dinsdag 28 februari 2017

Bevrijd de hulpverlener

Het grote probleem van de jeugdhulpverlening in ons land is het ineengevlochten karakter van een dualistisch systeem met hulp en bestraffing. We kunnen die twee beter uit elkaar halen en een totale scheiding maken tussen gedwongen hulp en normale gezinsondersteuning, omdat anders de hulpverlening geïnfecteerd raakt met het verdachtmakingvirus en de gevallen van echte kindermishandeling teveel therapeutisch worden benaderd, terwijl daar het gevaar voor het kind reëel is. Hulpverlening moet weer echt hulpverlening worden en de risicotaxatie kunnen we overlaten aan de officier van justitie en een onderzoeksrechter, zoals is voorgesteld door advocaat Huib Struycken.(1) Zij doen de hele veiligheidsanalyse bij acute bedreiging van de kindveiligheid en zorgen op een zo kort mogelijke termijn voor helderheid en duidelijkheid hierover. Daarbij worden kinderen niet maandenlang weggestopt in een pleeggezin of instelling lopende het onderzoek, maar zijn alle partijen binnen drie dagen opgeroepen en gehoord, zodat duidelijk wordt of er een grond is voor zwaar ingrijpen in het gezin of niet. Hulpverleners en pedagogen zouden ook niet meer moeten melden bij Veilig Thuis. Deze instantie kunnen ze beter opheffen, want de serieuze meldingen komen toch binnen via de politie en kunnen meteen doorgegeven worden aan de Raad voor de Kinderbescherming. Zo hoeft er geen tijd en geld meer verspild te worden aan het signaleringscircus met haar hoge gehalte aan loze meldingen en treitermeldingen.

De macht van jeugdzorg

In het huidige systeem van jeugdhulp kan de falende of overbelaste hulpverlener het gezin opzadelen met dwangmaatregelen. Komt de hulp niet op gang of heeft deze geen resultaat door een verkeerde aanpak, dan wordt er gedreigd met de rechter of de beschermtafel. Falende hulpverlening door ondeskundigheid, traagheid, slecht communiceren, onheuse bejegening, etc, mag de cliënt niet in de schoenen worden geschoven, maar omdat dwangmaatregelen jeugdzorg steeds ter beschikking staan kan de jeugdzorgwerker niet falen. Hij/zij heeft de macht in de hulpverleningsstructuur en het probleem ligt daarom altijd bij de cliënt. Om die reden wil jeugdzorg ook graag af van het pas ingevoerde tuchtrecht, omdat daarmee de eigen fouten wel aan het licht komen. Het is niet de schuld van de cliënt dat jeugdbeschermers onder tijdsdruk staan, in bureaucratische rompslomp verzuipen en onvoldoende zijn toegerust om deskundig aan gezinsbegeleiding te doen (geen herkenning van kindeigen problematiek en chronische aandoeningen).

Mishandelinglobby

Wat de politiek en jeugdzorg bedoelen met ‘bureaucratie’ is de last van de risicotaxatie - het constant bezig moeten zijn met de bedreigingen voor het kind, die naast de fysieke mishandeling in de jaren negentig zijn aangevuld met een brede waaier van allerlei soorten van ‘pedagogische verwaarlozing’. Daarom zijn al die rapportages zo dik, omdat ze schrijven in de richting van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Hulpverleners zijn gedurende het hele hulptraject aan het voorsorteren op beschermingsmaatregelen en komen aan het eigenlijke hulpverlenen niet meer toe. Ze worden door de politiek onder druk gezet om meer mishandeling te signaleren en de politici zitten zelf in de greep van de mishandelinglobby van de Augeo Foundation (2). De hulpverlener wil helpen, maar moet voortdurend politie en aanklager spelen. Het feit dat de Raad voor de Kinderbescherming zo zwaar leunt op de jeugdzorgrapportages (80% nemen ze over) geeft al aan dat jeugdzorgwerkers het grootste deel van de tijd helemaal niet bezig zijn met hulp organiseren, maar met het formuleren van een aanklacht.

Meldcode Kindermishandeling

De Raad voor de Kinderbescherming is niet onafhankelijk van jeugdzorg en de rechter is niet onafhankelijk in zijn toetsing van de Raad en jeugdzorg tezamen, want daarvoor duurt de zitting te kort en is de rechter te afhankelijk van de jeugdbescherming. Het is één kluwen van personen die samen op zoek zijn naar kindermishandeling. En zo werkt het ook bij de Sociale Wijkteams, de Samen Doen/ SAVE teams, de Ouder en Kindadviseurs, want overal priemen de ogen van de verdachtmaking. Waarom heet jeugd‘zorg’ tegenwoordig jeugdbescherming? En waarom heet het beschermtafel of een beschermingsplein? De hele intentie van de zogenaamde hulpverlening staat in het teken van gevaar en mishandeling. Deze aanpak is zinloos en zelfs contraproductief, omdat de Meldcode Kindermis-handeling die in heel Nederland is ingevoerd -ook in scholen en ziekenhuizen- geen extra signalering van mishandelde kinderen oplevert.(3) Er komen wel meer meldingen binnen die het systeem onder zware druk zetten en dat zorgt ervoor dat de serieuze gevallen langer moeten wachten. De aantallen mishandelde kinderen die er vermoedelijk bestaan volgens Leidse prevalentieonderzoeken worden nog steeds niet gevonden. (4) Dit systeem werkt niet en gaat ook niet werken.  

