maandag 22 januari 2018

Het schenden van het sociaal contract

Vrije democratische rechtsstaten zoals Nederland mogen zichzelf enkel zo noemen als de instituties in onze samenleving die de burgerparticipatie en machtsdeling moeten garanderen zich zodanig gedragen dat ze tegemoet komen aan het ‘sociaal contract’. De vrijwillige deelname aan de territoriale jurisdictie van het land en de uitbesteding van dwang en machtsmiddelen aan de overheid door de burgers moet in evenwicht zijn met het vermogen van burgers om diezelfde overheid ter verantwoording te roepen als er verkeerd gebruik wordt gemaakt van die machtsmiddelen. In de jeugdzorg bestaat al meer dan dertig jaar het probleem dat de machtsmiddelen van semi-overheidsinstellingen als Veilig Thuis, Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming te groot zijn, omdat de controle erop flink te wensen over laat. In ons land wordt verondersteld dat jeugdbeschermers professioneel zijn en dus in staat (en bereidwillig) om zichzelf te corrigeren en de rechter -die de eigenlijke controlerende macht is- neemt dat meestal voor waar aan. De rechter meent goed en volledig geïnformeerd te worden door de beschuldigende partij (jeugdbeschermers) die zelf als sector een belang hebben bij de invulling van de beschermingsmaatregelen die ze aanvragen; ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Maar zelfs als rechters en klachtencommissies wel in staat zijn kritisch te oordelen over het handelen van jeugdbeschermers is dat nog lang geen garantie dat de burger zijn recht kan halen.

Klachtenprocedures, rechters en Ombudsman

Een schrijnend voorbeeld hiervan is de casus van Vincent die zijn verhaal deed bij RTV Utrecht.(1) Deze vader die valselijk werd beschuldigd van kindermishandeling voerde diverse rechtszaken en klachtenprocedures, deed aangifte bij de politie en wendde zich tot de Nationale Ombudsman. Hij werd door de klachtencommissies van Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming in het gelijk gesteld en rechters oordeelden dat de beschuldigingen aan zijn adres ongegrond waren. Toch blijft Veilig Thuis vasthouden aan haar eigen visie en probeert de beschuldigingen vol te houden en er zelfs gevolg aan te geven. Vincent die zich meerdere malen meldde bij de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) werd iedere keer afgepoeierd, totdat de Nationale Ombudsman zich ermee ging bemoeien. Dat leidde tot een eenzijdig onderzoeksrapport waarbij de IGZ zich uitsluitend(!) baseerde op de gegevens van Veilig Thuis, dat geheel in tegenspraak was met de inzichten van de klachtencommissies, rechters en Ombudsman. Net als bij de Inspectie voor het Onderwijs wordt er door de IGZ niet ingegaan op individuele zaken en daarom vangt de burger telkens bot. Dat is het gevolg van macht die wordt uitgeoefend door instanties (scholen, jeugdzorg, Veilig Thuis) die niet op grond van burgerrechten kunnen worden aangepakt, maar waar de burger afhankelijk blijft van de eigen beslissing van een bepaalde instantie of zij genegen is zich iets van controlerende instanties aan te trekken, zonder gevolgen wanneer zij dit niet doet (‘niet-bindend advies’).

‘Papieren gelijk’
   
