donderdag 26 februari 2015

Radicalisering - De cowboy-oplossing van de VVD


Het vrije westen is hard op weg om een nieuw soort ‘wilde westen’ te worden, met het laatste onzinnige initiatief van de liberalen in het parlement -ondersteund door SGP en CDA, maar volgens ‘profeet-op-klompen’ Geert Wilders nog niet ver genoeg gaand- om jihadisten hun paspoort af te pakken. Ze  gaan daarbij zover dat ze zelfs in het geval dat een jihadist maar over één paspoort beschikt, dit ook ingenomen zal worden met het gevolg dat hij stateloos wordt gemaakt. Dit gaat tegen alles in waar wij als westerse samenleving voor staan en ademt meer de defensieve houding van het conservatisme dan de ruimdenkendheid van het liberalisme. Met dit verschil, dat conservatieven wel consequent zijn.

Nu het gebrek aan visie van dit kabinet spreekwoordelijk is geworden en we in het integratiedebat politici de ene na de andere plank zien misslaan, wordt langzamerhand pijnlijk duidelijk hoe hopeloos ze zijn in Den Haag. Dat er nu oplossingen gepresenteerd worden ter bestrijding van radicalisering die in zichzelf even radicaal en onverenigbaar zijn met de moderne maatschappijopvatting als het kwaad dat ze willen bestrijden, omdat ze hoe langer hoe meer door Wilders in de hoek gedreven worden, is niet alleen zielig vanuit het oogpunt van bestuurlijk onvermogen, maar ook een schandvlek op mijn democratische rechtsstaat. Het verraste me te moeten constateren dat ik als overwegend rechtse denker, in de discussie bij Eva Jinek(1) tussen Groen-links fractievoorzitter Bram van Ojik en journalist Bart Schut, geheel kon meegaan in het standpunt van de eerstgenoemde, ook al werd hij in zijn visie door de ander heftig betwist. De standpunten van Schut hadden minder rationele inhoud dan de rustige uiteenzetting van Van Ojik, die van een bredere verantwoordelijkheid uitging dan Schut, die de plannen van Opstelten ondersteunde die voornamelijk gebaseerd zijn op angst en zelfbehoud, zonder enige rechtvaardiging in het kader van universele mensenrechten. En juist die universele mensenrechten zeggen wij als samenleving te willen verdedigen tegen het religieus extremisme.

Het terechte punt van kritiek op het plan van Opstelten door de GroenLinks-voorman, was dat wanneer wij een jihadist de toegang ontzeggen tot Nederland of Europa, wij impliciet aangeven dat het plegen van terroristische daden buiten ons continent wel in orde is, of tenminste dat wij het risico willen nemen dat niet-Europese burgers met de terreur worden opgezadeld die wij hier niet willen hebben. Een betere oplossing is volgens Van Ojik dat de jihadisten die misdaden hebben begaan worden opgepakt, berecht en opgesloten, zodat ze ook anderen geen kwaad meer kunnen doen. Het intrekken van hun lidmaatschap van onze samenleving maakt ze nog niet onschadelijk voor anderen en het is onze plicht als democratische rechtsstaat om ze te berechten, ook al is de bewijsvoering soms een probleem. Dat laatste is een slecht argument van de voorstanders van dit plan, want wij gooien ook geen gewone moordenaars over de grens als het moeilijk is om aan bewijs te komen voor hun misdaden. Integendeel, heel wat moordenaars en geharde criminelen waarvan de politie weet dat ze schuldig zijn, moeten worden vrijgelaten uit hun voorlopige hechtenis wanneer het harde bewijs ontbreekt en lopen vrij als een vogel in onze samenleving rond. Dat is de definitie van een rechtsstaat, anders dan een politiestaat. Dat sommige terroristen niet veroordeeld kunnen worden door moeilijk te verkrijgen bewijs, is geen reden om de regels van het spel te veranderen. Iedere veroordeelde terrorist zal getuigen van onze rechtsstaat, terwijl iedere jihadist die zijn nationaliteit wordt ontnomen  een brevet is van ons eigen onvermogen.

'Law and order' mentaliteit

Want het argument tegen deze fantasieloze PVV-napapegaaiende overheidsplannen dat ik Van Ojik niet heb horen noemen, is misschien nog wel belangrijker in het kader van het islamdebat en de moeizame integratie van deze religie in de westerse samenleving. De jihadisten zijn of we dat nu leuk vinden of niet, een product van onze samenleving en het is weliswaar een jammerlijk product, maar het is gekweekt op eigen bodem. Het zijn polderterroristen, die hun geradicaliseerde vorm van geloof hebben kunnen cultiveren onder het toeziend oog van politie, justitie, jeugdzorg, onderwijs, welzijnswerk, integratiedeskundigen, moskee-medewerkers, interculturele stichtingen, buurtvaders, politieke wegkijkers en wat al niet meer. Het zijn terroristen, maar helaas zijn het onze terroristen. Wij hebben ze lange tijd geen strobreed in de weg gelegd als samenleving, omdat iedere kritiek op de islam werd afgedaan als ‘discriminatie’ en ‘fascisme’ en nu de ongewenste bijverschijnselen van een vreemd, niet geïntegreerd geloof met een andere mentaliteit dan de westerse aan het licht komen, wil men er opeens van verlost zijn, alsof er geen relatie bestaat tussen de stroom Syrië-gangers en de eigen struisvogelpolitiek decennia lang. Een moedwillige blindheid die door dit soort maatregelen alleen maar verder wordt bevestigd, omdat het stateloos maken van mensen op geen enkele manier bijdraagt aan het wegnemen van de voedingsbodem voor terrorisme. Het is een ‘law and order’-mentaliteit met een hoog blufgehalte, dat andere landen en volken zal opschepen met de rotte vruchten van ons falende integratiebeleid.