Hulpverlening als basis

We moeten terugkeren naar hulpverlening als basis en het mishandelingonderzoek beperken tot de acute gevallen en de duidelijk disfunctionele/criminele gezinnen, multi-probleemgezinnen/ gezinnen met verslavings- en psychiatrische problematiek. Bij die gezinnen kun je meteen een rechter inschakelen en een uithuisplaatsing aanvragen, want niet zelden zijn ze hulpverleningsresistent. Hier hoeven we geen tijd en geld te verspillen aan ‘hulp’, want bij echt disfunctionele gezinnen (alcoholisme/ drugs) is er geen probleeminzicht en draait het uiteindelijk toch uit op beschermings-maatregelen. Gezinnen met een gewoon opvoedprobleem of een tijdelijke crisis (scheiding/ werkloosheid/ ziekte) moeten we niet door de molen van de verdachtmaking trekken. Er mag niet eens gedreigd worden met beschermings-maatregelen (‘drang’), want dit is niets minder dan chantage die de relatie met de cliënt ondermijnt. Zorg gewoon voor goede hulp en ondersteuning waar het kan en laat de zware gevallen niet te lang in handen van handelingsverlegen personen die niet in staat zijn een casus over te dragen. Bij grote zorgen om een kind, dient men dit onmiddellijk te melden bij een onafhankelijke instantie die haar eigen onderzoek doet.

Alcoholische moeder

Een paar jaar terug was er een serie op tv over hulpverlening aan jeugdigen (5), waarin een alleenstaande alcoholische moeder met een twaalfjarige dochter en een nog jonger zoontje het bericht kreeg van de gezinsvoogd dat haar ex al twee jaar uit de gevangenis was, zonder dat zij dit wist. De moeder was duidelijk emotioneel labiel (kinderlijk) en was in de wolken bij de gedachte om haar ex weer te zien. Zonder enige begeleiding van jeugdzorg zou ze samen met haar kinderen de vader gaan ontmoeten bij haar thuis. Deze kwam echter niet opdagen en moeder zoop zichzelf die middag klem in het bijzijn van haar kinderen, waarop de oudste jeugdzorg belde. De gezinsvoogd was verbaasd, want men was immers ‘zover gekomen’ met het gezin. De kinderen moesten hierna naar een pleeggezin en moeder zou gaan afkicken. Na een paar weken had moeder ‘haar leven weer op orde’ (nog steeds verslaafd) en mocht de dochter weer weekendjes naar huis komen. Het meisje moest nog wel loskomen van de ‘geparentificeerde’ zorg voor haar jongere broertje (omdat moeder ‘ziek’ was nam zij zorgtaken over) en dat probeerde jeugdzorg te bereiken in dezelfde situatie als waarin het was ontstaan, in de nabijheid van een alcoholische moeder. ’s Avonds ging het alweer mis en zat moeder in het pas opgeruimde huis aan de drank...

Moeder met pillen

Een onderzoeksjournaliste die enkele maanden had meegelopen met een gezinsvoogd vertelde eens dat ze in een eenoudergezin kwam, met een suïcidale moeder die net een kind had gekregen. Moeder had de avond daarvoor een handvol slaappillen willen slikken om er een eind aan te maken, maar ze had zich ‘op tijd’ gerealiseerd dat ze nog een kind boven had liggen slapen en zag er toen toch maar vanaf. De gezinsvoogd belde niet onmiddellijk voor een spoeduithuisplaatsing en psychiatrische bijstand, maar complimenteerde moeder met haar ‘verstandige beslissing’ terwijl de journaliste er met open mond bij stond. Dat is de hulp van jeugdzorg zoals het nu functioneert in veel gevallen en wat ze soms zelfs op tv durven uit te zenden als promotie voor hun werk (zodat wij begrijpen hoe ‘zwaar’ het is). Ondeskundigheid en handelingsverlegenheid aan de kant van de hulpverleners wordt beantwoord door maatschappelijke pressiegroepen -en politici in hun voetspoor- met de roep om hard ingrijpen (na gezinsdrama’s) en een dwingende manier van gezinsondersteuning met modieuze begrippen als drang & dwang, gezinsplan, Eigen Kracht en meer van dat soort happen lucht. De goeden moeten lijden onder de kwaden door sociale ondertoezichtstelling van hele gezinnen en het eigenlijke probleem wordt niet gesignaleerd en opgepakt daar waar het is, de ondeskundigheid van de hulpverlener. Men zoekt naar genezing voor de kwaal met een nog agressiever medicijn; achter de voordeur komen door de overheid (privacyschending) en opgelegde ‘vrijwilligheid’ zodat dit wordt doorverteld aan andere ouders en er straks helemaal niemand meer naar het Sociale Wijkteam gaat of nog iets durft te vertellen aan zijn huisarts.

Werkt de hulp?

Handelingsverlegenheid en te laat ingrijpen in gezinnen leidt tot repressie/ overcompensatie en de oplopende aantallen kinderbeschermingsmaatregelen die daar het gevolg van zijn, leiden weer tot geklaag over bureaucratie en te hoge werkdruk (caseload) bij de jeugdbeschermers, maar nooit weet men te ontsnappen aan de spagaat van te veel of te weinig, te snel of te laat, te hard of te zacht. Het probleem schuilt namelijk niet in het proces, maar in de supervisie - de gebrekkige toetsing van de effectiviteit van de hulp, zowel in het vrijwillige als in het gedwongen kader. Als de hulpverleners te dicht met hun neus op het gezin zitten (vaak meerdere instanties tegelijk) om een goede risico-analyse te maken, haal die verantwoordelijkheid dan bij ze weg. Laat de hulpverlener echt aan hulpverlening doen. Misschien komt dan een keer de effectiviteit van de geboden hulp naar voren en worden er eerlijkere evaluaties gemaakt van wat men in het gezin aan het doen is. Als de veiligheid van het kind niet wezenlijk in gevaar is komt de hulpvraag weer terug bij de begeleidende instanties. Alleen dan kun je het effect van jeugdzorg meten en niet anders. En dat mag desnoods wat langer duren, want een uithuisplaatsing is ook niet gratis.(6)    

Wat is het ‘grijze gebied’?