Het is van het grootste belang in een samenleving waarbij het sociaal verband in hoge mate juridisch bepaald is dat de uitspraken van oordelende instanties, zoals rechters, klachtencommissies en toezichthouders serieus worden genomen en dat hun adviezen worden opgevolgd, anders krijgt de burger een ‘papieren gelijk’. Als instanties denken dat hun eigen professionaliteit hoger staat dan de controlemechanismen die hun machtsuitoefening moeten reguleren dan verandert de rechtsstaat in een semi-dictatuur. Op lokaal niveau ervaart de burger geen rechtsstaat in een individuele casus (of groepen burgers in dezelfde situatie) terwijl die rechten wel zijn vastgelegd in de wet en in allerlei internationale verdragen. Als controle op jeugdbeschermers niets voorstelt (politici willen er vaak graag ver vandaan blijven) of wanneer jeugdbeschermers uitspraken van controlerende instanties negeren, komt de rechtsstaat in gevaar. Wat de jeugdbescherming in ons land typeert is een niet nader gedefinieerd ‘belang van het kind’ als een geloofswaarheid, dat altijd zo geformuleerd wordt alsof elke jeugdzorgcasus ‘acuut gevaar’ betreft, waardoor de wetgeving tijdelijk mag worden opgeschort. En ‘tijdelijk’ betekent bij geen- of slechte controle achteraf, met de jeugdbeschermers aan het stuur die alle verslaglegging doen vaak een lang slepende procedure en talloze rechtszaken, waarbij het aantal rechtszaken en de bereidheid van ouders om hun recht ten koste van alles te halen omwille van hun kind, hen kan worden aangerekend als nog een kind-beschadigend element (‘ouders blijven maar strijden en belasten het kind’) Met andere woorden, de rechtsprocedure zelf wordt tegen ouders gebruikt op basis van de pedagogische alwetendheid van de jeugdbeschermers.

Andere naam, zelfde werkwijze

Eén van de redenen dat de Transitie een grote mislukking is gebleken is dat op lokaal niveau de politiek vaak niet anders reageert dan op landelijk niveau; het wordt weggeschoven naar een instantie zonder te kijken naar de kwaliteit van werken en procedures van de jeugdbeschermers en de wijkteams. Alsof klachtenprocedures alleen voldoende zouden zijn om te begrijpen waarom het nog steeds fout blijft gaan, op precies dezelfde manier als vóór de Transitie. Het delegeren van zaken was nu juist de reden dat ouders zo ontevreden waren over de jeugdzorg. Er was te weinig betrokkenheid bij- en kennis van de praktijk van jeugdbescherming bij politici. Daarom ging het naar de gemeenten, vanuit het idee dat wanneer op lokaal niveau de rekening moest worden betaald van de jeugdhulp er als vanzelf ook nieuwsgierigheid naar de inhoud van de jeugdhulp zou ontstaan. Dat was een grote misrekening, want er wordt niet anders gewerkt dan voorheen. De naambordjes zijn veranderd: AMK = Veilig Thuis, Bureau Jeugdzorg = Jeugdbescherming (G.I), ‘vrijwillige hulp’(Bjz) = Sociaal Wijkteam, Drang & Dwang = opschalen door wijkteam (Beschermtafel/ Beschermplein/ Veiligheidsplein => tussenstation naar RvdK maar soms al met Raadsmedewerker aan tafel!) maar de werkmethoden zijn exact hetzelfde. Bijgevolg zijn de klachten van ouders ook hetzelfde; slechte communicatie, dreiging/chantage, te weinig feiten, tunnelvisie, arrogantie, lage zorgkwaliteit, niet op tijd doorverwijzen, zich laten ‘inzuigen’ als hulpverlener (partijdig zijn), verwarring over bevoegdheden hulpverlener en rechtspositie cliënt, slechte voorlichting, enz.

