donderdag 1 februari 2018

Wie (f)luistert naar het kind?


Jeugdbeschermers en mishandelingslobbyisten spreken altijd graag over ‘het belang van het kind’ alsof iedereen begrijpt wat daarmee bedoeld wordt. We maken de associatie met kinderen die moeten opgroeien in een grote boze wereld vol volwassenen die hen bedreigen in hun fysieke en psychosociale ontwikkeling, tenzij de heldhaftige en deskundige jeugdbeschermers hier een stokje voor steken. Zij verrichten ‘onderzoek’ en indien gevaar voor de veilige ontwikkeling van het kind wordt gesignaleerd kan het onder toezicht gesteld worden of uit huis geplaatst. Dat kinderen beschermd moeten worden tegen aantoonbaar gevaar, daar is iedereen het met elkaar over eens, maar over de definitie van ‘acuut en ernstig gevaar’ zijn de meningen behoorlijk verdeeld. Het probleem bij het aan de kaak stellen van misstanden in de jeugdzorg -en met name het te vroeg en te rigoureus ingrijpen door instanties als Veilig Thuis- is dat ook veel jeugdzorgcritici te pas en te onpas roepen dat kinderen ‘gehoord’ moeten worden. De aanname daarbij, is dat wanneer een kind zich mag uitspreken over bijvoorbeeld de kwaliteit van de jeugdhulp of het verblijf bij de tegenpartij (ex man of vrouw in een scheidingssituatie), het kind wel de ‘waarheid’ zal spreken en dat de rechter dan eindelijk snapt dat het kind weer ‘naar huis’ wil. Het probleem in de jeugdzorg is echter al jaren dat men niet weet hoe de boodschap van kinderen moet worden verstaan, omdat volwassenen dat maar al te vaak zelf invullen.

‘Ingezogen in de situatie’

Zolang er geen onafhankelijk onderzoek wordt verricht door een universitair geschoolde kind-specialist, die het kind onderzoekt met open en integrale onderzoeksvragen (niet sturend naar een verlangde uitkomst gebaseerd op de vermoedens en ‘onderbuikgevoelens’ van jeugdbeschermers) valt er weinig te zeggen over het waarheidsgehalte van wat de kinderen beweren. Er zijn kinderen die door hun moeder tegen de vader worden opgezet en iedere dag te horen krijgen wat er niet aan hem deugt. Kinderen vinden het moeilijk om hun eigen gevoelens te scheiden van wat moeder hen vertelt en zullen om mama’ s goedkeuring en liefde te verwerven tegenover hulpverleners gaan herhalen wat zij heeft gezegd. Er zijn vaders die altijd leuke cadeautjes kopen voor de kinderen en naar speeltuinen en pretparken gaan in een omgangsweekend, waarbij de kinderen alles mogen doen en krijgen wat ze willen, zodat moeder die ze doordeweeks heeft met haar huishoudelijke regels en pedagogische discipline, de minder leuke ouder lijkt te zijn. ‘Bij papa mag het wel, mam!’ Er zijn vaders en moeders die de hulpverleners gaan bespelen om ze aan hun kant te krijgen, met als doel de tegenpartij een nadelige positie te bezorgen d.m.v. gekleurde dossiervorming door de gezinsvoogd. Dit fenomeen wordt zelfs erkend door Jeugdzorg Nederland en staat bekend als de hulpverlener die wordt ‘ingezogen in de situatie’ (Jan Dirk Sprokkereef).

‘Alle signalen werden genegeerd’

Eén van de gevolgen van ingezogen worden in de situatie, is dat wanneer een instabiele ouder een vertrouwensband heeft opgebouwd met de gezinsvoogd, deze vrij kritiekloos alles aanneemt wat de ouder zegt en dat als gevolg daarvan alarmerende signalen uit de omgeving over de veiligheid van het kind verder worden genegeerd. De uiterste consequentie daarvan is dat het kind op een dag dood gevonden wordt en dat dan na onderzoek blijkt dat het gezin niet alleen ‘bij jeugdzorg bekend’ was, maar dat talloze signalen van buren, school, familie over de kind-bedreigende situatie terzijde zijn geschoven. In dergelijke gevallen vraagt men zich terecht af wat er gebeurd zou zijn indien naar het kind was geluisterd en niet slechts de goede verstandhouding met de (suïcidale/ psychiatrische) ouder leidend was geweest in de hulpverlening. ‘Het belang van het kind stond niet centraal in de hulpverlening’ lezen we dan in een onderzoeksrapport. Het omgekeerde komt echter ook voor, dat wat door kinderen die door volwassenen worden beïnvloed wordt gezegd honderd procent voor waar wordt aangenomen, terwijl de kinderen een ouder beschuldigen waar ze eigenlijk veel van houden, omdat ze daartoe worden aangezet. Niemand lijkt in dat scenario te mogen twijfelen aan de onschuld en dus het waarheidsgehalte van de beweringen van het kind. Maar kinderen hebben allerlei motivaties om dingen te zeggen of juist achter te houden, vooral als ze onder druk staan en er mogelijk consequenties verbonden zijn aan het ‘foute’ antwoord. Er hebben kinderen op de bank gezeten van het pleeggezin waar ze misbruikt werden, die tijdens het bezoek van de gezinsvoogd moesten vertellen dat ‘alles goed ging’. Niemand die daar onderzoek naar deed.

