Wie
de spiritueel-filosofische systemen bekijkt van de laatste tweehonderd jaar
ziet geleidelijk een verwijdering van het godsbegrip door er plaatsvervangende
termen voor te gebruiken. Emanuel Levinas sprak niet langer van een
godsverlangen of een heimwee naar de goddelijke oorsprong zoals mystici uit de
oudheid, maar van een ‘ontologisch verlangen’ of een verlangen naar de
‘exterioriteit’ of ‘andersheid’. Martin Heidegger hield een ingewikkeld betoog
over het Zijn en het ‘zijnde’ om het onderscheid te maken tussen het
tijd-ruimtelijke bewustzijn van de mens en zijn diepere spirituele essentie. Jung vertaalde God als Collectief Onbewuste, de filosoof en psycholoog William
James zocht aansluiting bij de Animus Mundi van de oude alchemisten en Alfred
North Whitehead probeerde het starre godsbegrip uit het verleden souplesse te
verschaffen door in zijn procesfilosofie zowel een primordiaal als een
organisch-historisch element van de werkelijkheid te beschrijven, tezamen pan-entheïsme
genoemd.
Mogelijkheid tot
zelfontplooiing
Sinds
het traditionele godsbeeld in de westerse cultuur van zijn voetstuk is gevallen
onder druk van de natuurwetenschappen is er een tendens onder spirituele
denkers om God als begrip een beetje weg te moffelen, maar toch de essentiële
inhoud van hun denken wel steeds te laten wijzen in de richting van een opperwezen.
Minder als object en meer als proces, minder als gebod en meer als mogelijkheid
(tot ontdekking en zelfontplooiing). In zekere zin is de moderne filosofie daar
waar ze het sacrale element heeft proberen te behouden, veel meer psychologisch
geworden en veel humaner in de zin dat ze minder afstandelijk is geworden naar
de wereld en het maatschappelijk leven. Waar het spirituele doel in het
verleden steevast van de wereld afgekeerd was en het innerlijk haast een
natuurlijke vijand vond in de uiterlijke wereld (de verblinding van de
zintuigen en de gehechtheid aan ijdelheden) kreeg de spirituele dimensie van
latere filosofische systemen meer een inclusief karakter waarbij zowel God als
de mens meer op de wereld betrokken waren. Eigenlijk was Hegel al met deze
beweging begonnen door God als de bezieler (‘Der Geist’) van de geschiedenis
voor te stellen, die weliswaar slechts ten dele samenviel met die geschiedenis,
maar die door de wereldgeschiedenis en de verschillende cultuurperiodes van de
mensheid heen van zichzelf bewust moest worden en zijn volle goddelijke
potentieel. God had de wereld en de mensheid nodig om zichzelf te leren kennen.
Hegel liet de Filosofie in laatste instantie samenvallen met de Kunst en de
Theologie, omdat het volkomen gerealiseerde bewustzijn van God in geen speciale
categorie meer gevangen kon blijven. De materiële en immateriële kant van het
gerealiseerde bewustzijn van Der Geist zouden één werkelijkheid vormen,
waardoor alles tot een voltooiing zou komen en toevallig tijdens het leven van
Hegel.
