zaterdag 17 augustus 2013

Het Natuurbegrip - En wat daar filosofisch onder verstaan mag worden

In een tijd waarin het woord ‘natuur’ is vervangen door het politieke werkbegrip ‘milieu’ zijn we geneigd om een woord dat van oorsprong de sociale omgeving of afkomst aanduidt te associëren met dat groene spul dat we aantreffen buiten de door de mens in cultuur gebrachte gebieden. De intrinsieke waarde van de natuur is hierdoor een beetje aan het zicht onttrokken; de apolitieke eeuwigheidswaarde van een spontaan groeiend, weelderig en rustgevend, levend geheel, waar wij als mensen maar een bescheiden onderdeel van uitmaken. Een groter geheel waarbinnen wij ons bestaan hebben.

Met het begrip 'milieu' veroorzaken wij dat de natuur niet meer op zichzelf staat, maar juist in verband gebracht wordt met de mens, die hoewel levend in een cultuurgebied toch steeds die broodnodige wildernis zijn leven in moet brengen bijvoorbeeld vanwege gezondheidsredenen. Juist de politieke voorvechter van de Natuur (Groen Links) zorgt er met haar terminologie voor dat de natuur niet langer een natuurlijke aangelegenheid is, maar ook een element in zich draagt van ‘bedoeling’ en ‘intelligentie’ om te fungeren als biotoop voor het mensenras.  

Een terugkeer naar hoe de filosofen van de oudheid de natuur opvatten. Niet als een grote hoeveelheid wildernis, buiten de bewoonde gebieden, maar een verzamelnaam voor zowel natuurlijke (biologische) aspecten van ons leven, als de culturele en technologische zaken, omdat zij ervan uitgingen dat het in de natuur van de mens besloten ligt, dat hij onderzoekt en uitvindingen doet en cultuur schept.

De politieke term milieu verraadt een neiging naar het toe-eigenen van de natuur door de mens, omdat dit hoort bij het geheel van zijn welzijn. Alleen de mens leeft in een milieu. Niet de dieren, want die leven gewoon vanuit hun instinct in een eenduidige 'wilde' natuur. De mens kent in zijn leven aanraking met verschillende milieus, het politieke, het financiële, het kunstzinnige en uiteraard ook het domein van Moeder Natuur in al zijn ongereptheid.  

Vermoedelijk is de term milieu bij de groene politici voortgekomen uit het besef dat de opkomst van de welvaart en het materialisme toch niet tegen te houden was en dat de schade aan de natuur alleen maar zou verergeren, met iedere nieuwe uitvinding en elke verbetering van de technologische middelen die tot onze beschikking staan om de natuur in cultuur te brengen. Ze moeten gedacht hebben dat het dan beter zou werken om het natuur aan te bieden aan de consument van de welvaartsstaat als een hoogwaardig product, iets waar je als mens recht op hebt, dan als een zich terugtrekkend inferieur element dat ondergesneeuwd wordt door de onstuitbare kracht van de voorruitgang.  

Om ervoor te zorgen dat de natuur niet slecht één van de elementen van het leven uitmaakt, maar het belangrijkste, de wortel, het fundament van alle milieus waar we als mensen mee te maken hebben, kreeg de natuur de naam Milieu, met een hoofdletter. Op die manier werd het Milieu het basisrecht voor de consument. Gezondheid als belangrijkste consumptiegoed, de voorwaarde voor de gebruikmaking van al onze andere rechten.   

Door het woord ‘natuur’ te vervangen door het woord ‘milieu’ is er onwillekeurig iets cultureels toegevoegd aan de wildernis. Het is niet langer wildernis, maar een onderdeel van ons gereguleerde leven. Wij stellen nu de quota’s vast voor hoeveel natuur wij precies nodig hebben voor een comfortabel en gezond leven. Wij plannen de hoeveelheid natuur, door stukken boerenland weer terug te geven aan de wildernis, onder strakke regie van de cultuurmens die precies bepaalt wat voor soort natuur dat moet zijn en hoeveel dierensoorten er mogen leven. Wij hebben de natuur binnen het beheer gebracht van ons milieu. En op die manier zijn we natuurlijk bezig, maar niet in de zin van terug naar het primitieve leven, de mens als een instinctwezen dat net een trapje hoger functioneert dan de meest ontwikkelde diersoort. Nee, ver daarboven, want de natuur is ‘milieu’ geworden, dus een onderdeel van onze beschaving. Dat kan ook niet anders, gezien de ontstellende groei van de wereldbevolking en de steeds verder toenemende noodzaak voor meer voedsel en grondstoffen voor producten.

We moeten de boel gaan reguleren om te overleven als mensheid. Als we het natuurlijk zouden benaderen in de primitieve zin van het woord, dan zou door de expansie van de mens op zeker moment alle natuur gewoon ‘op’ zijn. En dan zou er van het diersoort waar er teveel van zijn, de mens, een heel groot deel natuurlijk uitsterven. Zo gaat dat in de natuur, maar niet in onze natuur.

In ons milieu zorgen wij ervoor dat er steeds voldoende ruimte overblijft, om genoeg dieren wild te laten leven, om de variatie onder de dieren in stand te houden. We zorgen voor voldoende natuurgebied om te recreëren met een gevoel van vrijheid en spontaniteit. We willen graag de intelligente wezens die we zijn blijven, maar zonder dat we teveel schade doen aan die wereld waarin we ons thuis willen voelen. En volgens onze natuur, wil een deel van ons wezen graag de natuur om ons heen gebruiken voor productiedoeleinden waar we onze intelligentie mee kunnen ontwikkelen en een ander deel wil weten dat we altijd verbonden zijn met de dieren en de irrationele krachten van het bestaan, die meer neigen naar overleving en territoriumdrift.  

Het gevoel even los te komen van teveel spinsels in het hoofd, is net zo sterk als de behoefte om de wereld om ons heen te ordenen. Ze wisselen elkaar af en zouden in principe goed naast elkaar moeten kunnen bestaan, maar in onze tijd is de behoefte om de natuur ondergeschikt te maken aan de beschaving wel erg sterk op de voorgrond getreden. Vandaar dat we het milieu nodig hebben, want een beschaafd mens gebruikt de hem omringende natuur op efficiënte en duurzame wijze. 

Sven Snijer