De
democratie is met haar democratische waarden niet alleen een bestuursvorm maar
ook een levensfilosofie en een levenswijze. Het is een seculiere manier van
denken met grote maatschappelijke draagkracht al is niet iedereen het er over
eens hoe de democratie het beste kan functioneren. De meeste mensen vinden wel dat
het gezamenlijk besturen van een land beter is dan geregeerd worden door een
selecte groep. Dat blijkt wanneer de democratie bedreigd wordt door
ondemocratische stromingen als anarchisme, communisme, fascisme, nationaalsocialisme
of islamisme waar weinigen aan overgeleverd willen worden. Democratie is een
systeem waarin elementen van totalitaire ideologieën wel kunnen sluimeren, maar
vaak niet opgewassen zijn tegen de alom aanwezige pluriformiteit en
machtsdeling die zorgvuldig door haar burgers en het rechtssysteem worden
bewaakt. Bewegingen met intolerante opvattingen worden beschouwd als een
onderdeel van het systeem dat zelf een hoge mate van tolerantie heeft, want het
inclusieve denken omvat ook exclusieve opvattingen. Dit berust op de kracht van
het gemiddelde waardoor de extremen aan beide kanten van het politieke spectrum
elkaar vaak neutraliseren en een stabiel middenveld geven. Democratie betekent op
de eerste plaats het onschadelijk maken van machtsconcentraties bij personen en
groepen die het evenwicht van het geheel kunnen verstoren.
Democratie voor gegoede
burgers
Historisch
gezien is democratie niet het idee geweest van één geniale geest, want het
ontstond geleidelijk als gevolg van politiek-sociale omstandigheden. Vaak begon
de tot welvaart gekomen middenklasse van een samenleving te knabbelen aan de macht
en de privileges van de aristocratische bovenlaag, omdat de rijke kooplieden
als dragers van de economie een steeds grotere invloed wilden op het
stadsbestuur. Alle democratische rechten die burgers vandaag de dag hebben zijn
bevochten in vele eeuwen van burgeremancipatie, waarbij de gegoede burgers aanvankelijk
in de macht mochten delen van de adel, terwijl de gewone burgers nog steeds
weinig te vertellen hadden. Veel politieke en sociale hervormers tot ver in de
Verlichtingstijd wilden nooit verder gaan dan een vorm van democratie die zich
uitstrekte tot een ontwikkelde bovenlaag, want adel of geen adel, een bepaalde
distinctie in kennis en omgangsvormen beschouwde men toch wel als vereiste om
te mogen meebeslissen in de politiek. Dat de democratie zo’n extreme mate van
egalitarisme zou bereiken als in onze huidige tijd, met stemrecht voor iedere
burger van achttien jaar of ouder en stemrecht voor vrouwen (in een samenleving
zonder slavernij of lijfeigenschap) is een resultaat waar niemand op gerekend had.
De mens als
politiek wezen
Opvallend
bij de democratische bewustwording in de Europese geschiedenis is dat op
beslissende momenten in onze cultuurontwikkeling de mens filosofisch beschouwd
werd als een politiek wezen. In het oude Griekenland was Aristoteles al van
mening dat de mens zich onvoldoende zou ontwikkelen en niet tot zijn volle
potentieel kon komen buiten een stedelijke omgeving (stadstaat/ Polis) omdat de
complexiteit van het stadsleven, met haar geavanceerde bestuursvorm, haar
wetenschap, kunst en cultuur, religie en filosofie de ideale omgeving was om te
ontdekken wat het doel van het mens-zijn was. Hij ontwikkelde het idee van de ‘eerste
en tweede filosofie’ waarmee hij aangaf dat intellectuele inspanningen in
eerste instantie een bepaald nut moeten hebben voor de mens en de samenleving (‘tweede
filosofie’). Dit beschouwde hij als de noodzakelijke oefening om tot de eerste
filosofie te geraken, die alleen gewaardeerd kon worden door mensen die het
hoogste goed -het geestelijk inzicht- als een op zichzelf staande waarde konden
waarderen. Zonder een menselijke samenleving waarin men midden in het leven
staat, zou iemand nooit het onderscheid kunnen maken tussen de nuttige en de
essentiële dingen. In die zin beschouwde hij de mens als een politiek dier, een
wezen dat in een politiek-sociale structuur het beste tot zijn recht komt,
omdat alles in de Griekse stadstaat met het politieke systeem te maken had en
de mens alleen via die sociale interactie tot zijn eigen spirituele en
filosofische bestemming kon komen.
