maandag 24 juli 2017

Democratie als levensfilosofie



De democratie is met haar democratische waarden niet alleen een bestuursvorm maar ook een levensfilosofie en een levenswijze. Het is een seculiere manier van denken met grote maatschappelijke draagkracht al is niet iedereen het er over eens hoe de democratie het beste kan functioneren. De meeste mensen vinden wel dat het gezamenlijk besturen van een land beter is dan geregeerd worden door een selecte groep. Dat blijkt wanneer de democratie bedreigd wordt door ondemocratische stromingen als anarchisme, communisme, fascisme, nationaalsocialisme of islamisme waar weinigen aan overgeleverd willen worden. Democratie is een systeem waarin elementen van totalitaire ideologieën wel kunnen sluimeren, maar vaak niet opgewassen zijn tegen de alom aanwezige pluriformiteit en machtsdeling die zorgvuldig door haar burgers en het rechtssysteem worden bewaakt. Bewegingen met intolerante opvattingen worden beschouwd als een onderdeel van het systeem dat zelf een hoge mate van tolerantie heeft, want het inclusieve denken omvat ook exclusieve opvattingen. Dit berust op de kracht van het gemiddelde waardoor de extremen aan beide kanten van het politieke spectrum elkaar vaak neutraliseren en een stabiel middenveld geven. Democratie betekent op de eerste plaats het onschadelijk maken van machtsconcentraties bij personen en groepen die het evenwicht van het geheel kunnen verstoren.

Democratie voor gegoede burgers

Historisch gezien is democratie niet het idee geweest van één geniale geest, want het ontstond geleidelijk als gevolg van politiek-sociale omstandigheden. Vaak begon de tot welvaart gekomen middenklasse van een samenleving te knabbelen aan de macht en de privileges van de aristocratische bovenlaag, omdat de rijke kooplieden als dragers van de economie een steeds grotere invloed wilden op het stadsbestuur. Alle democratische rechten die burgers vandaag de dag hebben zijn bevochten in vele eeuwen van burgeremancipatie, waarbij de gegoede burgers aanvankelijk in de macht mochten delen van de adel, terwijl de gewone burgers nog steeds weinig te vertellen hadden. Veel politieke en sociale hervormers tot ver in de Verlichtingstijd wilden nooit verder gaan dan een vorm van democratie die zich uitstrekte tot een ontwikkelde bovenlaag, want adel of geen adel, een bepaalde distinctie in kennis en omgangsvormen beschouwde men toch wel als vereiste om te mogen meebeslissen in de politiek. Dat de democratie zo’n extreme mate van egalitarisme zou bereiken als in onze huidige tijd, met stemrecht voor iedere burger van achttien jaar of ouder en stemrecht voor vrouwen (in een samenleving zonder slavernij of lijfeigenschap) is een resultaat waar niemand op gerekend had.

De mens als politiek wezen

Opvallend bij de democratische bewustwording in de Europese geschiedenis is dat op beslissende momenten in onze cultuurontwikkeling de mens filosofisch beschouwd werd als een politiek wezen. In het oude Griekenland was Aristoteles al van mening dat de mens zich onvoldoende zou ontwikkelen en niet tot zijn volle potentieel kon komen buiten een stedelijke omgeving (stadstaat/ Polis) omdat de complexiteit van het stadsleven, met haar geavanceerde bestuursvorm, haar wetenschap, kunst en cultuur, religie en filosofie de ideale omgeving was om te ontdekken wat het doel van het mens-zijn was. Hij ontwikkelde het idee van de ‘eerste en tweede filosofie’ waarmee hij aangaf dat intellectuele inspanningen in eerste instantie een bepaald nut moeten hebben voor de mens en de samenleving (‘tweede filosofie’). Dit beschouwde hij als de noodzakelijke oefening om tot de eerste filosofie te geraken, die alleen gewaardeerd kon worden door mensen die het hoogste goed -het geestelijk inzicht- als een op zichzelf staande waarde konden waarderen. Zonder een menselijke samenleving waarin men midden in het leven staat, zou iemand nooit het onderscheid kunnen maken tussen de nuttige en de essentiële dingen. In die zin beschouwde hij de mens als een politiek dier, een wezen dat in een politiek-sociale structuur het beste tot zijn recht komt, omdat alles in de Griekse stadstaat met het politieke systeem te maken had en de mens alleen via die sociale interactie tot zijn eigen spirituele en filosofische bestemming kon komen.

