Bij het lezen van enkele uitspraken van de Engels-Hongaarse schrijver Arthur Koestler
wordt ik bevangen door een zelfde soort energie als die om de schrijver Henry Miller
hing; een dubbele natuur van ratio en mystiek, van gevoel en intellectuele
doorvorsing, van brutaal realisme en een dromerige diepzinnigheid.
Het
is met zijn citaten net alsof ik de stem van Henry Miller hoor
spreken in mijn hoofd. De langzame zoekende woorden van een man, die zich goed
bewust van zijn eigen tekortkomingen niet meer wil zeggen dan noodzakelijk is. Die uit de voorraad van zijn kennis en levenswijsheid door jaren van
literaire, filosofische en kunstzinnige toewijding verworven, die
elementen eruit vist die op een eenvoudige manier recht doen aan zowel de
realiteit van het leven als aan het wonderbaarlijke ervan. Een vriendelijke
stem, die tegen beter weten in aan jonge mensen probeert uit te leggen wat ze
alleen door eigen ervaring kunnen ontdekken. Met de stille hoop dat de
inzichten als geheime zaden in het onbewuste van de toehoorders op een dag tot
bloei zullen komen, wanneer de omstandigheden van hun leven daar aanleiding toe
geven.
Het
'Henry Miller-gevoel'
Ik
ken de stem van Henry Miller van verschillende youtube-video’s en een
oude documentaire van Robert Schneider die ik nog heb op videoband. Ik weet
niet hoe de stem van Koestler klinkt, maar de manier waarop hij zijn
denkbeelden verwoordt geeft me een ‘Henry Miller-gevoel’. Warm, optimistisch,
scherpzinnig en autonoom. Je voelt het wanneer iemand als denker alleen kan
staan, ook al gaat het over exact dezelfde dingen waar talloze anderen ook
over gesproken en geschreven hebben. Je ervaart iets ongewoons in de tekst, een
diepe pulserende werking die meer levenskracht is dan mening. Er schuilt een
persoon achter die verantwoordelijkheid neemt voor ieder woord en iedere
letter in de gehele structuur van het betoog. Het is geen toevallige rangschikking
van woorden, geen aangewaaid idee, geen gelukkig toeval van een geniaal moment.
Het is de getuigenis van een lange weg die is afgelegd, waarbij de verteller
zijn luisteraars niet wil vervelen met ieder detail, ieder pijnlijk
moment van verdriet, wanhoop of ontgoocheling, maar enkel gul verslag doet van
de rijke opbrengst van het geleefde leven, dat retrospectief het best te
waarderen is door de geruststellende afstand van de tijd. Een wijs mens geeft
van zijn beleefde vreugdes de geur van de herinnering, maar van zijn zielenpijnen alleen de geleerde les. De beste onderwijzing is de karikatuur. Als
Henry zijn vroegere kwellingen beschrijft in zijn boeken dan voel je een soort
masochistische genieting die kan wedijveren met zijn veroveringen en successen.
Ik weet niet of Arthur Koestler dezelfde levenslust had als Henry Miller, maar
de gelijkenis in hun denken is onmiskenbaar. Op sommige foto’s kijkt Koestler
weinig sympathiek uit zijn ogen, bijna boosaardig, maar op de meesten heeft hij
een glimlach alsof hij de dwaasheid van de wereld vermakelijk vindt en zichzelf
er boven vindt staan.
Nieuwe
'Denker des Vaderlands'
Afgelopen
vrijdag was er een filosofe op televisie bij De Wereld Draait Door die de
nieuwe Denker des Vaderlands is geworden voor een periode van twee jaar (1). Ik
deed mijn best om er onbevangen naar te luisteren ondanks mijn natuurlijke
afkeer van denkers, dichters, clowns en wat al niet meer -‘des Vaderlands’
(omdat ik vind dat je die niet kunt benoemen, maar dat ze vanzelf moeten
opstaan) en probeerde nog als een boer met kiespijn sympathie op te brengen
voor het streven om de filosofie te promoten en aan iedereen duidelijk te maken
‘wat je er aan hebt’ (Aristoteles draait zich al om in zijn graf), maar al gauw
moest ik afhaken. Essentieel voor een filosoof is namelijk dat deze niet alleen
kan aangeven wat hij of zij denkt, maar ook waarom het zinnig is om zo te
denken en waarom dat beter is dan andere vormen van denken. Bijvoorbeeld omdat
het logischer is, realistischer, verheffender, hoopvoller, uitdagender,
bemoedigender, troostender of liefdevoller dan andere manieren van denken. Een
goede filosoof denkt niet alleen, maar geeft ook uitleg over de veronderstelde
meerwaarde van de eigen denkmethode ten opzichte van denkers die een ander
vertrekpunt en vaak ook een heel ander punt van aankomst hebben.