Het jihadisme kan alleen effectief bestreden worden als de werkelijke voedingsbodem wordt weggenomen en dat is niet het platleggen van een paar terreurnetwerken of het verbieden van bijeenkomsten van haat-predikers zoals in Rijswijk, al gaf dat wel een signaal af dat de overheid eindelijk een verband begint te zien tussen ideeën en maatschappijontwrichtende handelingen. Het echte probleem, de nieuwe ‘frontier’ in het islamdebat, is het doorbreken van de onbewuste overtuiging bij een meerderheid van moslims dat hun religie boven alle kritiek verheven is en zeker hun profeet, wat voor de niet-moslims weinig ruimte overlaat om hun eigen normen en waarden, burgerrechten en vrijheden te communiceren, als ze in die flauwekul meegaan. En tot dusver doen ze dat. Het is het onderscheid tussen de ‘vredelievende’ islam en de vervorming en verdraaiing (‘kaping’) ervan door extremisten, die door de politici zelf gemaakt wordt, die ervoor zorgt dat ze geen vat krijgen op de wijdverbreide gedoogmentaliteit onder gematigde moslims. De meesten van hen zullen zelf geen aanslagen plegen, maar de antiwesterse sentimenten kun je in sommige voorsteden in Europa van de straat scheppen en het mag dan geen verbazing wekken dat onder die grote groep mensen een bepaald percentage zal radicaliseren.

Democratie en islam

Het ideologische gat in het integratiedebat is en blijft inhoudelijke kritiek op de islam dat in de middeleeuwse zekerheid leeft van het ‘ware geloof’ te zijn, ook onder veel hoger opgeleide en geïntegreerde moslims, die even blind en naïef de onbetwijfelbare status van hun profeet onderschrijven als de ongeletterden onder hen. Maar nog erger is dat veel niet-moslims hetzelfde doen, door de scheiding tussen kerk en staat verkeerd te interpreteren en te denken dat de Staat en religie elkaar wederzijds met rust moeten laten. Dat gaat in het geval van de islam niet op, omdat deze religie ontworpen is als een geloofssysteem dat uitgaat van een islamitische maatschappij. Als het geen theocratie betreft, dan in ieder geval een samenleving met religieuze wetten en een rechtssysteem dat daar direct van afgeleid is. In dat licht moet het grote aantal moslims in ons land gezien worden -zoals bleek bij de hoorzitting radicalisering- dat geen plaats ziet voor een democratie in de islam(2). Volgens gelovige moslims omdat ‘mensen geen wetten kunnen maken, alleen God’. Hoewel de meeste moslim die hier wonen het maatschappelijk systeem in pragmatische zin accepteren, wordt onze scheiding van kerk en staat ideologisch dus niet omarmd door een grote groep moslims en dat is de echte wortel van de radicalisering. Het idee dat het allemaal van voorlopige aard is, die democratie en universele mensenrechten, omdat de islam het toch allemaal beter weet. Het is nog even afwachten tot er hier voldoende moslims wonen, dan kan in ons land de scheiding tussen kerk en staat ook ter discussie worden gesteld, zoals in Turkije.

Wie durft?

Welke politicus durft daarover te spreken, in plaats van gezever over paspoorten? Welke politicus durft hardop te zeggen dat de historische feiten uit het leven van de profeet Mohammed er geen aanleiding toe geven om het idee te koesteren dat hij de ‘beste mens is die ooit heeft geleefd’, zoals vrijwel iedere moslim denkt? Welke politicus durft zonder omhaal te stellen dat er nooit, op geen enkele manier, een verband mag worden gezocht tussen de inhoud van een cartoon (hoe beledigend en kwetsend ook) en de ‘reden’ van een bloedige terreurdaad, omdat hij of zij begrijpt dat daarmee de rede zelf onderuit wordt geschopt en iedere discussie op inhoud volkomen zinloos is als we alleen nog die dingen bespreekbaar durven te maken waar we niet om zullen worden vermoord, wat vanaf dat moment vanzelfsprekend een steeds kleiner aantal onderwerpen zal zijn. Een glijdende schaal waar een flink aantal politici en redacties van kranten en nieuwszenders wereldwijd, al meteen vanaf wilden roetsjen vlak na de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs. Een vals respect vanuit de westerse overheden richting de islam, waar veel voorzichtiger mee wordt omgegaan dan met het reeds ‘getemde’ jodendom en christendom, die iedere aanspraak op goddelijke waarheid of ‘uitverkorenheid’ alleen in eigen kring durven te beleven zonder daar het maatschappelijk systeem mee te belasten, zorgt ervoor dat er tot een geheel overbodige ‘dialoog’ wordt opgeroepen die de verschillende partijen in onze samenleving dichter bij elkaar moet brengen. In werkelijkheid bedoelt men ‘de islam dichter bij de democratische rechtsstaat brengen’, maar dan zonder de indruk te wekken islamofobisch te zijn, omdat dat niet goed is voor de stembusuitslagen en onze handelsbelangen. De islam moet door een secularisatieproces heen op het niveau van de geloofsbeleving, want het is niet voldoende om afstand te nemen van een paar terreuraanslagen door -in de woorden van veel moslims en ook onze eigen politici- ‘extremisten die het zuivere geloof verdraaid hebben’. Moedwillig onkundig van het feit dat de islam met geweld tot ontwikkeling is gekomen, vanaf het religieus-militaire leiderschap van de profeet Mohammed, tot aan de uiterste grenzen van de expansie door de moslimlegers in de zevende en achtste eeuw.