De republiek Florence
In
de stad Florence werd tijdens de renaissance vanuit een politiek ideaal het
onderwijsprogramma opgezet voor het ambtenarenapparaat van de stad (studia humanitas) dat zich veel later
zou ontwikkelen tot de humanistische levensbeschouwing. Oorspronkelijk was het
een literair-filosofische stroming gericht op de klassieke oudheid die door de Florentijnse
bestuurders Coluccio Salutati en Leonardo Bruni politiek werd georganiseerd als
systeem om burgers te scholen, zodat zij met meer kennis en vaardigheden invulling
konden geven aan administratieve en bestuurlijke functies. De pas opgerichte
republiek Florence werd democratisch bestuurd door de vertegenwoordigers (Priori) van de belangrijkste Gilden
(handelskartels) die de macht hadden overgenomen van de Magnati en Grandi,
respectievelijk de oude aristocratie en de rijke kooplieden van eerdere
generaties die zich de levensstijl en gewoonten van de adel hadden eigen
gemaakt. Deze machtige bovenlaag van oude en nieuwe adel werd buiten het
stadsbestuur gehouden, terwijl de gilden de hogere en lagere bestuursfuncties
bezetten met vaak een heel korte ambtstermijn, waarna ze plaats maakten voor
nieuw gekozen burgers om corruptie te voorkomen.
Gezamenlijke
besluitvorming - de gave van het woord
Het
was niet toevallig dat in deze politieke cultuur werd teruggegrepen op de grote
Romeinse en Griekse denkers, want de Noord-Italiaanse steden waar het humanisme
tot bloei kwam hadden meer gelijkenis met de Griekse stadstaten uit de tijd van
Aristoteles (en de vroege Romeinse republiek) dan met de landbouwcultuur van
het middeleeuwse feodale Europa. Haar overwegend boerenbevolking met een
adellijke bovenlaag liet zich in levensbeschouwelijk opzicht leiden door de
kerk en die ging uit van een driestandenmaatschappij waarin iedereen zijn vaste
plaats had. De geestelijkheid was er voor het zielenheil van de mensen tijdens
hun leven als voorbereiding op het hiernamaals, de adel was er om te strijden
(veiligheid te verschaffen bij invallen van vreemde volkeren) en de boeren en
ambachtslieden dienden voor de voedselvoorziening. Dit maatschappijmodel dat
geen enkele sociale mobiliteit kende (mogelijkheid om je op te werken) sprak de
zich ontwikkelende stadsbevolking van Florence en andere Italiaanse steden niet
aan. De priori van de zeven grootste gilden vormden het dagelijks bestuur van
de stad en omdat ze tot een gezamenlijke besluitvorming moesten komen werd aan
de gave van het woord grote waarde toegekend. Anders dan in de middeleeuwen
diende de rede niet langer om het geloof van een rationele onderbouwing te
voorzien (godsbewijzen), maar werd ze nu gezien als een belangrijk hulpmiddel
bij politieke vernieuwing. Wie een goede taalbeheersing had, het klassieke
Latijn van Cicero en Quintilianus, was in staat om anderen te overtuigen door
inzicht. Door zich de ethische deugden van de Romeinse filosofen van het
verleden eigen te maken konden burgers bovendien beter dienstbaar zijn aan het
ideaal van gezamenlijk bestuur, rechtvaardigheid voor allen en welvaart voor de
stad. Ook al deden de Grandi en Magnati er alles aan om op slinkse wijze hun
macht en invloed terug te krijgen, het gewone volk bleef een factor van
betekenis en het ideaal van ‘bescherming van de kleinen en zwakken tegen
onderdrukking door de machtigen en rijken’ werd steeds opnieuw verdedigd. Het
‘volk’ was een politiek begrip geworden en het grote plein in Florence was haar
domein.
