In het islamdebat wordt wereldwijd eenzijdig de nadruk gelegd op het gegeven dat
de meerderheid van moslims vredelievend of tenminste niet gewelddadig is en dat
het extremistische geweld uit naam van de islam wordt gepleegd door een kleine
minderheid. Feitelijk is dat ook zo, maar dat verklaart niet waarom het iedere
keer de islam is die wordt ‘gegijzeld’ door extremisten en niet bijvoorbeeld
het boeddhisme, het hindoeïsme of het christendom. Hoewel ook in andere
religies soms militante bewegingen kunnen ontstaan, worden ze er anders dan bij
de islam niet mee vereenzelvigd, omdat de kernwaarden van de meeste religies
niet met extremistisch geweld te verenigen zijn. Radicalisme en geweld zijn in veel
gevallen daadwerkelijk een verdraaiing van de boodschap van vrede en liefde.
Wat
bij de discussie over de islam opvalt is dat veel politici niet in staat zijn
het Arabische woord voor ‘vrede’ (salaam) te onderscheiden van het woord
‘onderwerping’ (islam) en consequent de moslims napraten dat de islam vrede is.
Dat is volgens de Britse islamcriticus Douglas Murray echter geen werkelijkheid
die we dagelijks om ons heen zien, maar een politiek van hoop en wensdenken.
Het is bedrieglijk om de spirituele belofte van sereniteit en welzijn, die in
de islam verbonden is met een islamitisch maatschappijideaal, te verwarren met
een vreedzame manifestatie van dit geloof richting andersdenkenden of zelfs
maar met tolerante en vreedzame ideeën. Noch in ideologische, noch in concrete
zin manifesteert de islam zich wereldwijd op een vreedzame wijze en het is te
gemakkelijk om er een cijfermatig spelletje van te maken en de discussie te verlammen
met het non-argument dat de meerderheid niet aan de terreur meedoet. Het gaat bij
islamitisch extremisme uiteindelijk niet om de aantallen terroristen, maar om
de dissociërende reacties van geloofsgenoten die het geweld als volkomen vreemd
aan hun religie beschouwen en op die manier in feite meehelpen de terreur in
stand te houden, omdat het een pertinente onwaarheid is en de extremisten zich
daar heel goed van bewust zijn. De schaduwzijde van een religie kan pas aangepakt
worden als eerst wordt erkend dat deze bestaat.
Geromantiseerd beeld
Voor moslims die de werkelijke geschiedenis van hun religie en de levensgeschiedenis van hun profeet niet kennen -buiten het geromantiseerde beeld dat hun geloofstraditie ze voorspiegelt- is er uiteindelijk geen ontkomen aan dat ze sterk ontnuchterd zullen worden binnen de context van een westerse samenleving, waar geloof niet heilig is. Westerse politici doen hun uiterste best om deze pijn voor hen en voor zichzelf uit te stellen, niet in de laatste plaats vanwege hun gebrekkige kennis op dit gebied, maar het is een onontkoombare werkelijkheid waar we allemaal mee te maken krijgen. Mohammed als ‘held van het geloof’, valt niet samen met de wetenschappelijke biografie van een spiritueel zoeker die per abuis een geestelijke werkelijkheid ontdekte, die hem uiteindelijk een aanzien en een macht verschafte waar hij maar moeilijk mee kon omgaan. Het is de grote uitdaging voor de islamitische wereld om van de goddelijk geïnspireerde profeet Mohammed weer een gewoon mens te maken, die een proces heeft doorgemaakt van het verkrijgen van visionair bewustzijn, zonder de aard van dit proces echt te begrijpen en op goed geluk met vallen en opstaan een geloofsgemeenschap formeerde, waarbij zijn persoonlijke, politieke en militaire belangen steeds meer begonnen door te klinken in zijn spirituele boodschap.
Geromantiseerd beeld
Voor moslims die de werkelijke geschiedenis van hun religie en de levensgeschiedenis van hun profeet niet kennen -buiten het geromantiseerde beeld dat hun geloofstraditie ze voorspiegelt- is er uiteindelijk geen ontkomen aan dat ze sterk ontnuchterd zullen worden binnen de context van een westerse samenleving, waar geloof niet heilig is. Westerse politici doen hun uiterste best om deze pijn voor hen en voor zichzelf uit te stellen, niet in de laatste plaats vanwege hun gebrekkige kennis op dit gebied, maar het is een onontkoombare werkelijkheid waar we allemaal mee te maken krijgen. Mohammed als ‘held van het geloof’, valt niet samen met de wetenschappelijke biografie van een spiritueel zoeker die per abuis een geestelijke werkelijkheid ontdekte, die hem uiteindelijk een aanzien en een macht verschafte waar hij maar moeilijk mee kon omgaan. Het is de grote uitdaging voor de islamitische wereld om van de goddelijk geïnspireerde profeet Mohammed weer een gewoon mens te maken, die een proces heeft doorgemaakt van het verkrijgen van visionair bewustzijn, zonder de aard van dit proces echt te begrijpen en op goed geluk met vallen en opstaan een geloofsgemeenschap formeerde, waarbij zijn persoonlijke, politieke en militaire belangen steeds meer begonnen door te klinken in zijn spirituele boodschap.