De republiek Florence

In de stad Florence werd tijdens de renaissance vanuit een politiek ideaal het onderwijsprogramma opgezet voor het ambtenarenapparaat van de stad (studia humanitas) dat zich veel later zou ontwikkelen tot de humanistische levensbeschouwing. Oorspronkelijk was het een literair-filosofische stroming gericht op de klassieke oudheid die door de Florentijnse bestuurders Coluccio Salutati en Leonardo Bruni politiek werd georganiseerd als systeem om burgers te scholen, zodat zij met meer kennis en vaardigheden invulling konden geven aan administratieve en bestuurlijke functies. De pas opgerichte republiek Florence werd democratisch bestuurd door de vertegenwoordigers (Priori) van de belangrijkste Gilden (handelskartels) die de macht hadden overgenomen van de Magnati en Grandi, respectievelijk de oude aristocratie en de rijke kooplieden van eerdere generaties die zich de levensstijl en gewoonten van de adel hadden eigen gemaakt. Deze machtige bovenlaag van oude en nieuwe adel werd buiten het stadsbestuur gehouden, terwijl de gilden de hogere en lagere bestuursfuncties bezetten met vaak een heel korte ambtstermijn, waarna ze plaats maakten voor nieuw gekozen burgers om corruptie te voorkomen.

Gezamenlijke besluitvorming - de gave van het woord

Het was niet toevallig dat in deze politieke cultuur werd teruggegrepen op de grote Romeinse en Griekse denkers, want de Noord-Italiaanse steden waar het humanisme tot bloei kwam hadden meer gelijkenis met de Griekse stadstaten uit de tijd van Aristoteles (en de vroege Romeinse republiek) dan met de landbouwcultuur van het middeleeuwse feodale Europa. Haar overwegend boerenbevolking met een adellijke bovenlaag liet zich in levensbeschouwelijk opzicht leiden door de kerk en die ging uit van een driestandenmaatschappij waarin iedereen zijn vaste plaats had. De geestelijkheid was er voor het zielenheil van de mensen tijdens hun leven als voorbereiding op het hiernamaals, de adel was er om te strijden (veiligheid te verschaffen bij invallen van vreemde volkeren) en de boeren en ambachtslieden dienden voor de voedselvoorziening. Dit maatschappijmodel dat geen enkele sociale mobiliteit kende (mogelijkheid om je op te werken) sprak de zich ontwikkelende stadsbevolking van Florence en andere Italiaanse steden niet aan. De priori van de zeven grootste gilden vormden het dagelijks bestuur van de stad en omdat ze tot een gezamenlijke besluitvorming moesten komen werd aan de gave van het woord grote waarde toegekend. Anders dan in de middeleeuwen diende de rede niet langer om het geloof van een rationele onderbouwing te voorzien (godsbewijzen), maar werd ze nu gezien als een belangrijk hulpmiddel bij politieke vernieuwing. Wie een goede taalbeheersing had, het klassieke Latijn van Cicero en Quintilianus, was in staat om anderen te overtuigen door inzicht. Door zich de ethische deugden van de Romeinse filosofen van het verleden eigen te maken konden burgers bovendien beter dienstbaar zijn aan het ideaal van gezamenlijk bestuur, rechtvaardigheid voor allen en welvaart voor de stad. Ook al deden de Grandi en Magnati er alles aan om op slinkse wijze hun macht en invloed terug te krijgen, het gewone volk bleef een factor van betekenis en het ideaal van ‘bescherming van de kleinen en zwakken tegen onderdrukking door de machtigen en rijken’ werd steeds opnieuw verdedigd. Het ‘volk’ was een politiek begrip geworden en het grote plein in Florence was haar domein.    