Hegel en het Duits Idealisme
Afgezien
van enige inconsequenties in zijn systeem met betrekking tot zijn eigen rol
geldt Hegel nog steeds als de meest integrale denker van het Duits Idealisme
die een sluitende filosofie ontwikkelde waarbij de logica dwingend en
onontkoombaar was. Anders dan Schelling, die omwille van zijn mystieke interesses
in zijn latere leven het pad van de strikte logica verliet, bleef Hegel tot aan
zijn dood trouw aan de Rede in het besef dat de geschiedenis van de filosofie
geschreven wordt door denkers die hun eigen systeem en de intrinsieke waarde
van de logica trouw blijven. Ik ben in het verleden wel eens geneigd geweest om
de academische filosofie te bekritiseren voor het links laten liggen van die
spirituele en metafysische denkers die niet mooi in de lijn passen van de
ontwikkeling van de filosofie vanaf de scholastiek tot heden. Die geniale
zonderlingen uit de wereld der verbeelding, die grootse dingen deden op hun
eigen manier en daar vaak aanhang mee kregen, maar die desalniettemin niet
gelden als schakels in de ontwikkeling van de westerse filosofie. Mensen als
Jacob Bohme, William Blake, Emmanuel Swedenborg, Friedrich Schelling (zijn
latere werk), Rudolf Steiner, Teilhard de Chardin en vele anderen die de wereld
wel een intrigerende visie hebben geschonken, maar geen filosofie. Wie geen
onderscheid maakt tussen het veronderstelde doel van een discipline en de
methode om dit doel te bereiken, kan in de valkuil trappen van misnoegen over
de miskenning van een aantal spirituele zielen die wel hun plaats hebben in de
geschiedenis van de mystiek, de kunst en de esoterie, maar niet in die van de
rede. Wie dat onderscheid wel maakt, begrijpt dat niet het resultaat van iemand
strevingen bepaalt of hij gerekend moet worden tot een duidelijk omschreven discipline
als de filosofie, maar zijn manier van werken. Voor de filosofie is enkel de
consequentie van de redenering van belang en niet een metafysisch vermoeden of
verlangen, zelfs niet een gemanifesteerd visionair bewustzijn, want het kan op
geen enkele manier voldoen aan de wetenschappelijke criteria van herhaling door
anderen, die tot hetzelfde inzicht willen komen.
Logica is zichzelf genoeg
Daarom
is de spirituele weg in rationele zin vaak geen filosofie te noemen en kent de academische
filosofie tegenwoordig geen spirituele praktijk. De logica moet zichzelf genoeg
zijn, vooral in combinatie met de kunst van de zelfdiscipline, de matiging in
het handelen en evenwicht in de gemoedsstemmingen. In het verleden werd dit
specifiek aangeraden als voorbereiding op het echte filosoferen en als een
haast religieuze discipline aan filosofische adepten opgelegd, maar
tegenwoordig veronderstellen we het impliciet als onderdeel van de academische
cultuur.(1) Rationeel wetenschappelijk onderzoek gaat automatisch uit van de
voorlopigheid van zowel onze persoonlijke ideeën als de persoonlijke emoties
die we bij een bepaald onderwerp voelen. Wetenschappelijk onderzoek kan onze
eigen inzichten en overtuigingen namelijk tegenspreken, wat academisch gevormde
mensen vaak voorzichtig maakt, waardoor ze niet te snel al te stellige
beweringen zullen doen.
In
een artikel van de Islamitische Nieuwsbrief (2) uit de jaren negentig van een
zekere Hoessein Rousseau werd getracht een verbinding te maken tussen de
westerse filosofie en de traditie van de soefi’s. En niet slechts de
filosofische kant van het soefisme, zoals in de monistische benadering van de
filosoof Ibn Arabi, maar zelfs de kant van de gevoelsmystiek die zich daar in
het geheel niet voor leent, omdat haar iedere vorm van systematiek die
gekoppeld kan worden aan de westerse methode van filosoferen vreemd is. Het
bekende probleem diende zich aan van de verwarring van doel en methode, waar ik
zelf ook lang mee geworsteld heb. Heel kundig en met een overvloed aan
filosofische termen (voornamelijk ontleend aan Heidegger) wordt de lezer in het
artikel bij de hand genomen om aantoonbaar te maken dat het einddoel van de
soefi-methode en het einddoel van de filosofie één en dezelfde zijn, zodat met
de nodige kunstgrepen er een streven op gang gebracht zou moeten worden tot het
bezielen van de academische filosofie (een tegenbeweging t.o.v. het denken in
classificaties) om zodoende een her-verbinding te creëren met de
oorspronkelijke Logos van Heraclitus.
