woensdag 9 januari 2019

Machtsmisbruik door Regiecentrum Jeugdbescherming Leeuwarden



In april 2018 werd een uitgebreide tuchtrechtelijke klacht ingediend door sergeant-majoor bij de marine Hendrik-Jan Oussoren tegen een gezinsvoogd van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Leeuwarden, waarvan wij hieronder het openingsdeel publiceren. Het laat zien dat er in de mentaliteit en werkwijze van de jeugdzorg anno 2018 ondanks aanhoudende klachten van ouders hierover door de jaren heen, nog niets is veranderd. Een congres over waarheidsvinding met bijbehorend actieplan (1) en een onderzoek door voormalig minister van gezinszaken André Rouvoet naar betere manieren om met echtscheidingen om te gaan door de hulpverlenende instanties (2) hebben geen enkele verbetering gebracht voor de kwaliteit van werken of voor de bejegening van ouders in het jeugd- en familierecht. Vooral het aspect van omgangsfrustratie en PAS leek eindelijk serieus te worden genomen, maar bij de uiteindelijke implementatie van het beleid bleek jeugdzorg toch weer het laatste woord te hebben, zoals altijd. Handhaving door de sterke arm der wet ‘indien het in het belang van het kind is’ als vanzelfsprekende ondermijning van ieder verbeterplan, want wie kan er precies formuleren hoe het belang van het kind eruit ziet en hoe moet de rechter het toetsen zonder omlijnd toetsingskader om invulling te geven aan de lege huls die artikel 3.3. van de jeugdwet nu is? (3)

Tuchtrechtelijke klacht gezinsvoogd

De ervaringen van een vader en beroepsmilitair verwoord in een tuchtrechtelijke procedure tegen een gezinsvoogd van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Leeuwarden:

“De gezinsvoogd werkt met een cirkel-redenatie. De gezinsvoogd geeft zelf bedachte ‘zorgen’ aan instanties waaronder de politie en marechaussee waarop deze dit in vertrouwen voor waar aannemen en dit zorgelijk vinden. Daarna gebruikt de gezinsvoogd deze ‘zorg’ weer in de rechtbank als zijnde dat de zorg afkomstig is van eigen waarneming van de politie en marechaussee.*

De persoonlijke kruistocht van de gezinsvoogd heeft op de achtergrond haar werk gedaan. Ernstige schade is hierdoor aangericht bij P. Een jong kind is gescheiden van diegene van wie hij houdt en over wie geen zorgen bestonden en bestaan. Een kind wordt bewust vervreemd van de vader door de gezinsvoogd. Voor P. is dit alles onbegrijpelijk. Zij die stelt ‘in het belang van het kind’ te werken’ is bewust bezig met hem te beschadigen/ mishandelen.

De gezinsvoogd dicteert, communiceert niet, dreigt, dwingt en chanteert. In de door de gezinsvoogd gehanteerde Deltamethode en de beroepscode lees ik echter ander gewenst en voorgeschreven gedrag. Deze gezinsvoogd heeft absoluut P. niet centraal staan. Een gezinsvoogd die mijn kind alle houvast en vertrouwen in zijn leven ontneemt, die zijn basis-veiligheidsgevoel en emotionele en sociale ontwikkeling schaadt.

De gezinsvoogd negeert elke gerechtelijke uitspraak en stelt zichzelf boven de wet. Ze zet meerdere malen de omgang stop zonder tussenkomst van de rechtbank en zet dit voort ondanks dat het Hof stelde dat dat niet in het belang van P. was. De gezinsvoogd ging zelfs verder. Ze besloot zonder gerechtelijke machtiging en zonder enig gevaar of onveiligheid, P. bij mij uit huis te halen terwijl ik mij aan de omgangsregeling van het Hof hield.”

Jeugdzorg bewijst uit beweringen

Dark horse volgt dit dossier al geruime tijd (4) en hoewel het teveel omvattend en voor de lezer niet van belang is om elk detail ervan te behandelen, wil ik graag enkele dingen uit de zaak naar voren brengen die in mijn ogen het duidelijkste bewijs zijn van kwade intentie aan de kant van de hulpverleners, onwetendheid bij instanties die door hun toedoen bij het proces betrokken zijn geraakt en totale desinteresse van een rechter omtrent het waarheidsgehalte van door de Gecertificeerde Instelling gedane beweringen. Als eerste dient vermeld te worden dat vader nooit een volledig dossier van de GI heeft ontvangen en zich als gevolg daarvan niet naar behoren heeft kunnen verweren bij diverse zittingen. Steeds was het vader onduidelijk waarop de GI haar beweringen baseerde bij iedere verwijzing naar ‘onderzoeken’ waarvan vader nooit een verslag heeft mogen ontvangen of zelf maar mogen vernemen wie ze zou hebben uitgevoerd, anders dan de alwetende onderbuik van de jeugdzorggezinsvoogden zelf. Kenmerkend in dit verband is de geïrriteerde toon van de GI in een ‘Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing’ op 13 oktober 2017 aan vader waarin wordt gesteld:

“U blijft ontkennen dat wij met grootouders in gesprek zijn geweest, met als “bewijsvoering” dat er geen notities, contactjournaals of verslagen van deze gesprekken zijn. Het al dan niet vastleggen van een contact zegt niets over of iets feitelijk heeft plaatsgevonden. U hanteert hierbij, samen met uw advocaat, een wijze van redeneren dat wanneer iets niet is vastgelegd, gedocumenteerd of op een andere wijze “bewijsbaar” is, het dan onjuistheden betreft. Gedurende de ondertoezichtstelling heeft dit voor veel ruis en onrust gezorgd.”