Een maatschappij voor de burgers

Ook in het tijdperk van de Verlichting was de kijk op de mens essentieel politiek van aard. De Engelse filosoof John Locke was van mening dat het mogelijk was om een betere maatschappij te maken door betere mensen te ‘produceren’. Met behulp van de rede (onderwijssysteem) en een samenleving met meer sociale rechtvaardigheid kon een einde worden gemaakt aan het fatalisme van het verleden. De samenleving kon worden verbeterd door betere burgers af te leveren en nog een stadium verder, in de moderne tijd, werd het maatschappelijk systeem beschouwd als een geheel van instellingen dat in dienst moest staan van het welzijn van al haar burgers. Niet langer was de ideale samenleving het doel (Utopia), maar een ideaal leven voor individuele mensen, met goed onderwijs, medische voorzieningen, verzekeringen, rechtsbijstand, veilig en goed betaald werk, sociale voorzieningen, met veel vakanties en vrije dagen. Het politieke systeem moest dat welvarende leven in vrijheid met gegarandeerde rechten waarborgen en het werd daarom steeds meer als een dienaar van het volk gezien dan als een verbindende factor tussen burgers die via hun politieke idealen zichzelf en elkaar versterkten, terwijl tegelijk het systeem verder verbeterd werd. Toen op zeker moment alles bereikt was verloren de burgers van de democratische samenlevingen langzaam hun interesse in het politieke systeem en begonnen het zelfs saai te vinden. En dat is het in feite ook, als er geen grote dingen meer op het spel staan zoals stemrecht, vrouwenrechten, kinderarbeid, armoedebestrijding, recht op onderwijs, enz.

‘Kloof tussen politiek en burger’

We zijn op zeker moment terecht gekomen in het fabeltje van ‘de kloof tussen burger en overheid’ die vooral te maken heeft met de professionalisering van het bestuur dat heeft geleid tot verregaande bureaucratie en een professionele vergadercultuur in meerdere etappes waardoor besluitvorming erg langzaam gaat. Dit wordt nog eens versterkt door het laagdrempelige karakter van ons politieke systeem (precies het omgekeerde van de ‘kloof’) waardoor talloze maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven gehoord moeten worden en serieus genomen, bij welk besluit dan ook. Dat er soms anders wordt besloten op hoog niveau dan ‘wat het volk wil’ is niet zozeer een teken dat ons democratisch systeem niet werkt of dat politici niet willen luisteren naar de burger, maar dat er bij grootschalige projecten belangen op het spel staan van grote spelers met veel economische macht. Het zijn eerder de machtige lobby’s van (internationale) bedrijven die het democratische systeem onder druk zetten dan dat er sprake zou zijn van een te grote afstand tussen Den Haag en het land. Neem het probleem van de radicale islam in het westen. Veel mensen menen dat het de politieke onwil is van politici om het probleem van radicalisering eens stevig aan te pakken, alsof het niets meer dan ‘linkse schijnheiligheid’ betreft die ze daarbij tegenhoudt. Dat zal in de nasleep van de postmodernistische en multiculturele jaren negentig, waarbij elk kritisch geluid richting een andere cultuur of religie werd neergesabeld als ‘discriminatie’ of ‘fascisme’ nog steeds een rol spelen in de haarvaten van het systeem, maar internationaal gezien is er wel wat meer aan de hand. De wapendeal van honderd miljard dollar die de Amerikaanse president Trump onlangs sloot met Saoedi Arabië, de hofleverancier van het salafistische gedachtegoed, is een factor die vele malen meer impact heeft op Europa dan welk binnenlands beleid door de afzonderlijke landen gevoerd ook.

Helpt het vrije westen Qatar?