Twee
dingen kloppen echter niet in deze benadering. Ten eerste is de huidige staat
van de filosofie nauwelijks nog aansluitend bij de metafysica van weleer en ten
tweede is het niet een gebrek aan eenheidsbewustzijn wat de filosofie van
vandaag parten speelt, maar meer de geweldige overlapping van haar terrein door
tal van andere disciplines en wetenschappen, waardoor ze steeds moeilijker als
een op zichzelf staande discipline te beschouwen is. Filosofie is in hoge mate
de ‘geschiedenis van de filosofie’ geworden en afgezien van Pierre Hadot en een
aantal anderen die de filosofie weer haar praktische kant van de levenskunst
hebben willen teruggeven, zal dat voorlopig wel zo blijven. De filosofie heeft
niet meer de pretentie die ze in de tijd van Hegel nog wel had, een alomvattend
wereldbeeld te kunnen bieden waarin men kon geloven, zij het minder krampachtig
en dogmatisch dan bij religie het geval was. Maar ook het systeem van Hegel was
uiteindelijk een geloof en het leidde tot totalitaire systemen bij linkse en
rechtse krachten die ermee aan de haal gingen en die het nog verder verpolitiseerden
dan bij Hegel zelf al gebeurde in zijn latere leven. De verbinding tussen
filosofie en spiritualiteit is moeilijk, omdat deze tijd niet vraagt om een
herleiding tot een goddelijke realiteit, een opperste werkelijkheid of een eenheidsbewustzijn
waarin alle delen van ons wezen samenvallen tot een logisch geheel dat de
wereld van verscheidenheid kan transcenderen. Wie dat nastreeft kan heel goed
volstaan met metafysische systemen uit het verleden, want zelfs Plotinus zijn
systeem was in de derde eeuw al vrij volmaakt en afgerond in die zin. Het
diende in zijn geval als theorie voor een volkomen ascetisch en spiritueel
leven en had geen bedoeling verder ontwikkeld te worden in de zin van
natuurwetenschappelijk onderzoek. Zelfrealisatie was zijn doel, niet
wetenschappelijke acceptatie.
Het Godsbeeld loslaten
Wie
het godsbeeld van het verleden loslaat en de spirituele ontwikkeling van de
mens plaatst in zijn cultuurmodel van steeds verdere differentiatie van
wetenschappen, kunsten, culturen, voelt instinctief aan dat het eenheidsbewustzijn,
de spirituele realisatie waarbij de mens voor een deel samenvalt met de
primordiale realiteit, helemaal geen zinvol streven is in relatie met de
tijdgeest en de ontwikkeling van de moderne mens. Zelfs als de mens zich door
intensieve spirituele arbeid een transcendentaal bewustzijn verwerft dat
voorbij de zintuiglijke werkelijkheid gaat, waarbij een ontijdige werkelijkheid
een wezenlijke en te ervaren zijnstoestand wordt, blijft de kloof bestaan
tussen die ervaring en de collectieve stroom van de cultuur als geheel.
Godsbewustzijn of zelfrealisatie zijn geen doelen van onze samenleving, die
zich gekeerd heeft naar de ontdekking van de geheimen van de natuur, om via een
omweg uiteindelijk meer te gaan begrijpen van de menselijke natuur.
Proefondervindelijk en geduldig.