We moeten de beweringen van jeugdzorg dus maar gewoon geloven, of dat te verifiëren valt of niet. Op de zitting van 18 sept 2018 over het gezag bracht vader het McMichael-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens naar voren dat bepaalt dat beide partijen dienen te beschikken over ‘alle stukken’ en de jeugdwet art.3.3 die vereist dat de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling alle van belang zijnde feiten ‘volledig en naar waarheid’ dienen aan te voeren in rapportages en verzoekschriften. De rechter maakte echter op simplistische wijze onderscheid tussen eerdere zittingen over de omgang en de actuele zitting over het gezag, alsof de onwaarheden in rapportages aangaande het één geen weerslag zouden hebben op beslissingen aangaande het ander, middels de beeldvorming die ontstaat door talloze niet weerlegde onwaarheden. Nergens ging de rechter ook maar op enigerlei wijze in op de herhaaldelijke bewering van vader dat er door de GI leugens werden verkondigd, dat zij nergens bewijs konden geven van onderzoeken of door hen gedane constateringen en dat dit in hoge mate de communicatie tussen hemzelf en zijn ex in de weg had gestaan. De rechter dacht te kunnen volstaan met de opmerking dat vader ‘niet zo blij was met de GI’ en toonde geen enkele interesse in de redenen daarvoor. Beweringen van vader dat de GI menigmaal niet naar waarheid had gesproken en onrechtmatig had gehandeld werden eenvoudigweg ‘aangehoord’. De rechter was niet van plan de GI te vragen naar de onderliggende stukken waar vader niet over mocht beschikken en waartegen hij zich alsnog wilde verdedigen. Het excuus van de rechter om nergens dieper op in te gaan of de GI nader aan de tand te voelen was ‘tijdgebrek’. Zelfs de onwaarheden die vader aantoonbaar kan weerleggen bleven zo onbesproken en van kracht.

Het machtsspel van jeugdzorg

In een brief van de advocaat van vader aan zijn militaire raadsman wordt duidelijk dat de GI volstrekt onrechtmatig gehandeld heeft, tijdens en in de aanloop naar de uithuisplaatsing van P.

Advocaat vader: “In deze casus legde gezinsvoogd herhaaldelijk schriftelijke aanwijzingen op aan van Oussoren die  binnen het wettelijke kader  van de OTS niet rechtsgeldig zijn. (…) Een GI is binnen het kader van een OTS slechts voor een klein aantal onderwerpen bevoegd het gezag over te nemen van de ouders namelijk (1:265e BW) inzake aanmelding onderwijsinstelling, medische behandeling voor minderjarige jonger dan 12 jaar en het doen van aanvraag voor verlening verblijfsvergunning. Voor het overige houden de ouders het volledige gezag. De gezinsvoogd is derhalve niet bevoegd een omgangsregeling die vastgelegd is in een rechterlijke beschikking, stop te zetten of te schorsen, ook niet tijdelijk. De gezinsvoogd mag wel aan de rechter verzoeken de omgangsregeling te wijzigen.”

Vader gearresteerd op het schoolplein

Vader kreeg twee maal te maken met het stopzetten van de omgang, op basis van een schriftelijke aanwijzing die daar niet voor bedoeld is en twee maal is daarop gehandeld door de Koninklijke Marechaussee (KMar) op aangeven van de GI. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een uithuisplaatsing en het voorleiden van vader voor een militaire rechtbank, omdat een civielrechtelijke kwestie ten onrechte door de GI onmiddellijk in  het strafrechtelijke kader is getrokken. Dit gebeurde terwijl de GI door vaders’ advocaat al bij de eerste stopzetting van de omgang per brief was geïnformeerd dat deze onrechtmatig was, waar de GI nooit op heeft gereageerd. In haar brief zette de advocaat het wettelijke kader voor een Schriftelijke Aanwijzing helder uiteen en hoewel vader in zijn recht stond besloot hij zich er voorlopig bij neer te leggen om zaken niet verder te laten escaleren. Wel haalde hij zijn zoon een dag eerder van school, vlak voordat ze samen op een geplande vakantie zouden gaan van drie weken.  

Vader had in het verleden al eens meegemaakt dat moeder op het laatste moment de toestemming voor de vakantie had ingetrokken en vreesde weer zoiets te gaan meemaken. Daarbij wilde hij zijn zoon gezien de gespannen situatie liever niet thuis bij zijn ex ophalen, omdat hij verwachtte dat dit tot een vervelende situatie zou kunnen leiden. Zijn leidinggevende bij de marine was op de hoogte gesteld van het voornemen om zijn kind een dag eerder van school te halen en die heeft de KMar geïnformeerd. De KMar in Den Helder had in een eerder stadium bij vader al aangegeven zich er niet mee te zullen bemoeien, aangezien het een civielrechtelijke zaak betrof (hier zijn documenten van), dus vader meende niets verkeerd te doen in strafrechtelijke zin. Toch werd vader op het schoolplein gearresteerd door de politie op aangeven van de KMar toen hij zijn zoon kwam ophalen, omdat de KMar vanuit Havelte contact had opgenomen met de gezinsvoogden van het regiecentrum Leeuwarden. Die besloten terstond aangifte te doen van poging tot ontvoering en poging tot onttrekking aan ouderlijk gezag.

