maandag 17 november 2014

Islam in de moderne tijd

In twee voorgaande artikelen over de moeizame integratie van de islam in onze samenleving en in de westerse wereld heb ik de nadruk gelegd op een onderbelicht aspect van de maatschappelijke discussie over dit onderwerp, de inhoud van het geloof en de rol daarvan op het functioneren van moslims binnen de context van een westerse samenleving.(1)

Huiverig als veel mensen zijn om de religie op inhoud te beoordelen, omdat ze het liever als een sociaal-culturele kwestie zien, wordt er naar mijn idee een belangrijke stap overgeslagen die voor de integratie van de islam in het westen noodzakelijk is. Het overslaan van die stap geeft voedsel aan allerlei extremistische uitingen van mensen die in hun onderbuik het gevoel hebben dat de waarden van hun eigen cultuur onder druk staan, zonder dat ze precies kunnen verwoorden wat het zwaartepunt is van de vervreemdende werking van een ander geloof. Waarom heeft de opkomst van het boeddhisme in het westen nooit dezelfde weerstand opgeroepen als de islam, of de tegenwoordig wijd verbreide yogacentra en cursussen mindfulness in het bedrijfsleven, die eveneens op oosterse ideeën zijn gegrondvest? 

Er is overduidelijk iets in grondslag van de islam aanwezig dat niet alleen uitnodigt tot radicalisering van hier in Nederland geboren allochtone jongeren, maar dat in het algemeen als minder verenigbaar wordt geacht met ons maatschappelijk systeem en onze cultuur. Ik zou dat onzichtbare element willen duiden als het ontbreken van ‘individuatie’(2), wat haaks staat op de collectivisering zoals we die momenteel waarnemen in Syrië en Irak, waar westerse jongeren zichzelf in dienst willen stellen van een utopisch geloof in een hedendaags kalifaat, alsof de tijd teruggedraaid kan worden naar het moment waarop hun geliefde profeet leefde.

Een collectieve beleving  

Met het ontbreken van de individuatie in een groot deel van de moslimwereld, waar het geloof in de eerste plaats een collectieve beleving is (zeker na het verdwijnen van de mystieke broederschappen in de laatste honderd jaar) zijn gelovigen van die signatuur veel bevattelijker voor politiek misbruik van hun geloof dan mensen in het westen. Als religie en spiritualiteit niet in de eerste plaats een persoonlijke beleving zijn, maar een groepsgebeuren dat eeuwenlang heeft doorgewerkt op alle maatschappelijke terreinen, zoals de rechtspraak, die in de islam niet zoals in het westen van de Romeinen afkomstig is, maar rechtstreeks werd afgeleid uit de religieuze boodschap en op het gezag van de profeet, kan het niet vermeden worden dat die religie bij grotere aantallen gelovigen een flinke druk zal uitoefenen op het hele maatschappelijke systeem, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse samenleving.  

Ik noem het boeddhisme en de yoga-filosofie, die afgezien van de religieuze verbondenheid en collectiviteit die ook in de landen als India en Thailand bestaan, toch als leer specifiek een persoonlijke ontwikkelingsweg betekenen die net zo goed in afzondering kan worden beoefend buiten de gemeenschap als daarbinnen. In het hindoeïsme (de Vedanta-filosofie) en het boeddhisme is de spirituele ontwikkelingsweg persoonlijk en voor het uiteindelijke resultaat afhankelijk van persoonlijke inzichten en inspanningen. Dit sluit -als je door het exotische uiterlijk van de oosterse religies heenkijkt- goed aan bij de westerse normen en waarden die ook sterk individueel bepaald zijn met zelfontplooiing en zelfontdekking als leidraad voor een gelukkig leven. 

De uitvinding van het individu

Gelukkig worden in het westen gaat vrijwel altijd om het ontdekken van jezelf en pas in tweede instantie over de integratie van dat zelf, die unieke persoonlijkheid, die in de omringende maatschappij nog verder tot ontplooiing mag komen. De uitvinding van het individu is geen ontdekking van de moderne psychologie, maar bestond in Europa eigenlijk al vanaf de tijd van de Griekse filosofen, zes -of zevenhonderd voor Christus. Daar is weliswaar een collectiviserende werking van het christelijk geloof overheen gegaan van een paar duizend jaar, maar uiteindelijk is de rede, de objectieve speurtocht naar de aard van de werkelijkheid in onze cultuur als winnaar uit de bus gekomen. De spirituele kant in het denken van de vroegere filosofen is sterk naar de achtergrond gedreven door de moderne materialistische mens, maar veel elementen daarvan zijn blijven hangen in een gedachtegoed dat we vandaag de dag omschrijven als humanisme, een wereldoriëntatie met de mens als middelpunt en niet langer de godenwereld. De spiritualiteit van die mens kan, maar hoeft niet perse tot uiting te komen, want hoe de geïndividueerde mens zijn eigen leven waarde geeft is aan hemzelf.