En
juist dat miste ik bij deze mevrouw. Ze sprak dingen uit die meer vragen opriepen
dan antwoorden gaven en ik kreeg gaandeweg steeds meer het gevoel dat ik naar
een lezing over moderne kunst zat te luisteren. Zo betoogde ze dat het door
haar manier van filosofie -‘tussendenken’ genoemd (2)- mogelijk was om
vrijer te zijn, omdat het ook ‘anders’ kon, omdat je niet altijd aan de
‘verwachtingen’ van anderen of van jezelf hoeft te voldoen. Ik miste daar de
uitleg van de meerwaarde van ‘anders’ boven ‘hetzelfde’ en van de
vooronderstelling dat ik en de andere kijkers thuis op dit moment niet vrij zijn,
want in welke zin dan? (Spiritueel blind, door reclames gehersenspoeld, door
onze opvoeding, een vals idee van romantische liefde, teveel door seks
geobsedeerd, verslavings -en prikkelgevoelig, slachtoffers van onze genen, de
hele dag aan smartphone of computer vastgekleefd, etc) Verder wil ik graag
weten waarom het wel
voldoen aan verwachtingen verkeerd is, als de verwachtingen die mensen van
iemand hebben ook heel positief kunnen zijn en in lijn met hun werkelijke
talenten en bestemming in het leven. Als niet wordt aangegeven waarom
verwachtingen schadelijk kunnen zijn en in welke situaties, krijg je zo’n
contextloze kreet die de filosofische dubbelganger is van het spirituele
streven naar ‘bevrijding uit conditionering’, waarbij het verwoede streven
hiernaar zelf op zeker moment de grootste conditionering wordt.
'Humeur-management'
De
uitleg van verschillende impliciet opgeroepen vragen bleef achterwege en
hierdoor leek het betoog een beetje weg te zweven, wat door presentator
Matthijs van Nieuwkerk onopzettelijk werd geaccentueerd met een simpel en
pijnlijk ‘mooi’ alsof hij wilde zeggen ‘klinkt aardig, maar ik heb geen flauw
idee waar ik net naar heb zitten luisteren’. Met een filosofe die een speciale
interesse heeft in Foucault is voor mij het feestje al afgelopen voor het goed
en wel begonnen is. Ik ga die twee jaar niet uitzitten met een valse hoop op
filosofische substantie, want ik weet dat de leermeester van Foucault, de
specialist in het Neoplatonisme Pierre Hadot, zijn eigen filosofische
bestsellers schreef naar aanleiding van zijn teleurstelling in de richting die
zijn beroemde leerling had gekozen (3). De vorige Denker des Vaderlands René Gude
die net is overleden, ken ik maar van één uitzending in DWDD, maar ik kreeg
meteen een goede indruk van hem. Je kunt zeggen dat hij met zijn naderende dood in het
vooruitzicht tot een hoge mate van realiteitszin kwam ten aanzien van de
menselijke existentie en dat hij hierdoor filosofisch de wind in de zeilen
kreeg, maar ik vermoed dat hij lang daarvoor ook al zinnige dingen te
vertellen had.