Gemeenten begrijpen hun rol niet

Het is jammer dat de feitelijke rechtspositie van ouders (en kinderen) nog niet is verbeterd, want dan had het ‘sociaal contract’ op gemeentelijk niveau een goede impuls kunnen krijgen. In een kleiner gebied kennen mensen elkaar en kan beter worden vastgesteld wat er structureel mis gaat in de hulpverlening. Maar omdat de rechtspositie van ouders nog steeds onder de landelijke jurisdictie valt (ministerie van Justitie en Veiligheid) wanneer jeugdbescherming een kind onder toezicht stelt of uit huis plaatst en alleen de vrijwillige hulpverlening lokaal georganiseerd wordt, blijft er op gemeentelijk niveau hetzelfde chantage-mechanisme werkzaam als bij het oude Bureau Jeugdzorg. Bij falende hulpverlening ligt de schuld altijd bij de (mondige) ouders. Bij het uitvoeren van een ondertoezichtstelling op gemeentelijk niveau heeft de gemeente schijnbaar weinig in te brengen, want de rechter heeft de OTS bevolen. Waarom zou de gemeente zich moeten bemoeien met het werk van jeugdbeschermers die slechts uitvoeren wat de rechter heeft besloten? Ze begrijpen als gemeente in veel gevallen niet dat er met of zonder OTS gewerkt kan worden aan haalbare doelstellingen en dat het wel of niet behalen ervan niet alleen van de wil of onwil van cliënten afhangt, maar ook van de kundigheid of het amateurisme van de jeugdbeschermers/ wijkteamleden. Over dat deel van de hulp kan de gemeente wel degelijk oordelen en er sturing aan geven, zelfs als het onder de rechter is. Maar in de meeste gevallen doen gemeenten dat niet. Ze ‘laten het aan de professionals over’….

Ouders juridisch klem gezet

Daarom werkt de Transitie niet die al drie jaar in bedrijf is na een proefperiode vanaf ongeveer 2013, toen de meeste ‘pilots’ werden gestart (zonder opschaling of juridische uitwerking daarvan). Een simpel voorbeeld van hoe weinig verantwoording de gemeenten afleggen naar hun burgers is de reclame die wordt gemaakt voor de wijkteams/Ouder en kind-teams.(2) Er wordt veel gesproken over hulp en opvoedadvies, maar nooit worden ouders geïnformeerd over opschaling en beschermtafels. Daar komen ze vanzelf wel achter als de jeugdwerkers zich ergens ‘zorgen’ over beginnen te maken. En omdat de overheid heeft besloten dat de burger niet eerder voor rechtsvergoeding in aanmerking komt dan dat het dossier bij de Raad ligt, is het pleit tegen de tijd dat ouders een advocaat in de arm kunnen nemen vaak al beslecht. Eerder probeerde men zonder succes de griffie-kosten omhoog te brengen, wat het de burger moeilijker maakt de overheid aan te klagen bij misstanden en er was een wetsvoorstel om de Raad voor de Kinderbescherming zelf de bevoegdheid te geven tot ondertoezichtstelling, zonder tussenkomst van rechter! (3) Ook dat heeft het niet gehaald in de Kamer, vooral door de verontwaardiging van een onafhankelijk Kamerlid (Norbert Klein), want de parlementariërs met jeugdzorg in hun portefeuille zitten bij deze kwesties ofwel te slapen in hun behaaglijke zetel ofwel ze vinden het zelf ook een goed idee, omdat het tijd en geld bespaart (en de rechtspositie van burgers verkracht). Waarom dachten de dames en heren in Den Haag dat politici in Hoogezand, Zierikzee of Apeldoorn wél gepassioneerd en op de hoogte zouden zijn van jeugdzorgzaken, als zij zelf iedere gelegenheid om hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordigers op dit punt voorbij laten gaan?

‘Veiligheid’ vertrapt de kwaliteit

Er bestaat in ons land geen ‘grijs gebied’ tussen vrijwillige hulp en gedwongen hulp, want in het hybride systeem van jeugdhulpverlening en jeugdbescherming zoals wij het georganiseerd hebben is het totale veld van jeugdhulp één groot grijs gebied. (4) Niemand weet waar de vrijwilligheid ophoudt en waar de dwang begint. Niemand weet als de dwang wordt afgeschaald tot vrijwillige hulp en gezinsondersteuning, wanneer een toekomstige ‘hulpverlener’ op basis van een oud (en reeds weerlegd) dossier toch niet weer reden ziet om de beschuldigingsmachine opnieuw op te starten, al dan niet op aangeven van anderen. Als beschuldigingen worden vermeld als zijnde ‘geuit’ door een persoon of partij zonder dat zij op inhoud worden onderzocht, dan is hulpverlening in werkelijkheid hulp-stremming. Het proces van verbetering in therapeutische of relationele zin wordt continu ondergraven door ongefundeerde beschuldigingen een primaat te geven boven de te behalen doelstellingen. Het veiligheidsaspect wordt voor de zoveelste keer het element dat het hulpverleningsaspect wegdrukt en zelfs uitbuit in haar eigen voordeel. En dat is niet verwonderlijk voor hulpverleners die alleen maar langer werk hebben bij het uitspinnen van elk mogelijk probleem of gevaar. Hoe langer er ‘zorgen’ zijn, echt of ingebeeld, hoe langer de zelfbenoemde regisseur-expert kan blijven aanmodderen, want zonder deskundig onderzoek kan niemand de zorgen ooit bevestigen of ontkrachten. Fijn voor hen, dat de gemeente zich niet met de inhoud bemoeit, want dan blijven de meeste ouders procedureel vastlopen.