Al jaren horen we de machteloze hulpverleners zeveren over het ‘grijze gebied’ tussen de vrijwillige en gedwongen hulp, alsof dat grijze gebied een leven van zichzelf heeft. In werkelijkheid wordt het door jeugdzorg gecreëerd of beter gezegd, jeugdzorg is dat grijze gebied! Al voor de Transitie werden vragen over de verhouding tussen vrijwilligheid en doorzettingsmacht van de Generalist van het Wijkteam beantwoord met een voorlopigheidverklaring, dat men dit nog moest uitzoeken, dat het nog ontwikkeld moest worden in de praktijk en dat dit nog een ‘grijs gebied’ was. Het was toen al duidelijk dat er in de nieuwe opzet niets zou veranderen aan de jeugdzorgcultuur en een jaar daarna zagen we bij de wijkteams dezelfde vorm van chantage als bij Bureau Jeugdzorg daarvoor. Niet de beloofde laagdrempeligheid en klantvriendelijkheid, maar dreigen en chanteren. Jeugdzorg en het Sociale Wijkteam zijn onduidelijke instanties die op de grens balanceren van vrijwilligheid en drang/dwang, waardoor de cliënt voortdurend tegenstrijdige signalen ontvangt en er nooit of te nimmer een vertrouwensrelatie kan ontstaan, de beroemde ‘klik’ waar men een paar jaar terug nog zo hoog over opgaf vanuit het Ministerie van VWS. Wie met heldere ogen kijkt ziet dat het ‘grijze gebied’ een maskerende term is voor handelingsverlegenheid of ondeskundigheid, omdat er geen grijs gebied bestaat in een levensbedreigende situatie. Een kind wiens leven gevaar loopt moet meteen uit huis. Daar is geen discussie over mogelijk en daarin bestaan ook geen beterschapsbeloften van ouders richting de goedgelovige gezinsvoogd.

De strijd-mentaliteit

Een kind dat niet levensgevaarlijk bedreigd wordt door zijn ouders kan dus ook niet een jaar later opeens wel met dwingende noodzaak uit huis gesleurd worden, want het lijkt mij sterk dat die signalen niet al veel eerder zichtbaar waren. Zeker als ouders drank- of drugsverslaafd zijn of psychisch instabiel. Er is gewoon aangemodderd in een situatie die toch al vrij kansloos was en het meest frustrerende daarbij is niet alleen dat er van tijd tot tijd een kind komt te overlijden, maar dat de mislukkingen van gezinsdrama’s in de vorm van een rigide mentaliteit worden afgewenteld op de normale gezinnen (zoals de Lyme-gezinnen). De angst regeert in de jeugdzorghulp en hoewel er nog steeds weinig echt mishandelde kinderen worden gevonden, wordt ondertussen de hulp aan gewone gezinnen beladen met een signaleringshysterie die ervoor zorgt dat ouders dit soort hulp met een grote boog omzeilen als het even kan. Het is zeer moeilijk om politici ervan te doordringen dat er geen ‘vrijwilligheid’ bestaat in de hulpverlening als verderop in het traject de beschermingsmaatregelen dreigen. Ook als er nog geen onder-toezichtstelling is uitgesproken, maar er enkel mee gedreigd wordt is de vertrouwensrelatie met de cliënt al verpest. Ik zeg dit vooral met het oog op de Sociale Wijkteams, die zoals de bedoeling was voor alle jeugdigen hulp zouden organiseren en niet alleen voor probleemgezinnen (die ze stiekem wilden opsporen). Want waarom zou een gewoon gezin binnenwandelen bij een instantie die de blauwdruk heeft overgenomen van het oude Bureau Jeugdzorg? Je gaat bij de beul te biecht.

‘De Grote Sprong Voorwaarts’

Jeugdzorgadviseur Adri van Montfoort heeft zich in zijn eigen bewoordingen diverse keren kritisch uitgelaten over de mishandelingshysterie die ons land teistert vanaf de zaak Savanna (2004). In zijn blog ”Taskforce-kindermishandeling-slaat-alarm” (7) veegt hij de vloer aan met de ambitieuze plannen van de overheid om meer mishandelde kinderen in het vizier te krijgen:

“En toch roept het rapport bij mij reserve op. De afgelopen weken heb ik me afgevraagd waar die reserve vandaan komt. Het komt door de woede die in het rapport doorklinkt en door de daadkracht die geen ruimte laat voor het stellen van vragen of voor twijfel. “Een trendbreuk forceren” klinkt net iets te veel als een Grote Sprong Voorwaarts. De ambitie om kindermishandeling terug te dringen krijgt door de woede het karakter van een bevel, dat met alle geweld moet worden uitgevoerd. Het eeuwenoude idee, dat ingrijpen door de overheid ook schade kan toebrengen in plaats van voorkómen wordt radicaal buiten discussie gesteld.”

Hij betoogt verder dat meer meldingen bij Veilig Thuis (vroeger AMK) volgens de onderzoeksrapporten ‘zonder effect’ zijn op het aantal mishandelde kinderen en voegt daar nog zijn zorgen aan toe voor de cliëntrelaties met deze aanpak:

“Maar het heeft ook een risico. Als het ook met het Nationaal programma niet lukt, dan kan de frustratie zich ontladen op de beroepskrachten en de instanties die het werk uitvoeren. Dat is geen theoretisch risico; het gebeurt voortdurend. Dat is onterecht naar de uitvoering en het leidt tot meer angst en verstarring in het contact met de ouders en de kinderen en dat leidt tot een minder goede uitvoering.”