Zijn
filosofie van omgaan met jezelf (humeur-management) staat veel dichter bij de
filosofie van de oude Grieken dan het postmoderne gezever van Foucault en ik
ben van mening dat wie zich filosofisch een plek in de geschiedenis wil denken,
altijd naar die wortels moet terugkeren. Het gaat in de filosofie uiteindelijk
niet om wat wij met onze gedachten construeren, kunstmatige termen om een
denkcultuur te lanceren als nieuwe mode zoals een binnenhuisarchitect een huis
aankleedt naar de laatste trends (de 'bestaans-esthetica' van Foucault), maar om de structuur en het ontwerp van het
huis en zijn funderingen te doorgronden. Ik hou niet van ‘filosofietjes’ binnen
de totaliteit van de Rede, want die leggen me iets op in plaats van dat ze me
ergens van verlossen. Dan heb ik liever iemand als Arthur Koestler. Zijn ideeën
passen niet speciaal in deze tijd of in een andere, maar in alle tijden, omdat de
grondslagen van zijn denken universeel zijn. Eén van zijn uitspraken waar ik
Henry Miller in herken en die zo uit de ‘Wijsheid van het hart’ afkomstig had
kunnen zijn luidt:
Einstein's
ruimte staat niet dichter bij de realiteit dan de lucht van Van Gogh. De glorie
van de wetenschap ligt niet in een waarheid absoluter dan de waarheid van Bach
of Tolstoj maar in de scheppingsdaad zelf. De ontdekkingen van de wetenschapper
leggen hun eigen orde aan de chaos op, zoals de componist of de schilder op hun
manier doen; een orde die altijd refereert aan gelimiteerde aspecten van de
realiteit en die gebaseerd zijn op het referentiekader van de waarnemer, die
verschilt per periode zoals een naakt van Rembrandt verschilt van een naakt van
'Manet'
Hoe
dicht komt deze zienswijze niet in de buurt van Miller die in ‘A Devil in Paradise’
zijn visie geeft op de astrologie, waarin hij deze esoterische discipline als
vertrekpunt nemend uitkomt op dezelfde universele aanschouwing van de
fundamenteel onkenbare werkelijkheid waarin we leven.
"Ik verafschuw
mensen die alles moeten filteren door de ene taal die ze kennen, of het nu
astrologie is, religie, yoga, politiek, economie, of wat dan ook. Het enige wat
me aan dit universum van ons intrigeert, wat me doet beseffen dat het goddelijk
is en voorbij ons begrijpen, is dat het zo gemakkelijk voldoet aan elke en alle
interpretaties.”
Geen eigen waarheid
De
overeenkomst tussen Koestler en Miller en alle grote denkers, kunstenaars en
mystici, is dat ze niet de fout maken van de postmodernistische mens dat
iedereen zijn ‘eigen waarheid’ heeft, maar dat ze het onderscheid handhaven
tussen de realiteit als op zichzelf staande waarheid en de pogingen van de mens
om aan die realiteit ‘een orde op te leggen’. Bij die geniale geesten
die erin geslaagd zijn om tussen hun objectieve denken en hun subjectief
gewaarworden van de wereld een verbinding te maken die ze niet langer doet
kiezen voor de één of voor de ander is de overtuiging ontstaan dat ze twee
uiteinden zijn van hetzelfde koord.
Het
komt tot uitdrukking in de geweldig humoristische en diepzinnige uitspraken van
het universele genie Salvador Dali, de schilder uit Port Liga, die met
hetzelfde gemak de realiteit en de schoonheid van atoomenergie erkende als de
wonderbaarlijke werkingen van het onbewuste, de rituelen van de kerk, de waarde
van geld, de suggestie van seksuele verleiding, de wreedheid van de Spaanse
ziel en de verhevenheid van koningen, keizers en dictators. Zijn denken was aan
de ene kant zo rationeel als die van de meest exacte wetenschapper, maar
tegelijk maakte hij de wereld vloeibaar met ieder nieuw schilderij dat de
bedoeling had ‘surrealistischer’ te zijn dan de surrealisten die hij vaarwel
had gezegd. Hij noemde zijn manier van schilderen niet voor niets de paranoïde-kritische
methode, met de nadruk op ‘methode’ om duidelijk te maken dat hij zich niet
stortte in het onbewuste als een zelfmoordenaar, maar altijd de bewuste
controle behield bij het oproepen van de beelden uit het onbewuste, ongeveer op
de manier waarop de Zwitserse psychiater Jung het beschreef bij zijn uitleg van
de ‘actieve imaginatie’.
