Er verschijnen de laatste tijd steeds meer kritische publicaties over de participatie-samenleving en haar bedrieglijke kretologie met begrippen als ‘eigen regie’, ‘eigen kracht’ en ‘eigen netwerk’. Waren de lokale politici en beleidsmakers aanvankelijk nog goed gehersenspoeld door het inhoudsloze decentralisatie-jargon, nu steeds meer problemen zich aandienen zoals de j-ggz wachtlijsten en het bedroevend lage niveau van de sociale wijkteams begint langzamerhand het geloof in deze toverwoorden af te nemen. In het artikel ‘Het ideaal van zelfredzaamheid is armoedig’(1) openen Jan Willem Duyvendak en Thomas Kampen de aanval op het simplistische geloof in de participatiesamenleving en stellen zij dat het eigen netwerk van mensen in veel gevallen niet beschikbaar is, niet voldoet of al over haar capaciteit is heen gegaan wanneer het tot een officiële hulpvraag komt richting de gemeente.
Vanuit gedwongen
maatregelen
In
mijn artikel ‘Eigen regie als probleemgeneralisatie’(2) heb ik betoogd dat het
verregaand onverantwoordelijk is van de politiek om de Eigen Kracht-benadering
weg te halen uit haar oorspronkelijke context van jeugdzorgproblematiek en
gedwongen maatregelen:
“Eigen Kracht
was bedoeld om gedwongen maatregelen en uithuisplaatsingen van kinderen die ‘in
hun veilige ontwikkeling worden bedreigd’ te verminderen of sneller te kunnen
beëindigen, door inschakeling van het eigen netwerk van gezinnen, zodat er meer
zicht kwam op de gezinssituatie en meer hulp dichtbij.”
In de voorbereiding van de Transitie dachten sommige beleidsmakers dat deze jeugdzorginterventie ook gebruikt kon worden bij andere
situaties om geld te besparen, zoals bij het verminderen van thuishulp aan
hoogbejaarden als daarbij eigen familie en buren konden worden ingezet. We
weten inmiddels hoe dat in de praktijk heeft uitgepakt, want verschillende
gemeenten rekenden zich al rijk door standaard bij alle mensen met thuishulp
het aantal uren terug te schroeven naar zes uur per week, terwijl een
aantal van hen beslist meer uren nodig had. Het eigen netwerk werd dus al
verondersteld, zonder dat men wist of het daadwerkelijk bestond of kon worden
ingeschakeld.
Eigen Kracht als
ontmoedigingsbeleid
Dit
zijn echter nog relatief onschuldige problemen (hoewel zeer hinderlijk voor de
betrokkenen) die verholpen kunnen worden door tegen de eigen gemeente te
procederen. Nog veel vervelender voor burgers is dat in sommige gemeenten het
inzetten van het eigen netwerk als voorwaarde wordt gesteld bij het verkrijgen
van specialistische hulp voor het kind. Heeft een kind autisme dan wordt de
doorverwijzing van de huisarts eerst langs een gemeentelijke commissie gestuurd
die bepaalt dat het recht op deskundige hulp niet eerder in werking treedt dan
dat het gezin is onderworpen aan een sociale kijkdoosconstructie via het
wijkteam.(3) Er moet eerst vastgesteld worden of het gezin niet disfunctioneel is
en hulp nodig heeft van vrienden, familie of buren, zodat dure specialistische
hulp voorkomen kan worden en de gemeente zo haar financiën op orde kan houden
ten koste van het kind. Ook kan er vanuit de gemeenten druk worden uitgeoefend
op verenigingen van huisartsen om zo min mogelijk door te verwijzen naar j-ggz
hulp en in plaats daarvan gezinnen naar het wijkteam te sturen voor een soort sociale
aanranding en schending van hun privacy.
Het
idee dat er op deze manier door gemeenten enorm bespaard zou kunnen worden op de
jeugdhulp heeft er voor gezorgd dat een kwart van hen te weinig zorg heeft
ingekocht en dat veel jeugdigen nu niet geholpen kunnen worden omdat de
wachtlijsten oplopen tot drie maanden, wat erg lang is voor kinderen met
complexe en meervoudige gedragsstoornissen.(4) Het blinde geloof in preventie
via de wijkteams is de gemeenten echter aangepraat door het kabinet van PvdA en
VVD dat voor de Transitie verantwoordelijk is, want die splitsten de gemeenten
al van tevoren een bezuiniging van vijftien procent in de maag toen ze het
zorgstelsel ‘over de schutting’ gooiden. De gemeenten betalen nu de rekening
van de veel te optimistische verwachtingen bij het terugdringen van de j-ggz
hulp, terwijl het in de lijn der verwachting lag dat deze preventie zou gaan
falen. Met het in stand houden van de rechtstreekse doorverwijzing van de
huisarts naar j-ggz en met omzeiling van het wijkteam door de meeste ouders kan
er van ‘volumebeheersing’ door de gemeenten natuurlijk geen sprake zijn. Het
enige wat voor gemeenten overblijft zijn de al eerder genoemde afspraken met
huisartsen(5), maar die hebben weinig waarde nu blijkt dat de meeste huisartsen
het kwaliteits-niveau van de wijkteams wantrouwen.