Voordat we jihadisten als anomalieën van onze samenleving gaan beschouwen en hen niet alleen een paspoort, maar ook een toepasselijke strafmaat ontzeggen voor de gruwelijkheden die ze mogelijk begaan hebben, zou het misschien een idee zijn om de islam daadwerkelijk te helpen integreren in het westen door de politieke correctheid weg te werpen en als echte liberalen (vrijheid) en echte  socialisten (‘religie is opium voor het volk’) aan moslims duidelijk te maken dat wij ons eigen maatschappelijk systeem in het westen hoger achten dan de idealen van een religie (welke dan ook) omdat wij als moderne mensen geen respect hebben voor fantasie, taboe en romantisch mythologisch denken, tenzij in de sprookjesboeken die we ’s avonds voorlezen aan onze kinderen. Elk religieus idee dat de toetssteen van de rede niet kan doorstaan, is potentieel een gevaar voor de democratische rechtsstaat en helemaal als het afkomstig is van een religie die een geweldslegitimatie kent vanaf het allereerste begin. Het merendeel van de moslims in niet gewelddadig, maar dat komt niet door het geloof zelf. Mensen worden op zeker moment moe van geweld en zoeken manieren om samen te leven, ook met ongelovigen. Maar tot een openlijke bekritisering van gewelddadige elementen in de islamitische geloofsleer is het nooit gekomen, dus kan er door extremisten altijd worden verwezen naar de letterlijke uitspraken in het heilige boek, die vroeger ook letterlijk zo in de praktijk werden gebracht. Het wrange is dat extremisten de koran helemaal niet verdraaien, maar door een beweging terug naar hun geloofswortels, gewoon doen wat hun profeet ook deed, oorlog voeren en mensen dwingen tot bekering. Het enige verschil is dat IS veel willekeuriger mensen vermoord en dit speciaal doet om het westen angst aan te jagen en de aandacht op zich te vestigen.

Wat de politiek niet durft aan te pakken op subtiel niveau, de ontmythologisering van de islam, zoals jodendom en christendom dat hebben meegemaakt in de eeuwen die achter ons liggen, wordt nu aan de oppervlakte bestreden met draconische maatregelen die tijdelijk een gevoel van veiligheid moeten geven, maar die geen antwoord bieden op de vraag waarom jonge mensen die in ons land geboren zijn en het schoolsysteem hier doorlopen hebben, zich zo aangetrokken kunnen voelen tot een terreurbeweging die meedogenloos is, primitief en volkomen achterlijk wat betreft de waarde van een mensenleven. Dat is een interessantere vraag dan de kwestie van wel of niet paspoorten innemen, met het risico dat wij zelf als samenleving straks de toetssteen van de rede niet meer kunnen doorstaan, door met symptoombestrijding een klimaat te scheppen van ‘ieder voor zich’ waarbij andere landen in de wereld zich zullen afvragen wat daar in godsnaam vooruitstrevend of beschaafd aan is.

Sven Snijer


zaterdag 21 februari 2015

Aboutaleb - Nieuwe leider in het islamdebat

Bij zijn optreden in De Wereld Draait Door liet de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb zien dat hij het stokje heeft overgenomen van Geert Wilders als voornaamste islamcriticus van ons land. En hij doet dat op een meer constructieve wijze dan de PVV-voorman, die in zijn geheel van de islam verlost wil zijn, zonder mogelijkheden aan te dragen voor het moderniseren en humaniseren van deze derde wereldreligie. Aboutaleb heeft een nieuw begrip geïntroduceerd in de integratiediscussie die de kern van het probleem raakt; een ‘islamitische infrastructuur’ die ontbreekt in Europa.

http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/334808

Het was enige tijd de vraag of Aboutaleb niet teveel een westers geluid liet horen als hij sprak over zijn eigen geloof, waarmee hij zich van zijn eigen moslimachterban vervreemdde. Veel gewone moslims zagen hem als een overloper die niets deed voor de emancipatie van de islam in het westen, omdat hij vooral sprak in termen van aanpassing aan de bestaande cultuur en de hier heersende normen en waarden, met als ultieme uiting daarvan de boodschap dat jonge moslims die het hier niet bevalt, die de verlokkingen van het jihadisme niet kunnen weerstaan, maar beter hun spullen kunnen pakken en vertrekken. Na de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs sprak hij zelfs van ‘oprotten’.