In een religie als de islam, waar de scheiding van kerk en staat geen natuurlijk gegeven is en niet historisch gedragen wordt, bestaat er altijd het gevaar dat wanneer mensen zich in politiek-sociale zin ontevreden voelen, zij de religie aanwenden om zich kritisch te uiten en daarbij de religieuze (goddelijke) autoriteit aanwenden om zichzelf geloofwaardig te maken. Het probleem daarbij is dat de geloofswaarheid die in de landen van herkomst een maatschappelijke werkelijkheid is -waar het individu zich altijd aan ondergeschikt moet maken om niet persoonlijk in de problemen te komen of zelfs de doodstraf te riskeren- door de niet-geïndividueerde betekenis ervan, veel mythologische trekken kent die moeilijk te rijmen zijn met de maatschappelijke werkelijkheid in onze westerse cultuur. Geloof en bijgeloof lopen dikwijls door elkaar in de beleving van de gelovigen en des te sterker naarmate de psychologische ontwikkeling van het individu ontbreekt en de moraal vooral bestaat uit aanpassing aan de (religieuze) gemeenschap. Een pijnlijk voorbeeld hiervan, was de manier waarop twee Turkse Kamerleden met een sterk religieuze oriëntatie twee dagen terug uit de PvdA-fractie stapten, waarbij ze collega Marcouch naar zijn hoofd wierpen dat ‘Allah hem zou straffen’.  

Het is nog maar een paar maanden terug dat Nederland heel even opgeschrikt werd door een pijnlijk en bijna ongeloofwaardig bericht dat Yasmina Haifi, een medewerker van het Nationaal Cyber Security Center had getwitterd, dat de Islamitische Staat (ISIS) niets met de islam te maken had, maar dat het een complot was van zionisten om ‘bewust de islam zwart te maken’. Het ging niet zomaar over een ambtenaar, maar iemand die in haar werk rechtstreeks betrekking had op het werk van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. 

De natuurlijke vijand

Wat dit bericht voor veel mensen zo onbevattelijk maakte, was de dubbelzinnigheid van een verantwoordelijke baan bij de overheid -wat verondersteld dat mevrouw Haifi een ontwikkeld mens is- en het uiten van populistische theorieën afkomstig van radicale religieuze groepen op het internet. Hoe kunnen die twee dingen samen bestaan? Het antwoord daarop moet opnieuw gezocht worden in de inhoud van het geloof en de rol die joden (hier ‘zionisten’ genoemd) krijgen toebedeeld in de Koran, het heilige boek van de moslims met daarin de openbaringen van de profeet Mohammed. Joden hebben binnen het religieuze verhaal van de islam dezelfde functie als de farizeeërs in het christendom en de sofisten in  het leven van Socrates. Ze hebben de rol van de tegenspelers, de ongelovigen, de huichelaars, die niet willen toegeven aan een hogere waarheid dan hun eigen achterhaalde ideeën en gevestigde belangen.

De farizeeërs van tweeduizend jaar geleden bestaan niet meer, net zo min als de sofisten van vierentwintighonderd jaar terug, maar de joden bestaan als groep nog wel. En dat maakt de kwestie van de islam als religie en de islam als maatschappelijke factor in de maatschappij anno 2014 wat ingewikkelder dan de culturele elite ons wil laten geloven. Het is niet slechts een kwestie van ‘leven en laten leven’ of nog meer de ‘dialoog’ met elkaar aangaan om tot een beter begrip te komen van elkaars belevingswereld. Het is de inhoud van het geloof dat een duidelijk stempel drukt op hoe er over tenminste één andere groep in de samenleving gedacht wordt door een deel van de moslims en de Palestina-kwestie die al jaren speelt in het Midden-Oosten is daarbij een dankbaar aangrijpingspunt. 