Omgang vader wordt uitgebreid

Een krankzinnige handelswijze, want het inzetten van zo’n zwaar middel is alleen van toepassing als het gebruikt wordt wanneer een ouder doorlopend het omgangsrecht misbruikt. Advocaat vader: "Er was geen indicatie dat P. niet bij zijn vader zou zijn wegens opvoedkundig onvermogen, de reden lag gelegen in zijn 'ongehoorzaamheid' aan de GI." En daarbij, hoeveel ouders in Nederland hebben niet doorlopend te maken met een omgangsfrustrerende vader/moeder van het kind, waarop nooit actie wordt ondernomen door de sterke arm der wet? Als er al door de GI via de rechter actie wordt ondernomen op omgangsfrustratie richting één van beide ouders, dan moet zij een goede zaak hebben waarin dingen spelen als; geen info doorgeven aan de andere ouder over school of medische zaken, geen omgangsverslagen, niet meewerken aan overdracht-observatie, etc. Daar was in deze casus allemaal geen sprake van. Het was zelfs zo dat volgens de forensisch psycholoog die het ouderschapsonderzoek deed, de standpunten van beide ouders helemaal niet zover uit elkaar lagen. Dit was de reden dat het Hof in de zitting die volgde op de stopzetting van de omgang, beschikte dat de omgang met vader moest worden hervat en uitgebreid. Dit was tegen het zere been van jeugdzorg die vanaf dat moment alles in het werk stelde om hier niet aan te hoeven voldoen. Daarvoor moest een vreemd spel gespeeld worden met schriftelijke aanwijzingen die wederom geen enkele rechtmatigheid hadden en die geen ander doel dienden dan het door de GI geplande voornemen om vader zijn kind af te nemen.

Een onmogelijke eis als legitimatie UHP

Zes weken na deze voor jeugdzorg tegenvallende uitspraak van het Hof heeft de GI stelselmatig de communicatie van vader over o.a. ouder/kind-observatie genegeerd, maar ondertussen wel haar eigen acties voorbereid. Een merkwaardige serie dreigementen en maatregelen volgt op een periode van weken lang niet thuis geven vanuit de GI. Op 13 oktober ontvangt vader een Aankondiging Schriftelijke aanwijzing waarin met stopzetting van de omgang wordt gedreigd, op 17 oktober ontvangt hij een email met daarin een (niet ondertekende) Schriftelijke Aanwijzing, op 18 oktober wordt een ondertekende Schriftelijke Aanwijzing verstuurd naar vader waarin de omgang wordt stopgezet -dat is de woensdag waarop zijn zoon al volgens beschikking van het Hof bij hem verblijft- die een dag later op 19 oktober aankomt en een paar uur daarna wordt het kind door de KMar en twee gezinsvoogden uit huis geplaatst. Vader had niet eens aan die schriftelijke aanwijzing kunnen voldoen, zelfs als deze rechtsgeldig was geweest. Het was fysiek onmogelijk geweest. Überhaupt hoefde hij zich er niet aan te houden gezien de uitspraak van het Hof, maar als de GI wel die mening was toegedaan dan had zij tot bekrachtiging over moeten  gaan via de rechter.

“Wikkel het kind maar in een handdoek”

Maar de GI had de KMar wijsgemaakt dat vader zich niet aan de beschikking van het Hof had gehouden (zij noemt haar eigen uitleg en voorwaarden afgeleid van een gerechtelijke uitspraak een ‘beschikking’) en dat er een vermoeden was dat hij met zijn kind naar het buitenland zou gaan. Tot op de dag van vandaag kan de GI niet verklaren waarop dit ‘vermoeden’ gebaseerd was. Het woord ‘ontvoering’ dat de GI de eerste keer in de aangifte gebruikte werd deze keer niet genoemd, maar door het ‘vermoeden’ dat vader naar het buitenland zou gaan werd het natuurlijk wel gesuggereerd. Vader vroeg de KMar op de dag van de uithuisplaatsing zowel naar de beschikking van het Hof als naar de Schriftelijke Aanwijzing, maar die hadden ze allebei niet in hun bezit. De KMar liet zich bij haar handelen volkomen leiden door de beweringen van jeugdzorg. Wat zich op 19 oktober 2017 afspeelde was een drama voor vader en zoon. Het vierjarige kind zat op het moment dat de gezinsvoogden met de KMar aan huis kwamen lekker in bad. Er werd opeens op de deur gebonkt en door de brievenbus geschreeuwd dat er moest worden opengedaan. Vader keek van de eerste verdieping uit het raam naar beneden en vroeg “Wat komen jullie doen?” Er werd hem verteld dat het kind mee moest en toen hij aangaf dat zijn kind in bad zat, zei één van de gezinsvoogden dat het dan maar in een handdoek gewikkeld moest worden en in de auto gezet. Vader antwoordde “Over mijn lijk.” Hij kleedde zijn kind aan en besloot zijn zoon zelf naar moeder te brengen, zodat het niet in een auto met vreemden vervoerd zou worden. Het kind had door alle commotie van angst in bad gepoept.