Trans-generationele
problematiek
Als
we kijken naar Bureau Jeugdzorg/GI en het kader van gedwongen maatregelen waar
de Eigen Krachtbenadering op terug te voeren is, zijn er een aantal zaken waarover
het kabinet bij de invoering ervan als sociaal preventiemodel niet heeft
nagedacht en dan laat ik de privacy nog buiten beschouwing. Het grootste
obstakel schuilt in de term ‘eigen kracht’ die impliceert dat gezinnen
zelfstandig en zelfredzaam kunnen worden gemaakt. Bij ernstig disfunctionele
gezinnen die gedwongen maatregelen door de rechter krijgen opgelegd kan lang
niet altijd worden aangenomen dat het eigen netwerk voldoende materiaal biedt
om de professionele hulpverlening tot een minimum te beperken. In veel gevallen
bevinden vrienden en verwanten zich in vergelijkbare situaties vanwege dezelfde
ideeën over opvoeding en sociaal gedrag. Bovendien zijn de problemen in deze
gezinnen vaak trans-generationeel, wat wil zeggen dat ze worden doorgegeven van
ouders op kinderen. De volwassen kinderen krijgen in navolging van hun ouders
zelf ook weer met jeugdzorg te maken, omdat een gezonde basis van opvoedkundige
bekwaamheid ontbreekt. De disfunctionele ouders worden later disfunctionele
grootouders in deze familiesystemen en de vraag is waarom die een goede
bijdrage zouden leveren aan het eigen netwerk.
Drang als
machtsmiddel
De
Eigen Kracht-benadering werkt alleen bij die gezinnen waar een eigen netwerk
voorhanden is en de bereidheid om actief mee te werken aan de versoepeling van
beschermingsmaatregelen. In veel gevallen voelen juist de normalere gezinnen
zich door jeugdzorg onrechtvaardig behandeld of gekleineerd en stuiten
jeugdbeschermers op veel verzet (ouders eisen ‘waarheidsvinding’ en het stoppen
van valse beschuldigingen) maar daar voorziet dit systeem niet in. Er wordt bij
deze methode uitgegaan van ‘schuld’ als pedagogische onbekwaamheid en de
toepassing van Eigen Kracht in het drang-kader is in die zin eerder een
beschuldiging en een bedreiging dan echte hulpverlening te noemen. Waar de
eigen kracht in juridische zin betrekking op heeft, in een systeem zonder feiten
(en des te meer ‘beweringen’) is een raadsel, want zonder een goede
rechtspositie zijn ouders vooral afhankelijk. Van de gezinnen die het niet zelf
kunnen is de vraag waarom ze het onder juridische dreiging opeens wel ‘kunnen’
en bij gezinnen die een geloofwaardig eigen netwerk hebben kan men zich
afvragen waar alle ‘drang & dwang’ voor nodig zijn, want het netwerk zelf
impliceert al sociale integratie en dus veiligheid voor de kinderen. Zoals Ido
Weijers benadrukte in zijn afscheidsrede is het niet de bedoeling dat jeugdzorg
een opvoedideaal opdringt aan gezinnen, maar dat zij alleen ingrijpt wanneer
ouders het kind ernstig in gevaar brengen. Waar die grens ligt bij de sociale
wijkteams, is net als bij het oude Bureau Jeugdzorg volkomen onduidelijk.
Netwerk
overbelast
Zelfs
als er bij een echt probleemgezin de mogelijkheid is om een eigen netwerk te
formeren is het niet altijd gezegd dat het bijzonder effectief is. Van Kampen
en Duyvendak hierover:
“ In veel
gevallen ontbreekt het cliënten echter aan een netwerk dat hulp kan bieden. Hun
familie woont ver weg, kent haar eigen problemen of is simpelweg afwezig. Vaak
ook is het netwerk al overbelast. In de praktijk zien we dat als er een extra
beroep op het netwerk wordt gedaan, dat precies degenen raakt die zich al voor
een hulpbehoevend familielid inspannen en soms hebben moeten toegeven dat het
niet langer gaat.”