Ik zou zelfs nog verder willen gaan door te stellen dat deze heksenjacht helemaal niets van doen heeft met hulpverlening en dat de opgeblazen kikkers die van de daken schreeuwen dat er overal in Nederland kinderen worden mishandeld ze zelf maar moeten opsporen. Laten ze ophouden de hulpverlening te frustreren en ouders te traumatiseren met de Veilig Thuis-onderzoeken die een heel gezin overhoop halen, iedereen de stuipen op het lijf jagen en vaak toch eindigen met niets. En wat nog erger is, door de weigering van jeugdbeschermers om aan waarheidsvinding te doen zijn ook de bevestigde risico’s voor het kind niet betrouwbaar, want achteraf kan nooit bepaald worden of het gezin echt hulp nodig had of dat de chantage gewoon goed werkte.

Het idiotenloket

De enige aanpak die kans van slagen heeft als het erom gaat meer gezinnen te bereiken die hulpverlening nodig hebben is in te zetten om meer kwaliteit en het volkomen loslaten van de risicotaxatie voor jeugdwerkers. Als een kind levensgevaarlijk bedreigd wordt is het sowieso de morele plicht van iedere hulpverlener om dit te melden en daarvoor hoeven we geen angst- en verdachtmakingcultuur in het leven te roepen die de normale hulpverlening ondermijnt en cliënten wegjaagt. De politiek gelooft echt in sprookjes als ze denkt achter iedere voordeur in Nederland te kunnen komen met een repressieve benadering, want Nederland telt erg veel voordeuren en het jeugdzorgbudget is niet zo groot (en bovendien niet geoormerkt). Als ouders niet zonder angst uit zichzelf naar de instanties toekomen waar ze degelijke hulp en ondersteuning kunnen krijgen dan ligt dat voornamelijk aan het hulpaanbod en de mentaliteit die er heerst. Zit men echt te wachten op een samenleving waarin je de docent, de Intern Begeleider, de sociaal werker, de huisarts, de GGD-medewerker of je buren met een scheef oog aankijkt, omdat iedere gek een Veilig Thuismelding kan doen en je diep in de juridische ellende kan storten? Het had nooit mogen gebeuren dat normale hulp- en opvoedingsvragen aan dezelfde balie behandeld zouden worden als de zeer onveilige gezinssituaties van disfunctionele en criminele gezinnen.

Het Sociale Wijkteam: Eén toegangspoort voor normale, gefrustreerde en levensgevaarlijke ouders. Welke idioot kan zo iets bedenken? O ja, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO).

Resumerend:

-Bevrijdt de hulpverlener van de zware last van risicotaxatie waarvoor deze de forensische expertise mist.
-Stel goede hulpverlening centraal in de jeugdhulp en niet de verdachtmaking van ouders.
-Grijp direct in als het probleem boven de eigen competentie van de hulpverlener gaat en doe een melding bij de officier van justitie bij acuut gevaar voor het kind.
-Investeer in veel meer forensische expertise om gespeculeer over kindermishandeling te voorkomen.
-Belast een onderzoeksrechter met de bevoegdheid binnen drie dagen een volledig veiligheidsonderzoek te doen en eventueel opdracht te geven tot psychiatrisch onderzoek van kind en/of ouders.
-Laat jeugdwerkers zich verantwoorden voor hun handelswijze ‘in het belang van het kind’, want het kind heeft ook belang bij zijn ouders. (handhaving van het tuchtrecht).
-Laat het privéleven van mensen met rust en draag geen sociale filosofie uit van Participatie en Eigen Kracht als verhulling van campagnes tegen kindermishandeling.
-Probeer als gemeente niet op jeugd-ggz hulp te besparen door een ggz-hulpvraag sociaal te problematiseren met oplegging van een Eigen Kracht Centrale als voorwaarde voor het krijgen van hulp.
-Geef indien nodig langdurige en intensieve ondersteuning aan gezinnen waar de zelfredzaamheid -ondanks goede intenties van ouders- wankel is, omdat de kosten van uithuisplaatsing van twee of drie kinderen ruimschoots die van de intensieve gezinsondersteuning te boven gaan. Voor 3 x € 40.000,- tot € 80.000,-  =  €120.000,- / € 240.000,- per jaar, kun je een gezin toch wel beter volgen en ondersteunen dan alleen door wat losse interventies (€ 9000,-) toe te passen.

Sven Snijer


(1)Jeugdbeschermnig heeft onderzoeksrechter nodig. http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2017/02/jeugdbescherming-heeft.html

(2)Het Algemeen Overleg jeugdzorg van 23 februari 2017 opende met het noemen van de Augeo Foundation.



(5)Ieder huisje  30 december 2014 RTL8 (video niet meer beschikbaar)

(6)Nog een voorbeeld van ‘hulpverlening’ door jeugdzorg:  https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2017:1529

”Verlenging uithuisplaatsing van een baby. Alle betrokkenen vinden deskundigenonderzoek naar de opvoedcapaciteiten van de ouders noodzakelijk. De gemeente en de GI zijn niet bereid dit te financieren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook geen budget. De kinderrechter is van oordeel dat de GI op basis van de Jeugdwet de hiervoor verantwoordelijke instantie is. Opdracht aan de GI om met spoed het onderzoek te laten uitvoeren.” (De rechter moet ze er dus toe dwingen hulp te verlenen, anders gebeurt het niet.)

zaterdag 25 februari 2017

Ondeskundigheid kent geen tijd


In het laatste Algemeen Overleg jeugdzorg (23 februari 2017) had VVD-kamerlid Brigitte van der Burg enige kritische woorden voor de jeugdzorgsector over de bejegening en misbruik van macht. Het was al een tijdje bekend dat dit scheidende Kamerlid in de laatste fase van haar functioneren als volksvertegenwoordiger geen blad meer voor de mond zou nemen over hoe ouders de praktijken van jeugdzorg kunnen ervaren. Bij het overleg waren we daar getuige van, maar des te verbazingwekkender was het om te zien dat daarna, bij de stemming over de motie van Kamerlid Klein (VP) voor het aanstellen van een onafhankelijke onderzoeks-rechter bij besluiten tot kinderbeschermingsmaatregelen, de voltallige VVD-fractie had tegengestemd (inclusief mevrouw Van der Burg).