Jeugdzorg nijdig na tegenvallende beschikking

Op 29 aug 2017 wordt bij de definitieve beschikking door het Hof de omgang niet alleen hersteld, maar zelfs uitgebreid met één dag, wat een flinke tegenvaller is voor de GI. Jeugdzorg was nooit van plan zich aan deze beschikking van het Hof te houden, maar moest daarvoor eerst met een aantal surrogaatredenen komen om haar weigering om de beschikking van het Hof uit te voeren te motiveren. De Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing van 13 okt 2017 lijkt op het eerste gezicht een vermaning aan het adres van vader dat hij zich niet houdt aan de beschikking van het Hof, maar wie beter leest ziet dat het een frustratie van de beschikking is door de GI zelf, omdat de GI zes weken na de uitspraak van het  Hof al begint met dreigen de omgang voor de tweede maal stop te zetten. Er worden in de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing door de GI voorwaarden verbonden aan het opstarten van de omgang die niet door het Hof zijn genoemd. Voor de tweede maal wordt de Schriftelijke Aanwijzing misbruikt door de GI voor iets waar deze niet voor bedoeld is en ze waren hier door de advocaat van vader duidelijk van op de hoogte zijn gesteld. Een goed voorbeeld van hoe de GI niet alleen weigert te communiceren, maar hoe ze evengoed hun eigen wil goedschiks of kwaadschiks proberen door te zetten, wetende dat het onrechtmatig is wat ze doen.

Huisbezoek als een bevel

Naast de dreiging de omgang voor de tweede maal stop te zetten meent de GI tevens over bevoegdheden te beschikken die zelfs de politie niet heeft. De GI schrijft: ”U bent niet in de positie observaties/huisbezoeken te weigeren.” Jeugdzorg verwijst hiermee naar het punt in de beschikking van het Hof waarin vader de opdracht krijgt zijn huis open te stellen voor de GI en constructief samen te werken i.v.m. observatie van de interactie tussen vader en zoon. De GI interpreteert dit (en veel jeugdzorgouders zullen het herkennen) als de mogelijkheid om vader een afspraakdatum te doen toekomen als een bevel dat opgevolgd moet worden, terwijl dit soort afspraken op basis van gezamenlijke instemming tot stand behoren te komen. De GI meent een huis te mogen betreden wanneer zij dat wenst, zonder te informeren of het vader schikt. De voorgeschiedenis hiervan, is dat vader na de uitspraak van het Hof meerdere malen de GI had gevraagd wanneer de observatie zou opstarten, waarop de GI vijf weken lang niet had geantwoord. En toen wilde de GI opeens, nadat de omgang van vader met zijn vierjarige zoon maanden had stil gelegen, aanwezig zijn op de eerste dag dat de omgang weer op gang kwam. Niet alleen schikte die specifieke datum vader niet, maar inmiddels had hij zelf een professional ingeschakeld om de observatie te doen. Hoopte jeugdzorg op een opwindende en stressvolle eerste ontmoeting voor het jonge kind dat voor het eerst na maanden zijn vader weer zag? Het zou een ideale gelegenheid zijn geweest voor jeugdzorg om extra ‘zorgen’ te noteren.

De surrogaatklachten van jeugdzorg

De bezwaren die jeugdzorg naar voren brengt om gevolg te geven aan de beschikking van het Hof worden samengevat in de volgende alinea:

“In de afgelopen weken is er geen sprake geweest van een constructieve samenwerking tussen u en de GI. Wederom heeft u voorwaarden gesteld aan de GI en aangegeven welke acties de gezinsvoogden volgens u dienen uit te voeren voordat er een constructieve samenwerking kan bestaan. U heeft er blijk van gegeven dat u zaken/voorwaarden toedicht aan de beschikkingen van het Hof die er niet in vermeld staan, bijvoorbeeld in uw schrijven aan de GI over de contacten met families. Hierover staan geen afspraken noch voorwaarden in de beschikkingen.”

Vader wordt hier afgeschilderd als een moeilijk persoon die met buitensporige eisen komt aan de GI waarmee hij een constructieve samenwerking onmogelijk zou maken en daarbij in de uitspraak van het Hof dingen zou lezen die er niet in staan. Een schoolvoorbeeld van negatieve projectie. Want waren de eisen die vader stelde aan de GI wel zo onredelijk? Vader heeft niets meer gedaan dan zich in drie brieven te richten aan de GI met daarin de verzoeken waar het familiegroepsplan (gezinsplan) bleef na drie jaar ondertoezichtstelling, waarom de observaties van de overdracht van vader naar moeder nog niet van de grond waren gekomen en waarom hij niet over het hele dossier mag beschikken. Daar lijkt niets onredelijks aan, vooral niet omdat één van de voornaamste doelen van de ondertoezichtstelling de observatie van de overdracht was, aangezien zijn zoontje destijds niet naar moeder wilde en daar begeleiding bij nodig was vanuit de GI. Vader vraagt dus simpelweg naar dingen die tot het takenpakket van de GI behoorden, maar de GI vond haar eigen plan van aanpak wel volstaan en weigerde herhaaldelijk op de redelijke verzoeken van vader in te gaan. Daar bovenop kwam haar ergernis over het feit dat vader zelf de interactie-observatie (tussen vader-kind) al geregeld had en dat er vanuit Defensie een kink was gekomen in de jeugdzorgkabel bij het uitvoeren van het persoonlijkheidsonderzoek, omdat de psycholoog aldaar geen genoegen nam met het verzoek vanuit de GI zonder een duidelijke context. En de door vader ingeschakelde deskundige zou eveneens de overdracht gaan observeren, wat wederom tegen het zere been was van de GI die aan geen enkele doelstelling van de OTS tegemoet was gekomen.

