Jeugdbeschermers en mishandelingslobbyisten spreken altijd graag over ‘het belang van het kind’ alsof iedereen begrijpt wat daarmee bedoeld wordt. We maken de associatie met kinderen die moeten opgroeien in een grote boze wereld vol volwassenen die hen bedreigen in hun fysieke en psychosociale ontwikkeling, tenzij de heldhaftige en deskundige jeugdbeschermers hier een stokje voor steken. Zij verrichten ‘onderzoek’ en indien gevaar voor de veilige ontwikkeling van het kind wordt gesignaleerd kan het onder toezicht gesteld worden of uit huis geplaatst. Dat kinderen beschermd moeten worden tegen aantoonbaar gevaar, daar is iedereen het met elkaar over eens, maar over de definitie van ‘acuut en ernstig gevaar’ zijn de meningen behoorlijk verdeeld. Het probleem bij het aan de kaak stellen van misstanden in de jeugdzorg -en met name het te vroeg en te rigoureus ingrijpen door instanties als Veilig Thuis- is dat ook veel jeugdzorgcritici te pas en te onpas roepen dat kinderen ‘gehoord’ moeten worden. De aanname daarbij, is dat wanneer een kind zich mag uitspreken over bijvoorbeeld de kwaliteit van de jeugdhulp of het verblijf bij de tegenpartij (ex man of vrouw in een scheidingssituatie), het kind wel de ‘waarheid’ zal spreken en dat de rechter dan eindelijk snapt dat het kind weer ‘naar huis’ wil. Het probleem in de jeugdzorg is echter al jaren dat men niet weet hoe de boodschap van kinderen moet worden verstaan, omdat volwassenen dat maar al te vaak zelf invullen.
‘Ingezogen in de
situatie’
Zolang
er geen onafhankelijk onderzoek wordt verricht door een universitair geschoolde
kind-specialist, die het kind onderzoekt met open en integrale onderzoeksvragen
(niet sturend naar een verlangde uitkomst gebaseerd op de vermoedens en ‘onderbuikgevoelens’
van jeugdbeschermers) valt er weinig te zeggen over het waarheidsgehalte van wat
de kinderen beweren. Er zijn kinderen die door hun moeder tegen de vader worden
opgezet en iedere dag te horen krijgen wat er niet aan hem deugt. Kinderen
vinden het moeilijk om hun eigen gevoelens te scheiden van wat moeder hen vertelt
en zullen om mama’ s goedkeuring en liefde te verwerven tegenover hulpverleners
gaan herhalen wat zij heeft gezegd. Er zijn vaders die altijd leuke cadeautjes
kopen voor de kinderen en naar speeltuinen en pretparken gaan in een
omgangsweekend, waarbij de kinderen alles mogen doen en krijgen wat ze willen,
zodat moeder die ze doordeweeks heeft met haar huishoudelijke regels en
pedagogische discipline, de minder leuke ouder lijkt te zijn. ‘Bij papa mag het
wel, mam!’ Er zijn vaders en moeders die de hulpverleners gaan bespelen om ze
aan hun kant te krijgen, met als doel de tegenpartij een nadelige positie te
bezorgen d.m.v. gekleurde dossiervorming door de gezinsvoogd. Dit fenomeen
wordt zelfs erkend door Jeugdzorg Nederland en staat bekend als de hulpverlener
die wordt ‘ingezogen in de situatie’ (Jan Dirk Sprokkereef).
‘Alle signalen
werden genegeerd’
Eén
van de gevolgen van ingezogen worden in de situatie, is dat wanneer een
instabiele ouder een vertrouwensband heeft opgebouwd met de gezinsvoogd, deze vrij
kritiekloos alles aanneemt wat de ouder zegt en dat als gevolg daarvan alarmerende
signalen uit de omgeving over de veiligheid van het kind verder worden
genegeerd. De uiterste consequentie daarvan is dat het kind op een dag dood
gevonden wordt en dat dan na onderzoek blijkt dat het gezin niet alleen ‘bij
jeugdzorg bekend’ was, maar dat talloze signalen van buren, school, familie
over de kind-bedreigende situatie terzijde zijn geschoven. In dergelijke gevallen
vraagt men zich terecht af wat er gebeurd zou zijn indien naar het kind was
geluisterd en niet slechts de goede verstandhouding met de (suïcidale/ psychiatrische)
ouder leidend was geweest in de hulpverlening. ‘Het belang van het kind stond
niet centraal in de hulpverlening’ lezen we dan in een onderzoeksrapport. Het
omgekeerde komt echter ook voor, dat wat door kinderen die door volwassenen
worden beïnvloed wordt gezegd honderd procent voor waar wordt aangenomen, terwijl de kinderen
een ouder beschuldigen waar ze eigenlijk veel van houden, omdat ze daartoe worden aangezet. Niemand lijkt in dat
scenario te mogen twijfelen aan de onschuld en dus het waarheidsgehalte van de
beweringen van het kind. Maar kinderen hebben allerlei motivaties om dingen te
zeggen of juist achter te houden, vooral als ze onder druk staan en er mogelijk
consequenties verbonden zijn aan het ‘foute’ antwoord. Er hebben kinderen op de
bank gezeten van het pleeggezin waar ze misbruikt werden, die tijdens het
bezoek van de gezinsvoogd moesten vertellen dat ‘alles goed ging’. Niemand die
daar onderzoek naar deed.