Integriteitsproblemen

Eigenlijk behoeft dit ons ook niet te verbazen als we beseffen dat het verzoek om een rechter-commissaris in het familie- en jeugdrecht afkomstig is van een groep advocaten die streeft naar meer integriteit in het familie- en jeugdrecht (NACFJ) (1), want welke partij staat voor het zoveelste jaar op rij bovenaan de lijst van politieke partijen met integriteitproblemen? Jawel, de VVD. (2) Zij hebben met z’n allen tegen dit initiatief gestemd dat voor meer transparantie zou kunnen zorgen bij de vraag of een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing echt noodzakelijk is of dat het juist meer schade zal toebrengen, als niet eerst wordt gekeken naar de mogelijkheid tot betere hulp en ondersteuning binnen het gezin. Het mag duidelijk zijn dat deze partij geheel op de lijn zit van 'vroege interventies', vanuit het idee dat er niet snel en niet hard genoeg opgetreden wordt in het huidige systeem van jeugdbescherming. Grote krantenkoppen bij het zoveelste gezinsdrama geven hen het idee dat preventie door vroegtijdig ingrijpen de prioriteit moet krijgen in het jeugdbeleid. Ze zien niet in dat de handelings-verlegenheid van de jeugdbeschermers die ze hopen te ondervangen alleen kan worden opgeheven door meer professionaliteit en meer kwaliteit bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en niet door het verstrekken van nog meer bevoegdheden aan dezelfde instanties die er al decennia een puinhoop van maken.

Rechter uitschakelen

Nog niet zo lang geleden werd ontdekt dat de huidige regering (VVD/PvdA) van plan was om de rol van de rechter niet te versterken ten opzichte van de jeugdbeschermingsorganisaties, maar deze juist te verzwakken, door de Raad voor de Kinder-bescherming de bevoegdheid te geven om “zelf een besluit te nemen over het treffen van een jeugd-beschermingsmaatregel. Die besluiten zijn nu nog zijn voorbehouden aan de rechter.” Adri van Montfoort van het gelijknamige Adviesbureau voor jeugdzorg en jeugdbeleid noemde dit voorstel ‘een aanval op de rechtsstaat’.(3) Daarbij beschuldigde hij de regering tevens van stiekem gedrag, omdat het plan niet openlijk werd gepresenteerd, maar was weggestopt op blz 53 van de toelichting op de Rijksbegroting 2017 voor Justitie en Veiligheid. ‘Snel en sneaky voorsorteren’ door het Ministerie van V&J, is een kwalificatie die we verderop in het artikel tegenkomen, wat duidelijk aangeeft dat er een loopje werd genomen met de rechtsbescherming van de burger.

Goedkoop is duurkoop

De reden dat de VVD de motie van Norbert Klein niet heeft gesteund moet worden gezocht in de bezuinigingsmentaliteit van deze partij, die al eerder tot wijzingen in het jeugdbeleid heeft geleid met rampzalige resultaten die twee jaar na de invoering van de Decentralisatie nog altijd een hoofdpijndossier vormen. De keukentafelgesprekken werken niet, de Sociale Wijkteams draaien bij lange na niet op de vereiste capaciteit voor echte preventie van kindermishandeling of jeugd-criminaliteit, kenniscentra voor kindeigen problematiek en forensische expertise zijn wegbezuinigd, een oplopend aantal ondertoezichtstellingen en uithuis-plaatsingen, geen daling in het aantal gezinsdrama’s, meer crisisplaatsingen voor jeugdigen op steeds jongere leeftijd, meer verwarde en ontspoorde personen in de samenleving, enz. Om het in economische termen te zeggen: ‘Goedkoop is weer eens duurkoop in het Nederlandse jeugdbeleid’. Politici op de rechtervleugel laten zich nog steeds gijzelen door de aanhoudende campagnes over kindermis-handeling (Augeo Foundation), waarbij hun enige reflex lijkt te zijn dat er meer van hetzelfde moet komen. Eventueel meer geld om wachtlijsten tegen te gaan, maar liever nog meer bevoegdheden om nóg repressiever beleid te voeren, terwijl Bureau Jeugdzorg al twintig jaar als één groot machtsmisbruik wordt ervaren.

Kosten van uithuisplaatsing

Waar heb je een rechtstaat voor nodig als je zonder rechter veel tijd en geld kunt besparen? De naïeve gedachte dat het overnemen van 95% van de adviezen van jeugdzorg en de Raad door de rechter bij de beslissing tot beschermingsmaatregelen zou betekenen dat de rechter een 'overbodige schakel' is in plaats van een disfunctionele schakel, lijkt vooral een economische grond te hebben. Toch getuigt het behalve van te weinig gevoel voor de rechtsstaat ook van slecht rekenwerk aan de kant van de liberalen, omdat al die mogelijk overbodige beschermingsmaatregelen ook niet helemaal gratis zijn. Uithuisplaatsingen kosten de belastingbetaler € 40.000,- tot € 80.000,- per kind per jaar (gesloten plaatsing zelfs € 100.000). En dan hebben we het nog niet over de lange termijngevolgen voor de samenleving, van talloze kinderen met een jeugdzorg- en instellings-verleden die de volwassenheid ingaan met hechtingsstoornissen en een blijvende hulpverleningsafhankelijkheid, omdat het systeem ze heeft ontworteld. Het klinkt zo positief, een veilig en warm pleeggezin of een gezinshuis voor kinderen die zijn mishandeld of verwaarloosd. Maar hoeveel kinderen zijn door de jaren heen niet (emotioneel) mishandeld door de organisaties die zeggen zich over het welzijn van kinderen te ontfermen?