UHP was vooropgezet plan

Tegen deze achtergrond moeten de bezwaren van de GI dus begrepen worden op het moment dat ze de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing versturen. Maar daarmee zijn we er nog niet, want tussen het versturen van deze Aankondiging en de uiteindelijke Schriftelijke Aanwijzing zaten slechts 5 dagen. Niet alleen kan in zo’n kort periode niemand voldoen aan de voorwaarden/eisen die zijn gesteld in de Aankondiging, maar de uithuisplaatsing van het kind is ook nog eens op heel andere gronden geschied dan op hetgeen in de Aankondiging en in de Schriftelijke Aanwijzing staan vermeld. Het kind wordt weggehaald op verdenking van onttrekking aan het ouderlijk gezag en mogelijk vertrek naar het buitenland. Uit dit feit en de merkwaardige manier waarop hieraan voorafgaand is gecommuniceerd door de GI blijkt duidelijk dat de uithuisplaatsing van het kind een vooropgezet plan was, alleen hebben ze het uiteindelijk anders uitgevoerd dan ze eerder van plan waren.

In de Aankondiging en de Schriftelijke Aanwijzing worden de voorwaarden genoemd die de GI stelt aan vader en in de SA wordt een geldboete geëist voor iedere dag dat vader zich niet houdt aan de beschikking van het Hof (lees: de eisen van jeugdzorg) op een manier waarop een Schriftelijke Aanwijzing niet gebruikt mag worden. De door jeugdzorg zogenaamd opgelegde boete, die altijd eerst door een rechter bekrachtigd dient te worden, heeft betrekking op artikel 1:263 lid 3 BW dat bedoeld is om in geval van langdurige omgangsfrustratie door één van beide ouders een geldboete dan wel lijfsdwang op te leggen. Dat vader niet beschuldigd kon worden van langdurige omgangsfrustratie, maar dat de GI zelf op alle fronten tekort was geschoten als hulpverlenende organisatie, moeten ze zich vlak na het versturen van de SA gerealiseerd hebben en daarom is er op het laatste moment iets anders van gemaakt. Het vermoeden dat vader met zijn kind naar het buitenland zou gaan sloot beter aan op de eerdere aangifte van ontvoering en onttrekking ouderlijk gezag.  

Waar is de geldboete?

Er bestond geen enkel verband tussen de inhoud van de Schriftelijke Aanwijzing en de uithuisplaatsing van het kind. De sanctie op het niet nakomen van de voorwaarden van de GI is in de Schriftelijke Aanwijzing niet stopzetting van de omgang, maar een geldboete. Dit raakt kant noch wal, niet alleen omdat de SA hier onrechtmatig wordt ingezet, maar de GI dreigt in de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing al met stopzetting van de omgang. De logische vervolgstap had dan moeten zijn dat de GI bij de rechter vraagt om een bekrachtiging van de Schriftelijke Aankondiging en de geldboete waarmee gedreigd werd. Dat is niet hoe ze gehandeld hebben, want de dreiging van stopzetting van de omgang is doorgezet, met zelfs een uithuisplaatsing, maar op een totaal andere grond dan waar de Schriftelijke Aanwijzing en de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing betrekking op hebben. Het kind is niet met geweld bij zijn vader weggehaald wegens het niet nakomen van de voorwaarden die door de GI worden gesteld (naar hun eigen interpretatie van de beschikking van het Hof), maar onttrekking aan ouderlijk gezag. De geldboete is verdwenen, maar het doel is bereikt, want vader ziet zijn kind niet meer.

Voorwaarden GI afwijkend van het Hof

In de Aankondiging Schriftelijke Aanwijzing van 13 okt 2017 valt duidelijk te lezen hoe de GI de beschikking van het Hof naar eigen inzicht interpreteert en dus precies doet waar zij vader van beschuldigt. Als eerste geeft de GI een opsomming van de door het Hof gegeven opdrachten en komt daarna met een lijst van voorwaarden die zij daarvan hebben afgeleid waar vader volgens de GI aan dient te voldoen.

De GI verwacht van u het volgende:

1.Een afspraak waarbij een interactie-observatie kan plaatsvinden door de
   gezinsvoogden bij u thuis, tijdens de omgang met uw zoon.
2. Een doorverwijzing voor de door ons gevraagde diagnostiek.
3. Een afspraak voor een gesprek met de gezinsvoogden bij het Regiecentrum
    Bescherming en Veiligheid.
4. Een stopzetting van uw aanhoudende doorkruising voor het uitvoeren van de
    OTS richting de instanties die betrokken zijn in het leven van uw zoon.
5. Naleving van de voorwaarden en afspraken zoals gesteld door het Hof, met als 
    uitzondering de exacte opbouw van de omgang.
6. Alle communicatie vanuit u zendt u rechtstreeks aan de gezinsvoogden.

Als we nagaan wat het Hof (volgens de GI) heeft beschikt, valt daarbij meteen op dat punt 6 geheel in strijd is met de opdracht van het Hof, dat de uitvoering van punt 1 door de GI zelf onmogelijk is gemaakt, dat punt 2 geen invulling heeft gekregen door het onvermogen van de GI een duidelijke zorgvraag te formuleren, dat punt 4 betrekking heeft op legitieme vragen/wensen die vader bij de GI heeft neergelegd middels drie brieven die vallen binnen de doelstelling van de ondertoezichtstelling en dat punt 5 niet bij de bevoegdheid hoort van de GI, omdat het Hof niets vermeldt over voorwaarden bij de omgang zelf.