Een maatschappij
voor de burgers
Ook
in het tijdperk van de Verlichting was de kijk op de mens essentieel politiek
van aard. De Engelse filosoof John Locke was van mening dat het mogelijk was om
een betere maatschappij te maken door betere mensen te ‘produceren’. Met behulp
van de rede (onderwijssysteem) en een samenleving met meer sociale
rechtvaardigheid kon een einde worden gemaakt aan het fatalisme van het
verleden. De samenleving kon worden verbeterd door betere burgers af te leveren
en nog een stadium verder, in de moderne tijd, werd het maatschappelijk systeem
beschouwd als een geheel van instellingen dat in dienst moest staan van het
welzijn van al haar burgers. Niet langer was de ideale samenleving het doel
(Utopia), maar een ideaal leven voor individuele mensen, met goed onderwijs,
medische voorzieningen, verzekeringen, rechtsbijstand, veilig en goed betaald
werk, sociale voorzieningen, met veel vakanties en vrije dagen. Het politieke
systeem moest dat welvarende leven in vrijheid met gegarandeerde rechten
waarborgen en het werd daarom steeds meer als een dienaar van het volk gezien
dan als een verbindende factor tussen burgers die via hun politieke idealen
zichzelf en elkaar versterkten, terwijl tegelijk het systeem verder verbeterd
werd. Toen op zeker moment alles bereikt was verloren de burgers van de
democratische samenlevingen langzaam hun interesse in het politieke systeem en
begonnen het zelfs saai te vinden. En dat is het in feite ook, als er geen
grote dingen meer op het spel staan zoals stemrecht, vrouwenrechten,
kinderarbeid, armoedebestrijding, recht op onderwijs, enz.
‘Kloof tussen
politiek en burger’
We
zijn op zeker moment terecht gekomen in het fabeltje van ‘de kloof tussen
burger en overheid’ die vooral te maken heeft met de professionalisering van
het bestuur dat heeft geleid tot verregaande bureaucratie en een professionele
vergadercultuur in meerdere etappes waardoor besluitvorming erg langzaam gaat.
Dit wordt nog eens versterkt door het laagdrempelige karakter van ons politieke
systeem (precies het omgekeerde van de ‘kloof’) waardoor talloze
maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven gehoord moeten worden en
serieus genomen, bij welk besluit dan ook. Dat er soms anders wordt besloten op
hoog niveau dan ‘wat het volk wil’ is niet zozeer een teken dat ons democratisch
systeem niet werkt of dat politici niet willen luisteren naar de burger, maar
dat er bij grootschalige projecten belangen op het spel staan van grote spelers
met veel economische macht. Het zijn eerder de machtige lobby’s van
(internationale) bedrijven die het democratische systeem onder druk zetten dan
dat er sprake zou zijn van een te grote afstand tussen Den Haag en het land.
Neem het probleem van de radicale islam in het westen. Veel mensen menen dat
het de politieke onwil is van politici om het probleem van radicalisering eens
stevig aan te pakken, alsof het niets meer dan ‘linkse schijnheiligheid’
betreft die ze daarbij tegenhoudt. Dat zal in de nasleep van de
postmodernistische en multiculturele jaren negentig, waarbij elk kritisch
geluid richting een andere cultuur of religie werd neergesabeld als
‘discriminatie’ of ‘fascisme’ nog steeds een rol spelen in de haarvaten van het
systeem, maar internationaal gezien is er wel wat meer aan de hand. De
wapendeal van honderd miljard dollar die de Amerikaanse president Trump onlangs
sloot met Saoedi Arabië, de hofleverancier van het salafistische gedachtegoed,
is een factor die vele malen meer impact heeft op Europa dan welk binnenlands
beleid door de afzonderlijke landen gevoerd ook.
Helpt het vrije
westen Qatar?