De macht van jeugdzorg

Meer macht voor jeugdbeschermers is niet alleen veel duurder op lange termijn, maar ook heel schadelijk voor de geestelijke gezondheid van een samenleving, omdat iedere vorm van macht moet worden gecontroleerd en beheerst door een onafhankelijke instantie. Er is geen enkel aanvaardbaar argument om te tornen aan het principe van de scheiding der machten in een democratische rechtstaat. Het is een vervelend trekje van politiek rechts om te denken dat er situaties bestaan waarin de harde hand de voorkeur moet krijgen boven democratische principes en internationale verdragen. Falend jeugdbeleid kunnen we niet verbeteren door er met de botte bijl in te gaan, want de oorzaak van de problemen wordt niet weggenomen. Ook bij vroegtijdig ingrijpen worden kinderen onder toezicht gesteld van de instanties die vóór de gezinsinterventie vaak niet capabel zijn, dus waarom zouden die na de uithuisplaatsing opeens uitblinken in de begeleiding van het kind? Het is juist de taak van een rechter om een kind te volgen en te zien of de instanties die de voogdij over een kind hebben gekregen hun taak naar behoren uitvoeren. Nu is het zo dat de rechter de instanties blind volgt als zijnde de ‘professionals’, wat niet meer wil zeggen dan dat zij degenen zijn die ervoor betaald krijgen. Het woord geeft geen enkel inzicht in hoe en op welke wijze deze betaalde functie wordt uitgevoerd. (De bakker of slager is ook een professional)

Verkeersboete

Een rechter vergeleek zijn geloof in de verklaringen van  jeugdzorg en de Raad eens met het geloof dat hij hecht aan de verklaring van een agent die zegt dat iemand door rood licht heeft gereden. Het is ronduit belachelijk om dit te vergelijken met het nemen van een beslissing tot uithuisplaatsing. Voor het één krijg je een boete van een paar honderd euro en het ander (beschuldiging van kindermishandeling) kan leiden tot een jarenlange juridische strijd en grote emotionele schade voor het kind, om nog maar te zwijgen over wat de ouders meemaken. Gelukkig is het plan om deze bevoegdheid te geven aan de Raad voor de Kinderbescherming door de Kamer weggestemd,(4) wederom op initiatief van Kamerlid Norbert Klein (VP), maar wat een dwaze intenties spelen er bij het Ministerie van V&J onder leiding van dit kabinet. Het was goed om te zien dat Kamerlid Verburg nu eens in heldere taal verwoordde wat ouders al heel lang aan volksvertegenwoordigers communiceren, hun boosheid en frustraties, hun machteloosheid en verdriet, maar het kwam zoals wel vaker met dit onderwerp een beetje laat. Evenals hoogleraren en rechters die afscheid nemen zijn ook Kamerleden opeens opvallend kritisch richting jeugdzorg als ze binnen afzienbare tijd niet meer met die lobby te maken hebben en -in het geval van Verburg- zich niet langer door de officiële koers van hun partij belemmerd hoeven voelen om uit het hart te spreken.

Sven Snijer







donderdag 23 februari 2017

De Transitie moddert lekker verder…

Wat waren de dames en heren politici toch weer lief voor zichzelf tijdens het Algemeen Overleg jeugdzorg (23 febrauri 2017) waar de problemen met de jeugdhulp onder regie van de gemeenten werden besproken.(1) Problemen die deels al bestonden vóór de Transitie een feit was, maar die voor een groot deel juist zijn gecreëerd door de Transitie of de Decentralisatie, zoals het gedrocht ook wel wordt genoemd. Na twee jaar jammerlijk falen van de jeugdhulpverlening op gemeentelijk niveau horen we nog steeds dezelfde geruststellende woorden terugkeren tijdens het overleg ‘We zijn nog maar net bezig met de transitie…’ Het zou meer in overeenstemming zijn met de torenhoge verwachtingen waarmee de Decentralisatie in 2015 van start ging als de Kamerleden hadden gezegd ‘We zijn al twee jaar aan het aanmodderen met kinderen en hun ouders, maar veel beter is het niet geworden!’ Natuurlijk werd wel even aangestipt dat er ‘iets’ moet gebeuren aan de kwaliteitsverbetering van de wijkteams (Staatssecretaris Van Rijn:’Kijken wat wél werkt, en wat niet werkt’) zonder de enige maatregel te noemen die echt resultaat zou kunnen geven; het stationeren van diagnostische zwaargewichten in de toegangspoort. Dit zou meer kwaliteit opleveren en bij ouders veel zorgen wegnemen als een universitair geschoold persoon de regie voert.