Misvattingen
over geloof
Er
bestaan bij religieuze en niet-religieuze mensen verschillende misvattingen
over het wezen van religie en het is hierdoor gemakkelijk om in een verkeerde
en ondoelmatige discussie verzeild te raken. Als eerste is er de misvatting bij
velen dat religie een gevoelsbeleving is, wat geheel in strijd is met de
dogmatiek in iedere religie, de opsomming van geloofswaarheden die door het
hele collectief van gelovigen aanvaard moet worden om überhaupt tot het geloof
te mogen behoren. Wat mensen voor emoties beleven bij hun religie is altijd
ondergeschikt aan wat zij geloven. Religie bestaat uit denkbeelden en die
worden verondersteld hoger te staan dan de persoonlijke mening van een gemiddeld
individu. Daarom is het ook zo moeilijk argumenteren met fanatieke gelovigen
die rationele tegenargumenten niet eens erkennen, omdat deze niet van god afkomstig
zijn, maar slechts van een menselijk bewustzijn, waarbij ze op grond van
napraterij menen zelf aan de kant van God te staan. Het ’gekwetst’ zijn van
gelovigen moet dan ook niet opgevat worden als een schending van de integriteit
van hun gevoelsbeleving, maar als een verhulde manier om bekrompen religieuze
overtuigingen af te schermen tegen rationaliteit en universaliteit.
Een
tweede belangrijke misvatting over religie in onze cultuur is het idee dat
religie een geloofsinhoud bevat waar men ‘in moet geloven’ zoals een kind
gelooft in Sinterklaas, de Kerstman of Klaas Vaak. ‘Geloof jij in God?’ is in
dit verband een veel voorkomende, maar vanuit ontologisch oogpunt zeer
eigenaardige vraag die het bestaan van de ultieme Realiteit afhankelijk maakt van
een persoonlijke mening. God lijkt te verschijnen en te verdwijnen met onze
persoonlijke voorkeur en mentale overtuiging. Dit hangt nauw samen met de
geschiedenis van het Jodendom en het christendom, beiden openbaringsreligies
die geen theoretische kennisbasis hebben ontwikkeld waarmee religieuze en
spirituele ervaringen konden worden geduid als bewustzijnstoestanden in verschillende
gradaties van morele verheffing, zoals in het boeddhisme of de Vedanta
(hindoe-filosofie). Simpel gezegd, de religie is in het Midden-Oosten en Europa
nooit een ‘wetenschap’ geworden. Een ervaringswetenschap waarbij niet geloof
bepalend is -met de beelden die daarbij horen (god, engel, hemel, Koninkrijk, Messias,
Zoon)- maar de persoonlijke discipline, het onderscheidingsvermogen en het
vermogen tot onthechting van de spirituele zoeker. In spirituele kennissystemen,
zoals in het westen bijvoorbeeld het Pythagoreïsche denken, het Hermetisme en
het Neoplatonisme, zijn visioenen en boodschappen deels reëel en deels irreëel,
omdat de realiteit van het Zelf, het latent goddelijke bewustzijn er niet door
overschaduwd mag worden. Ze worden als tijdelijke en relatieve werkelijkheden
gezien, maar zijn geen einddoel. In de kennismystiek bestaat geen persoonlijke
God, die een boodschap heeft voor zijn volk of voor de hele wereld. De
spirituele zoeker betrekt alles op zichzelf en ontplooit in de wereld een
persoonlijke ontwikkelingsweg en een maatschappijideaal die in harmonie zijn
met de Rede.
Psychologische frictie
Het is geen toeval dat juist de meer ontwikkelde mensen in de westerse samenleving, wanneer ze het gevoel hebben dat ze bereikt hebben waar ze van droomden op het gebied van carrière, persoonlijke ontwikkeling, sociaal leven en creatieve ontplooiing, in het boeddhisme een weg zien om zich verder te ontwikkelen als mens. Het boeddhisme is een kennissysteem, waarbinnen de spirituele ervaringen altijd gerelateerd zijn aan bewustzijnstoestanden die bekend zijn aan de leraren van de traditie, die beschreven zijn in de geschriften en waar buiten de persoonlijke ervaring van de beoefenaar om, niemand anders mee wordt lastig gevallen, omdat het uit een ‘hogere werkelijkheid’ ontspringt. Het is een leer die voor een belangrijk deel in overeenstemming is met de geestesgesteldheid van de moderne westerse mens, die het boeddhistische zelfonderzoek in lijn ziet met de psychologie waar velen mee bekend zijn via gesprekstherapie, bedrijfstraining, relatietherapie en allerlei wegen van persoonlijke bewustwording. In onze cultuur zijn we gewend om dingen op onszelf te betrekken (soms misschien zelfs te vaak) waardoor we een grote psychologische afstand ervaren ten opzichte van openbaringsgeloof, dat van buitenaf wordt aangeboden. Wie in het geloof wil stappen, moet zijn zelfbewustzijn overgeven en niet alleen aan god, maar ook aan een geloofsformule, zoals een offer van de ‘Zoon van god’ die voor ‘ons’ aan het kruis is gestorven. Zelfs voor degenen die hier echt in geloven bestaat er een enorme psychologische frictie met de algemene cultuur, die juist eigen verantwoordelijkheid en zelfontplooiing aanmoedigt en allerminst verlossing door een ander. Het verlangen naar ‘verlossing’ door de therapeut wordt zelfs wetenschappelijk geduid met de term ‘overdracht’, om aan te geven dat dit verschijnsel alleen tijdelijk mag optreden.
