zaterdag 1 april 2017

Wie benoemt het echte Transitie-probleem?



Twee jaar na de start van de Decentralisatie is er nog geen enkele aanwijzing dat de beloofde verbeteringen in de jeugdzorg zullen worden gerealiseerd, blijkt uit de derde jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) (1). Er worden in het rapport tal van problemen vermeld waarvan de meesten organisatorisch van aard zijn, zoals liquiditeitsproblemen bij specialistische instellingen, administratielast bij bovenregionale aanbieders, te weinig uniformiteit bij administratieprocessen van gemeenten en onvoldoende innovatie en transformatie van de jeugdhulp. Allemaal verschrikkelijk saai en niet waar het in de kern om gaat bij de problemen van de Decentralisatie. Het grote mankement waar iedereen omheen blijft draaien omdat het te pijnlijk is om bloot te leggen, is dat de Sociale Wijkteams niet naar verwachting functioneren. Het wordt in het rapport wel op een indirecte manier aangeroerd, maar zonder duidelijk te maken dat dit de reden is waarom er twee jaar na de Transitie nog steeds overal geld bij moet en de preventiedoelen onhaalbaar zijn.

‘Het duurt nog wel even voordat vroege interventies er echt toe leiden dat het beroep op gesloten jeugdhulp afneemt én er blijft altijd een groep kinderen over die dat soort hulp nodig houdt. Wij zeggen: zie dit onder ogen, het speelt nu nog niet, maar we zien wel signalen in die richting.’  

Het lammetje snuffelde aan de takjes en vroeg zich af 'Wanneer is strakjes?'

De zorg die hier wordt uitgesproken is gestoeld op de valse verwachtingen die men nog steeds niet wil opgeven met betrekking tot de wijkteams. Uiteindelijk zullen die preventief gaan werken (‘vroege interventies’) en tenslotte zal de vraag naar specialistische jeugdhulp naar beneden gaan, maar tot die tijd mag er niet te snel en te rigoureus op bezuinigd worden. Dat is eigenlijk de boodschap, maar niemand weet hoe lang ‘tot die tijd’ zal gaan duren, want er wordt door geen enkele politicus of bestuurder een termijn aangegeven wanneer we de concrete resultaten mogen verwachten. Nog steeds is alles van een voorlopig karakter en slaagt men er op zijn best in om het niet slechter te doen dan in het oude systeem. Niets wijst erop dat ze het binnen korte tijd beter zullen doen en daarom spreekt men oeverloos over administratieve problemen en financieringsmiddelen, alsof dat een voldoende verklaring is waarom er nog geen betere resultaten worden bereikt.

De innovatie en transformatie van de jeugdhulp komt nog onvoldoende van de grond, constateert de TAJ verder in haar rapportage. De belangrijkste reden daarvoor is volgens Sint dat het tempo van de door het rijk opgelegde bezuinigingen niet in de pas loopt met het tempo waarin de baten van de vernieuwing van de jeugdhulp kunnen worden geïncasseerd. ‘Je hebt financiële ruimte en armslag nodig om die transformatie te kunnen beginnen.’

Ze moeten nog beginnen...

U leest het goed, de transformatie moet nog beginnen! Er komt nu een innovatiepotje (gelukkig hebben ze nog ergens 122 miljoen liggen) en daarmee gaan ze de innovatie innoveren. De Transitie was met het concept van de Sociale Wijkteams namelijk zelf de innovatie waar iedereen nu naar op zoek is. Omdat het innovatieve concept van de Wijkteams onder gemeentelijke regie en gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de financiering nog niets heeft opgeleverd aan preventie probeert men nu innovaties te bedenken binnen de innovatie die ‘Decentralisatie’ heet (Een aquarium bouwen op de bodem van je aquarium). Je hoort nu geen enkele politicus meer spreken over de laagdrempelige hulp door de wijkteams waarmee zwaardere (specialistische) of meer dwingende jeugdhulp bespaard kan worden, omdat daar om twee redenen niets van terecht zal komen. Ten eerste is de oude jeugdzorgmentaliteit onder gemeentelijke regie niet verdwenen (over het juridische aspect denken gemeenten geen controle te kunnen uitoefenen) en ten tweede is er met het handhaven van de vrije doorverwijzing via de huisarts naar specialistische hulp voor ouders de mogelijkheid om de wijkteams te omzeilen en meteen kwalitatief hoogstaande hulp te regelen voor hun kind met autisme of ADHD zonder de speculaties van sociaal werkers over de opvoed/thuissituatie met hun ‘dranghulp’ en de rest van het onheilstraject.