Wat
er voor individuele regeringen overblijft is symptoombestrijding, want de
oorzaak van het radicalisme wordt niet weggenomen. Grote financiële belangen
staan dat in de weg, notabene belangen van het land dat het zwaarst getroffen
werd van allemaal door islamitisch terrorisme, de Verenigde Staten op 11
september 2001 (Twin Towers). Saoedi Arabië mag als bondgenoot van de VS dan
wel betrouwbaar zijn op het gebied van geld en militaire steun, maar
tegelijkertijd is een radicale vorm van islam het fundament van dit land en van
een aantal buurlanden die eveneens rijk zijn geworden door olie. Zonder deze
olie zou het gedachtegoed van deze landen op geen enkele manier invloed kunnen
uitoefenen in de moderne wereld, maar dankzij de oliedollars kan het
radicalisme wereldwijd worden geëxporteerd. Het was schrijnend om te zien hoe Qatar,
het enige land in de regio dat echt aan het moderniseren is, met objectief en
interactief nieuws vanuit de hele wereld op zender Aljazeera, vanuit het westen
weinig steun ontving toen Saoedi Arabië in een ultimatum eiste dat deze zender
(kritisch op conservatieve en patriarchale machtsverhoudingen) zou worden
opgeheven. Het enige land in het Midden Oosten waar je als vrouw wél kunt
uitgroeien tot invloedrijk nieuwsanker liet men een beetje bungelen. Nog steeds
hangt deze kwestie in de lucht, dus hoeveel waarde hecht Amerika nu echt aan
vrije pers als het niet in haar eigen economische en militaire belang is? Voor
Europa geldt dezelfde vraag. Duitsland werd pas woedend op de ‘gekozen’
autocraat Erdogan toen een Duitse mensenrechtenactivist werd opgepakt in
Turkije, niet toen Erdogan maanden daarvoor hetzelfde deed met duizenden
onschuldige Turken die allemaal ‘Gülen-terroristen’ zouden zijn.
Weerstand tegen
het globalisme
Uitgaande
van de factoren die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de democratie
door de geschiedenis heen (afname van de macht van een selecte groep en
groeiende betrokkenheid van het volk bij de politiek) en de factoren die haar
hebben bedreigd (teveel macht en rijkdom bij enkele personen of families)
kunnen we concluderen dat er in de huidige tijd veel te weinig invloed is van
het volk op de politiek om haar verder te ontwikkelen of zelfs overeind te houden.
Niet omdat we geen vrijheid van meningsuiting hebben of ons niet verkiesbaar
mogen stellen, maar omdat internationale krachten tegenwoordig een belangrijk
deel van ons nationale beleid bepalen. En omdat we op nationaal niveau de
onvermijdelijke gevolgen van de internationale politiek ervaren (met de invloed
van multinationals voorop) en daar niet veel meer tegen kunnen doen dan korte termijnoplossingen
zoeken voor problemen die nog heel lang zullen blijven bestaan door een
structurele evenwichtsverstoring in de wereld op economisch, politiek en
sociaal gebied. De reactie van veel mensen in deze tijd die niet geloven in de globalisering
als cultureel ideaal van de links-liberale elite is een hernieuwd nationalisme
en het willen sluiten van de Nederlandse of Europese grenzen. De roep om het terughalen
van de politieke besluitvorming uit Brussel naar Den Haag en het ‘baas zijn in
de eigen winkel’ is wederom zo’n korte termijnvisie die niets oplost aan de
internationale krachten die het lot bepalen van ons allen. Om het in
klimatologische termen uit te drukken, we kunnen wel steeds hogere dijken
bouwen maar als de zeespiegel blijft stijgen is het misschien beter om de
uitstoot van al die aarde-opwarmende gassen wereldwijd aan banden te leggen via
internationale verdragen.
Wereldproblemen
mondiaal aanpakken
Anders
dan samenzweringsdenkers en nationalisten ben ik niet bang voor een ‘geheime’
wereldregering, maar kijk ik er reikhalzend naar uit. Het wordt hoog tijd dat
de grote problemen in de wereld op mondiaal niveau aangepakt worden en niet
langer afhankelijk zijn van de wil of onwil van deze of gene militair-economische
grootmacht. Er is altijd wel een dwarsligger die meent dat de andere partijen
meer voordeel trekken van een bepaald verdrag, dus dient er een instantie te
komen die boven de grootste partijen staat, groter dan de grootste landen en sterker
dan de machtigste internationale bedrijven. Een wereldparlement met gekozen
afgevaardigden uit alle landen naar het model van de Verenigde Naties, maar met
verregaande bevoegdheden en de eindverantwoordelijkheid over nucleaire energie
en wapens. Alleen op die manier kan er evenwicht komen op het wereldtoneel en
hoeven de individuele landen niet telkens opnieuw tijdelijke allianties met
elkaar aan te gaan ingegeven door de noodzaak van het moment (Vluchtelingendeal
van Europa met Turkije). Geld is wat op dit moment de wereld kapot maakt, niet
een falende democratie. Amerika werd door een grote Amerikaanse krant een jaar
terug uitgescholden voor ‘Oligarchie’ omdat een klein groepje van superrijken
het grootste deel van het land in handen hebben en verkiezingen doorgaans
worden gewonnen door de kandidaat met de rijkste sponsors. De essentie van
democratie is machtsdeling en op dit moment zijn wij als wereldburgers niet in
staat om de macht van de grootste spelers aan regels te onderwerpen, maar
moeten democratieën zich laten leiden door internationale handelsbelangen en
betrekkingen met landen waar het met de democratie en de mensenrechten slecht
gesteld is. Opkomende economische grootmacht China pakt zelfs dissidenten op in
het buitenland en ontvoerd ze naar Chinese gevangenissen, maar het westen doet
er goede zaken mee.