De ‘samenwerking’ met jeugdzorg

Het eerste dat opvalt aan het lijstje van jeugdzorg-eisen aan vader is punt 6, waarin de GI de hele communicatie tussen de ouders naar zich toetrekt. Dat is volkomen in strijd met de opdracht van het Hof om de ouders zelf een deskundige te laten inschakelen om de communicatie tussen hen beiden te verbeteren. Dit deed het Hof op advies van een forensisch psycholoog die het ouderschapsonderzoek had gedaan. Verder spreekt het Hof over een communicatieschrift tussen beide ouders en als er noodzaak voor is emailverkeer. De reden dat ouders zelf deze opdracht mogen uitvoeren laat zich raden. In drie jaar tijd is de GI er niet in geslaagd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar omdat de GI zelf niet terecht staat (en er geen alternatief bestaat buiten weer een andere GI), omzeilt het Hof de ondeskundigheid van deze instantie tactisch door de ouders zelf de opdracht te geven.

Punt 1 en punt 4 kunnen in samenhang gezien worden, omdat ze beiden betrekking hebben op het in gebreke blijven van de GI bij het verlenen van zorg volgens de wettelijk normen, wat zij vervolgens vader verwijten als een strijdende of onwelwillende houding. Een niet onbekend verschijnsel in de jeugdzorg; het eigen onvermogen om voldoende zorgkwaliteit te bieden projecteren op ouders. De opdracht van het Hof was dat vader zijn huis moest openstellen voor observatie door de GI van de interactie tussen hemzelf en zijn zoon. Vader heeft hierover meermaals contact gezocht met de GI die hem vijf weken lang geen antwoord gaf, waarna vader zelf een deskundige in de arm nam, (raadsonderzoeker geweest en docent Pedagogiek) om de observatie uit te voeren. Zij wilde ook de observaties doen van de overdracht van vader naar moeder, waar de GI al drie jaar niets in had ondernomen. Ook deze externe deskundige heeft tevergeefs contact gezocht met jeugdzorg. De ‘aanhoudende doorkruising van de uitvoering OTS door instanties die zijn betrokken bij het leven van uw zoon’ heeft eenvoudigweg betrekking op vaders verzoek om een volledig dossier, bewijzen van gesprekken verondersteld door de GI gevoerd waar geen verslagen van bestaan, een familiegroepsplan, een overdrachtsobservatie, etc. Dat de door jeugdzorg bevolen dag voor de vader-kind observatie niet uitkwam had te maken met een verjaardagsfeest. Een nichtje was jarig en P. kwam donderdag uit school om half drie. Vader is naar de verjaardag geweest van zijn nichtje met zijn hele familie erbij, zodat de jongen ook zijn familie weer eens kon zien na lange tijd.  

“Wat is de zorg?”
 
Een interessant aspect van de agitatie bij de GI is punt 2, de manier waarop ze bot heeft gevangen bij defensie naar aanleiding van het persoonlijkheidsonderzoek dat zij verlangde van vader (niet van moeder, hoewel het Hof beide ouders had genoemd ‘indien nodig’). Het persoonlijkheidsonderzoek kan door defensie alleen uitgevoerd worden als jeugdzorg concreet kan aangeven wat de zorg is. De vaagheid die jeugdzorg kenmerkt strookte overduidelijk niet met de nauwkeurigheid waarmee specialisten van defensie te werk gaan en daarom gaf de GI dan ook geen antwoord op de gestelde vraag: ”Wat is de zorg?” De forensisch psychiater wilde weten of er misschien sprake was van een PTSS. In zulke gevallen wordt er grondig onderzoek gedaan en wordt de omgeving er ook bij betrokken en gaat men helemaal terug naar de kindertijd. Zo’n onderzoek kan soms wel een jaar duren, want dat gaat veel verder dan vragenlijstjes invullen waar jeugdzorg zo goed in is. De gezinsvoogd wilde slechts de karaktertrekken van vader weten, want dat zien ze bij de GI als 'persoonlijkheidsonderzoek'. De psycholoog en forensisch psychiater van defensie hebben dat niet laten gebeuren’. Op zo’n oppervlakkig onderzoek kun je als gezinsvoogd of gedragswetenschaper van een voogdijinstelling geen mening baseren over het functioneren van iemand als vader. Dat kan alleen gebaseerd zijn op interactie-observatie tussen vader en zoon en daar heeft de GI bijzonder weinig haast mee gemaakt.

Punt 5 betreft de omgang die in drie maanden moet worden opgebouwd, naar een uiteindelijke uitbreiding van de oorspronkelijke omgang met één dag. Anders dan wat het Hof beschikt, meent de GI hierin voorwaarden te kunnen stellen, terwijl daar in de beschikking nergens iets over te vinden is. De opdrachten voor observatie, communicatie, persoonlijkheidsonderzoek, zijn separaat gesteld en er zijn door het Hof geen voorwaarden verbonden aan de omgang. Jeugdzorg wil dit suggereren en komt daarom met meerdere Schriftelijke Aanwijzingen die volkomen betekenisloos zijn, maar die wel goed gebruikt kunnen worden bij de strafrechtzittingen als gevolg van de aangifte door jeugdzorg van ontvoering tegen vader. Jeugdzorg kan bij gebrek aan harde bewijzen van poging tot ontvoering wel aan beeldvorming doen en de indruk wekken dat vader zich niet houdt aan allerlei afspraken en door het Hof opgelegde geboden door met deze inhoudsloze papierwinkel voor de dag te komen. Zo is ook de KMar op het verkeerde been gezet om de jongen onrechtmatig bij zijn vader weg te halen op een dag dat vader omgangsrecht had volgens het Hof. Nergens staat in de beschikking dat de GI voorwaarden kan verbinden aan de omgang en als de GI van mening is dat vader niet constructief meewerkt aan bepaalde zaken, moeten ze daarvoor apart naar de rechter.