Maar na zijn bezoek aan het Witte Huis tijdens een door Obama georganiseerde anti-terreurtop en na zijn politieke inspanningen in eigen stad volgend op de aanslag in Parijs, komt Aboutaleb met een iets ander geluid dat meer op de toekomst gericht is. Hij spreekt over de noodzaak voor vierhonderd in Nederland opgeleide imams die goed Nederlands spreken, die de jongere generaties moslims weten te bereiken en hen kunnen beschermen tegen ronselaars van het jihadisme. Dit lijkt me de juiste weg om te volgen, maar het komt helaas wel erg laat, nu het wereldwijde moslimfundamentalisme en extremisme al flink om zich heen grijpen en het op touw zetten van een islamitische integratie op intellectueel niveau in de Nederlandse samenleving (en in heel Europa) een tijdrovend proces is. Het is verbijsterend om te moeten constateren dat de politiek heeft gewacht tot er een miljoen moslims in ons land wonen, voordat ze zich realiseert dat het gevaarlijk kan zijn dat er bij voortduring religieuze ideeën in ons land worden onderwezen door buitenlandse imams, die onze cultuur niet begrijpen of deze zelfs ronduit afwijzen. Hoeveel ‘haatbaarden’ zijn er nodig en hoeveel aanslagen, voordat politici begrijpen dat de inhoud van ideeën er wel degelijk toe doet en dat mensen vrijheid van religie verschaffen niet betekent dat ze die vrijheid vanzelfsprekend waarderen of deze anderen gunnen.

Een belangrijk nieuw argument in het islamdebat, tenminste uit de mond van een sociaal-democraat, was de stelling van Aboutaleb dat het niet altijd ligt aan werkloosheid en een sociale achterstandspositie die jongeren drijft tot extremisme en fundamentalisme. Er bestaat zelfs al een overheidsrapport(1) waarin het verband tussen criminaliteit en werkloosheid aan de ene kant en jihadisme aan de andere kant wordt bestreden, maar het is toch bevrijdend om het nu eens van een PvdA-kopstuk te horen. Mensen van alle maatschappelijke klassen kunnen gevoelig zijn voor jihadisme en de meeste Syriëgangers die zich bij IS willen aansluiten hebben gewoon een baan. Als voorbeeld van hoe verziekt de ideeën van mensen kunnen zijn die in dit land geboren zijn, sprak Aboutaleb over een aan hem gestuurde email afkomstig van een docente, die van een negenjarig jongetje te horen kreeg dat als ze een cartoon zou maken, hij haar zou doden. Je kunt toch moeilijk beweren dat een negenjarige zich zorgen maakt over zijn arbeidskansen in dit land en als wanhoopsdaad zich in de armen van IS moet storten. Het lijkt er eerder op dat vrij radicale ideeën gemeengoed zijn onder een deel van de moslims in ons land die we betitelen als ‘gematigd’. 

Je hoeft maar de Israël-Palestinakwestie aan te snijden en een stortvloed van antisemitisme komt over je heen, waarbij het onderscheid tussen de politiek van de staat Israël en meningen over joden als mensen geheel verdwijnt. Een schokkend filmpje op De Dagelijkse standaard, gemaakt door ‘Dit is normaal’ laat een drietal moslimjongeren zien in Gouda, die er zeer duidelijke ideeën op na houden over niet-moslims en wat daarmee gebeuren moet. Deze kinderen praten hun ouders na, want ze zijn nog niet oud genoeg om uit politiek-sociale interesse het internet af te zoeken naar Jihadistische predikers. Het sluit aan op de positieve reacties bij veel moslimjongeren op de aanslag in Parijs en de grote belangstelling voor de begrafenis van de Deense schutter, gisteren in Kopenhagen, waarvan een belangrijk deel hem niet persoonlijk kende, wat een steunbetuiging lijkt uit te drukken voor zijn daden. 

Ik vind Aboutaleb de dapperste, duidelijkste en meest vooruitstrevende politicus op dit moment in het islamdebat en ondersteun het idee van een Nederlandse islam, die in de woorden van de Rotterdamse burgemeester ‘iets van Erasmus’ in zich moet hebben. Een westerse humanist dus. Iemand met relativeringsvermogen die de starheid van de orthodoxie kan doorbreken en een verbinding kan maken tussen filosofie en geloof, rede en hartstocht. Toch zit er  ook een heikel punt in deze benadering, omdat het precies dat doet waar veel moslims bang voor zijn; het relativeren van hun geloofswaarheden en op termijn mogelijk ook het ondermijnen van een aantal van hun belangrijkste geloofszekerheden. De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om aan religieuze waarden te twijfelen, heeft in onze cultuur geleid tot een proces van ontkerkelijking en van grote groepen mensen die nergens meer in geloven wat met een hogere macht te maken heeft. De doorgaande groei van de islam in Europa, waarbij ook in ons land steeds meer en steeds grotere moskeeën verrijzen, heeft alles te maken met de luxe maar illusoire positie waar de islam zich in bevind, van niet bekritiseerd worden op inhoud. Westerlingen beperken zich er meestal toe de Sharia af te wijzen en de segregatie aan de kaak te stellen (bijvoorbeeld het jihadisme bestrijden door middel van de geheime dienst), maar ze zijn zeer huiverig om islamitische geloofswaarheden zelf aan te vallen, terwijl daar juist de crux zit van de stagnerende integratie.