Een andere misvatting over het geloof in onze cultuur, is dat het in hoge mate verantwoordelijk zou zijn voor ons huidige beschavingsniveau en onze humanitaire waarden. Het is echter vooral de filosofie geweest die vanaf zeshonderd voor christus zijn invloed heeft doen gelden, lange tijd als een ‘ondergrondse beweging’ onder de heerschappij van een middeleeuwse kerk, om op zeker moment tijdens de Franse revolutie aan de oppervlakte te komen om zijn universele waarden en idealen ten toon te spreiden. Het gedachtegoed van allerlei spirituele en filosofische stromingen die een gemene deler hadden in de leer van Plato, Hermes en de Griekse geest in het algemeen, was niet alleen verantwoordelijk voor de Franse revolutie, maar vormde ook in belangrijke mate de politieke blauwdruk van het nieuwe land Amerika, dat zou uitgroeien tot een wereldmacht. Van alle wilde samenzweringstheorieën die de ronde doen over rozenkruisers, vrijmetselaars, illuminati en anderen die de esoterische kennis door de eeuwen heen hebben doorgegeven, is in ieder geval dit waar dat ze achter veel meer ontwikkelingen zaten dan in de conventionele geschiedschrijving wordt aangenomen. De invloeden van de spirituele filosofen verenigd in broederschappen en loges is van onschatbare waarde geweest om de macht van de kerk, die vertrouwde op blind geloof te breken. Ook de wetenschap is voornamelijk tot ontwikkeling gekomen door mensen die een pad van kennis volgden voor hun persoonlijke geestelijke ontplooiing, waardoor de mens uiteindelijk ook in materiële zin zelfstandig kon worden en onafhankelijk van een blind noodlot.
Het is geen toeval dat juist de meer ontwikkelde mensen in de westerse samenleving, wanneer ze het gevoel hebben dat ze bereikt hebben waar ze van droomden op het gebied van carrière, persoonlijke ontwikkeling, sociaal leven en creatieve ontplooiing, in het boeddhisme een weg zien om zich verder te ontwikkelen als mens. Het boeddhisme is een kennissysteem, waarbinnen de spirituele ervaringen altijd gerelateerd zijn aan bewustzijnstoestanden die bekend zijn aan de leraren van de traditie, die beschreven zijn in de geschriften en waar buiten de persoonlijke ervaring van de beoefenaar om, niemand anders mee wordt lastig gevallen, omdat het uit een ‘hogere werkelijkheid’ ontspringt. Het is een leer die voor een belangrijk deel in overeenstemming is met de geestesgesteldheid van de moderne westerse mens, die het boeddhistische zelfonderzoek in lijn ziet met de psychologie waar velen mee bekend zijn via gesprekstherapie, bedrijfstraining, relatietherapie en allerlei wegen van persoonlijke bewustwording. In onze cultuur zijn we gewend om dingen op onszelf te betrekken (soms misschien zelfs te vaak) waardoor we een grote psychologische afstand ervaren ten opzichte van openbaringsgeloof, dat van buitenaf wordt aangeboden. Wie in het geloof wil stappen, moet zijn zelfbewustzijn overgeven en niet alleen aan god, maar ook aan een geloofsformule, zoals een offer van de ‘Zoon van god’ die voor ‘ons’ aan het kruis is gestorven. Zelfs voor degenen die hier echt in geloven bestaat er een enorme psychologische frictie met de algemene cultuur, die juist eigen verantwoordelijkheid en zelfontplooiing aanmoedigt en allerminst verlossing door een ander. Het verlangen naar ‘verlossing’ door de therapeut wordt zelfs wetenschappelijk geduid met de term ‘overdracht’, om aan te geven dat dit verschijnsel alleen tijdelijk mag optreden.
Een andere misvatting over het geloof in onze cultuur, is dat het in hoge mate verantwoordelijk zou zijn voor ons huidige beschavingsniveau en onze humanitaire waarden. Het is echter vooral de filosofie geweest die vanaf zeshonderd voor christus zijn invloed heeft doen gelden, lange tijd als een ‘ondergrondse beweging’ onder de heerschappij van een middeleeuwse kerk, om op zeker moment tijdens de Franse revolutie aan de oppervlakte te komen om zijn universele waarden en idealen ten toon te spreiden. Het gedachtegoed van allerlei spirituele en filosofische stromingen die een gemene deler hadden in de leer van Plato, Hermes en de Griekse geest in het algemeen, was niet alleen verantwoordelijk voor de Franse revolutie, maar vormde ook in belangrijke mate de politieke blauwdruk van het nieuwe land Amerika, dat zou uitgroeien tot een wereldmacht. Van alle wilde samenzweringstheorieën die de ronde doen over rozenkruisers, vrijmetselaars, illuminati en anderen die de esoterische kennis door de eeuwen heen hebben doorgegeven, is in ieder geval dit waar dat ze achter veel meer ontwikkelingen zaten dan in de conventionele geschiedschrijving wordt aangenomen. De invloeden van de spirituele filosofen verenigd in broederschappen en loges is van onschatbare waarde geweest om de macht van de kerk, die vertrouwde op blind geloof te breken. Ook de wetenschap is voornamelijk tot ontwikkeling gekomen door mensen die een pad van kennis volgden voor hun persoonlijke geestelijke ontplooiing, waardoor de mens uiteindelijk ook in materiële zin zelfstandig kon worden en onafhankelijk van een blind noodlot.