Wat er voor individuele regeringen overblijft is symptoombestrijding, want de oorzaak van het radicalisme wordt niet weggenomen. Grote financiële belangen staan dat in de weg, notabene belangen van het land dat het zwaarst getroffen werd van allemaal door islamitisch terrorisme, de Verenigde Staten op 11 september 2001 (Twin Towers). Saoedi Arabië mag als bondgenoot van de VS dan wel betrouwbaar zijn op het gebied van geld en militaire steun, maar tegelijkertijd is een radicale vorm van islam het fundament van dit land en van een aantal buurlanden die eveneens rijk zijn geworden door olie. Zonder deze olie zou het gedachtegoed van deze landen op geen enkele manier invloed kunnen uitoefenen in de moderne wereld, maar dankzij de oliedollars kan het radicalisme wereldwijd worden geëxporteerd. Het was schrijnend om te zien hoe Qatar, het enige land in de regio dat echt aan het moderniseren is, met objectief en interactief nieuws vanuit de hele wereld op zender Aljazeera, vanuit het westen weinig steun ontving toen Saoedi Arabië in een ultimatum eiste dat deze zender (kritisch op conservatieve en patriarchale machtsverhoudingen) zou worden opgeheven. Het enige land in het Midden Oosten waar je als vrouw wél kunt uitgroeien tot invloedrijk nieuwsanker liet men een beetje bungelen. Nog steeds hangt deze kwestie in de lucht, dus hoeveel waarde hecht Amerika nu echt aan vrije pers als het niet in haar eigen economische en militaire belang is? Voor Europa geldt dezelfde vraag. Duitsland werd pas woedend op de ‘gekozen’ autocraat Erdogan toen een Duitse mensenrechtenactivist werd opgepakt in Turkije, niet toen Erdogan maanden daarvoor hetzelfde deed met duizenden onschuldige Turken die allemaal ‘Gülen-terroristen’ zouden zijn.

Weerstand tegen het globalisme

Uitgaande van de factoren die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de democratie door de geschiedenis heen (afname van de macht van een selecte groep en groeiende betrokkenheid van het volk bij de politiek) en de factoren die haar hebben bedreigd (teveel macht en rijkdom bij enkele personen of families) kunnen we concluderen dat er in de huidige tijd veel te weinig invloed is van het volk op de politiek om haar verder te ontwikkelen of zelfs overeind te houden. Niet omdat we geen vrijheid van meningsuiting hebben of ons niet verkiesbaar mogen stellen, maar omdat internationale krachten tegenwoordig een belangrijk deel van ons nationale beleid bepalen. En omdat we op nationaal niveau de onvermijdelijke gevolgen van de internationale politiek ervaren (met de invloed van multinationals voorop) en daar niet veel meer tegen kunnen doen dan korte termijnoplossingen zoeken voor problemen die nog heel lang zullen blijven bestaan door een structurele evenwichtsverstoring in de wereld op economisch, politiek en sociaal gebied. De reactie van veel mensen in deze tijd die niet geloven in de globalisering als cultureel ideaal van de links-liberale elite is een hernieuwd nationalisme en het willen sluiten van de Nederlandse of Europese grenzen. De roep om het terughalen van de politieke besluitvorming uit Brussel naar Den Haag en het ‘baas zijn in de eigen winkel’ is wederom zo’n korte termijnvisie die niets oplost aan de internationale krachten die het lot bepalen van ons allen. Om het in klimatologische termen uit te drukken, we kunnen wel steeds hogere dijken bouwen maar als de zeespiegel blijft stijgen is het misschien beter om de uitstoot van al die aarde-opwarmende gassen wereldwijd aan banden te leggen via internationale verdragen.