Er
is nooit aangetoond dat hulp die wordt geboden door eigen vrienden en familie
werkelijk effectief is, al klinkt het sympathiek en doet het een soort
zelfstandigheid vermoeden door (gedeeltelijke) afwezigheid van hulpverleners,
met name als het gedwongen maatregelen kan helpen verkorten of zelfs
beëindigen. Binnen een normaal jeugdzorgkader is er ook helemaal niets mis met
deze benadering als ze kan worden toegepast op echt disfunctionele gezinnen
waarbij gebrek aan zelfredzaamheid overduidelijk is aangetoond, maar ze wordt
een probleem als het standaard op iedere burger wordt toegepast met een gewone
hulpvraag voor het kind. Dit model was nooit bedoeld om toe te passen op
bejaarden met thuishulp, op ouders van normaal functionerende gezinnen met een
ggz-hulpvraag of een simpele opvoedingskwestie. Als het hele netwerk moet
worden geactiveerd bij een uit de hand gelopen opvoedingsvraag moet ‘Jantje’
wel ontzettend recalcitrant en doorgedraaid zijn. En als de werkelijke
hulpvraag van psychiatrische aard is kan een sociaal netwerk rond het kind wel
verlichtend werken in bepaalde gevallen, maar de duurzaamheid van dit soort
‘hulp in huis’ door vrijwilligers is twijfelachtig, zeker als er niet aan het
kind wordt gewerkt in medisch-diagnostische zin.
Begrijpt men het
kind?
Wat
moeten we denken van een jeugdbeschermer die het organiseren van een ‘eigen
netwerk’ als eerste optie noemt, bij een kind dat in de veilige ontwikkeling
wordt bedreigd zonder dat eerst is onderzocht of er onderscheiden kan worden
tussen opvoedingsproblematiek, kindeigen problematiek (autisme/ADHD) of verstandelijke
beperking (laag IQ)? Waarom een sociale polonaise doen met familie en vrienden
als niemand nog weet wat er met het kind aan de hand is? En nog belangrijker,
zonder de antecedenten na te gaan van het sociale netwerk en wat er bekend is op
het gebied van transgenerationele problematiek. Het gezin krijgt een sociale
behandeling in het drangkader dat men ‘vrijwillig’ durft te noemen, maar
niemand weet inhoudelijk met wat voor soort kind we te maken hebben of met welk
familiesysteem. Dat is de logica van gemeentelijke bezuinigingen over de rug
van kinderen en niet te vergeten de ouders.
Criminele
familiesystemen
De
‘eigen netwerk’/ Eigen Kracht-logica wordt ook nog eens tegengesproken door
twee fenomenen die we steeds vaker in de samenleving waarnemen. De eerste is
een hysterische speurtocht naar mishandelde kinderen in alle hoeken en gaten
van de drie ‘milieuvoorzieningen’ school, gezin en vrije tijd (‘twee tot drie
mishandelde kinderen in elke klas!’) die onder ‘drang’ geholpen moeten worden
en we zien gelijktijdig dat er bij extreme probleemgezinnen gekozen wordt voor
een keiharde aanpak door gemeenten als Amsterdam en Rotterdam waar het clusters
betreft van gezinnen die criminele netwerken vormen bestaande uit tientallen
personen.(6) Dat zijn familieleden die elkaar continu wederzijds besmetten met
antisociaal en crimineel gedrag en we kunnen daar rustig uit afleiden dat ook
bij een mindere gradatie van disfunctionaliteit -bijvoorbeeld het gebied van
opvoedingsonbekwaamheid en emotionele verwaarlozing- ook een dergelijke
wederzijdse beïnvloeding een rol zal spelen en dat ‘eigen netwerk’ in veel
gevallen wishful thinking is, vooral
als er ook integratieproblemen een rol spelen. Als men collectief zorgmijdend
is vanuit een schaamtecultuur zal er na een zorgmelding door de school weinig
opgestart kunnen worden in termen van sociaal netwerk, want dat sociale netwerk
vormt juist een deel van het probleem.
Wijkbenadering?