De
Franse revolutie is van cruciaal belang geweest in de westerse geschiedenis,
omdat daar het monopolie op geestelijk welzijn van de religie werd weggenomen
en mensen zelf hun geestelijke ontplooiing ter hand konden nemen. Ze konden
kiezen voor filosofie, spiritualiteit, atheïsme, deïsme, geloof in de
wetenschap, in het menselijk geweten, in maatschappelijke rechtvaardigheid en
in vooruitgang. Ze begonnen op allerlei manieren zichzelf en elkaar op te
voeden. Het steeds verder terrein verliezen door de religie, heeft er toe
geleid dat de wetenschap geheel zelfstandig kon worden en dat de mens bij zijn
ontplooiing in toenemende mate zijn geluk is gaan bouwen op haar inzichten, in fysieke
en geestelijke zin. Met name de intrinsieke waardering van het gevoelsleven is
een enorme winst geweest voor het door schuld -en zondebesef gekwelde
bewustzijn van de religieuze mens van weleer. De wetenschap heeft het met haar
gestructureerde onderzoeksmethoden voor elkaar heeft gekregen, een algemeen
geluk en welzijn voor de mens te creëren waar hij in het verleden in hoge mate
het geloof voor nodig had. Het geloof in iets daarboven dat het miezerige
aardse bestaan een sprankje hoop gaf, omdat er in concrete zin aan de
levensomstandigheden vaak niet veel gedaan kon worden. Hoewel de moderne mens
allesbehalve een ‘meester’ van zijn lot genoemd kan worden, is hij wel een
soort manager die zijn levensomstandigheden enigszins naar zijn hand kan zetten
en voor een behoorlijk deel zelf kan bepalen hoe zijn toekomst eruit ziet. Er
is voor de gemiddelde burger van vandaag een grotere vrijheid en
zelfbeschikking dan er in het verleden voor de welgestelde en ontwikkelde
mensen mogelijk was.
Spraakverwarring
De
spraakverwarring tussen westerlingen en mensen uit andere delen van de wereld,
is het facultatieve karakter dat spiritualiteit en religie vaak hebben voor de
westerling. ‘Geloof je in god?, reïncarnatie?, geesten?, natuurmagie?, telepathie?,
reiki?, helderziendheid? ufo’s?, parallelle universums? Voor alles kunnen we een
denkbeeldige vragenlijst invullen, die waarschijnlijk iedere vijf jaar
verandert, omdat we er iedere keer opnieuw over nadenken en nieuwe kennis en ervaringen
toetsen aan eerdere inzichten. Wie in een niet-westers land geboren wordt,
beschouwt religie meestal niet als een keuze. Er bestaat eigenlijk alleen de
keuze tussen volledige participeren in het geloof of het op een wat
halfslachtige manier doen. Er is nog de variatie tussen spiritueel en orthodox,
meer of minder volksgeloof en meer of minder etnische bepaaldheid. Vrij zijn om
te geloven wat je wil is eigenlijk een vreemd westers idee, dat de vrije keuze
hoger stelt dan de invulling van die keuze. De mogelijkheid om te veranderen is
altijd op de achtergrond aanwezig en is zelfs een essentieel onderdeel van de
levensovertuiging. Niemand heeft de waarheid in pacht, maar we streven naar
kennis en inzicht en het één past beter bij ons dan het andere.
Voor
niet-westerlingen ligt dat heel anders. De religie is voor hen in de eerste
plaats een sociaal verschijnsel en vraagt om aanpassing van het individu aan de
groep. De waarheid is al geopenbaard, dus daar hoeven mensen zelf hun hoofd
niet meer over te breken en het niet gehoorzamen aan religieuze wetten zorgt voor
zowel theologische als sociale onrust. In die context moet de islamdiscussie in
het westen begrepen worden. Als een botsing tussen een geïndividueerde cultuur
(meer dan ‘individualistisch’) en een collectieve cultuur, een kenniscultuur en
een geloofscultuur, een traditionele cultuur en een geëmancipeerde cultuur, een
cultuur van openheid en expressie en een schaamtecultuur. Er is in de
islamitische wereld nooit een kritische reflectie geweest op de eigen
geloofsinhoud, waardoor de invulling van het geloofsleven door moslims nooit op
dezelfde manier een keuze kan zijn als voor de westerling. Een christen kiest
in Nederland bewust voor zijn geloof, ondanks de eeuwen van kritiek die deze
religie te verduren heeft gehad. Voor wie de snoeiharde geloofskritiek niet het
ene oor in -en het andere oor uit is gegaan, zal de religie vooral een spirituele
beleving zijn met humanistische trekken, want alleen voor de blind gelovigen
die opzettelijk alle ontmythologiserende ontdekkingen van de laatste paar
honderd jaar hebben genegeerd, is letterlijk geloof in alles wat in de bijbel
staat geschreven nog mogelijk.