Het mocht niet waar zijn

In onze eigen casus zeven jaar geleden werd zonder meer aangenomen dat ons kind was geïndoctrineerd door haar ouders en dat wat ze uit zichzelf vertelde over gebeurtenissen bij haar op school nooit had plaatsgevonden en door ons was ‘aangepraat’.(1) Dat was de basis van de ‘kindermishandeling’ die ze probeerden vast te stellen en het hele onderzoek was daarop gericht. De school waar ons kind door klasgenootjes was betast, geslagen, bedreigd, enz, was ketenpartner en informant voor het AMK (Veilig Thuis) en in hun ogen volkomen betrouwbaar. Het verhaal van onze dochter kon eenvoudigweg niet waar zijn, want als dat wel zo was zou het hele ‘onderzoek’ door de mand vallen. Toen wij onze dochter op zeker moment onder behandeling stelde van iemand die deskundig was en zij therapie kreeg om haar trauma te verwerken, wisten wij nog niet dat het AMK drie dagen voorafgaand aan de behandeling met de hulpverlenende instantie had gebeld. De casemanager loog dat het dossier nog open was (reeds drie dagen gesloten) en adviseerde dat het schadelijk zou zijn om het kind te behandelen. Zo ver wilden ze gaan om hun valse gelijk te halen of beter gezegd niet voor schut te staan als de behandeling zou uitwijzen dat het verhaal van onze dochter klopte. Dat zou namelijk betekenen dat er meerdere kinderen slachtoffer waren geweest (de ouders van een ander slachtoffertje uit deze klas kwamen vijf jaar later pas naar voren) en dat geen enkel kind door de verantwoordelijke instanties was onderzocht of behandeling had gekregen. (2)

‘Ik geloof de kinderen’

Tot mijn stomme verbazing las ik enkele weken terug in een dossier van een cliënt in het kader van ouderondersteuning, dat haar eigen advocaat haar afviel in een emailbericht en zonder objectieve grond verklaarde ‘Ik geloof wat je kinderen zeggen over je moeder’. Dat had deze advocaat zelfstandig besloten, op basis van het aanhoren van een jankerig verhaal dat de kinderen op het wijkteamkantoor hadden staan afdraaien, zwaar beïnvloed door de tegenpartij waar ze hun hoofdverblijfplaats hebben. Noch bij de advocaat, noch bij het wijkteam kwam het lumineuze idee om een onafhankelijke instantie onderzoek te laten doen naar de neergaande spiraal in de emotionele ontwikkeling van de kinderen de laatste maanden en of de dreigende taal van advocaat-tegenpartij voorafgaande aan iedere bijeenkomst -de eis om oma moederzijde geheel te verstoten- daar mogelijk iets mee van doen kon hebben! Om te onderzoeken of het wel zo gezond was dat de kinderen bij voortduring volwassen zaken bespraken met hun moeder via appjes (vanuit vaders’ huis), waarbij zelfs omkoping vanuit schoonmoeder -om een wig te drijven tussen cliënt en haar moeder- een rol speelde! Iedereen nam voetstoots aan dat de kinderen bezig waren zich vrij en natuurlijk te uiten, want kinderen mogen zich toch wel uiten?! Dit soort tenenkrommende amateuristische situaties zijn bij jeugdzorg/ wijkteam nog steeds schering en inslag.