De
dubbelnatuur van ons bewustzijn
Mensen
die de dubbelfunctie van het bewustzijn begrijpen lijden niet langer aan de
twee basisproblemen in de werkelijkheidsbeleving; het valse idee dat we alles
in het leven kunnen controleren en onder de werking van de wil brengen,
wat de ‘ziel’ uit het leven wegtrekt en de mens in een kaal en dood universum doet
belanden en de andere misvatting, dat wanneer we ons maar overgeven aan het
grote onbekende, we vanzelf zullen worden meegenomen naar een fantastische
droomwereld vol inspiratie, waarbij we ons verstand en bewuste wil mogen
verwaarlozen, om ons later -als we ons daarin volkomen hebben verloren- fatalistisch
af te vragen waarom het lot toch zo grillig en onbegrijpelijk is. Miller is in de
Robert Schneider video in één fragment te zien samen met Anaïs Nin, de
schrijfster die in zijn leven een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij zijn
literaire doorbraak. Hoewel hun denkwijzen altijd verwant waren aan elkaar, blijkt uit de documentaire toch dat Henry een andere weg is ingeslagen en niet
langer onvoorwaardelijk mee kan gaan in de overwaardering van het onbewuste
door Anaïs Nin, zoals ook bij de surrealisten en de volgelingen van de dan nog
invloedrijke psychoanalyticus Freud. Miller lijkt meer de richting te hebben
gekozen van het bewustzijn dat aan het onbewuste zijn wil oplegt, zonder het
enorme creatieve potentieel ervan te miskennen, door de scheppingsdaad zelf te
benadrukken net als Koestler. Hij ziet de vrijheid van de mens gelegen in het
perspectief dat de hij tegenover de wereld kiest, omdat dit nooit neutraal is.
Waarnemen is intentioneel en heeft een diepgaande invloed op de
werkelijkheidsbeleving, zodat de mens nooit kan zeggen dat iets ‘tot hem
gekomen’ is uit het onbewuste of uit het kosmisch reservoir, dat hij niet op de
een of andere manier zelf heeft gezocht.
Ik
reken Arthur Koestler op grond van enkele diepzinnige uitspraken onmiddellijk
tot die categorie mensen die verder kijken dan de oppervlakkige werkelijkheid
van het hedendaagse, dieper dan het betoverende onbewuste en verder dan de
beperkte macht van de wil. Met Koestler heb ik iemand gevonden die kan
uitdagen, die verder gaat dan de voorspelbare cirkels waarin het denken
zichzelf zo graag wil rondleiden ter eigen bevestiging. Koestler durft de mens
te confronteren met de waarschuwing dat de winst van het één (de wetenschap)
niet het verlies van het ander moet betekenen (het bovenzinnelijke), maar dat
de mens zichzelf een middenpositie voor ogen moet blijven houden. Net als Henry
Miller zoekt hij in een nieuwe wereld naar een oude wijsheid en vermijdt net
als hem het stoffige karakter van het archief. De gnosis wordt nooit een
herinnering, maar blijft altijd de levende werkelijkheid achter het gordijn van
ons analytische verstand. Ook als die werkelijkheid aan populariteit moet
inboeten in bepaalde tijden zal die niet verdwijnen, maar enkel wat vervagen,
totdat de mist op een dag weer optrekt. Het onbewuste en het mysterie bejubelen
zonder waardering van de wetenschap en de techniek -en de emancipatie die
daarbij hoort- is een hopeloos verlangen naar vroeger tijden dat veel romantici
naar de ondergang heeft gevoerd.