In
de islamitische wereld stond de geloofswaarheid nooit ter discussie en het
leven van de profeet Mohammed is daarom een heilsgeschiedenis, ook voor moslims
in het westen. Moderne moslims verbeelden zich dat ze hun ‘eigen beleving’ van
het geloof hebben, maar ze snappen niet dat dit geen realiteit kan zijn in
concrete zin, als niet aan de geloofsfundamenten zelf getornd mag worden. Het
is alleen ‘eigen’ binnen de gegeven context. Als met een religieuze, niet-wetenschappelijke
blik naar het geloof gekeken wordt, kan er alleen een religieuze waarheid worden
gezien. Een geopenbaarde religie kan in een kenniscultuur nooit onaangetast
blijven, omdat de rationele inzichten van mensen die niet-gelovig zijn in
botsing komen met het statische karakter van een voor altijd vastgelegde geloofswaarheid.
Openbaringsgeloof hoort thuis in de specifieke tijd waarin ze ontstond. Ze
verandert heel moeilijk mee met de cultuur, omdat het volgens de gelovigen het ‘woord
van God’ is, waarbij God, of een engel van God verondersteld wordt ‘persoonlijk’
zijn wil te hebben medegedeeld. Daar kun je moeilijk over discussiëren of
zeggen dat je het anders ziet. Een onpersoonlijk godsbeeld daarentegen, zoals
boeddhisme of Vedanta, laat meer ruimte voor eigen interpretatie (filosofisch
discours) en er wordt ook niet zo snel iemand beledigd (God, maar eigenlijk de
gelovige). Geloof in een openbaringsreligie wil zeggen ‘geloven dat God iets
heeft verordonneert en daaraan gehoorzamen’. Wie niet gehoorzaamt is ‘ongelovig’,
want diegene betwist het gezag van een hemelse macht en in die zin zijn
onderwerping en geloof hecht met elkaar verbonden. Als iemand gelooft, moet hij
zich confirmeren aan de rest van de geloofsgemeenschap die hetzelfde gelooft, die
met hetzelfde instemt, die aanneemt dat God op zeker moment echt gesproken
heeft en zijn wil heeft vastgelegd. Openbaringsreligies zijn onwrikbaar en
lenen zich niet voor een vloeiend en veranderend wereldbeeld. Ze verwarren het
eeuwige wezen van God met de tijdelijke uitstorting van spirituele kennis, van ‘boodschappen’
en visioenen die aan verschillende profeten en zieners in verschillende tijden
en in verschillende culturen zijn geopenbaard. Het dogma van de moslims dat
Mohammed het ‘zegel der profeten’ is, getuigt van die inflexibiliteit. Iedereen
die na de sluitingsdatum beweert een goddelijke inspiratie te hebben ontvangen
wordt beschouwd als een fantast of een leugenaar en dienovereenkomstig
behandeld.
In
het hindoeïsme en het boeddhisme is er nooit een afsluiting geweest van
goddelijke of spirituele inspiratie (1). Tot in onze tijd kunnen er nieuwe
boeddha’s geboren worden, gerealiseerde yogi’s en Vedische zieners, omdat
niemand de spirituele en religieuze waarden van deze religies als zijn eigendom
beschouwt. Er kan niets bedreigd worden en er kan niets verloren gaan. Hooguit
kan de traditie verwateren als er te weinig kandidaten zijn voor de ontplooiing
van een spiritueel leven, maar er dreigt geen ‘hel en doemenis’ als mensen
andere wegen kiezen voor zichzelf dan de religieuze of mystieke. Het is geen
toeval dat juist in zo’n spiritueel klimaat de religie universeel, veelkleurig
en geweldloos is, waarbij ieder zijn eigen discipline beoefend binnen een groter
kader van algemene geloofswaarheden waar de meesten zich in kunnen vinden,
zoals het persoonlijke en onpersoonlijke aspect van het Opperwezen, een
gemanifesteerde en een ongemanifesteerde werkelijkheid, geloof in meerdere
levens, een pad van kennis, van yoga, van aanbidding en van ‘goede werken’. Het
principe van een doorgaande openbaring, of beter gezegd de altijd aanwezige
mogelijkheid voor iedere spirituele zoeker om in zichzelf een hoger bewustzijn
aan te boren, waarmee de begrenzingen van de tijd-ruimtelijke wereld kunnen
worden overstegen, sluit veel beter aan bij onze westerse cultuur dan een
openbaringsreligie die een eenmaal geopenbaarde waarheid ‘verzegelt’ en
verklaart dat niemand daar meer aan mag komen. Waar men in moet geloven. In een
kennismaatschappij is alle kennis ‘materiaal voor onderzoek’ en geen object dat
voor altijd achter het glas van een vitrinekast bewaard moet worden, ter
bewondering en aanbidding. Geloofswaarheden zijn een ‘stilstand’ te midden van
een zich ontwikkelende samenleving, die vooral bij een te letterlijk idee van
goddelijke en onveranderlijke waarheid, ontwrichtend werken op het
maatschappelijk leven of het in ieder geval niet vooruit helpen.