De nieuwe ‘Grandi’
In
wezen erkennen samenzweringsdenkers wel het probleem van het ondermijnen van de
democratische zelfbeschikking van burgers, maar ze zien niet in dat dit
natuurlijke oorzaken heeft en geen geheime genootschappen vereist die een
sinister plan hebben om de wereld over te nemen. Macht corrumpeert al zolang
als de mensheid bestaat en natuurlijk zullen de rijken en machtigen der aarde
zoveel mogelijk dingen naar hun hand willen zetten als ze daar de mogelijkheid
toe zien. De vraag is waarom die macht niet kan worden ingeperkt en waarom op
het hoogste niveau de wereldpolitiek niet langs democratische en juridische,
maar langs economische lijnen loopt. In het verleden heeft welvaart vaak
gezorgd voor meer emancipatie van het volk, omdat een zich ontwikkelende
zelfbewuste middenklasse bij de elite meer rechten opeiste voor zichzelf, wat
geleidelijk aan ook ten goede kwam aan de lagen daaronder. Maar in grote delen
van de wereld bestaat helemaal geen ontwikkelde middenklasse, omdat de steun
van kapitalistische en communistische landen tijdens de Koude Oorlog aan
onderdrukkende regimes overal ter wereld bij het knechten van hun eigen
bevolking dit tegenhield en veel landen niet begrijpen hoe democratie werkt.
Wat we nu zien in de wereld is dat er door de wereldhandel niet meer
emancipatie ontstaat voor burgers in derdewereldlanden, maar een soort
lijfeigenschap (en soms letterlijk slavernij en kinderarbeid) in de lage
lonenlanden, die in dienst staat van de nieuwe aristocratie, de moderne
‘Grandi’, de welvarende, volgevreten, superconsumerende en vervuilende burgers
van het vrije westen.
Vrijheid van
retoriek?
Omdat
westerlingen niet nadenken over de herkomst van palmolie in de producten die ze
aankopen, worden er in Indonesië hele oerwouden platgelegd en daar spreken wij
makkelijk schande van, maar er zou niets worden gekapt als we als
wereldbevolking verantwoordelijkheid zouden voelen voor de hele planeet en niet
alleen voor de veiligheid van onze eigen landsgrenzen, pensioenen of ‘vrijheid
van meningsuiting’. Want dat is ook zo’n ding, die vrijheid van meningsuiting.
We hebben de vrijheid om te signaleren wat er niet deugt in de wereld, maar
niet de middelen om het aan te pakken. Daarmee is die vrijheid meer een ijdel
sieraad dan een machtig wapen in de strijd tegen onrecht en onderdrukking.
Problemen op wereldniveau vragen om oplossingen op wereldniveau en daar hoort
ook een autoriteit en beslissingsbevoegdheid bij die mooie afspraken en
beloften tussen landen ten uitvoer kan brengen. In de tijd dat Saddam Hoessein
nog in het zadel zat was het negeren van VN-resuloties zijn dagelijkse
tijdverdrijf, want de Verenigde Naties als reus op lemen voeten kon tot geen
enkele actie over gaan zonder toestemming van de economische en militaire
grootmachten van de wereld. En zo is het nog steeds. De inval in Irak was naar
de wens van Amerika, met steun van de zichzelf overschattende links-liberaal
Tony Blair die net zoals nu de Franse president Macron aan het doen is graag tegen het been van de machtige vriend
Amerika stond op te rijen om er zelf belangrijker door te lijken. Toen de
massavernietigingswapens in Irak niet gevonden werden was men in de VS achteraf
toch maar blij dat de dictator was afgezet, maar nog niet zo lang daarvoor
verdiende de Europese wapenindustrie goud geld aan hun belangrijke afnemer
Saddam (inclusief de grondstoffen voor zijn gifgasaanval op de Koerden).