Het
is een onbeantwoorde vraag aan de overheid in welke mate de ‘eigen kracht’ van
gezinnen in verband staat met het sociale wijkteam en de buurtcohesie in het
algemeen. Willen de wijkteams werkelijk preventief zijn, dan moeten ze niet pas
in werking treden als gezinnen al bezig zijn te ontsporen, maar moet het
sociale organisatievermogen van het wijkteam als een warme deken juist in een
vroeg stadium ervoor zorgen dat iedereen ‘gezien’ wordt in de buurt en dat de
toegang tot hulpverlening voor de buurtbewoners niet alleen gemakkelijk is
(laagdrempelig) maar ook vanzelfsprekend. Dat is om verschillende redenen,
zoals een moeizame integratie, weinig bekwame wijkteams en de juridische
dreiging van de ‘beschermtafel’ zeer onwaarschijnlijk en daarom ervaart ook niemand
een verband tussen het sociale wijkteam en de eigen kracht van gezinnen. ‘Eigen
Kracht’ naar gemeentemodel moet worden opgevat als het omringende netwerk van
het gezin dat er wel is, maar dat ouders niet zelf kunnen inschakelen zonder
hulp van het wijkteam. Dit verondersteld een laag ontwikkelingsniveau bij ouders
en bijzonder weinig ‘eigen’ in de betekenis van zelfbewustzijn.
Men
denkt vanuit de gemeenten sociaal bezig te zijn, maar het hele wijkteamgebeuren
richt zich nog steeds op individuele gezinnen op dezelfde dwingende manier als
Bureau Jeugdzorg het altijd deed, al wordt ook hier de suggestie gewekt van
samenwerking met ouders. In dit verband is mijn artikel ‘Het pedagogisch
paradijs’(7) interessant om nog eens terug te lezen, waarin ik heb aangegeven
dat het oorspronkelijke idee van pedagoog en voormalig RMO-kroonlid Micha de
Winter was om in de wijken meer dingen te organiseren -en met meer jongerenwerkers
aanwezig te zijn- om de sociale cohesie in de buurt te versterken en juist niet
zo extreem te focussen op individuele gezinnen en kindeigen problematiek. Niet
dat ik een voorstander ben van zijn ideeën of geloof heb in de haalbaarheid
ervan met een zich terugtrekkende overheid die het niet wil bekostigen, maar dit
is waar de ideologie van de Transitie op de klippen liep. Men heeft de
wijkversterking ingeruild voor intensievere gezinsbemoeienis, zodat het begrip
‘pedagogische civil society’ dat vóór de Transitie zo’n grote rol speelde, betekenisloos
is geworden.
De ‘knellende
greep’
De
overheid doet nu met gezinnen en het sociale domein iets heel anders dan wat
belangrijke pleitbezorgers van de decentralisatie ooit voor ogen hadden, maar
die zijn daar nu heel stilletjes over. Hoewel de Transitie een allegaartje is
dat uit vele hoeken bijdragen heeft gekend (Werkgroep Transitie Jeugdzorg, RMO,
Bureau Jeugdzorg, VNG, etc) is het in zijn huidige vorm toch vooral een
mislukte bezuinigingsoperatie geworden waarin begrippen als ‘preventie’ en ‘eigen
regie’ steeds leger en hulpelozer klinken. Een overweging aan het einde van het
artikel van Duyvendak en Kampen lijkt een kritische kanttekening bij het
merkwaardige fenomeen dat juist de Partij van de Arbeid zich de afgelopen jaren
zo heeft ingezet voor het realiseren van de Transitie: ‘Was de verzorgingsstaat
niet mede bedoeld om mensen te bevrijden uit de soms beknellende greep van de
sociale omgeving?’ Het antwoord op die vraag moet voor een rechtgeaarde socialist
uiteraard bevestigend zijn, maar ook voor liberalen is het ondenkbaar dat zij
in geval van een tegenvallende aandelenhandel onverhoopt aan de onderkant van
de samenleving terechtkomen en dan overgeleverd zijn aan vrijwilligers en
familieleden om aan hun hulpvraag tegemoet te komen. Van de zo bejubelde
vrijheid en zelfbeschikking zal dan weinig overblijven…
Sven Snijer
(3)
#vjc2013 “In Overijssel geeft Bureau #jeugdzorg enkel nog indicatie na @eigenkracht
conferentie. Ziet men dit als het ideaal?”
(Prof.
dr. Robert R.J.M. Vermeiren (1968) is hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie
aan het LUMC, hoogleraar
forensische jeugdpsychiatrie aan de VU en directeur
Patiëntenzorg van Curium-LUMC.)
(5)‘Als
een kind wordt verwezen door een huisarts, kan er gewoon hulp worden geboden’,
reageert D66-fractievoorzitter Lems rustig op de Haagse aanval. ‘Dat blijft ook
zo. Alleen heeft Almere gezegd: “Zorgaanbieders, kijk zelf extra kritisch of
dat voor 1 januari moet.” http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/geen-paniek-over-jeugdzorg-almere.9549975.lynkx