Geld en zorgkwaliteit

Een van de redenen waarom men ooit op het idee kwam van Decentralisatie was dat zowel de Commissie Financiering Jeugdzorg (2) als de Rekenkamer te weinig duidelijkheid kregen van Jeugdzorg Nederland over hoe ze haar geld besteedde en wat eigenlijk de kwaliteit en het effect van de hulp was. Men dacht dat er onder gemeentelijke verantwoordelijkheid beter toezicht op de financiën zou komen en meer kwaliteitsbewaking van de jeugdhulp, maar dat was een vreemde vooronderstelling omdat niemand goede instrumenten had om de kwaliteit van jeugdzorginterventies te meten. Vooral niet op de langere termijn en dat is niet zo handig als je kinderen voor vele jaren in instellingen laat wonen met een kostenplaatje van tussen de €40.000 en €80.000 per kind per jaar. Dat wil je toch wel weten of de uithuisplaatsing echt noodzakelijk was en hulp binnen het gezin werkelijk onmogelijk. Je kunt wel jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming op hun woord geloven dat ze er ‘alles aan gedaan hebben’, maar het is beter om dat goed te toetsen. En de toetsing zoals die op dit moment door de meeste rechters wordt uitgevoerd leert ons niet veel over de daadwerkelijke bedreiging van de veilige ontwikkeling van het kind en nog minder over de kwaliteit van werken van jeugdzorg. De redenering volgt vaak achteraf; het kind is uit huis dus zullen de ouders wel niet gedeugd hebben.

De 'Gekkies' mogen wel herkansen

Daar staat tegenover dat er wel veel kinderen overlijden onder toezicht van jeugdhulporganisaties, omdat de echt gevaarlijke en psychiatrische ouders vaak eindeloos mogen herkansen onder de vleugels van de hulporganisaties, want die hebben er een goede boterham aan. Waar normale ouders soms binnen korte tijd gediskwalificeerd worden door de jeugdbeschermers (en grootouders in het verleden automatisch buiten spel stonden als ‘geen belanghebbenden’) krijgen de echt hopeloze gevallen die hun hele leven hulpverleningsafhankelijk zullen blijven opvallend veel ruimte en krediet.

Een paar voorbeelden:

-Een alleenstaande moeder wil zelfmoord plegen met pillen maar bedenkt op het laatste moment dat er een baby boven ligt te slapen en besluit het niet te doen. Ze mag haar kind houden.

-Een moeder is geestelijk instabiel vanaf de geboorte van het kind (dat vier jaar onder toezicht gesteld is geweest) en doodt uiteindelijk haar kind.

-Een dronken vrouw dreigt met haar kind van het dak te springen. Ze mag het kind houden.

-Ouders die hun zeer jonge kind op internet aanbieden voor betaalde seks mogen het kind in een later stadium gewoon houden.

-Een moeder die medeschuldig was aan de fysieke mishandeling van haar kind (ex is veroordeeld) mag het kind in eerste instantie houden, maar pas als ze weigert met de Raad mee te werken wordt het haar afgenomen.

-Een kind dat onder toezicht gesteld is mag met moeder bij opa gaan inwonen die een veroordeelde pedofiel is.

-Een kind dat zijn vader zijn moeder voor zijn ogen met meerdere messteken om het leven heeft zien brengen wordt door jeugdzorg gedwongen zijn vader in de gevangenis op te zoeken.

Waar zijn al die mishandelde kinderen?