Het mocht niet
waar zijn
In
onze eigen casus zeven jaar geleden werd zonder meer aangenomen dat ons kind
was geïndoctrineerd door haar ouders en dat wat ze uit zichzelf vertelde over
gebeurtenissen bij haar op school nooit had plaatsgevonden en door ons was ‘aangepraat’.(1) Dat was de basis van de ‘kindermishandeling’ die ze probeerden vast te
stellen en het hele onderzoek was daarop gericht. De school waar ons kind door klasgenootjes
was betast, geslagen, bedreigd, enz, was ketenpartner en informant voor het AMK
(Veilig Thuis) en in hun ogen volkomen betrouwbaar. Het verhaal van onze
dochter kon eenvoudigweg niet waar zijn, want als dat wel zo was zou het hele ‘onderzoek’
door de mand vallen. Toen wij onze dochter op zeker moment onder behandeling stelde
van iemand die deskundig was en zij therapie kreeg om haar trauma te verwerken,
wisten wij nog niet dat het AMK drie dagen voorafgaand aan de behandeling met
de hulpverlenende instantie had gebeld. De casemanager loog dat het dossier nog
open was (reeds drie dagen gesloten) en adviseerde dat het schadelijk zou zijn
om het kind te behandelen. Zo ver wilden ze gaan om hun valse gelijk te halen of
beter gezegd niet voor schut te staan als de behandeling zou uitwijzen dat het verhaal
van onze dochter klopte. Dat zou namelijk betekenen dat er meerdere kinderen slachtoffer
waren geweest (de ouders van een ander slachtoffertje uit deze klas kwamen vijf
jaar later pas naar voren) en dat geen enkel kind door de verantwoordelijke
instanties was onderzocht of behandeling had gekregen. (2)
‘Ik geloof de
kinderen’
Tot
mijn stomme verbazing las ik enkele weken terug in een dossier van een cliënt
in het kader van ouderondersteuning, dat haar eigen advocaat haar afviel in een
emailbericht en zonder objectieve grond verklaarde ‘Ik geloof wat je kinderen
zeggen over je moeder’. Dat had deze advocaat zelfstandig besloten, op basis
van het aanhoren van een jankerig verhaal dat de kinderen op het
wijkteamkantoor hadden staan afdraaien, zwaar beïnvloed door de tegenpartij waar
ze hun hoofdverblijfplaats hebben. Noch bij de advocaat, noch bij het wijkteam
kwam het lumineuze idee om een onafhankelijke instantie onderzoek te laten doen
naar de neergaande spiraal in de emotionele ontwikkeling van de kinderen de
laatste maanden en of de dreigende taal van advocaat-tegenpartij voorafgaande
aan iedere bijeenkomst -de eis om oma moederzijde geheel te verstoten- daar
mogelijk iets mee van doen kon hebben! Om te onderzoeken of het wel zo gezond was
dat de kinderen bij voortduring volwassen zaken bespraken met hun moeder via
appjes (vanuit vaders’ huis), waarbij zelfs omkoping vanuit schoonmoeder -om
een wig te drijven tussen cliënt en haar moeder- een rol speelde! Iedereen nam voetstoots
aan dat de kinderen bezig waren zich vrij en natuurlijk te uiten, want kinderen
mogen zich toch wel uiten?! Dit soort tenenkrommende amateuristische situaties
zijn bij jeugdzorg/ wijkteam nog steeds schering en inslag.