Misbruik maken van onwetendheid KMar

Het meest bizarre van deze casus, is dat vader buiten het feit dat hij zoals bij veel ouders op onrechtmatige gronden zijn kind is ontnomen (inmiddels is hij ook het gezag kwijt) door de inzet van buitenproportionele middelen ook nog eens strafrechtelijk vervolgd wordt. Als militair kan hem dat zijn baan kosten, want zelfs met de lichtste veroordeling verliest hij zijn verklaring van goed gedrag. Vader ziet in de strafrechtelijke vervolging door jeugdzorg vooral een tactiek die berust op het gebruik maken van de onwetendheid bij diverse instanties over hoe jeugdzorg in de praktijk handelt, vaak tegen het belang van het kind. “Als je de aangifte van jeugdzorg leest staat daar dat zij een beschikking hebben gegeven. Zij noemen een SA een beschikking. Zo spelen ze het, met woordspelletjes. Dit heeft jeugdzorg met opzet gedaan, de KMar inschakelen. De politie heeft al weinig verstand van jeugdzorgzaken, maar de KMar nog minder, omdat die slechts gedeeltelijk een politietaak hebben.” De advocaat van vader die met de wet aan haar zijde nog poogde om de Kmar en de gezinsvoogd op andere gedachten te brengen, kreeg nul op rekest.

Advocaat vader: “Ik werd die avond tijdens mijn vakantie gebeld door Oussoren en heb de Marechaussee laten weten dat zij geen juridische titel hadden om [kind] mee te nemen aangezien Oussoren het recht had zijn zoon bij zich te hebben en de aangekondigde schriftelijke aanwijzing geen enkele rechtsgeldigheid  had. Ik heb ook de gezinsvoogd gesproken aan wie ik heb gevraagd waaraan zij het recht ontleende om het kind bij zijn vader vandaan te halen waarbij zij stelde dat recht “gewoon’ te hebben omdat ze van plan was de rechtbank te verzoeken de omgangsregeling te schorsen en in tussentijd het recht te hebben de omgangsregeling eigenhandig te schorsen. Dit is juridisch onjuist en dat heb ik haar laten weten.”
  
Ultimum Remedium – OM volgt haar eigen richtlijn niet

Niet alleen hadden de verschillende schriftelijke aanwijzingen van de GI geen rechtsgeldigheid, maar de inzet van KMar of politie is volgens de richtlijn van het Openbaar Ministerie een ‘Ultimum Remedium’ wat betekent dat het een uiterste middel is dat alleen in extreme gevallen kan worden ingezet. Zoals de KMar het zelf richting vader verwoordde “Alleen als eerst het hele civielrechtelijke kader is doorlopen kan er worden ingegrepen”. En dan nog wordt er in de meeste gevallen niet gehandhaafd weten we uit onder meer het rapport van Rouvoet (5) en tv-programma’s als De Hofbar. (6) De daad van het onttrekken van een kind aan het ouderlijk gezag is in theorie strafbaar, maar het gebeurt legio. Vader heeft twee brieven in zijn bezit van het OM als antwoord op de aangifte die hij deed tegen zijn ex, toen ze zonder zijn toestemming met hun kind op vakantie was geweest in het buitenland en de beschikte omgangsregeling niet nakwam. In die brieven verklaart het OM dat het niet strafbaar is wat moeder deed en dat ze geen actie kunnen ondernemen. “Maar” zegt vader, “als jeugdzorg aangifte doet kun je blijkbaar wel rechtstreeks naar het strafrecht. Als verweer in mijn zaak op 14 januari 2019 volg ik de richtlijn (7) waar ik zelf op gewezen ben door het OM, als reden waarom zij mijn aangiften niet wilden opnemen. Eerst het civiel recht doorlopen en als dat allemaal niet heeft geholpen gaan we kijken of we kunnen ingrijpen. Eén telefoontje van jeugdzorg kan echter volstaan om alles wat mij gezegd is door het OM over de schutting te gooien.”

‘Poging tot ontvoering’ van tafel

Nog een opmerkelijk punt in deze zaak is dat van de oorspronkelijke dubbele beschuldiging van ‘poging tot onttrekking ouderlijk gezag’ en ‘poging tot ontvoering’, waardoor vader in het strafrecht is terechtgekomen voor een civiele zaak, alleen de eerste beschuldiging is overgebleven. Vader wordt niet langer poging tot ontvoering ten laste gelegd, maar wat overblijft is ‘poging onttrekking ouderlijk gezag’ en een klacht over smaad, omdat vader op sociale media zijn ongenoegen over de GI en haar werkwijze had geuit. Die plaatsingen zijn onmiddellijk verwijderd toen vader hiervoor een sommatie kreeg van de KMar dus wat overblijft is een magere ‘onttrekking aan ouderlijk gezag’ dat op niets meer berust dan een vermoeden en niet eens een gefundeerd vermoeden, want vader voldoet niet aan het profiel van mensen die hun kind naar het buitenland ontvoeren. Volkomen onduidelijk is op wat voor manier vader zijn kind zou hebben onttrokken aan het ouderlijk gezag (van moeder) als hij zijn kind één dag eerder van school haalt om vervolgens op een afgesproken vakantie te gaan. Op vakantie gaan, zelfs zonder toestemming van de andere ouder blijkt volgens het OM geen misdrijf, dus waarom staat vader eigenlijk terecht en zelfs in het strafrecht? Technisch gezien alleen vanwege het feit dat het OM de aangifte van jeugdzorg heeft opgenomen, maar de mentaliteit van de GI die er achter schuil gaat heeft niets van doen met de regeltjes. Jeugdzorg drijft volgens vader haar zin door en misbruikt daarvoor andere instanties. “Het OM is buiten zijn boekje gegaan, want zij hebben ongetoetst een machtiging afgegeven. Zij zitten met een probleem, want als inderdaad blijkt dat het niet kan wat zij gedaan hebben, dan hangt ze wat boven het hoofd.”

