donderdag 7 september 2017

Moet de overheid de verbeelding stimuleren?



Gisteren sprak Robert Dijkgraaf bij DWDD (6 september 2017) over het Nederlandse onderwijs dat volgens hem ‘hard op de rem trapt van de verbeelding’.(1) Hij hield een pleidooi voor een vorm van onderwijs die meer ruimte geeft aan de eigen creativiteit en verbeelding van leerlingen volgens een patroon dat we wel vaker tegenkomen bij allerlei mensen wiens beroepsmatige plicht het is om de grenzen van het menselijk weten op te schuiven richting de onbekende toekomst. Meestal hebben ze een of ander wetenschappelijk beroep verbonden met kennis over het heelal, met computertechnologie of iets in de kunst, de architectuur of een combinatie daarvan. Het is de groep gelukkige mensen die wel mogen doen waar anderen geen tijd en geen geld voor hebben, hardop dromen over de wereld van morgen in een academisch klimaat dat daarvoor wil betalen. En daar wringt natuurlijk de schoen, want het probleem van ons onderwijs is niet dat er te weinig ruimte is voor de eigen creativiteit, maar dat er op hoger niveau vanuit de ministeries steeds vaker de eis komt aan wetenschappers om resultaatgericht te werken en dat betekent een verarming van de wetenschappelijke cultuur in relatie tot de toekomst die wat verder weg ligt.

Vrijplaatsen

Het wordt zoals Dijkgraaf aangeeft steeds moeilijker om het geluk te hebben als wetenschapper dat de één of andere onbelangrijke geachte vorm van wetenschappelijk onderzoek opeens toch heel belangrijk blijkt te zijn voor de veranderende omstandigheden en noodzakelijkheden in de wereld vanmorgen. Als voorbeeld gaf hij daarbij het onderzoek dat leidde tot een medicijn tegen het Ebola-virus. Als er op universiteiten niet meer naar hartenlust gebrainstormd mag worden met schijnbaar nutteloze concepten die uiteindelijk toch in een klein percentage van de gevallen kunnen leiden tot grote wetenschappelijke doorbraken, dan gaan we als samenleving last krijgen van wetenschappelijke bijziendheid. Toch kwam ik in het betoog van Dijkgraaf weinig concrete voorbeelden tegen die zijn pleidooi om het Nederlandse onderwijs over de hele linie anders in te richten duidelijk konden illustreren. Wat het meest de nadruk kreeg was het begrip ‘vrijplaatsen’ die bedoeld waren voor de hiervoor genoemde brainstormsessies voor geniale, maar vaak minder praktisch ingestelde geesten. Nu heb ik met dat woord vrijplaats een wat benauwde alternatieve associatie, want het wordt vaak gebruikt in kringen van kunstenaars die ergens op een halfbeschaafde plek op de grens van stadsleven en wilde natuur een commune beginnen met elkaar om vrijer, spiritueler of anarchistischer te leven. De kunst die dit soort plaatsen voortbrengt is vaak geheel ondergeschikt aan het samenlevingsideaal en ik geloof niet dat nieuwe culturele of wetenschappelijke revoluties zo ontstaan.

‘Wees maar vrij’

Maar zelfs als we er uitsluitend academische vrijplaatsen mee bedoelen -betaald worden om op een universiteitsstoel achterover te leunen en in de geest weg te drijven naar de randen van het universum- vrees ik dat het vooral luilakken zal aantrekken en niet de echt creatieve geesten. We weten van schrijver W.F. Hermans dat hij zijn taak als onderwijzer vaak verzaakte om stiekem aan zijn boeken te werken, omdat hij dat interessanter vond dan het suffe onderwijsklimaat. Hij creëerde zijn eigen vrijplaats zonder toestemming en ik denk dat het ook zonder toestemming moet gebeuren om authentiek te zijn. Bedrijven als Google verzinnen zelf vrijplaatsen voor hun medewerkers en dat komt omdat die bedrijven gericht zijn op de toekomst en constante vernieuwing. Maar dit geldt niet overal en voor iedereen. Je kunt als schapenhond moeilijk op een dag tegen de kudde zeggen ‘Wees maar lekker vrij’ want die arme dieren weten niet wat ze ermee aan moeten. De bewaker van de kudde legt niet alleen restricties op, maar geeft ook bescherming tegen wolven. Het probleem met overenthousiaste visionaire mensen als Dijkgraaf is dat ze moeilijk kunnen erkennen dat veel mensen helemaal niet zo’n behoefte hebben om alles uit het leven te halen wat erin zit, omdat ze het prima hebben zoals het is of op zijn minst de huidige toestand verkiezen boven het risico van een mislukking voorbij de horizon. Nederland is van oudsher een land van handelaren en dominees die weinig ophebben met het eenzame genie. Je kunt je als Nederlander maar beter nuchter voordoen, om de kwetsbare gevoelens die vaak schuilen net onder de oppervlakte van ons gemoed een beetje in toom te houden.

‘Functionslust’ versus vrijplaats

Volgens mij moeten we geen vrijplaatsen creëren vanuit de overheid, want je hoeft mensen niet meer vrijheid geven dan ze willen of aankunnen en geen veralgemenisering maken van een probleem dat vooral in het hoger onderwijs speelt. Zorgelijk is wel de steeds grotere nadruk op prestatieleren in het onderwijs aan jonge kinderen (2) en de versmalling van de onderzoeksmogelijkheden op universiteiten (en hoogleraren die full time sponsors moeten zoeken), want dat maakt het proces van kennisverwerving wel heel erg tot een ‘u vraagt, wij draaien-fenomeen’. Aristoteles maakte 400 v. Chr. al het onderscheid tussen de praktische kennis van wetenschappen en de ‘Eerste filosofie die zichzelf tot doel had. Nu verwacht ik niet dat de regering ooit van plan is om mensen uitkeringen te verschaffen om thuis de hele dag op het hoogste Zijn te contempleren (aangenomen dat we dat zouden willen), maar het zou wel eens prettig zijn als er vanuit het ministerie van onderwijs een duidelijke impuls kwam om leerlingen bij te brengen dat ‘leren om het leren’, kennis als zelfontplooiing en ‘functionslust’(3) een wezenlijk onderdeel is van het leven en dat niet alles persé onmiddellijk commercieel toepasbaar hoeft te zijn, want ze hoeven niet enkel opgeleid te worden om te voldoen aan de eisen van de markt. De overheid kan de markt ook stimuleren om zoveel mogelijk banen te scheppen die met de individuele kwaliteiten van mensen rekening houden, zodat ze bij het verdienen van hun brood er nog een beetje lol aan beleven ook.

Sven Snijer




(3)Begrip afkomstig van de humanistische psychologie van Charlotte Bühler.