Het is geen
raadspelletje
Men
lijkt te denken dat het een raadspelletje betreft of een meerderheidsbeslissing;
“Wie denkt dat het waar is wat de kinderen zeggen, vingers?....” Er zijn
deskundigen buiten de jeugdbescherming (die ingeschakeld kunnen worden als men
het niet weet) die kunnen bepalen of kinderen onder druk staan van volwassenen
en een ingestudeerd scenario afdraaien of echt hun eigen authentieke gevoelens
vertolken. Het hoeft geen traject te blijven van voortgang op de reeds
ingeslagen weg, het reeds door twintig hulpverleners platgetreden pad, de tunnelvisie
in welke richting het hele dossier is geschreven. Men kan wetenschappelijk
onderzoek doen! Het is altijd een veeg teken als een van de partijen zich
constant lijkt te verschuilen achter het kind, alsof dat het enige argument is
dat in stelling gebracht kan worden. Het open en beïnvloedbare kind, dat zo
vaak gedrag laat zien dat wenselijk is, om welke reden dan ook. Nog
ingewikkelder wordt het als de communicatie via appjes verloopt en het niet
eens duidelijk is of de boodschappen aan moeder wel van de kinderen zelf
afkomstig zijn, maar de vragen/reacties van moeder hierop direct aan de
advocaat-tegenpartij worden doorgespeeld om bij het wijkteam in te brengen. Het
wijkteam dat vervolgens faciliteert dat de kinderen zich rechtstreeks grievend
naar moeder mogen uiten, terwijl zij het zwijgend moet aanhoren en geen recht
heeft om het te bevragen of te weerspreken. Dit alles op het niveau van ‘vrijwillige
hulp’ buiten een klinische situatie. Zij wordt hiermee overvallen zonder
context, zonder voorgaande afspraken en zonder nazorg, onder het motto ‘de
kinderen zijn leidend’. Het wijkteamlid schudt het ter plekke uit zijn mouw en
is van plan het een maand later nog eens te herhalen…
Waar
blijft de slachtofferhulp?
In
een andere wijkteam-zaak, waarbij er eveneens een schoolkwestie speelde met
grensoverschrijdend ‘doktertje spelen’ naar de bewering van drie moeders die
tegelijkertijd drie meldingen deden bij Veilig Thuis tegen mijn cliënt- was
het opmerkelijk om te zien dat géén van deze moeders een trauma-behandeling had
geregeld voor haar ‘misbruikte’ kind. Wel werden er allerlei beweringen gedaan
over het seksuele monster dat al het kwaad op zijn geweten had en de moeder van
de jongen werd een paria op het schoolplein. Niemand mocht meer met haar kind
spelen. De school wilde graag neutraal blijven en Veilig Thuis moest het maar
oplossen.(3) Er is ontzettend veel druk uitgeoefend op de school, de
gemeente, het wijkteam en op de jeugdhulporganisatie van Hollands Kroon waar de
hele jeugdzorg in die regio aan is uitbesteed, om deze casus van beschermtafel
af te krijgen (voorportaal RvdK) en moeder een eerlijke kans te geven haar
eigen (beschuldigde) kind deskundig te laten onderzoeken door een specialist
naar haar keuze. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat haar kind een normale emotionele
ontwikkeling doormaakte en de psychiater vond het kind zelfs sympathiek. De afloop
van het verhaal was dat de drie beschuldigende moeders hun eigen kinderen op een
andere school plaatsten en het normale leven weer zijn gang kon gaan, maar het
had niet veel gescheeld.(4)
Tranentrekker
zonder inhoud
Dit
is de diabolische situatie in veel jeugdzorg/wijkteam-zaken; ofwel de kinderen
worden zonder meer gelooft in hun uitlatingen of ze worden in het geheel niet gelooft als jeugdbeschermers van
mening zijn dat de kinderen worden beïnvloed door volwassenen, maar in beide
gevallen vaak zonder specialistisch onderzoek. Jeugdbeschermers met een SPH-opleiding
denken zelfstandig te kunnen bepalen wat er aan de hand is. Als jeugdzorg of de
Raad zelf onderzoeken aanbevelen hebben de onderzoeksvragen voor de
ggz-specialist vaak al een bepaalde sturing in de richting van het
vermoedelijke scenario. Reden voor ouders om een tegenonderzoek te eisen en
voor jeugdzorg om de onderzoeken die ouders op tafel leggen aan de kant te
schuiven als ‘partijdig’. Zo krijg je als jeugdbescherming natuurlijk altijd de
uitkomst die je hebben wilt. Het roept veel emoties op en jeugdbeschermers
krijgen politici er altijd makkelijk mee voor hun karretje, maar het ‘belang
van het kind’ wordt geformuleerd, geïnterpreteerd en toegeëigend door
volwassenen, zodat het belang van het kind in feite hun eigen wensen, belangen
en motivaties betreft. Als niet vanuit een objectieve houding door jeugdbeschermers
het belang van het kind centraal wordt gesteld, los van eerdere aannames en
vermoedens, met een open oog voor de verschillende belangen van allen die zich
bewegen rondom het kind (inclusief de jeugdbeschermers zelf) dan blijft ‘de
stem van het kind’ een roeptoeter waar volwassenen propaganda mee kunnen maken
voor zichzelf en hun eigen doeleinden. Dan wordt het kind gehoord zoals Jan
Klaasen in de poppenkast; hij beweegt en lijkt te praten, maar niet uit zichzelf.
Sven Snijer