Bezwaren gemeentelijke jeugdzorg

Het gevaar van jeugdzorg bij de gemeenten is tweeledig; ten eerste moeten de gemeenten bezuinigen omdat de bezuiniging al werd ingebouwd vanaf de start van de Transitie 1 januari 2015 dus dat geld moet ergens worden ‘verdiend’. Vandaar het te laat doorverwijzen door wijkteams naar specialistische hulp en de druk van gemeentes op huisartsen om minder door te verwijzen naar j-ggz (dit schendt het recht van kinderen op hoogwaardige geestelijke gezondheidzorg - IVRK artikel 24 lid 1. Het recht op toegang tot valide diagnostiek en voorlichting) en het andere zorgaspect is dat veel wijkteams menen dat zij in een positie zijn om gezinnen hulp op te leggen met zachte dwang, zodat ouders ergere maatregelen kunnen voorkomen. De aanname hierbij is dat men op niveau wijkteam deskundig is en klantvriendelijk en nooit misbruik zal maken van drang & dwang. In werkelijkheid beginnen ze vaak al vroeg in een traject te dreigen met het beschermingsplein als ouders niet snel genoeg instemmen met hun voorstellen en het is buiten hun competentie om in te schatten wanneer specialistische hulp voor een kind nodig is. Een huisarts kan dat veel beter. Zelfs bij opvoedadvies is het nog maar de vraag of de wijkteams de juiste adviezen geven of de gezinsdynamiek juist inschatten. Hun beschermtafel als ‘stok achter de deur’ geeft ze wel genoeg macht, maar niet noodzakelijk het verstand om juist te oordelen of de juiste hulp te bieden. Ze lijken als twee druppels water op het oude Bureau Jeugdzorg, maar nu is de ‘drang’ expliciet geformuleerd in de wetgeving alsof het een noviteit betreft, maar in het verleden was zij al impliciet aanwezig of ze werd geverbaliseerd door de jeugdhulpverlener: ‘Wij hebben de macht’, ‘De rechter geeft ons altijd gelijk’, ‘Wij kunnen zo vaak naar de rechter als wij willen’, enz.)

Wie zijn die hulpverleners?