Het letterlijk nemen van de joden als het grote kwaad wordt religieus ondersteund en hoewel het in onze gematigde samenleving zelden tot echte problemen leidt, blijft het sluimeren. De onnadenkende uiting van mevrouw Haifi was daarvan maar weer eens een voorbeeld. Het is om dit soort uitingen dat ik zou willen pleiten voor een historische duiding van de islamitische geloofsinhoud langs de lat van onze westerse waarden, die de nadruk leggen op de ontplooiing van een individuele verantwoordelijkheid. Want groepen mensen als geheel wegzetten kan alleen bij een overmatige identificatie met de eigen groep, vooral als die groep regels volgt die zijn  opgesteld voor het hele maatschappelijke leven, omdat er principieel geen onderscheid wordt gemaakt tussen de geloofswaarheden en ideeën over maatschappijinrichting (islamitische wet), want dat gaat botsen met de rest van de samenleving die universeler denkt.

Reactie op de afwijzing

De negatieve kijk op joden in de islam kan historisch gezien teruggevoerd worden op het gegeven dat de joden in het Arabië van toen, niet stonden te springen om de nieuwe boodschap van de profeet van de islam te omarmen. De profeet heeft wel lange tijd in die verwachting verkeerd, want in de begintijd van het nieuwe geloof werd er zelfs nog gebeden in de richting van Jeruzalem.Veel persoonlijk ongenoegen van de profeet over de weerstand die hij ondervond van bepaalde groepen bij het verspreiden van zijn boodschap, kreeg zijn weerslag in de soera’s van de Koran. Het zou het beste zijn als dit ook als ‘persoonlijk’ opgevat zou worden en niet als een verheven waarheid van boven. Want dat is nog zo’n probleem bij het uitblijven van een spiritueel-psychologische duiding waarbij het individu centraal staat en niet de openbaring, zoals men vroeger gewoon was. Als we het moderne inzicht volgen dat inspiratie door mystici of charismatische leiders wordt ontvangen met hun eigen persoonlijkheid als grondslag, dan kan het nooit als een onaantastbare goddelijke waarheid worden aanvaard die voor iedereen geldig is. Dan geldt het eerder als een verslag van een spirituele ervaring en van een proces van verinnerlijking of vergeestelijking van degene die deze ervaringen heeft(3).

De islam is vanaf het ontstaan van de eerste openbaringen met veel tegenstand geconfronteerd geweest en de profeet heeft met zijn eerste volgelingen op zeker moment moeten vluchten (voor zijn leven) richting de stad Medina waar hij als een held werd binnengehaald. Uit naam van het geloof ondernam de profeet regelmatig plundertochten op karavanen en in de eerste eeuwen na zijn dood verspreidde de islam zich ook te vuur en te zwaard over een groot deel van de beschaafde wereld. De strijd van de profeet om zijn ideeën ingang te doen vinden, is op verschillende plaatsen in het heilige boek van de moslims terug te vinden en behelzen vaak bittere verwijten naar de tegenstanders van de profeet. Deze persoonlijke belevenissen zijn vermengd met meer spirituele waarheden en tezamen zijn ze uiteindelijk een onaantastbare geloofswaarheid geworden die we vandaag de dag kennen als de Koran. 

De toetssteen van de Rede

Het persoonlijke en het universele lopen daarin door elkaar heen en gelden vandaag de dag zonder onderscheid als ‘heilig’, wat betekent dat er niet aan getornd mag worden tot in eeuwigheid, want de profeet geldt ook nog eens als het ‘zegel der profeten’ wat de weg heeft afgesneden voor toekomstige religieuze openbaringen. Zo verkrijg je het alleenrecht op de waarheid. Wanneer een religie in de moderne tijd niet de ‘toetssteen van de rede’ kan doorstaan blijft ze een risicofactor voor de maatschappelijke stabiliteit, zeker wanneer ze groeiende is in een geseculariseerde samenleving. Mythologische thema’s van de strijd van goed tegen kwaad zijn dan niet slechts symbolen van de persoonlijke spirituele ontwikkeling, maar worden gebruikt in de politiek-maatschappelijke werkelijkheid van een andere tijd en trekken daarbij de waarneming en beleving van feiten scheef, omdat ze de mens niet individueel verantwoordelijk stellen voor de geloofsbeleving, maar ze hun waarheid mogen ontlenen aan de aantallen gelovigen en het fanatisme waarmee zij het geloof belijden.