‘De drie
hinderpalen’
De
drie Semitische openbaringsreligies Jodendom, christendom en islam, hebben
buiten het nadeel dat de ‘persoonlijke’ boodschap van God is vastgelegd en
moeilijk mee verandert met de ontwikkelingen van de tijd, ook nog de
tekortkoming dat ze niet universeel zijn. Je hoort erbij of niet, je gelooft erin
of niet. Het geloof is exclusief en moet beschermd worden tegen ‘ongelovigen’,
heidenen, ketters, afvalligen en sceptici, terwijl dat bij religies die op
kennis gebaseerd zijn niet aan de orde is. Je bent geïnteresseerd in het boeddhisme
of je laat het links liggen, maar je brengt het geloof niet in gevaar als het
je niet aanstaat. De Boeddha is niet beledigd wanneer mensen de boeddhistische
leer verwerpen. Hoe anders is dat bij christenen en moslims die vol ‘liefde’
spreken over hun profeet/ verlosser. Wanneer mensen niet met hun geloof
instemmen zijn ze persoonlijk aangedaan en van mening dat ze het misschien nog
een paar keer moeten uitleggen, ditmaal met nog meer persoonlijke overtuiging
en overvloedige verwijzing naar schrift, er geen moment bij stilstaand dat
mensen die het gezag van de heilige schrift sowieso niet erkennen, met nog geen
honderd verwijzingen ernaar tot andere gedachten kunnen worden gebracht. En
zonder te begrijpen dat niet-gelovigen niets verkeerd doen door zich niet aan
een religieuze waarheid te onderwerpen, omdat het mythologische bewustzijn waar
ze in leven ze in de overtuiging gevangen houdt dat er ‘gevolgen’ zullen zijn
voor de sceptici.
Een
voorbeeld van waar geloof in een persoonlijke God toe kan leiden, is de vrij sektarische Hare Krishna-beweging van Swami Prabhupada
binnen het verder tolerante hindoeïsme, waarvan de stichter volkomen allergisch
was voor het onpersoonlijke godsbeeld van het boeddhisme en de Vedanta. Toen
iemand hem een keer vertelde dat hij God niet perse in de vorm van Krishna zag,
maar als een universeel bewustzijn, sloeg hij hem in het gezicht en schreeuwde hem
toe:‘Waarom niet Krishna?!’ ‘Waarom niet Krishna!?’ In de beleving van een
persoonlijke god ligt belediging altijd op de loer, samen met het fanatisme om
het aan anderen op te dringen, ook al begint het aanvankelijk vriendelijk.
Uiteindelijk moet de ander toch de geloofsformule ingegoten worden, want lief
en aardig zijn ze uiteindelijk alleen voor de medebroeders en zusters die net
als zij ‘gered’ zijn. Daarom voelt religie vaak zo verstikkend, zelfs al is er
geen onvertogen woord gevallen. In de moderne populistische uitingen van het christendom
is Jezus je ‘beste vriend’ en hij vergeeft alle zonden, maar wordt zijn gulle
offer niet aanvaard dan wacht de weigeraars helaas de hel. Het is natuurlijk
een ‘vrije keuze’, maar dat zijn de enige twee opties.
Een
ander probleem van openbaringsgeloof is het streven naar bekeerlingen. Het Jodendom
is hierbij een uitzondering, omdat dat een etnisch geloof is. Joden laten
anderen met rust, maar het christendom en de islam niet. Ze dringen zich regelmatig
op, omdat de oorspronkelijke intentie van het geloof was om zich te verspreiden
over de wereld. Er ontstaat op die manier vanzelf een ‘voor’ en een ‘tegen’. Er
kan niet over gefilosofeerd worden, want het geloof is niet vrij. Er wordt
gedreigd met gevolgen in het hiernamaals voor degenen die hun ideeën niet delen
en voor de minder geduldige geloofsaanhangers -vooral onder
moslimfundamentalisten- gelden die vergeldende maatregelen ook al in het ondermaanse.
Ze helpen God alvast een handje om ‘zijn’ ongenoegen kenbaar te maken ten
aanzien van de ongelovigen. Maar of een openbaringsreligie nu op een
vriendelijke of op een militante manier zijn vastgeroeste boodschap aan de man
wil brengen, het statische karakter van de geloofswaarheid en het binnenhalen
van bekeerlingen, heeft een benauwende werking vanuit de ‘voor -of
tegen’-mentaliteit.
Een
extra minpunt voor de islam ten opzichte van het christendom, is dat deze
religie het geweld legitimeert in haar heilige boek, omdat vanaf het ontstaan
van het geloof de islam militair gedomineerd heeft en op die manier vele
bekeerlingen heeft gemaakt. De christenen hebben ook oorlogen gevoerd uit naam
van het ‘ware geloof’ tijdens de kruistochten en in bloedige campagnes tegen de
katharen, maar dat was op eigen initiatief. Dat geweld valt niet te herleiden
tot de leer van Jezus, want die hield zich niet bezig met politiek en beloofde
een ‘hemels koninkrijk’ en geen Christelijke Staat. De islam sloot zich met
haar militaire overwinningen, die voor hen een teken waren van goddelijke
begunstiging, aan bij de oudtestamentische traditie van overwinning door het
ware geloof, van de machtigste god die beter was dan de goden van de
concurrerende stammen. Het Jodendom kon dat vanaf de diaspora in 70 na christus,
toen de Romeinen ze definitief hun nationale identiteit afnamen, niet meer als
geloofswaarheid beleven en zag het religieuspolitiek domineren verder als geschiedenis.