Civielrechtelijke stukken in het strafrecht

De merkwaardige situatie die nu door de GI en het OM geschapen is betreft het feit dat er straks bij de zitting in januari civielrechtelijke stukken worden ingebracht in een strafrechtzitting. Dat betekent dat beschikkingen uit het civiel recht gaan dienen als ‘bewijs’ in het strafrecht, terwijl de gronden van die beschikkingen vaak onduidelijk zijn. Jeugdzorg uit vooral veel vermoedens in haar rapportages en is niet in staat gebleken die vermoedens hard te maken of onderzoeken te produceren waarvan zij beweert dat die hebben plaatsgevonden.

Oud-advocaat Peter Prinsen die door vader over zijn zaak om advies gevraagd is, haalt een stuk tekst aan uit de laatste beschikking over het gezag:

“De rechtbank heeft na een korte schorsing het verzoek van de man [tot beëdiging van partijen] afgewezen. Het betreft hier een familiezaak en geen strafzaak. Het gaat om het belang van P. en iedereen heeft daar een visie en een mening over. Die kan voor iedereen weer anders zijn. De rechtbank hoort graag ieders mening en visie”.

Prinsen: “Hiermee is alles gezegd. Onwaarheden worden aangemerkt als “een visie en een mening” die voor iedereen weer anders kan zijn. Wie zich verdedigt tegen door de wederpartij gestelde onwaarheden voert een strijd tegen windmolens.”

En zo moet vader zich in januari dus verdedigen tegen deze ‘bewijsstukken’ die het OM en de GI hebben ingebracht. Vader meent echter dat deze beschikkingen geen bewijskracht kunnen hebben, aangezien de onderliggende stukken, de deskundigenrapporten, observatieverslagen, etc, nooit zijn gepresenteerd. Het strafrecht staat toe dat er schriftelijk civielrechtelijke stukken worden ingebracht art 339 lid 1 sv (punt 5 schriftelijke bescheiden), maar dan moet er wel worden voldaan aan een motiveringsplicht, art 359 lid 3:

“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”

In het vonnis opgenomen bewijsmiddelen

Er wordt gewezen op ‘in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen’, maar dat is juist waar het bij de diverse beschikkingen aan ontbreekt. Nergens, uit geen enkel onderzoek blijkt dat vader een persoonlijkheidsstoornis heeft of dat hij zijn kind niet zou kunnen opvoeden. Sterker nog, de hele sociale omgeving van vader kan beamen dat hij een goede relatie heeft met zijn kind. Er zijn naar aanleiding van een artikel over zijn zaak in de Leeuwarder Courant door verschillende mensen brieven geschreven om te bevestigen dat vader een sociaal en betrokken persoon is die zielsveel van zijn kind houdt. Er zijn geen bewijsstukken in de civielrechtelijke vonnissen die een bepaald beeld van vader ondersteunen, want daar heeft vader juist lange tijd vergeefs om verzocht. Om verslagen van onderzoek en (nog uit te voeren) observaties, om een familiegroepsplan aan de hand waarvan geconcludeerd kan worden of betrokkene personen eraan voldoen. Als er niet zo’n wettelijk vereist plan bestaat, als observatieverslagen ontbreken, hoe kan er dan iets beweerd worden over de bereidwilligheid van vader of zijn competenties? Jeugdzorg zal volgens vader vooral op de beeldvorming gaan zitten, want harde bewijzen hebben ze niet. En ‘zorgen’ uiten over een kind als Gecertificeerde Instelling staat altijd sympathiek, ook al heb je niets ondernomen om verbetering te brengen of zelfs opzettelijk de boel van de rails laten lopen door machtsspelletjes.

Sven Snijer






Prof. dr. Caroline Forder over Toetsingskader rechter...


(5) “Hiervoor zijn verschillende dwangmiddelen beschikbaar, zoals gijzeling of
afgifte met de sterke arm. Het toepassen van deze dwangmiddelen om tot effectuering van de omgangsregeling te komen, kan echter weer in strijd zijn met het belang van het kind.”



Bij overtreding van artikel 279 Sr kunnen zeer uiteenlopende motieven en achtergronden een rol spelen. Bij het niet naleven van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling na echtscheiding zijn in eerste instantie civielrechtelijke maatregelen aangewezen. Enkel indien deze bewust worden gedwarsboomd is optreden via het strafrecht aan de orde. Het strafrecht dient in die zaken ingezet te worden als ultimum remedium.

(*) De GI geeft de politie mondeling valse beschuldigingen door, zoals dat vader een tikkende tijdbom is en agressief zal worden naar zijn ex als hij een slechte uitspraak van de rechter hoort en dat is slecht voor zijn zoontje. Dat komt in het dossier en daarop wordt geacteerd. En terwijl vader dit niet weet zeggen ze later bij de rechter dat de politie en de KMar ook zorgen hebben. Volgens zijn advocaat is hierdoor de zaak gekanteld. De politie heeft dit zonder bronvermelding doorgegeven aan de KMar. Bij de klacht tegen de politie erkenden ze dat de bronvermelding erbij had gemoeten, maar dat ze ervan uitgaan dat wat de gezinsvoogd zegt waar is.