Amerika ‘eerste’
onder de egoïsten
De
Verenigde Staten zijn nog slechts met grote moeite ‘leidende natie’ in de
wereld en behalve voor de verdediging van de vrije wereld met geld en wapens hoeven
we daar verder eigenlijk weinig van te verwachten. Het land is afgezakt naar
het niveau van eigenbelang tegenover Europese, Chinese, Russische of Mexicaanse
belangen zonder dat er een gezamenlijk belang voor alle volken en naties kan
worden geformuleerd. Politieke armoede en kortzichtigheid van de bovenste
plank. Het drama dat zich nu voltrekt is dat de verliezende grootmachten Europa
en Amerika zich terugtrekken in hun eigen cocon en net doen alsof in het Oosten
niet een ontwikkeling gaande is waardoor ze straks zullen worden weggespoeld
van het wereldtoneel; de groei van China en India. Als zij er wel in slagen de derdewereldlanden
tot bloei te brengen (economisch investeren in Afrika in plaats van ze met
‘ontwikkelingshulp’ zeventig jaar aan de bedelstaf te houden, zoals Europa en
de VS deden) dan wordt het Aziatisch continent heel machtig en zal zij haar
culturele waarden gaan dicteren aan de rest van de wereld. En ook dat is geen
stap op weg naar meer democratie op wereldniveau, al kan het de aanloop zijn er
naartoe als de zich ontwikkelende landen en volkeren zich geleidelijk aan gaan
emanciperen. Maar voor hetzelfde geld zal China een groot deel van de wereld
economisch bezet houden, zoals de VS dat lange tijd deed en haar leger
uitbreiden om de wereldpolitiek naar haar hand te zetten.
Terug naar de
Grote Leider?
Ik
ben ervan overtuigd dat de democratie uiteindelijk wereldwijd de overwinning zal
behalen, want we kunnen nu eenmaal niet terug naar de achterlijkheid en
onderworpenheid. Niemand wil terug naar de ossenwagen, als er auto’s gereden hebben
en vliegtuigen gevlogen, maar het is heel goed denkbaar dat de democratie in bepaalde
delen van de wereld lange tijd niet van de grond zal komen en zelfs raakt
ondergesneeuwd door primaire instincten daar waar ze eens heeft gebloeid. Het
Europa van de middeleeuwen was primitiever in politieke zin dan het bestuur van
Athene of Sparta vele eeuwen daarvoor. De macht van het keizerrijk Rome drukte
alles weg wat daarvoor had bestaan aan democratie en inspraak van de senaat en
het christelijk geloof gaf meer antwoorden op vragen over het leven ná dit
leven dan dat het handvatten verschafte voor maatschappelijke hervorming en
burgeremancipatie. De nieuwe rijken van Florence tijdens de renaissance moesten
in de antieke filosofie van de Romeinen excuses vinden voor hun welvaart die ze
door hard werken hadden verkregen, omdat de kerk hen het aanrekende met zoveel
ijdelheid te leven. Men kon zich maar het beste schikken naar de bestaande ‘orde
der dingen’ en de kerk was een belangrijk onderdeel van die bestaande orde. Gelijktijdig
met de toename van autoritaire regimes in de wereld (Rusland, Turkije, Polen,
Hongarije, Syrië, Filippijnen, enz), vrijheidsonderdrukkende maatregelen en het
verdacht maken van de vrije pers of wetenschappelijke onderzoeken zien we de
opkomst van een nationalisme dat aanschuurt tegen de (voorheen als achterlijk afgedane)
religie van eigen bodem op zoek naar een verloren identiteit. ‘Wie waren we ook
al weer voordat we consumenten werden?’ Het antwoord daarop is moeilijk uit te
leggen in een paar woorden, maar het had iets te maken met emancipatie en
zelfbeschikking in een gezamenlijke verantwoordelijkheid die boven onze eigen
egoïstische belangen uitging, zonder ons te hoeven vastklampen aan vlaggen,
symbolen, etniciteiten, geloofsovertuigingen, culturen en idealen die boven de
algemene menselijkheid uitgingen.
Sven Snijer