De christenen konden hun geloof nooit op die manier beleven, want ze zijn tegen
de onderdrukking door de Romeinen in, gegroeid door martelaarschap (gekruisigd
of voor de leeuwen geworpen in het circus) en niet door militaire strijd. De
macht van het christendom kwam pas veel later, toen de keizers van het Byzantijnse
rijk het geloof politiseerden en gebruikten voor de centralisatie van hun
gezag. De islam heeft een blauwdruk voor religieuze strijd in de openbaringen
in de koran en in haar vroege geschiedenis, toen geloofsverspreiding met militaire middelen
bewerkstelligd mocht worden. Dat veel moderne moslims geen heil zien in
terrorisme of een gewapende manier van geloofsverspreiding, is gebaseerd op
humanitaire waarden en mensenrechten, niet op geloofsgronden. Het geloof zelf
legitimeert geweld, maar de meeste moslims begrijpen dat dit niet meer van deze
tijd is. Christelijke pausen roepen tegenwoordig ook niet meer op tot
kruistochten, maar dat heeft meer met een beschavingsniveau te maken in
wetenschappelijke, culturele en filosofische zin dan met de geloofsbeleving
zelf. Toen de moderniteit en het besef van de intrinsieke waarde van een
mensenleven nog niet was doorgedrongen, kon ook dat geloof gebruikt worden als
voertuig voor dood en verderf. De vraag is nu of moslims wereldwijd de
moderniteit kunnen aanvaarden, zonder angst om hun geloofszekerheden te
verliezen, die ze nu nog krampachtig omarmen als ‘voor eeuwig en altijd
geldig’. Zijn ze in staat om te aanvaarden dat God niet vastgelegd kan worden
en dat spirituele openbaringen verbonden zijn met de boodschapper-als-mens, en
niet noodzakelijk als een decreet hoeven te worden opgevat voor de rest van de mensheid
die het maar blind moet geloven.
Religie en
moderniteit
Hoewel het Jodendom en het christendom historisch
gezien beter aangepast zijn aan de kennismaatschappij dan de nieuwkomer islam,
vinden we in die religies ook nog steeds stuitende onnozelheden die het restant
zijn van een vervlogen tijd. Ze hebben
in meerdere opzichten een kwalijk effect op de ontwikkeling en vooruitgang van
de mensheid, maar ze worden met rust gelaten omdat ze een deel zijn van de
culturele erfenis. Ze zijn niet bedreigend, maar houden wel veel mensen langer
dom dan nodig is. Vooral in de Amerikaanse samenleving zien we hier regelmatig
voorbeelden van en de christelijk-apocalyptische inspiratie die voormalig president
Bush jr. in zijn greep hield, was één van de redenen die leidden tot een inval
in Irak. Het idee onder orthodoxe joden dat God hen het ‘beloofde land’ gegeven
heeft en dat ze op grond van duizenden jaren oude (geconstrueerde en
geredigeerde) teksten aanspraak kunnen maken op hun gebied -waar permanent een conflictsituatie
met de omringende landen bestaat- is los van de politieke redenen voor het
conflict in ieder geval een slechte mythologische ondergrond. De Verlichting
heeft afgerekend met mythologische geloofswaarheden, maar helaas worden we nog
iedere dag geconfronteerd met de hinderlijke invloeden van religieuze boodschappen
die doen alsof de moderniteit, met zijn verhelderende en bevrijdende inzichten
nog niet is gearriveerd. Spinoza sprak al driehonderd jaar terug vanuit zijn
filosofisch-mystieke houding over de bijbel als een verzameling ‘moralistische
vertelsels ter lering van een simpel volk’. Dat veel mensen openbaringsgeloof
nog steeds voor letterlijke waarheid kunnen houden, is eigenlijk
‘achterstallig onderhoud’ van de rede,
een niet tot voltooiing gebrachte maatschappelijke omwenteling die nog teveel
ruimte open laat voor mensen hun fantastische en vooral regressieve
verbeeldingen. Een ontsnapping aan het zelfbewustzijn.
Een milde vorm
van waanzin
Als
spiritueel filosoof is het nooit mijn intentie om mensen hun orthodoxe geloofszekerheden
af te nemen zonder daar een spiritueel zelfbewustzijn tegenover te stellen. Er
moet altijd opbouw zijn na de afbraak, maar er moet eerst ruimte gecreëerd
worden door te betwisten wat onwaarschijnlijk is, beperkend, vooruitgang
remmend of aanstootgevend. Ik begrijp nooit zo goed wat niet-gelovigen bedoelen
met ‘respect voor geloof’ als ze niet kunnen aangeven welke elementen in het
geloof zoveel waardering verdienen, want ergens moeten ze dan toch de
meerwaarde kunnen aangeven van het ‘religieuze’ ten opzichte van een leven
zonder religie. Wat dient er precies te worden gerespecteerd? Welk kind hebben
de atheïsten met het badwater weggegooid, dat er met zoveel eerbied omheen
gelopen moet worden? Waar komt die gevoeligheid vandaan, om niet te stappen op
de geloofszekerheden van anderen, als wij in meerderheid het geloof niet langer
als bepalend zien voor de eigen levensinvulling in de huidige samenleving.