De
'levende machine'
Het
gaat er niet om de natuur te beschermen tegen de ‘machine’ zoals milieubewuste mensen lange tijd probeerden te doen, maar om de
‘geest-in-de-machine’ te waarderen en het denken, uitvinden en bouwen van de
mens als onderdeel te zien van -en aangestuurd door- een kosmisch bewustzijn dat we
bij gebrek aan een betere benaming God kunnen noemen. Maar niet een god die de
mensen door de woestijn moet leiden naar zijn ‘beloofde land’ met een
symbiotische jaloezie en naijver of een god die ons van de aarde wil
wegtrekken naar een verondersteld beter oord, zonder voldoende betekenis te hebben gegeven aan onze huidige verblijfplaats. Koestler onthult hoe het nieuwe godsbewustzijn geboren zal worden, ergens tussen de geest en de materie in:
‘De homo
universalis van de Renaissance, die kunstenaar was en ambachtsman, filosoof en
uitvinder, humanist en wetenschapper, astronoom en monnik, alles in een,
splitste zich in verschillende componenten. De kunst verloor zijn mythische en
wetenschap zijn mystieke inspiratie; de mens werd opnieuw doof voor de
‘Harmonie der Sferen’. De natuurfilosofie werd ethisch neutraal, en ‘blind’
werd het favoriete adjectief voor de werking van de natuurwetten. De
ruimte-geest hiërarchie werd vervangen door het tijd-ruimte continuüm….de
bestemming van de mens werd niet langer bepaald door ‘boven’ door een
super-menselijke wijsheid en wil, maar van ‘beneden’ door sub-menselijke
agenten als klieren, genen, atomen, of golven van waarschijnlijkheid..ze konden
zijn lot bepalen, maar konden hem niet voorzien van een morele begeleiding,
geen waarden en zingeving. Een pop aan Gods’ touwtjes is een tragische figuur,
een pop opgehangen aan zijn chromosomen is enkel grotesk.’
Het
probleem dat hier wordt geschetst, dat in overeenstemming is met de ideeën van
zoveel van zijn geniale tijdgenoten, is nu nog steeds aan de orde en lijkt door
de hedendaagse mens enkel vooruitgeschoven te worden naar de toekomst. De
universele denkers onder ons hebben een grotere verantwoordelijkheid dan te zorgen voor het heden en de feitelijkheden die zich nu aan ons opdringen. Ze kunnen worden afgedaan als romantici, mystici, kunstenaars
en zonderlingen met een aparte kijk op het leven, maar het lijkt er in de veel gevallen op dat ze meer met het leven samenvallen dan de meesten
van ons. Ze zorgen voor het losrukken uit de vergetelheid van het
voortreffelijke dat achter ons ligt en de voorbereiding op het onvoorstelbare
dat voor ons ligt, gezien vanuit de zekerheid van datgene dat diep verborgen in ons ligt.
Sven
Snijer
(1)Marli Huijer (1955) is bijzonder-hoogleraar aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit en lector filosofie aan de Haagse Hogeschool. Ze is arts, schrijver, feminist, werkte voor de junkiebond en onderzoekt daarnaast nieuwe technologieën, tijd en ritme. http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/336018
(2)Ik
wordt erg wiebelig van voorbeelden als ‘de betekenis van een tafel die zich
tussen twee mensen bevindt als ze een gesprek met elkaar voeren’ wat eigenlijk
psychologie is van een lagere soort. Dan krijg je een filosofie die verklaart waarom een ‘theepot’ een theepot is en waarom stoplichten zo
belangrijk zijn in het verkeer.
(3)"Terwijl Michel Foucault groot belang hecht aan de therapeutische opvatting van de filosofie, is het merkwaardig dat hij niet lijkt op te merken dat deze therapeutiek als voornaamste doel heeft om de ziel rust te verschaffen, om haar van angst te verlossen. Angst die teweeggebracht wordt door dagelijkse zorgen, maar ook door het mysterie van het menselijk bestaan, zoals vrees voor de goden of doodsangst. Alle (antieke) scholen zijn het eens over het doel van de filosofie, het bereiken van gemoedsrust." - Pierre Hadot, Oefeningen van de geest, Ambo.
(3)"Terwijl Michel Foucault groot belang hecht aan de therapeutische opvatting van de filosofie, is het merkwaardig dat hij niet lijkt op te merken dat deze therapeutiek als voornaamste doel heeft om de ziel rust te verschaffen, om haar van angst te verlossen. Angst die teweeggebracht wordt door dagelijkse zorgen, maar ook door het mysterie van het menselijk bestaan, zoals vrees voor de goden of doodsangst. Alle (antieke) scholen zijn het eens over het doel van de filosofie, het bereiken van gemoedsrust." - Pierre Hadot, Oefeningen van de geest, Ambo.