ om
een betere werkwijze te ontwikkelen, maar tegelijkertijd wordt dit alweer
ontkracht met het cliché dat er vaak snel gehandeld moet worden voor de
veiligheid van het kind. En dat kan zonder onderzoeksrechter uiteraard niets
anders betekenen dan onzorgvuldig werken en met goede bedoelingen veel schade
doen aan ouders en kinderen. Het artikel van Van Woerkom laat wederom een visie
zien waarin geen verschil wordt gemaakt tussen aanspraakmakende ouders en van
kindermishandeling beschuldigde ouders, zoals beschreven door oud-advocaat
Peter Prinsen.(9)
Hoewel de jeugdzorgsector graag de suggestie wekt, bestaat er geen enkel verband tussen ouders die vragen om hulp voor hun kind en ouders die onvrijwillig met jeugdbescherming in aanraking komen als gevolg van een melding bij Veilig Thuis. Deze laatste categorie is volstrekt niet geïnteresseerd in een betere relatie met jeugdzorg en vraagt maar om één ding: geen leugens in rapporten en geen zwaar ingrijpen in gezinnen zonder dat de wettelijke grond zorgvuldig wordt getoetst door een rechter die zich persoonlijk verantwoordelijk voelt voor de rechtsgang.(10) Geen afschuifgedrag meer van rechters die zich verschuilen achter de ‘zwaan-kleef-aan’- keten van jeugdbeschermers die elkaar allemaal napraten.
Hoewel de jeugdzorgsector graag de suggestie wekt, bestaat er geen enkel verband tussen ouders die vragen om hulp voor hun kind en ouders die onvrijwillig met jeugdbescherming in aanraking komen als gevolg van een melding bij Veilig Thuis. Deze laatste categorie is volstrekt niet geïnteresseerd in een betere relatie met jeugdzorg en vraagt maar om één ding: geen leugens in rapporten en geen zwaar ingrijpen in gezinnen zonder dat de wettelijke grond zorgvuldig wordt getoetst door een rechter die zich persoonlijk verantwoordelijk voelt voor de rechtsgang.(10) Geen afschuifgedrag meer van rechters die zich verschuilen achter de ‘zwaan-kleef-aan’- keten van jeugdbeschermers die elkaar allemaal napraten.
Wetten en regels
De
inhoud van het artikel was natuurlijk geen verrassing, maar vraagt wel om een antwoord. Vooral wat betreft de in het oog springende tegenstelling tussen
enerzijds de ‘radicale verandering van cultuur en houding’ die in de jeugdzorg
noodzakelijk zou zijn en daarnaast de vermelding dat die niet door wetten en
regels kan worden bewerkstelligd, omdat die een mentaliteit niet kunnen
veranderen. Dat is een vreemde constatering, omdat wetten en regels de
democratie en de rechtsstaat juist mogelijk maken, dus waarom werken ze in de
jeugdzorg dan niet? Dit zou ofwel betekenen dat er verkeerde wetten en
regels gelden in de jeugdzorg of dat ze niet worden nageleefd en gecontroleerd
zoals dat zou moeten. Verder lijkt de jeukterm ‘ontwikkelagenda’ al meteen de
uitkomst van het waarheidscongres te impliceren en volledig voorbij te gaan aan
het feit dat er al zo’n twintig á dertig jaar gegevens over jeugdbescherming
klaar liggen in diverse rapporten die door de jaren heen zijn samengesteld, waar
we nu direct al mee aan de slag kunnen. Er hoeft niet nog langer te worden gewacht
en gepraat. Mentaliteitsverandering op basis van goede voornemens is een
heilloze zaak, zoals het 'radicaal kiezen voor de pedagogische civil society' dat
ook was. Als de versterking van de rechtspositie van ouders en kinderen
achterwege blijft zal het bij mooie woorden blijven. Het zou goed zijn als
de deelnemers aan dit congres deze overwegingen alvast laten bezinken voordat ze
weer dezelfde discussie overdoen, die nooit eerder substantiële
verbetering heeft gebracht bij de uitvoering van kinderbeschermingstaken of
gezinsondersteuning.
Sven Snijer
(1) De rammelende toegangspoort tot de jeugdhulp http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2016/11/de-rammelende-toegangspoort-tot-de.html
(2)Follow the Money https://www.ftm.nl/artikelen/het-nieuwe-product-van-kinderbeschermers-is-intimidatie?share=1
(10) Het onvermogen om onderscheid te maken tussen
deze twee groepen blijkt des te meer als Van Woerkom schrijft dat ouders zouden
moeten ‘meeschrijven aan een rapportage’ wat alleen betrekking kan hebben op
aanspraak makende ouders en nooit op ouders die valselijk worden beschuldigd
van kindermishandeling, want waarom zouden die willen meeschrijven aan een
aanvraag ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van hun kind?