Sleutel hierin is de onbetwijfelbare heilige status van de profeet van de islam, die in historische termen helemaal niet zo’n onberispelijk figuur was als in de geïdealiseerde voorstellingen van hem. Een groot deel van de instemming van moslims met zijn daden, komt voort uit de vooronderstelling dat hij het ware geloof predikte en niet uit de aard van de daden zelf, die in verschillende gevallen de toetssteen van de mensenrechten die wij vandaag de dag hanteren niet zouden doorstaan. En dat is belangrijk, omdat de islamitische boodschap in zijn geheel van maar één persoon afkomstig is en daarom wordt deze ook afgeschermd voor alle kritiek. De biografie van Mohammed wordt met ‘islamitische ogen’ gelezen als een heilsgeschiedenis en niet met historische ogen, vertaald naar onze huidige tijd. Liet hij joden vermoorden of andere tegenstanders van zijn nieuwe leer? Dat is voor moslims ‘logisch’, omdat ze het ware geloof probeerden tegen te houden. Niemand vraagt zich af waarom Mohammed niet op zijn critici reageerde als een Mahatma Ghandi of soortgelijke niet-geweldadige pleitbezorgers van de goede zaak (Jezus keerde zijn andere wang toe). Waarom mocht de islam eigenlijk met militaire middelen verspreid worden en waarom mochten mensen gedwongen bekeerd worden, op straffe van executie of een positie als tweederangs burger met een speciale belasting? Dit zijn belangrijke historisch-theologische vragen.

Ik begrijp dat Aboutaleb geen zin heeft om die ‘filosofische discussie’ te voeren, omdat hij een praktische oplossing zoekt voor het nijpende tekort aan geïntegreerde imams -zoals ze die in de V.S. wel hebben- die in hoog  tempo de islam moeten helpen aarden in de westerse samenleving, zonder de blik gericht te houden op Arabische boodschappen van predikers die vrijheid gelijk stellen aan losbandigheid en losgeslagenheid en daarom op subtiele of openlijke wijze de Westerse normen en waarden verdacht maken. Ik begrijp dat hij niet vooruit wil lopen op de gevolgen van een geïntegreerde islam in Nederland en het gevaar van ontkerkelijking onder moslims, maar toch voorzie ik die ontwikkeling en naar ik aanneem ook veel moslims. Zeer weinigen kunnen hun geloof overeind houden in een samenleving waarvan de bevolking het in meerderheid zonder geloof kan stellen. Alleen de echt onderlegde filosofische en spirituele mensen kunnen dat, want voor de rest blijft het toch een kinderlijk soort EO-geloof dat zich zal handhaven. Een geïntegreerde islam zal zowel filosofisch onderlegd moeten zijn, als wetenschappelijk en spiritueel. Een hele opgave, waar bijzonder weinig tijd voor is en vanuit onze samenleving -door alle aanslagen door moslim-extremisten vanaf  de ‘Twin-towers’- ook weinig ontvankelijkheid. Toch neem ik mijn hoed af voor Aboutaleb, want hij is de enige politicus met realiteitszin, die het serieus probeert, zonder huichelarij, met een gemeend en geloofwaardig gevoel van verantwoordelijkheid.

Ik heb in voorgaande publicaties betoogd dat de islam de kans verdient op integratie in de westerse samenleving door een proces van ‘verlichting’ door te maken net als de hier langer gevestigde religies, het jodendom en het christendom. Het is een groot probleem voor de islam dat de scheiding tussen kerk en staat zich zo plotseling moet voltrekken en dat er niet eeuwen overheen gaan van een geleidelijk oprukken van wetenschappelijke inzichten, die het  mythologische aura van de religie langzaam doen verdwijnen, zoals de zon de ochtendnevels. De islam komt uit een ander werelddeel, met een andere geschiedenis en met een zeer ongemakkelijke houding wat betreft godsdienstkritiek. Maar dat is geen excuus dat eeuwig blijft gelden voor de nieuwkomer en het is jammer dat westerse politici vanuit een vooroordeel over de meerwaarde van andere culturen (het was altijd een ‘verrijking’) nooit hun vingers hebben durven branden aan islamitische geloofswaarheden die in strijd zijn met ons maatschappelijk model. Ook Femke Halsema, de voormalig Groen Links-politica, heeft bij haar meerdelige documentaire over vrouwen in de islam van enkele maanden terug, een triest einde geschapen met haar afsluitende gedachte. Ze stelde dat de emancipatie van de islamitische vrouwen ‘hun’ zaak was en dat zij als westerse vrouw daar buiten stond. Een jammerlijke misvatting van de rol die de islam nu al speelt in het westen en niet alleen voor hier woonachtige islamitische vrouwen. Ook westerse vrouwen worden in hun eigen land al voor ‘hoer’ uitgemaakt op straat, dus het is niet langer een islamitisch vraagstuk.

De integratie van de islam in het westen vraagt om kritiek van westerse denkers en politici en het is zwak om aan de zijlijn te blijven staan en Aboutaleb alleen de hete kolen uit het vuur te laten halen, enkel omdat hij moslim is en het ‘mag zeggen’. Ik ben geen moslim en ik mag het ook zeggen, omdat ik nadenk over de manier waarop onze samenleving zich ontwikkelt. Enige kennis van de islam is daarbij wel nuttig, maar voor zover westerse burgers het gevoel hebben dat hun eigen normen en waarden onder druk komen te staan door een geïmporteerde religie, niet eens noodzakelijk. Ook wij mogen voor onszelf spreken, zoals moslimgelovigen de waarden van hun eigen religie of cultuur voorstaan. Het respect voor een religie hoeft niet hoger te staan dan respect voor het gedachtegoed dat onze samenleving groot heeft gemaakt vanaf de tijd van de oude Grieken. ‘Vrijheid van meningsuiting’ is een te zwak antwoord op het fundamentalisme, want het zijn de onderliggende overtuigingen die deze vrijheid constitueren die haar betekenis geven. Vrijheid kan niet bestaan zonder inhoudelijke kritiek op krachten die de vrijheid bedreigen en zonder het aan de kaak stellen van alles wat wij maar met vrijheid en rede in strijd vinden. En dat hoeft niet noodzakelijkerwijs ‘beledigen om te beledigen’ in te houden, maar we hoeven ook geen enkel onderwerp te schuwen omdat het ‘te gevoelig’ ligt. Gevoeligheid is bijzonder moeilijk meetbaar en het is ook geen argument.