Het is geen raadspelletje

Men lijkt te denken dat het een raadspelletje betreft of een meerderheidsbeslissing; “Wie denkt dat het waar is wat de kinderen zeggen, vingers?....” Er zijn deskundigen buiten de jeugdbescherming (die ingeschakeld kunnen worden als men het niet weet) die kunnen bepalen of kinderen onder druk staan van volwassenen en een ingestudeerd scenario afdraaien of echt hun eigen authentieke gevoelens vertolken. Het hoeft geen traject te blijven van voortgang op de reeds ingeslagen weg, het reeds door twintig hulpverleners platgetreden pad, de tunnelvisie in welke richting het hele dossier is geschreven. Men kan wetenschappelijk onderzoek doen! Het is altijd een veeg teken als een van de partijen zich constant lijkt te verschuilen achter het kind, alsof dat het enige argument is dat in stelling gebracht kan worden. Het open en beïnvloedbare kind, dat zo vaak gedrag laat zien dat wenselijk is, om welke reden dan ook. Nog ingewikkelder wordt het als de communicatie via appjes verloopt en het niet eens duidelijk is of de boodschappen aan moeder wel van de kinderen zelf afkomstig zijn, maar de vragen/reacties van moeder hierop direct aan de advocaat-tegenpartij worden doorgespeeld om bij het wijkteam in te brengen. Het wijkteam dat vervolgens faciliteert dat de kinderen zich rechtstreeks grievend naar moeder mogen uiten, terwijl zij het zwijgend moet aanhoren en geen recht heeft om het te bevragen of te weerspreken. Dit alles op het niveau van ‘vrijwillige hulp’ buiten een klinische situatie. Zij wordt hiermee overvallen zonder context, zonder voorgaande afspraken en zonder nazorg, onder het motto ‘de kinderen zijn leidend’. Het wijkteamlid schudt het ter plekke uit zijn mouw en is van plan het een maand later nog eens te herhalen…

Waar blijft de slachtofferhulp?

In een andere wijkteam-zaak, waarbij er eveneens een schoolkwestie speelde met grensoverschrijdend ‘doktertje spelen’ naar de bewering van drie moeders die tegelijkertijd drie meldingen deden bij Veilig Thuis tegen mijn cliënt- was het opmerkelijk om te zien dat géén van deze moeders een trauma-behandeling had geregeld voor haar ‘misbruikte’ kind. Wel werden er allerlei beweringen gedaan over het seksuele monster dat al het kwaad op zijn geweten had en de moeder van de jongen werd een paria op het schoolplein. Niemand mocht meer met haar kind spelen. De school wilde graag neutraal blijven en Veilig Thuis moest het maar oplossen.(3) Er is ontzettend veel druk uitgeoefend op de school, de gemeente, het wijkteam en op de jeugdhulporganisatie van Hollands Kroon waar de hele jeugdzorg in die regio aan is uitbesteed, om deze casus van beschermtafel af te krijgen (voorportaal RvdK) en moeder een eerlijke kans te geven haar eigen (beschuldigde) kind deskundig te laten onderzoeken door een specialist naar haar keuze. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat haar kind een normale emotionele ontwikkeling doormaakte en de psychiater vond het kind zelfs sympathiek. De afloop van het verhaal was dat de drie beschuldigende moeders hun eigen kinderen op een andere school plaatsten en het normale leven weer zijn gang kon gaan, maar het had niet veel gescheeld.(4)

Tranentrekker zonder inhoud

Dit is de diabolische situatie in veel jeugdzorg/wijkteam-zaken; ofwel de kinderen worden zonder meer gelooft in hun uitlatingen of ze worden in het geheel niet gelooft als jeugdbeschermers van mening zijn dat de kinderen worden beïnvloed door volwassenen, maar in beide gevallen vaak zonder specialistisch onderzoek. Jeugdbeschermers met een SPH-opleiding denken zelfstandig te kunnen bepalen wat er aan de hand is. Als jeugdzorg of de Raad zelf onderzoeken aanbevelen hebben de onderzoeksvragen voor de ggz-specialist vaak al een bepaalde sturing in de richting van het vermoedelijke scenario. Reden voor ouders om een tegenonderzoek te eisen en voor jeugdzorg om de onderzoeken die ouders op tafel leggen aan de kant te schuiven als ‘partijdig’. Zo krijg je als jeugdbescherming natuurlijk altijd de uitkomst die je hebben wilt. Het roept veel emoties op en jeugdbeschermers krijgen politici er altijd makkelijk mee voor hun karretje, maar het ‘belang van het kind’ wordt geformuleerd, geïnterpreteerd en toegeëigend door volwassenen, zodat het belang van het kind in feite hun eigen wensen, belangen en motivaties betreft. Als niet vanuit een objectieve houding door jeugdbeschermers het belang van het kind centraal wordt gesteld, los van eerdere aannames en vermoedens, met een open oog voor de verschillende belangen van allen die zich bewegen rondom het kind (inclusief de jeugdbeschermers zelf) dan blijft ‘de stem van het kind’ een roeptoeter waar volwassenen propaganda mee kunnen maken voor zichzelf en hun eigen doeleinden. Dan wordt het kind gehoord zoals Jan Klaasen in de poppenkast; hij beweegt en lijkt te praten, maar niet uit zichzelf.

Sven Snijer




(4)https://www.marysjabbens.nl/blog/valse-veilig-thuis-melding-snijdt-ziel/