Nog steeds begrijpt de overheid niet dat juridische macht aan jeugdbeschermers de mogelijkheid biedt om zonder onderscheid alle ouders op één hoop te gooien. De echt disfunctionele en pedagogisch onbekwame ouders en de ouders die tegenspreken omdat zij zelf kunnen nadenken. In het jeugdzorg-jargon wordt dat één pot nat; ‘Ouders ontkennen de problemen en vertonen geen zelf-inzicht’. Over projectie gesproken! Als er één mensensoort bestaat dat met geen mogelijkheid naar zichzelf kan kijken dan is het de jeugdbeschermer. Je kunt ze zo uittekenen; een meisje van achttien heeft ervaren dat haar ouders op een vervelende manier uit elkaar zijn gegaan en ook na de scheiding elkaar nog het leven zuur maken. Ze besluit om een SPH-opleiding te gaan doen en ‘kinderen’ (zichzelf) te gaan helpen door als jeugdbeschermer op te treden. Als jonge twintiger, met nog geen enkel inzicht in eigen onbewuste processen en drijfveren, wordt ze ingezet bij gezinnen van ouders die soms twintig jaar ouder zijn en kinderen hebben waarvan enkelen zelf al in de puberteit zitten of bijna volwassen zijn. De ‘hulpverlener’ begrijpt nog niets van volwassen problemen, verantwoordelijkheid voor een gezin, de verschillende krachten die op een mens inwerken (balans tussen werk, sociaal leven, relatie en opvoeding) en vertelt dingen uit de schoolboekjes en jeugdzorgrichtlijnen alsof ze het zelf bedacht heeft. (5) Net als veel mensen in het onderwijs denkt ze dat iedere ouder 24 uur per dag bezig moet zijn met opvoeden en dat een mens niets anders aan zijn hoofd heeft. Emoties zijn geen teken van menselijkheid, maar geuit naar de hulpverlener een ‘alarmsignaal’, een teken dat er gevaar dreigt, want ‘goede ouders’ zijn steriel en doen precies wat de hulpverlener zegt. De kinderen moeten tegen de vreemde emotionele wezens (met een hoeveelheid levenservaring die haar onzeker maakt) beschermd worden, volgens vastgelegde procedures. Het gaat er niet om wie er gelijk heeft, het protocol heeft gelijk. De nog niet gerijpte jonge geest die de eigen ouders ‘ziet’ in de ouders van de gezinnen die hulp nodig hebben, verlaat zich op de juridische machine van de jeugdbescherming.

Betwisten van ‘recht op gezinsleven’

Waar politici van doordrongen moeten raken op landelijk en op lokaal niveau, is dat de overheid macht geeft aan ‘hulpverlenende’ instanties door ze de bevoegdheid te geven (kosteloos) naar de rechter te gaan en het recht op gezinsleven van burgers in deze samenleving te betwisten. Die kunnen op last van de rechter politie inschakelen (geweldsmonopolie) en een kind bij zijn ouders weghalen in het uiterste geval. Het vreemde is dat die machtiging niet gestoeld is op feiten, maar op de indruk die de ‘professional’ heeft van de gezinssituatie. Er hoeft niet bewezen te worden dat een kind ‘ernstig en acuut’ in gevaar is en door de afwezigheid van een uitgewerkte rechtmatigheidstoets in de wetgeving kan de rechter dit ook niet goed onderzoeken voorafgaand aan de uitspraak. De politici en rechters geloven in hun naïviteit dat er achteraf voldoende onderzoek zal worden verricht en dat een kind bij gebleken vergissing snel weer naar de natuurlijke ouders terug kan. Maar jeugdzorg heeft in de loop der jaren allerlei trucs bedacht, om dat traject eindeloos uit te smeren of zelfs geheel om zeep te helpen. De eigen fout van te vroeg ingrijpen, wordt overwoekerd door processen die de indruk wekken dat de benadeelde ouders geen slachtoffers, maar daders zijn. Veel onterechte uithuisplaatsingen zijn nimmer ongedaan gemaakt, vaak met de onwetenschappelijke smoes van ‘hechting in het pleeggezin’, waarbij voor het gemak vergeten werd dat menig jeugdzorgkind vele pleeggezinnen en instellingen verslijt tot zijn/haar achttiende levensjaar.(6) Daar speelt ‘hechting’ klaarblijkelijk geen enkele rol.