Gevoeligheid en gekwetstheid zijn non-argumenten die een echte discussie smoren nog voordat ze begonnen is en ze veroorzaken een beerput van anti-westerse sentimenten in verband met een niet geïntegreerde islam. Godzijdank durft Aboutaleb dit te adresseren en roept hij moslims op om de hand in eigen boezem te steken en zich af te vragen waar deze antiwesterse houding in de eigen gelederen toch vandaan komt, in een land dat in principe alle mogelijkheden biedt en waar hijzelf een uitstekend voorbeeld van is. Ik zou graag zien dat westerse politici hetzelfde doen en zich afvragen waarom het ideologische gat in het integratiedebat -de religieusinhoudelijke discussie- zolang in stand gehouden werd. Waarom ze dachten dat onze vrijheid voldoende gevestigd was, vanaf het moment dat er definitief was afgerekend met de macht van de middeleeuwse kerk en dat elke nieuwe religie vanzelf in die geseculariseerde mal zou passen? Vrijheid is overduidelijk nooit vanzelfsprekend en na de zoveelste aanslag opeens populistisch gaan roepen dat wij het recht hebben om te beledigen, zonder uit te leggen waarom dat recht noodzakelijk is voor de vooruitgang van een kennismaatschappij en de bevordering van mensenrechten, maakt eerder een puberale indruk dan een filosofische. Als een in slaap gesukkelde schildwacht springen de politici ineens overeind en beginnen wild om zich heen te maaien nadat het alarm is afgegaan, maar ze zien eigenlijk nog steeds de vijand niet. Het is onmogelijk om de vrijheid te koesteren, maar het hete hangijzer om een religie op inhoud te bekritiseren uit de weg te gaan, omdat op die manier een mythologische kijk op de werkelijkheid in stand gehouden wordt en daarmee in potentie de verwerping van ons maatschappelijk systeem door immigranten, hun kinderen en zelfs hun kleinkinderen.

Aboutaleb vraagt niet voor niets om ‘goedgebekte imams’ die hoger opgeleid zijn, omdat hij begrijpt dat het vooral de onbewuste overtuigingen zijn die een voedingsbodem zijn voor radicalisering. We hoeven niet hoofdelijk iedere moslim in het westen te benaderen en te vragen of hij of zij de aanslag in Parijs verwerpt en er afstand van neemt. Het werkelijke probleem is een algemeen aanvaard idee onder moslims dat hun religie helemaal niet bekritiseerd kan worden, omdat alle geweldpleging door moslims wereldwijd helemaal niets met de ‘echte’ islam te maken heeft. Waarbij sommigen (in overheidsdienst zelfs) nog zo stom en brutaal zijn om te beweren dat moord en doodslag door IS in het Midden Oosten eigenlijk het werk is van ‘zionisten’, omdat ze werkelijk niet kunnen geloven dat hun ‘vredesreligie’ op inhoudelijke gronden voeding zou kunnen geven aan het geweld. De realiteit aanvaarden dat dit verband er wel is, vormt een noodzakelijke voorwaarde om onderscheid te kunnen maken tussen het geweld dat vanaf het ontstaan van de islam gelegitimeerd is (ook in het heilige boek) en de geloofsbeleving van moderne en ontwikkelde moslims die hier afstand van nemen. Het is namelijk de vraag op welke gronden ontwikkelde moslims afstand nemen van religieus gemotiveerd geweld. Naar mijn idee is dat op basis van niet-religieuze motivaties, die meer van doen hebben met mensenrechten en het respecteren van de grondwet, dan met religieuze voorschriften en idealen.

Politiek correcte meningen zoals die van Obama recentelijk, dat extremisten de echte islam ‘gekaapt’ hebben, verhullen hun eigen politiek-strategische belangen in het Midden-Oosten, waar uiterst breekbare allianties met islamitische landen gekoesterd moeten worden om als wereldmacht niet al te imperialistisch over te komen. Maar als we eerlijk zijn is het handen afhakken in Saoedi-Arabië ook bepaald geen misinterpretatie van het ‘ware geloof’, maar de normale consequentie van het geloofssysteem. Een politieke bondgenoot is toch iets anders dan een zielsverwant of een gelijkgestemde geest. In dat licht is er een zorgelijke ontwikkeling gaande in Turkije op dit moment met betrekking tot de scheiding van kerk en staat, die daar steeds verder onder druk komt te staan. De Amerikanen gaan met vierhonderd van hun eigen militairen Syrische opstandelingen trainen op Turks grondgebied, volgens henzelf om tegen IS te strijden, maar volgens de Turkse regering om het bewind van Assad te ondermijnen. Hier zie je al hoe religie en politiek gescheiden wegen gaan en het is de vraag of dat goed blijft gaan als de echte islamdiscussie niet gevoerd zal  worden.



