donderdag 28 april 2016

De definitie als oordeel


Michiel Leezenberg geeft in zijn boek ‘Islamitische filosofie’ (2002) een interessante uitleg over de betekenis van het werk van de filosoof Al Farabi voor de ontwikkeling van de islamitische logica, het onderscheid tussen begrip en oordeel.(1) Het stemt overeen met één van de meest voorkomende problemen in het islamdebat, zoals dat door prominente deelnemers wordt gevoerd. Het is een obstakel dat ik enige weken terug voor mijzelf al kenschetste als een ‘probleem van definities’. 

Meestal gaat het in het islamdebat al fout voor de discussie goed en wel begonnen is, omdat men geen overeenstemming heeft (en ook niet bereikt) over de definitie van woorden als ‘islam’, ‘cultuur’, ‘ideologie’, ‘geloof’, ‘kennis’, ‘authenticiteit’, etc, maar evengoed vol de strijd aangaat met de ideologische opponenten. Het resultaat daarvan is dat het verschil in definitie al snel beoordeeld wordt als een ‘verkeerde mening’, waardoor neutrale informatie-uitwisseling vrijwel onmogelijk wordt. Historische of theologische gegevens die niet passen bij het eigen oordeel worden al snel gezien als ‘gekleurde informatie’ met een foute intentie. Het zal de lezer niet verbazen dat ik daar momenteel vooral de rechtse denker mee bedoel, die de drammerigheid en het á priori morele gelijk van links schijnt te hebben overgenomen.

Representatie of bewering

Leezenberg schrijft over Al Farabi: 'Alle kennis is volgens Farabi opgebouwd uit de twee primaire elementen van tasawwoer (‘begrip’, ‘begripsvorming’ of ‘representatie’) en tasdieq (‘oordeel’ of ‘bewering’). (…) Anders dan begrippen kunnen beweringen op zichzelf waar of onwaar zijn.' En daar gaat het hier om, het verschil tussen hoe je iets definieert en hoe je er vervolgens over oordeelt. Mensen met een rechtse mening gaan meteen voor de inhoud en stellen de definitie van een woord haast gelijk aan het instrumentele gebruik ervan. Als je spreekt over de ‘gematigde islam’ beginnen ze meteen te roepen dat de gematigde islam niet bestaat, wat valt af te leiden uit de bronteksten. Dit slaat elke discussie dood, omdat het hier niet primair gaat over de juiste definitie van ‘islam’, maar over moslims die zich niet-gewelddadig opstellen, ongeacht of dat ‘islamitisch’ genoemd mag worden of ‘afvallig’. Door er onmiddellijk het stempel ‘afvallig’ of ‘halfslachtig’ (in de geloofsleer) op te plakken lijkt de discussie gewonnen, maar in feite is er van een discussie geen sprake.

Islambashers en 'linkse meningen'

Daarvoor moet je eerst afwachten wat de tegenpartij probeert te communiceren vanuit de overeenstemming van de definitie ‘niet-gewelddadig’. Want of de afwezigheid van geweld er nu is dankzij of ondanks de islamitische leer kan pas beoordeeld worden vanuit een eerste overeenstemming bij de definitie van niet-gewelddadig. (Los van de islam, begrijpt in principe iedereen wat er met ‘geweldloos’ wordt bedoeld). Maar dat geduld hebben islambashers niet, want ze kapen direct de definities en ondermijnen de tegenstander door neutrale historische feiten te demoniseren als ‘linkse meningen’, zodat ze zich niet hoeven te verdiepen in andere meningen dan die van zichzelf. Het verschilt in feite niet veel van de vroegere linkse demonisering van rechtse meningen, waarbij iedere keer als iemand de nadelen van de multiculturele samenleving wilde benoemen onmiddellijk de racismekaart werd getrokken.