De sociale dictatuur

Al voor de Transitie schreef ik dat het systeem van wijkteams zou leiden tot een sociale dictatuur en dat hele gezinnen onder toezicht zouden worden gesteld als een Eigen Kracht Centrale als voorwaarde werd gesteld als eerste plan, voordat naar andere mogelijkheden (en oorzaken van problemen) zou worden gekeken. ‘U bent sociaal schuldig, totdat het tegendeel is bewezen.’ Bureau Jeugdzorg kon beschuldigen en hulp traineren, maar het wijkteam kan een heel gezin dwingen een sociale stoelendans op te voeren met alle vrienden, familie en buren. De waanzin van het concept van de Decentralisatie werd helaas door weinig mensen doorzien, maar in de praktijk loopt het zo’n vaart niet. De routinematig opgelegde EKC’s werken meestal niet en zijn slechts tijdverspilling, waarna de oude jeugdzorgwerkwijze alsnog wordt ingezet. En wat een oplossing had deze methode van ‘Eigen Regie’ met Gezinsplan moeten zijn! Problemen niet alleen vroegtijdig signaleren door wijkteams waar het echt ‘storm loopt’, maar de meeste problemen ook nog eens kosteloos verhelpen met het hele gezinsnetwerk en een klein beetje aanmoediging van de gezinsregisseur. De politiek zag de jeugdzorgkosten in gedachten al smelten als sneeuw voor de zon…. Minder leuk is het voor de gezinnen die in rechtspositie eerder achteruit, dan vooruit zijn gegaan en die zo mogelijk nog lagere zorgkwaliteit krijgen dan bij Bureau Jeugdzorg en die nooit weten of ze veilig zijn, dan wel zich in een pedagogische gevarenzone bevinden. En dat staat nog los van het gevaar van de mishandelings-inquisiteur Veilig Thuis die het op hun kinderen voorzien heeft. Een organisatie die geheel zelfstandig opereert en tegenwoordig de ziekenhuizen infiltreert om artsen en verpleegkundigen te hersenspoelen met hun gehypte mishandelingscijfers (7) en zelfverzonnen ziektebeelden als PCF waar geen enkel verweer tegen mogelijk is.(8)

Zwak en zielig

Menigeen vraagt zich af waarom het jeugdbeschermingssysteem jarenlang op zo’n krankzinnige manier kon blijven functioneren of beter gezegd kon blijven voortbestaan, met zulke bedroevende resultaten. Het antwoord ligt in het hybride systeem van hulpverlening. Als wij twee zaken met elkaar vermengen die eigenlijk gescheiden horen te zijn; de hulpvraag en de schuldvraag, en ze in elkaars verlengde leggen als twee uiteinden van één stok, dan is er altijd discussie over op welk punt van de stok iemand zich bevindt. Heeft iemand hulp nodig bij de opvoeding? Is iemand schuldig aan kindermishandeling? Of een beetje schuldig en een beetje hulpbehoevend? En wie bepaald dat eigenlijk? Het schattige is dat onze eigen parlementariërs dit hybride systeem niet begrijpen en een paar jaar terug nog, naar aanleiding van een tv-documentaire over de lage aantallen strafrechtelijke veroordelingen van ouders bij ernstige kindermishandeling, zich begonnen af te vragen waarom die cijfers zo laag waren…. Omdat, lieve schatten, wij in Nederland met elkaar hebben besloten dat pedagogisch falende ouders eigenlijk een ‘beetje ziek’ zijn. Ze worden niet gestraft, maar krijgen ‘hulp’. Dat is de reden dat je als vals beschuldigde ouder in het civiel recht geen poot aan de grond krijgt, wanneer je probeert uit te leggen dat je wel een goede ouder bent. Ouders worden á priori onbekwaam verklaard, want alles wat ze zeggen hoeft niet serieus genomen te worden (zij zijn immers geen ‘professionals’). Zouden de jeugdbeschermers dat wel doen, er vanuit gaan dat de opvoeding opzettelijk de vorm heeft aangenomen die ouders voor ogen stond, dan moeten ouders als strafbaar worden gezien. En dat wil de jeugdbescherming niet, want enkel bij ‘zielige’ en ‘onbekwame’ ouders hebben zij zelf een belangrijke taak van toezicht houden en voogdijinstelling of pleegplaatsing regelen. Alleen civielrechtelijk verdienen ze er een goede boterham aan.

Hoe zou het strafrecht oordelen?