Aboutaleb heeft de Amerikaanse vicepresident Joe Biden wakker geschud met de stelling dat het niet alleen van belang is om moslims te blijven betrekken bij de samenleving, maar dat er ook een ideologische component is die het integratieprobleem van moslims in het westen in stand houdt, waar kritisch naar gekeken moet worden en waar werk van gemaakt moet worden om te komen tot een ideologische integratie van de islam. Een islamitische infrastructuur dus, met een humanistische interpretatie van islamitische waarden, zodat de moderne ideeën van ontwikkelde moslims en de mythologische sprookjes van religieuze escapisten niet door elkaar blijven lopen in onze samenleving. Een samenleving  die uit nood geboren zijn eigen vrijheid gaat herontdekken en herwaarderen, nu aangevoerd door een Marokkaans-Nederlandse burgemeester die minder knuffelbaar en politiek-correct bleek te zijn dan velen ter linker en ter rechterzijde hadden
gedacht.

http://www.nu.nl/politiek/3999486/ongeveer-helft-moslims-vindt-democratie-geen-plek-heeft-in-islam.html

Sven Snijer

zondag 1 februari 2015

De schrijver en zijn muze


“Something to say: something that burns like a hot coal in your gut – something that pounds like a pump in your groin & the courage to love like a wound that never heals"
                                                                                                             Erica Jong

Een van de meest ontnuchterende ervaringen in mijn leven is de ontdekking dat schrijven echt werken is. ‘Ontdekking’ is daarbij niet eens het juiste woord, want ik wist het al langer, maar nu kan ik eindelijk bevestigen wat mij lang geleden al werd gezegd, dat inspiratie niet uit de hemel komt vallen. Het wordt door eigen inspanning opgewekt en moet van begin tot einde worden begeleid door kritische reflectie, waarbij het corrigeren nooit ophoudt. Het is een bezigheid zoals alle anderen; je wordt er goed in als je het vaak doet en welk onderwerp je ook over schrijft, je komt altijd jezelf tegen.

Ieder mens die zijn droom wil vervullen, begint met het uitgangspunt dat de droom zelf de vervulling zal zijn van een lang proces van mentale of fysieke inspanning, dat als bewijs zal gelden voor de afgelegde weg. Maar na verloop van tijd wordt duidelijk dat de weg zelf veel belangrijker is dan wat er uiteindelijk tot stand wordt gebracht, omdat de manier van leven die erdoor wordt ontdekt een veel grotere schat is dan de gedroomde doelstelling. Niemand kan meer verlangen dan zijn natuurlijke zelf te zijn en met zijn beschikbare middelen te doen waar hij toe in staat is en niet meer dan dat, want als hij ernaar verlangt meer te doen, of meer tot zijn beschikking te hebben dan wat hem gegeven is, dan verraadt het een obsessie met een droom die nooit gerealiseerd zal worden, of die nooit het verlangde genoegen in en met zichzelf zal brengen. Wie doelen nastreeft buiten zijn natuurlijke talenten en ambities is niet zichzelf aan het vervullen, maar probeert een demon te bestrijden, een afgrond te vermijden waar hij bang is in te vallen als niet een onvoorstelbare inspanning hem weg kan dragen naar een plaats buiten zijn normale doen. De droom die niet in het verlengde ligt van het gewone leven is vaak de keerzijde van iemands grootste angst. Niet het vervullen is de drijfveer, maar de angst dat het nooit vervuld zal zijn. En die angst blijft vaak bestaan, al zijn honderd doelen bereikt en komt bevestiging van overal.

Schrijven kan ook een droom zijn of een gevaar, omdat de wereld die de schrijver wil betreden niet anders mag zijn dan die waar hij in leeft, of waar hij uit vandaan komt. Het begrip inspiratie heeft voor verschillende schrijvers een eigen betekenis, maar er zijn weinig schrijvers die geloven dat het vanzelf met de wind komt aanwaaien, of ze nu heel productief zijn of alleen zo nu en dan een boek schrijven. Voor de een is schrijven als ademen, het gaat de hele dag door- en voor anderen is het vooral een bespiegeling en dient om ervaringen te verwerken en ze betekenis te geven. Wie langer over zichzelf en zijn ervaringen nadenkt, wordt filosofischer van toon en wie een sterke drang heeft om zichzelf aan de wereld te laten zien, met alles wat mooi en lelijk is aan zijn eigen persoon, is expressiever en directer. De eerste beschrijft inzichten, de tweede beschrijft ontmoetingen. Het mooiste is als het samen gaat, zodat de inzichten door de lezer kunnen worden verbonden met de ervaringen van de schrijver, wat het beste de functie van het schrijven weergeeft. Schrijven om jezelf te vinden, zodat het niet alleen een verwerking van geleefde ervaringen is, maar ook een onbewuste vooruitblik op de dingen die komen gaan.