Minachting

Ik vindt het prima als mensen het niet met mij eens zijn, maar ik wordt behoorlijk verveeld van die zelfbenoemde islamexperts die menen veertienhonderd jaar islamitische geschiedenis op militair, theologisch, cultureel, spiritueel en politiek gebied van haver tot gort te kennen en in zijn geheel te kunnen reduceren tot een boek. Als historische feiten ofwel worden ontkend (dat de islamitische wereld zorgde voor de overdracht van Griekse kennis naar Europa) of er minachtend wordt gedaan over driehonderd jaar Arabische filosofie, enkel omdat het mensen van een ‘foute’ religie betreft, dan voer je geen gesprek met elkaar. En dat is wat ik regelmatig meemaak wanneer ik de commentaren die worden gegeven op enkele van mijn meer gematigde artikelen probeer te beantwoorden. De beste discussies eindigen in een soort ‘wapenstilstand’ met een gedeeld midden van op zijn minst twijfel aan de haalbaarheid van het hervormen en moderniseren van de islam, terwijl het redelijkerwijs en in het algemeen belang wel het beste zou zijn. Niet vaak genoeg kan ik daarbij benadrukken dat er twee verschillende problemen spelen in de islam, die van een inhaalslag op het gebied van de modernisering en burgerlijke emancipatie en daarnaast het specifiek in de twintigste eeuw ontstane probleem van de politieke islam, die min of meer drijft op de onderontwikkeling van grote delen van de islamitische wereld. Maar let op wat er gebeurt wanneer je probeert dat onderscheid te maken! Precies zoals Bassam Tibi al schrijft in zijn boek ‘Islamism and Islam’ is ook mijn ervaring dat het merendeel van de mensen die zich met de islam bezighouden dit onderscheid niet willen maken of ze nu links zijn of rechts, want het komt ze gewoon niet uit.

Moedwillige onkunde

En dat is maar één van de problemen die het islamdebat internationaal gezien tot zo’n ondankbaar werkterrein maakt (tenzij je houdt van een uitdaging), want op elk denkbaar gebied bestaat er grote onenigheid over de definities die in het debat gehanteerd worden. De Amerikaanse president kent geen ‘islamisme’, maar enkel de vredelievende islam en daarnaast een kleine groep ‘terroristen’ die het verpesten voor de 'vredesreligie'. Het volkomen spiegelbeeld van deze houding is de bewering van rechtse denkers dat de terroristen juist bij uitstek de ‘ware islam’ vertegenwoordigen, een bewering die net zo stompzinnig is. Het is geen kennisgebrek, maar moedwillige onkunde die ervoor zorgt dat de definities zo gekozen worden dat er geen enkele speelruimte meer over is voor een normaal gesprek -of enige ruimte voor de moderne en ontwikkelde moslims in ons midden- want in werkelijkheid wordt er een politieke campagne gevoerd onder het mom van informeren. 

Barack Obama 

Voor een linkse president als Obama geldt dit eveneens, want de ware reden dat hij politiek wilde samenwerken met de zogenaamd gematigde islamisten in Irak na de val van Saddam Hoessein, is dat er buiten de islamisten geen geloofwaardige oppositie bestond die het land opnieuw vorm kon geven. Alleen de islamisten waren goed georganiseerd en hadden onder de bevolking voldoende draagvlak, zodat enkel de belofte van geweld afzweren voldoende was voor de Amerikanen om er vertrouwen in te hebben dat de Irakese ‘democratie’ zou slagen. Dat hier bijzonder weinig kans op was had hij kunnen afleiden uit het feit dat de islamisten die nu Irak besturen nooit hun radicale politiek-religieuze denkbeelden hebben afgezworen en dat in verkapte vorm de shari’a in de Irakese grondwet werd opgenomen (zonder dit met name te noemen), maar het heet dan ook niet voor niets een politieke beslissing. Uit nood geboren moest hij deze samenwerking aan gaan en vanaf dat moment kon de Amerikaanse regering niet anders doen dan blijven volhouden dat er ‘gematigde islamisten’ bestaan. 

Sven Snijer