Het systeem dat ooit bedoeld was om ouders die de opvoeding verpestten nog een tweede kans te geven en ze hulp bij de opvoeding te bieden met lichte dwang, werkt nu compleet de andere kant op. Het verklaart ouders, die om wat voor reden dan ook ontevreden zijn over de geboden jeugdhulp, tot zwakzinnigen die op grond van hun persoonlijke gebreken een gevaar vormen voor hun kind. Het beleid van sommige wijkteams op gemeentelijk niveau, waarbij het autisme van een kind aanleiding is tot het doorlichten van het hele familiesysteem(!) is een stigmatisering die zijn weerga niet kent. Het is ronduit communistisch om zo met je burgers om te gaan en het gebeurt paradoxaal genoeg vanuit kapitalistische overwegingen i.v.m. het kostenplaatje! Sociale debilisering van hele families om op j-ggz hulp te kunnen besparen. En laten we het nu eens omdraaien. Stel de hypothetische situatie, dat we  alle ouders niet tot ‘patiënten’ verklaren, maar tot criminelen. We zeggen dat ze de gevangenis in moeten, omdat ze niet kunnen opvoeden en falende opvoeding een vorm van geweldpleging is tegen het kind. In dat geval zou het voor de strafrechter komen en moet de jeugdbescherming (dat wordt dan de officier van justitie) aantonen op wat voor manier er schade is toegebracht aan het kind en hoeveel. Dan moet er worden aangetoond hoe de schade gemeten is bij het kind en op welke manier er wetenschappelijk verband wordt gelegd door de aanklagers tussen de schade bij het kind en het handelen van de ouders. Mijn voorspelling is dat er volgens die procedure, van alle ouders wiens kind nu onder toezicht gesteld is of uit huis geplaatst, slechts een fractie achter de tralies zou verdwijnen. In het strafrecht kun je nu eenmaal niet aankomen met ‘vermoedens’, ‘indrukken’ en niet-causale verbanden tussen het gedrag van het kind en vermeende gebreken van ouders. Toon maar eens aan of een kind dat stil is, erg druk is, of nerveus is, ook daadwerkelijk ‘mishandeld’ is en hoe die totaal verschillende kind-signalen causaal gerelateerd zijn aan de opvoeding.

‘Maar met de kinderen gaat het goed’

De valse aanname in het jeugd- en familierecht is dat het geen misdaad is om je kind verkeerd op te voeden, maar een ‘ziektebeeld’ bij de ouder. Daaruit volgt dat het ook geen ‘straf’ is, maar ‘genezing’ als het kind bij ouders wordt weggehaald of wanneer een gezin drie jaar te lijden heeft onder verschillende gezinsvoogden. Dit verklaart het totale gebrek aan inlevingsvermogen van de rechter die na het definitief maken van een uithuisplaatsing tegen de verslagen en gebroken moeder zei: ”Maar met de kinderen gaat het goed, en dat is het voornaamste.” Er bestaat bij deze lieden het bezopen idee dat ouders er blij mee zouden moeten zijn dat de staat over de 'emotionele veiligheid' van de kinderen waakt. Dankbaar dat kinderen op grond van onwetenschappelijke onderzoeken en vol-automatische procedures aan de ouders ontrukt worden, instemmend met de visie dat de plaats waar ze opgroeien van geen enkel belang is voor hun verdere geestelijke gezondheid. Terwijl uit alle moderne adoptie-onderzoeken blijkt dat de genetische band voor het merendeel der kinderen van vitaal belang is voor de vorming van hun identiteit als volwassene. Het idee dat het voor ouders die op valse gronden van hun kinderen beroofd worden geen 'straf' is, omdat het 'belang van het kind' een autonoom leven leidt. Alsof ouders niet liever voor een roofoverval drie jaar zouden gaan zitten dan hun kind te verliezen aan het systeem. De jarenlange strijd van ouders om op de een of andere manier nog een rol in het leven van hun onteigende kind te kunnen spelen ondanks alle tegenwerking vormt een kwelling die erger is dan fysieke marteling. Veel kwalijker dan een overheid die haar burgers onrecht doet, is een overheid die haar burgers ‘ziek’ verklaart en ze uiteindelijk ook ziek maakt. Het is in dit verband niet toevallig dat een voormalig luchtmachtpiloot toen hij kritiek uitte op defensie, ineens in zijn medisch dossier ‘consulten’ vond van een psychiater waar hij nooit geweest was.(9) Kennelijk is dit een effectief middel om tegenstanders de mond te snoeren...