Wederom moesten we vergeefs wachten op de politicus die in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk zou maken dat juist dit centrale onderdeel - het hart van de Transitie- niet naar behoren functioneert en dat daarom alle doelstellingen van preventie en besparing onmogelijk gerealiseerd kunnen worden. Zoveel boetedoening was teveel gevraagd voor Kamerleden die nog worstelen met het gegeven in hoeverre je een hulpvraag eigenlijk mag beoordelen als een sociaal probleem. Want dat je een gezinsplan niet opstelt voor een normaal functionerend gezin dat een kind heeft met kindeigen problematiek, dat begrijpen ze natuurlijk wel, maar waarom moeten dan alle gezinnen met een normale hulpvraag langs de sociale wijkteams worden geloodst om overal in ons land kindermishandeling te signaleren en de jeugd-ggz hulp af te remmen, want dat impliceert toch dat veel hulpvragen juist wél met sociale disfunctionaliteit te maken hebben?

Instanties die dreigen

Het is onwaarschijnlijk dat ouders die zichzelf serieus nemen langs een Sociaal Wijkteam gaan, omdat ze daarvoor teveel zelfrespect hebben en de hulp aan hun kind graag in eigen hand houden via de huisarts en het is even onwaarschijnlijk dat een Tokkie-gezin naar het Sociale Wijkteam gaat, want die menen vaak geen hulp nodig te hebben ook al loopt thuis alles van de rails. Wat blijft er in deze situatie over voor jeugdzorg of het wijkteam? De vijfentachtig procent meldingen die via de politie binnenkomen, net als in het oude systeem vóór de Decentralisatie. Ik zeg het nog maar een keer hardop voor de Kamerleden: ‘Jullie besparen niets!’ De jeugdhulp verloopt na twee jaar niet effectiever, is niet goedkoper en niet laagdrempelig. Bovendien is de rechtspositie van ouders niet verbeterd, omdat de illusie bestond bij bestuurders dat ze het bestraffende karakter van het oude jeugdzorgsysteem konden versoepelen door hulp in het gezin te organiseren met behulp van een ‘gezinsplan’ dat is gebaseerd op het idee van Eigen Kracht. Lieve dames en heren politici, het woord ‘gezinsplan’ impliceert al een disfunctioneel gezin en het potentiële gevaar van kinderbeschermingsmaatregelen.


Een kleine eyeopener voor wie er nooit persoonlijk mee te maken heeft gehad, er bestaat geen gedwongen vrijwillige hulp! Drang is het ‘voorspel’ van dwang. Zodra iemand met instanties te maken krijgt die kunnen dreigen met een beschermtafel of een Raadsonderzoek is hij/zij zijn vrijheid al kwijt, want het is een hulptraject met een pistool tegen je hoofd. En dat zou geen probleem zijn als we zeker wisten dat alleen zeer disfunctionele en kindbeschadigende ouders op die manier met hun rug tegen de muur gezet worden, maar met de gebrekkige rechtsbescherming van nu kan dat iedereen overkomen. De rechter oordeelt niet onafhankelijk omdat hij geen leiding geeft aan het onderzoek, maar zich moet verlaten op het zogenaamde ‘informantenonderzoek’ van de jeugdbeschermers wat op z’n best een ‘meningeninventarisatie’ mag heten. Het bestaat vooral uit vermoedens, indrukken en onderbuikgevoelens.

Drang & Dwang

Welke normale ouder met zijn volle verstand zal zich inlaten met dergelijke organisaties? En toch denken politici nog steeds dat ze iets moois hebben gecreëerd met de overheveling van de jeugdzorgtaken naar de gemeenten, want ze denken dat verbetering van de rechtspositie van ouders niets van doen heeft met de kwaliteit van de jeugdhulp. In werkelijkheid is dat juist één van de voornaamste redenen waarom het met de jeugdhulp in ons land al veertig jaar niet wil lukken. Veel hulpverleningstrajecten lopen uit op een machtsstrijd, want niemand wil graag de regie over zijn eigen gezin verliezen. Nanneke Quik-Schuijt schreef in haar Opinie dat het een tegenstrijdigheid is als een jeugdbeschermingsplein ouders schriftelijk ‘adviseert’ mee te werken, omdat de hulp ‘niet vrijwillig’ meer is.(2) Deze mededeling, gedaan zonder tussenkomst van een rechter, was een voorschot op de juridische maatregel. Dit dreigen door jeugdbeschermers en hulpverleners is al jaren schering en inslag, maar op de een of andere manier wist de jeugdzorglobby het aan de politici die over de Transitie gaan het zo voor te stellen dat het principe van drang & dwang een nieuwe uitvinding was.

Onderzoeksrechter bij jeugdbescherming

Dat had vooral betrekking op het tijds-bestek, want er moest naar het voorbeeld van de gemeente Rotterdam op zo’n kort mogelijke termijn met alle instanties en de ouders om de tafel worden gezeten, zodat het gezinsplan snel klaar zou zijn en daadkrachtige en effectieve hulp zou volgen. Geen jarenlang gesol meer met gezinnen over welke hulp wel of niet nodig was, maar meteen aan de slag. Jammer alleen dat de politiek niet begreep dat je het opdringen van hulp aan een gezin nooit zou mogen doen zonder tussenkomst van een rechter, die bovendien niet uitsluitend door jeugdbeschermers geïnformeerd zou moeten worden (beschermtafels dreigen met de rechter op basis van hun eigen gekleurde rapportages net als het oude jeugdzorg) maar door onafhankelijke personen, zoals is voorgesteld door advocaat Huib Struycken.(3) Een officier van justitie in samenwerking met een onderzoeksrechter zou binnen drie dagen kunnen constateren of een kind acuut gevaar loopt en zo nodig maatregelen nemen. Indien dat niet het geval is, kan de vraag gesteld worden met welk recht een hulpverlenende instantie ergens mee zou moeten dreigen. Als hulpverleners niet verder gaan dan de zorg signaleren en deze melden, zonder zelf belast te worden met de risicotaxatie, kan hulp gewoon hulp blijven zonder te verworden tot de chantage die met een beschaafd woord ‘drang’ wordt genoemd.