Schrijven als een noeste arbeid is een idee dat ik altijd ver bij me vandaan heb gehouden, omdat ik vreesde de engel te verliezen die me gouden woorden zou influisteren, als ik mezelf maar beschikbaar zou houden en onverstoord door de woelingen der wereld, mijn blik gericht zou houden op de wijsheid die me uit het slijk omhoog zou trekken. Maar met de vrees de engel te verliezen, door te diep in de wereld te duiken en te schrijven vanuit eigen ondervinding, voedde ik tegelijkertijd het monster dat zich schuil hield onder mijn hemd, dat stikte door loochening en zelfontkenning, woedend over de zoete vruchten van het leven die wel anderen in de schoot vielen die minder angst hadden vuile handen te maken. De schrijver is geen filosoof, maar een bewoner van een gebied tussen hemel en aarde en een onderdompeling is net zo goed een deel van zijn lot als een onverwachte verheffing. De overwinning van de schrijver ligt in een volledig afstand doen van een plaats in de hemel of op aarde, want zijn gratie ligt in de bewegelijkheid en de nieuwsgierigheid die hem overal brengt daar waar de kennis is, daar waar verandering plaatsvindt, de transformatie van geest tot stof en weer terug van stof naar de wereld van de geest.

Ik behoort tot degenen die nergens toe behoren en ben een non-conformist, zoals alle andere non-conformisten. Een reiziger zonder een vaste verblijfplaats, maar met een vaste bestemming. Die van het vooruitgaan langs de onzichtbare lijn van het verhaal dat zich wil vertellen. Het verhaal dat niet kan wachten, maar dat ook niet kan worden gehaast, omdat zijn vorm in het onzichtbare moet worden afgetast en stap voor stap naar voren worden gehaald, zoals een kind dat op het punt staat geboren te worden. Alles wat niet meebeweegt met de natuurlijke geboorte is geweldpleging en schrijven kan als het niet in vrijheid en natuurlijkheid gebeurt, zowel een vroeggeboorte zijn als een doodgeboren kind. Het leven kan niet worden tegengehouden en ideeën over het leven kunnen nooit het leven zelf vervangen. De schrijver die niet weet waar hij over moet schrijven, weet niet wie hij zelf is. Nog erger, hij weet niet wie hij morgen zal zijn. De stuwende krachten in zijn innerlijk zijn te zwak, omdat ze te weinig begeestering kennen door een overmatige gerichtheid op de eisen van de wereld, of ze zijn zo in zichzelf verstrikt geraakt, dat ze de weerklank van de wereld om zich heen in het geheel niet meer verstaan. Wie de romantiek durft te doden van het geschonken inzicht, kan zelf gaan nadenken en kan zich door een golf van inspiratie laten bijschijnen, zonder dat licht zelf te volgen. Want vaak zijn het zijwegen die ermee zichtbaar worden, die zich lang niet altijd lenen voor een exploratie die de schrijver zich kan veroorloven.

Ik aanvaard dat schrijven werken is en dat ik niet op zoek hoef te gaan naar iets magisch en betoverends. Niets is uiteindelijk magischer dan uit jezelf iets voort te brengen dat kan bestaan in de concrete wereld vanuit een ongeziene verblijfplaats. En het grootste wonder is het te doen. Die vreemde scheppingsdaad verrichten, die ervoor zorgt dat het niet-bestaan een bestaan krijgt, al is het voor de schrijver even duister hoe het zich zal voltrekken als voor de lezer die het later in handen krijgt. Niemand hoeft ergens op te wachten, nergens hoeft langer over te worden nagedacht. Het gaat om de afstemming van de schrijver op datgene wat reeds lang ligt te wachten in een voorbewust gebied van het brein, dat is bijeengebracht door jaren van kennisvergaring, levenservaringen en de beschouwing daarover. Het schrijven is enkel het startsein, want al het werk is al gedaan in het onbewuste gebied, waar de bekende en onbekende dingen zich klaar houden voor de aanstaande vereniging. Een wilsbesluit moet de bekroning geven aan een lang verwacht huwelijk tussen het weten en het verlangen. We kunnen verlangen om meer te weten en weet hebben van een groter verlangen, maar alleen wanneer beiden als gelijkwaardige krachten verbonden zijn, kan het verhaal groeien en komt er licht in de duisternis. Eén vonk is nodig om het vuur te maken, maar jaren van hout sprokkelen en de kunst van het vuur maken zijn eraan vooraf gegaan.

Een vuur moet blijvend gevoed worden, zodat een mooie vlam niet plotseling een triest einde kent. Een mens kan niet leven om te mogen schrijven, maar moet het leven tegemoet treden om iets te hebben waar over geschreven kan worden. En je kunt niet dromen middenin je eigen verhaal. Wie schrijft in zijn geest als het verhaal zich ontvouwt,vergeet te leven en tast niet diep genoeg in zijn ervaringen om er de rauwe substantie uit te halen waar een verhaal van wordt gesmeed. Onderwerpen zat in de wereld, maar gebeurtenissen kunnen zinloze herhalingen worden als de blik niet steeds een nieuw  perspectief vindt om ze te beoordelen. Kennis is het instrument dat nieuwe glans geeft aan oude ervaringen en dat de kracht schenkt om in verliezen winst te zien. Wie zich de wereld toe-eigent met een visie kan niet in rampspoed verloren gaan, maar zal boven komen drijven voordat zijn laatste uur geslagen heeft. Schrijven is in bezit nemen. Het terugvorderen van alles dat onafgemaakt in het verleden lag, waarvan de rafelige randjes bleven wachten op een afwerking en een ingenaaid worden in de lappendeken van een geïntegreerd bestaan. Schrijven is een toekomstperspectief, dat gebouwd is op de heling van het verleden, dat gemankeerd en gebroken, met intervallen en herhalingen, een continuïteit verlangt vanuit de kracht die haar vanaf het begin heeft bezield. De muze komt niet vanuit de hemel, ze woont in de onderbuik.

Sven Snijer