Niet de zelf-actualiserende strevingen van
mensen die in het gewone maatschappelijke leven vaak moeilijk hun draai lijken
te kunnen vinden hebben onze interesse, maar de met mens en maatschappij
samenhangende inzichten die zonder veel moeite gedeeld kunnen worden en die
geen specifiek geloof in iets vereisen. Dat is het bezwaar bij religie en
mystiek tezamen, want beiden verlangen dat de mens eerst van alles gelooft of
veronderstelt en daarbij een wat dubbelzinnige houding aanneemt tegenover de
wereld. ‘Wel in de wereld, maar niet van de wereld’ alsof dat een aparte
krachtsinspanning zou vereisen. Wie begrijpt dat de mens per definitie deel
uitmaakt van de totale werkelijkheid, naar innerlijke samenhang en uiterlijke
manifestatie, hoeft zich geen zorgen te maken over het juiste pad, de juiste
overtuiging of de juiste methode. De weg leidt niet terug naar een zuivere
oorsprong (een verloren paradijs), maar leidt verder vooruit naar een
vollediger manifestatie van de natuurlijke en geestelijke vermogens van de
mens. De natuurlijke weg is de meest spirituele weg.
'Door de aarde heen'
Wie
moderne therapeutische methoden bekijkt komt bij de meesten de
vooronderstelling tegen dat de mens een innerlijke wijsheid heeft. De vragen
die een therapeut stelt zijn bedoeld om de mens zelf te laten ontdekken en te
laten formuleren wat de therapeut vaak al vermoedt heeft, maar niet als een
opgelegde waarheid wil overdragen. We begrijpen vandaag de dag dat wat mensen
door eigen ervaring ontdekken veel meer waarde heeft dan de meest erudiete
studie of het meest vlammende betoog. We sluiten in die zin nog steeds aan in
de westerse traditie bij Socrates die zijn werk als filosoof vergeleek met dat
van een vroedvrouw, helpen bij het ‘geboren’ laten worden van mensen hun eigen
inzichten. En die inzichten betekenen een uitbreiding van het bewustzijn en
geen versmalling tot een metafysisch doel dat een verheven werkelijkheid zou
uitmaken. Het ‘Zelf’ in mystieke zin, het Kosmisch bewustzijn of de
Christusgeest, zijn niet meer dan aanduidingen dat alle ervaringen van de mens
altijd verbonden zijn met een meer essentieel deel van zijn wezen dan zijn
lichamelijke existentie en de oppervlakkige emoties en verlangens, maar
zij hoeven geen dictaat te zijn om terug te keren naar een ‘zuivere wereld van
licht en liefde’. Want de wereld is er spiritueel gezien ook niet voor niets en
de potenties van de mens hebben een stoffelijke werkelijkheid nodig om tot
verwezenlijking te komen. Verschillende spirituele scholen hebben geprobeerd
het aardse leven te waarderen als leerschool en niet slechts als een
ballingsoord voor gevallen engelen. De antroposofen zeggen dat we ‘door de
aarde heen’ moeten, de alchemisten zeggen ‘door de duisternis naar het licht’
en op een bekende universiteit leerden studenten de spreuk ‘door de
moeilijkheden naar de sterren’ om aan te geven dat het lood van de wereld de
noodzakelijke voorwaarde is voor het geestelijk goud dat we hopen te vinden
(een blijvend geluk).
Neuro Linguïstisch Programmeren
Een
modern therapeutisch systeem dat heel goed heeft begrepen dat de mens alle
hulpbronnen in zichzelf kan vinden is Neuro Linguïstisch Programmeren. Centraal
in dat model staat het werken met ‘gedeelten’, waarbij tegenstrijdige
strevingen van delen van de psyche op bewust niveau geïntegreerd worden om tot
een productieve synthese te komen. Ook hier wordt al het werk voornamelijk door
de cliënt zelf gedaan, in de vooronderstelling dat het onbewuste van een mens op
ieder probleem zelf het antwoord weet (waar deze miraculeuze werking van de
psyche op gefundeerd is wordt niet verder theoretisch onderbouwd- het is
‘ervaringswetenschap’) en de therapeut geeft enkel richting aan het proces.