Hulpverlener als kinderdief

De Transitie zal nooit ‘werken’ als burgers geen vertrouwen hebben in de kwaliteit van de wijkteams en het vrijwillige karakter van de hulp. Als eenzijdig vanuit het wijkteam besloten kan worden dat de hulp opeens niet vrijwillig meer is, blijft dezelfde problematiek als bij Bureau Jeugdzorg de afgelopen twintig jaar bestaan. De hulpverlener verandert geleidelijk aan in een kinderdief, omdat in dit systeem -waar de tijd altijd in het nadeel van ouders werkt - de hulpvraag wordt omgezet in een risicoanalyse, vaak vanwege weigering om zonder meer de aanwijzingen van de hulpverleners op te volgen. Het ‘belang van het kind’ is daarbij de mantra die elke handelswijze moet legitimeren, maar de specificatie daarvan ligt weer bij de jeugdbeschermers en hun veronderstelde professionaliteit. Natuurlijk kan jeugdzorg niet zomaar een kind onteigenen, maar veel ouders zien dat de ‘rechterlijke toetsing’ door jeugdzorg en de politiek als een goedkoop excuus wordt gebruikt ter verdediging van een rammelend systeem waarin ze al lang geen vertrouwen meer hebben. De onafhankelijkheid en de deskundigheid van de rechter staan ter discussie, want deze is teveel het verlengstuk van jeugdzorg en de Raad geworden. Gebrek aan overheidstoezicht op het verloop van hulpverlening in het gedwongen kader krijgt maar al te vaak het gemakkelijke afsluitdeksel van ‘vertrouwen in de jeugdzorgprofessional’.

Hulpverlening of strafmaatregel

Het probleem is dat we in ons land één woord gebruiken voor twee totaal verschillende zaken. ‘Hulpverlening’ en ‘kinderbescherming’ noemen we beiden ‘jeugdhulp’ alsof ze de beste vrienden zijn. Dit is een groot probleem, omdat het tegelijk het vrijwillige karakter van normale hulpverlening ondermijnt en het idee geeft dat kindermishandeling een uit de hand gelopen ‘opvoedprobleempje’ is. In werkelijkheid zijn het gescheiden werelden en zijn de sectoren van hulpverlening en kinderbescherming gescheiden beroepen. Een hulpverlener valt onder het Ministerie van VWS en een Raadsmedewerker werkt voor het Ministerie van Veiligheid & Justitie, wat gaat over strafbare feiten. Waarom zou je als politiek een constructie bedenken waarin deze twee samen gaan? Het antwoord is eenvoudig, omdat men de straf voor kindermishandeling graag wil verzachten door er een kinderbeschermingsmaatregel voor in de plaatst te stellen, zodat de falende opvoeder zichzelf nog kan verbeteren. Ook voor het kind is het beter als het niet meteen (en voorgoed) bij de ouders wordt weggehaald. Maar in de praktijk zien we dat kinderen juist langs vele pleegplaatsingen en verblijven in instellingen net zo hechtingsgestoord worden als wanneer ze thuis waren gebleven. Het opvoedende karakter van de hulp valt vaak bijzonder tegen, zowel voor ouders als voor het kind. Als kindermishandeling en verwaarlozing overduidelijk zijn kan er worden ingegrepen, maar er bestaan volgens jeugdzorg zeer veel twijfelgevallen. Het komt menigeen voor dat niet altijd de gezinssituatie ‘complex’ is als wel de denkwijze van de jeugdbeschermer en de willekeurige maatstaven die deze (in teamverband) aanlegt voor het wel of niet ingrijpen in een gezin. Met andere woorden, de professionaliteit laat te wensen over en dat lijkt te verwachten als je bent opgeleid tot hulpverlener en niet tot forensisch onderzoeker of psychiater.

Sociaal werkers en gezinsdrama’s

Waarom maken wij hulpverleners met een opleiding tot sociaal werker verantwoordelijk voor situaties van leven en dood? Waarom denken we dat een ‘niet pluis’-gevoel een goed instrument is om mee te interveniëren? Waarom laten we de hulpverlener constant zijn pet afzetten en omruilen met die van een agent (en weer terug), terwijl we blijven geloven dat we de hulp aan jeugdigen laagdrempelig kunnen maken en op die manier preventief werken, zodat het niet tot kindermishandeling hoeft te komen? Het systeem werkt zichzelf op alle mogelijke manieren tegen, maar het blijft iedereen verbazen dat er na twee jaar Transitie-gemodder eigenlijk niets verbeterd is. Gelukkig hebben de politici zoveel kopzorgen over de technische details van de Transitie (‘moeten we jeugdhulp Europees aanbesteden?’), dat ze worden afgeleid van het regelrechte falen van de denkwijze die aan de Decentralisatie vooraf ging: het idee dat de Wijkteams de centrale toegangspoort zouden worden tot de jeugdhulp en dat we op een makkelijke manier zouden kunnen onderscheiden tussen vrijwillige hulp en hulp in het gedwongen kader -met opschalen en afschalen- zonder de rechtspositie van ouders te borgen. Politici streven er op dit moment naar de ergste mankementen van de overheveling naar de gemeenten te verhelpen en de kwaliteitsverbetering die op geen enkele manier wordt waargemaakt is daardoor naar de achtergrond geschoven. Dat is een probleem voor het volgende kabinet, dat door een merkbaar gebrek aan zelfstandigheid van de gemeenten op het gebied van jeugdbeleid, de komende jaren flink lastig zal worden gevallen met allerlei zaken die landelijk niet goed zijn geregeld.  


(3)Jeugdbescherming heeft onderzoeksrechter nodig. http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2017/02/jeugdbescherming-heeft.html