Hoeveel humanisme en individuele verantwoordelijkheid hebben allochtone jongeren meegekregen van onze cultuur, als ze zonder problemen zich kunnen aansluiten bij een groepering in het Midden-Oosten die hoofden afhakken wel een goed idee vindt? Die het  uitroeien van mensen die een ander geloof belijden of een verkeerde variant van het geloof, kunnen goedkeuren omdat ze een ‘hogere zaak’ dienen. Juist het feit dat veel van deze radicale jongeren hun informatie (net als mevrouw Haifi overigens) van het internet halen en niet noodzakelijk van de naburige moskee, omdat die voor het grootste deel in Nederland gematigd zijn, zou de Nederlandse overheid aan het denken moeten zetten over hoe ze zich willen verhouden tot de geloofsinhoud van de islam in de wereld van vandaag. Want je kunt met instituties wel afspraken maken over de manier waarop je bepaalde maatschappelijke sentimenten in goede banen kunt leiden, maar wanneer jongeren zich rechtstreeks richten op informatie over hun geloof uit niet-westerse bronnen, dan krijgen we een influx van mythologische waarheden die de rede en het relativeringsvermogen van de jeugd hier ter plaatse verder zullen ondermijnen.

Er zou op initiatief van de Nederlandse overheid een duidelijke visie moeten worden ontwikkeld op de manier waarop de islam in Nederland zich het beste kan ontwikkelen en integreren en dat behelst naar mijn idee geen buitenlandse imams of generalisaties over bepaalde bevolkingsgroepen, die niet geloofsinhoudelijk mogen worden betwist. 

Geen uitzondering voor de islam

De islam is niets heiliger dan andere religies en kan op den duur niet als een volksgeloof blijven voortbestaan binnen onze kennismaatschappij. Er zal een islamitische intellectuele laag moeten komen in onze samenleving, die de verbinding weet te maken tussen het islamitisch geloof als sociaal bindend element, waarbij ook etniciteit een rol speelt en de islam als religieus-sociaal model binnen de context van de westerse samenleving. Als dat niet gebeurt blijven we achter de radicale feiten aanlopen, die voortvloeien uit het niet juist kaderen van religieuze en spirituele waarheden in de islam, waarvan een aantal van de ermee samenhangende sociaal-culturele en juridische elementen die hebben beantwoord aan de tijd en omstandigheden waarin ze zijn ontstaan, niet langer van nut zijn voor de samenleving in onze tijd en er zelfs een bedreiging voor kunnen vormen.

De geloofsinhoudelijke discussie met de islam uit de weg gaan, staat gelijk aan de deur open zetten voor twee soorten van radicalisering; die van allochtone jongeren in Nederland die opgroeien in kansarme buurten en van een groeiende groep autochtone Nederlanders die steeds meer geneigd zijn de islam gelijk te stellen met de meest extreme uitingen ervan. Integratie van de islam in het westen zal onvermijdelijk uitlopen op een meer individuele geloofsbeleving, die eerder een Nederlandse identiteit zal hebben en op de Nederlandse situatie van toepassing is, dan op een collectieve geloofsbeleving samen met broeders en zusters uit landen waar mensenrechten nog geen normaal onderdeel van de maatschappij uitmaken, omdat het archaïsche karakter van het geloof nog te overheersend is. Het uitdagen van dat archaïsche karakter is een belangrijke taak voor onze samenleving, als we willen dat de integratie van de islam in Nederland (en in de westerse samenleving) enige kans van slagen heeft. 

Sven Snijer


(1)http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2014/11/het-niet-genoemde-bezwaar.html

(2)Het verschil tussen 'individuatie' en individualisme is dat het eerste begrip de betekenis heeft van persoonlijke ontwikkeling en zelfontplooiing, terwijl het tweede betrekking heeft op het 'op zichzelf georiënteerd zijn', niet noodzakelijk vanuit groei of ontwikkeling.

(3)In dit verband is het belangrijk om op te merken dat er in het hindoeïsme of het boeddhisme nooit sprake kan zijn van de overwinning van het 'ware geloof', zoals in het christendom en de islam eeuwenlang het streven was, omdat de hoogste overwinning in eerdergenoemde levensbeschouwelijke systemen aan het individu toevalt, die transformeert tot een 'ontwaakte', een 'verlichte' of gerealiseerde ziel.