‘Schuldig-by-proxy’

Jeugdbeschermers hebben goed begrepen dat ze in eerste instantie niet de beschuldigingen op de ouders moeten richten, maar dat ze ‘zorgen’ moeten formuleren over het kind. Vanuit deze kind-gecentreerde visie zijn ouders automatisch ‘schuldig’ maar alleen door associatie, want ze doen het niet expres. Ze hebben ‘hulp’ nodig en omdat jeugdbeschermers de bevoegdheid hebben om kinderbeschermingsmaatregelen aan te vragen (via de RvdK), kunnen ze het hulptraject tegelijkertijd gebruiken om nog meer ‘zorgelijke signalen’ te noteren in hun professionele rapporten, zodat ouders nog schuldiger lijken zonder dat zij dit kunnen helpen en zonder dat zij hiervoor gestraft worden. Ze krijgen een ‘schriftelijke aanwijzing’. Dat klinkt veel vriendelijker dan ‘voorlopige hechtenis’ en ze krijgen na uithuisplaatsing ‘omgangsrecht-onder-toezicht’ (achter een spiegelwand observeren hoe kind-beschadigend de ouder is), want dat klinkt veel aardiger dan TBS-observatie. Het strafrecht wordt netjes buiten de deur gehouden in een systeem dat mensen onnoemelijk veel leed bezorgt (ouders en kinderen), maar dat mag doorgaan voor hulpverlening. Er verandert nooit wat, omdat er niemand onterecht wordt opgesloten, zoals in de Puttense moordzaak. Er wordt slechts een kind naar een nieuwe locatie gebracht. Zo erg is dat toch niet?...

Welk volk wordt vertegenwoordigd?

Sinds wanneer hebben wij als vrije burgers van de territoriale jurisdictie Nederland bepaalt dat het niet bezwaarlijk is dat kinderen zonder harde bewijzen voor (geestelijke) mishandeling bij hun natuurlijke ouders worden weggehaald? Welk wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het niet schadelijk is voor kind en/of ouders op korte en lange termijn om zonder dwingende reden voor langere tijd van elkaar gescheiden te worden? Wie heeft bepaald dat kinderen ‘juridische objecten’ zijn die geen biologische en sociale verbinding hebben met een bepaalde familie en familieachtergrond? Wanneer hebben wij als vrije burgers erin toegestemd dat beslissingen over het opgroeien van jeugdigen mogen worden genomen door mensen die niet-universitair geschoold zijn en die geen wetenschappelijke notie hebben van feitenonderzoek? Politici die voor dit soort wetgeving verantwoordelijk zijn mogen geen volksvertegenwoordigers heten. Ze zijn de gewillige marionetten van lobbygroepen die meer invloed kunnen uitoefenen op de parlementariërs met schrikbeelden van ‘honderdduizenden’ mishandelde kinderen, dan de ouders die hun rechtspositie steeds verder ondergraven zien. Wat wij nodig hebben in de jeugdzorg is niet de zoveelste façade of woord-goochelarij die moet verhullen dat het met de rechtspositie van ouders en kinderen beroerd gesteld is. Die loochent dat de zorgkwaliteit permanent wordt gegijzeld door de invloed van mishandelingslobby’s op beleidsmakers die denken dat ze tegelijk de geit en de kool kunnen sparen. Je kunt geen veiligere jeugdzorg creëren en een betere vertrouwensrelatie met de cliënt, tenzij de rechtspositie van ouders wordt verbeterd en geen enkele opvoeder nog langer zijn vertrouwen in de hulpverlener beschaamd ziet, als een begripvolle adviseur en opvoedondersteuner plotseling verandert in een dwingeland en een tiran.

Sven Snijer