Het
mooie van NLP is dat het uitging van een omgekeerde probleemaanpak, want er
werden geen oplossingen gezocht voor een probleem, maar zoveel mogelijk
problemen bij de oplossing. Het NLP-model is zo veelzijdig en flexibel dat er
veel meer mee kon worden aangepakt dan waar oorspronkelijk vanuit werd gegaan
(angsten, fobieën, emotionele blokkades) en het duurde niet lang voordat het
model werd omgevormd tot een bedrijfsfilosofie en een levensleer die rijkdom, geluk en
blijvende liefde zou garanderen. Wat bij NLP gebeurde, is dat het systeem
zichzelf begon te transcenderen van een therapeutisch model (problemen in de
privésfeer) naar een levensfilosofie die spirituele trekken kreeg. De
verwachtingen werden zo hoog en de resultaten in sommige gevallen zo indrukwekkend,
dat het geloof in de NLP-denkwijze een onderdeel werd van het succes. Op dat
moment werkte het niet langer therapeutisch, maar leed het aan inflatie, omdat
de ecologische test naar de achtergrond verdween. De therapeutische ‘check’ om
vast te stellen of het beoogde doel wel in harmonie was met de totale
ontwikkeling van de cliënt (zijn geïntegreerde ontwikkeling) werd opzij
geschoven, zodat het systeem geleidelijk aan transformeerde tot een
geloofswaarheid.
Binnen
de ‘NLP-religie’ waren op zeker moment de doelstellingen niet realistisch meer
en voldeden ze niet meer aan de menselijke maat. Het scheppende vermogen in de
mens, dat nooit verder omschreven of benoemd werd dan ‘het onbewuste’ werd
geleidelijk aan toch een soort goddelijk principe, een kosmische ordening van
het menselijk lot, omdat voor de niet behaalde doelstellingen (een weigerend
onbewuste?) toch een verklaring moest worden gezocht die een verzoening teweeg
moest brengen met de omringende wereld en de medemensen die immers ook vanuit hun onbewuste bezig waren de
gezamenlijke werkelijkheid te beïnvloeden. De grens van NLP als superfilosofie
en levenswijze werd bereikt op het moment dat de gezamenlijke werkelijkheid die
we met elkaar delen sterker werd dan de tot het uiterste opgerekte zelf-creatie,
waarbij ‘zelf’ en ‘onbewuste’ steeds moeilijker te onderscheiden werden in hun
leidende dan wel volgende rol. Want wie eenmaal het godsbegrip herintroduceert,
als gevolg van het transcendente karakter dat een onbegrensde zelfontplooiing
vanzelf krijgt, stelt daarmee tegelijk de grens aan die ontplooiing.
Niet
de mens en zijn onbewuste vermogens zijn de schepper van de werkelijkheid, maar
de diepere bron van waaruit zowel het bewustzijn als het onbewuste hun energie
ontvangen; God of Natuur. In ieder geval geen op zichzelf staand ‘ik’ dat zich
een beter leven kan wensen alsof er geen anderen bestaan. En toch was NLP ook
in zijn geëxalteerde vorm een machtig experiment dat de mens heeft
geconfronteerd met twee elementaire zaken in het leven. Aan de ene kant het
onvoorstelbaar grote vermogen van het onbewuste in de mens dat hem onbedoeld
toch weer op het spoor van de metafysische werkelijkheid heeft gebracht en aan
de andere kant de noodzaak van de mens om zichzelf te begrenzen, om niet
verdwaald te raken in een wereld waarin het bewustzijn en het onbewuste
geleidelijk van plaats wisselen en de mens zich verantwoordelijk gaat voelen
voor meer dan hij aankan.
Sven Snijer
Deel 1 van dit artikel: http://svensnijer-essays.blogspot.com/2015/09/de-goden-tussen-hemel-en-aarde.html
(2) Islamitische Nieuwsbrief, kwartaalblad - afgiftekantoor Brussel 4. (Luc Van den Broeck, I.C.C. , Jubelpark 14, 1040 Brussel.)