Niets weerhoudt moderne mensen ervan om hardop uit te spreken dat de collectieve
geloofsbeleving eigenlijk een maatschappelijk geaccepteerde vorm van
hersenspoeling is. Een milde vorm van waanzin, omdat God ‘ergens’ wordt
gelokaliseerd, in een heilig boek, een heilige stad, een gebedshuis, in de
hemel, waardoor God feitelijk nooit universeel betekenis kan krijgen. Voor
het integreren van religie in een kennismaatschappij is het van belang om alle
geopenbaarde waarheden terug te voeren tot de ontvanger en in plaats van de
aandacht gericht te houden op inhoud van het geopenbaarde, zowel de vorm als de
inhoud te bezien in samenhang met de ‘biografie’ van de profeet of ziener. Met
andere woorden, na te gaan wat de openbaringen of visioenen zeggen over de mens
die deze ervaringen heeft en over zijn/haar geestelijke proces en wat voor inspiratie
er voor anderen uit valt af te leiden, zonder dat het verwordt tot een dwingend geloofssysteem.
Het
humanitaire aspect in de spirituele beleving zou moeten worden benadrukt en
niet de sociaal-culturele voorschriften uit een andere tijd. Als spirituele
kwaliteiten worden gewaardeerd als menselijke potenties en niet als uitingen
van een superieure geloofswaarheid, kan er een brug worden gemaakt naar de
moderne tijd. Niet-religieuze mensen maken ook onderscheid in geestelijke zin,
want Churchill, Gandhi, Mandela en Obama worden hoger ingeschat dan
de gemiddelde mens, maar die bewondering blijft binnen een psychologisch kader
en wordt geen religieuze aanbidding. Er bestaat een mythologische scheidslijn tussen
een inspirerende leider die voor zichzelf verantwoordelijk blijft en niets kan
afschuiven op een goddelijke macht en een religieuze leider die zichzelf
excuseert met de mededeling dat hij ‘enkel Gods wil uitvoert’ alsof goddelijke
inspiratie niet aangrijpt in de eigen psyche en gefilterd wordt door persoonlijke overtuigingen. Het zwaktebod van religie
is dat ondanks veel mooie en inspirerende woorden, toch altijd de
verantwoordelijkheid van het eigen handelen wordt verlegd naar elders. Naar een
plek waar anderen niet bij kunnen en waarnaar geen onderzoek mogelijk is.
De
Indiase mysticus en filosoof Vivekananda heeft eens gezegd dat het goed is om
in een religie geboren te worden, maar slecht om erin te sterven. Hij bedoelde
daarmee dat religie een voordeel kan zijn bij de opvoeding, door een spiritueel
richtsnoer, zelfdiscipline, theologie, filosofie, een verhalentraditie, rituelen
en meer waardevolle zaken die het leven kunnen verrijken en de mens helpen om tot
geestelijke bloei te komen. Maar tegelijkertijd wilde hij waarschuwen dat het
vasthouden aan starre geloofswaarheden ook een remmende werking kan hebben op
de eigen ontwikkeling en dat religie niet bedoeld is enkel om zichzelf te
continueren. Het spirituele leven moet wel leiden tot ontplooiing en groei,
want de ladder die omhoog voert naar het dak, mag vanaf het hoogste punt worden
weggeschopt. In die zin moeten alle religieuze aspecten die de waarden van de
moderne samenleving verwerpen of deze zelfs bedreigen een halt worden
toegeroepen. We hoeven nergens respect voor te hebben als er vanuit de religie
geen respect is voor de samenleving in bredere zin. De leiders van een
samenleving die in alle redelijkheid proberen begrip op te brengen voor
geloofsinhouden die zelf niet redelijk zijn, begeven zich op een hellend vlak in
de richting van mede schuldig zijn aan onwetendheid en het verminderen van de emancipatiemogelijkheden
van haar burgers. Het is de uitdaging van de moderne samenleving om niet in de
valkuil te trappen dat er van een gelijkwaardige dialoog sprake kan zijn, als
van twee partijen er één wel is bevrijd uit het mythologische denken en de
ander niet.
Sven Snijer
(1) In de islam werd de openbaring in werkelijkheid nooit afgesloten, want talloze soefi-heiligen verkondigden hun eigen leer binnen de islamitische context, maar ze moesten daarbij altijd hun eigen ideeën presenteren als ondergeschikt aan de orthodoxie of als een spirituele culminatie daarvan.
(1) In de islam werd de openbaring in werkelijkheid nooit afgesloten, want talloze soefi-heiligen verkondigden hun eigen leer binnen de islamitische context, maar ze moesten daarbij altijd hun eigen ideeën presenteren als ondergeschikt aan de orthodoxie of als een spirituele culminatie daarvan.