Er bestaat een ten hemel schreiende ongelijkheid in de manier waarop ouders worden beoordeeld en behandeld door jeugdbeschermers, waarbij het er de schijn van heeft dat juist de meer intelligente en mondige ouders het zwaar te verduren hebben met jeugdbeschermers en dat heeft alles te maken met de machtsverhouding. De gebrekkige toetsing van zowel de zorgkwaliteit als de ontwikkelingsbedreiging van het kind maakt van veel jeugdzorgzaken showprocessen. Sommige rechters geven aan de dossiers niet eens te lezen en varen blind op de gezinsvoogd of raadsmedewerker. Er gaat bij niemand een lichtje op over hoe het toch komt dat er al vanaf de zaak Savanna  (2004) een voortdurende campagne aan de gang is voor het sneller melden van kindermishandeling en er nog steeds hetzelfde (hypothetische) aantal kinderen in de veilige ontwikkeling wordt bedreigd. Kloppen de cijfers niet of kunnen jeugdbeschermers niet zoeken? En waarom zijn zo weinig professionals bereid een melding te doen als jeugdzorg en Veilig Thuis zo professioneel zijn? De praktijk leert ze kennelijk anders. De heksenjacht werkt overduidelijk niet, maar gaat na de Transitie onverminderd door op gemeentelijk niveau terwijl twee jaar na dato ‘de innovatie en transformatie van de jeugdhulp nog niet van de grond komt’. En dat is ook niet zo vreemd als je geen instrumentarium hebt om de zorgkwaliteit te meten en je dus de gecontracteerde aanbieders nergens op kunt afrekenen. Hoe moeten andere jeugdzorgaanbieders zo met de huidige gecertificeerde instellingen concurreren?  

Gegoochel met woorden

Het is overigens een fabeltje dat de gemeenten geen invloed kunnen uitoefenen op het verloop van gedwongen trajecten, maar voorlopig hebben ze het zo druk met hun administratieve en financiële problemen en hun verlegenheid over de ontoereikendheid van de Sociale Wijkteams die de grote belofte waren in de hele operatie dat het meten van de zorgkwaliteit waarschijnlijk onderaan hun lijstje staat. Men blijft zoeken naar nieuwe en blije methoden van jeugdhulp, snapt niet hoe de energielekken gedicht moeten worden, hoe de angst voor de jeugdzorgterreur kan worden bestreden en laat de juridische werkelijkheid voor wat ze is, terwijl daar juist de sleutel ligt tot het terugwinnen van het vertrouwen van ouders. Iedereen is gebiologeerd door het idee dat er eerder en steviger moet worden ingegrepen in gezinnen, maar niemand onderzoekt structureel de noodzaak daarvan (alleen bij gezinsdrama’s) en wat het betekent voor de verlangde laagdrempeligheid die moet zorgen voor preventie door cliëntrelaties op wijkniveau. Nu ontstaat er weer woordgegoochel met de begrippen ‘vrijwillig’/’drang’/’dwang’ alsof je daar in de praktijk een scheiding in kunt aanbrengen.(3) De hulp van jeugdzorg is nooit vrijwillig, maar altijd onder dreiging van opschaling. Het enige wat de overheid kan doen om de vrees bij ouders weg te nemen is het zorgen voor betere juridische bescherming, maar die wordt juist afgebroken. Het technische geleuter over de randvoorwaarden voor de jeugdhulp zal nog wel een tijdje doorgaan, maar wanneer gaan politici begrijpen dat jeugdzorg niet alleen de brandweer is, maar ook de pyromaan?  

Sven Snijer



(2) http://925.nl/archief/2014/05/07/professor-heertje-is-woest-over-de-perverse-prikkels-bij-jeugdzorg/ Robin Linschoten deed onderzoek in het kader Commissie Financiering Jeugdzorg en concludeerde dat het gebrek aan informatie uit de jeugdzorgsector schrikbarend is. Hij stelde dat dit gebrek aan transparantie gevolgen zou moeten hebben voor de inkoop van de jeugdzorg door de overheid.
http://www.zorgwelzijn.nl/Jeugdzorg/Nieuws/2009/3/Commissie-Linschoten-jeugdzorg-op-prestaties-afrekenen-ZWZ013745W