Wereldproblemen mondiaal aanpakken

Anders dan samenzweringsdenkers en nationalisten ben ik niet bang voor een ‘geheime’ wereldregering, maar kijk ik er reikhalzend naar uit. Het wordt hoog tijd dat de grote problemen in de wereld op mondiaal niveau aangepakt worden en niet langer afhankelijk zijn van de wil of onwil van deze of gene militair-economische grootmacht. Er is altijd wel een dwarsligger die meent dat de andere partijen meer voordeel trekken van een bepaald verdrag, dus dient er een instantie te komen die boven de grootste partijen staat, groter dan de grootste landen en sterker dan de machtigste internationale bedrijven. Een wereldparlement met gekozen afgevaardigden uit alle landen naar het model van de Verenigde Naties, maar met verregaande bevoegdheden en de eindverantwoordelijkheid over nucleaire energie en wapens. Alleen op die manier kan er evenwicht komen op het wereldtoneel en hoeven de individuele landen niet telkens opnieuw tijdelijke allianties met elkaar aan te gaan ingegeven door de noodzaak van het moment (Vluchtelingendeal van Europa met Turkije). Geld is wat op dit moment de wereld kapot maakt, niet een falende democratie. Amerika werd door een grote Amerikaanse krant een jaar terug uitgescholden voor ‘Oligarchie’ omdat een klein groepje van superrijken het grootste deel van het land in handen hebben en verkiezingen doorgaans worden gewonnen door de kandidaat met de rijkste sponsors. De essentie van democratie is machtsdeling en op dit moment zijn wij als wereldburgers niet in staat om de macht van de grootste spelers aan regels te onderwerpen, maar moeten democratieën zich laten leiden door internationale handelsbelangen en betrekkingen met landen waar het met de democratie en de mensenrechten slecht gesteld is. Opkomende economische grootmacht China pakt zelfs dissidenten op in het buitenland en ontvoerd ze naar Chinese gevangenissen, maar het westen doet er goede zaken mee.

De nieuwe ‘Grandi’ 

In wezen erkennen samenzweringsdenkers wel het probleem van het ondermijnen van de democratische zelfbeschikking van burgers, maar ze zien niet in dat dit natuurlijke oorzaken heeft en geen geheime genootschappen vereist die een sinister plan hebben om de wereld over te nemen. Macht corrumpeert al zolang als de mensheid bestaat en natuurlijk zullen de rijken en machtigen der aarde zoveel mogelijk dingen naar hun hand willen zetten als ze daar de mogelijkheid toe zien. De vraag is waarom die macht niet kan worden ingeperkt en waarom op het hoogste niveau de wereldpolitiek niet langs democratische en juridische, maar langs economische lijnen loopt. In het verleden heeft welvaart vaak gezorgd voor meer emancipatie van het volk, omdat een zich ontwikkelende zelfbewuste middenklasse bij de elite meer rechten opeiste voor zichzelf, wat geleidelijk aan ook ten goede kwam aan de lagen daaronder. Maar in grote delen van de wereld bestaat helemaal geen ontwikkelde middenklasse, omdat de steun van kapitalistische en communistische landen tijdens de Koude Oorlog aan onderdrukkende regimes overal ter wereld bij het knechten van hun eigen bevolking dit tegenhield en veel landen niet begrijpen hoe democratie werkt. Wat we nu zien in de wereld is dat er door de wereldhandel niet meer emancipatie ontstaat voor burgers in derdewereldlanden, maar een soort lijfeigenschap (en soms letterlijk slavernij en kinderarbeid) in de lage lonenlanden, die in dienst staat van de nieuwe aristocratie, de moderne ‘Grandi’, de welvarende, volgevreten, superconsumerende en vervuilende burgers van het vrije westen.

Vrijheid van retoriek?


Omdat westerlingen niet nadenken over de herkomst van palmolie in de producten die ze aankopen, worden er in Indonesië hele oerwouden platgelegd en daar spreken wij makkelijk schande van, maar er zou niets worden gekapt als we als wereldbevolking verantwoordelijkheid zouden voelen voor de hele planeet en niet alleen voor de veiligheid van onze eigen landsgrenzen, pensioenen of ‘vrijheid van meningsuiting’. Want dat is ook zo’n ding, die vrijheid van meningsuiting. We hebben de vrijheid om te signaleren wat er niet deugt in de wereld, maar niet de middelen om het aan te pakken. Daarmee is die vrijheid meer een ijdel sieraad dan een machtig wapen in de strijd tegen onrecht en onderdrukking. Problemen op wereldniveau vragen om oplossingen op wereldniveau en daar hoort ook een autoriteit en beslissingsbevoegdheid bij die mooie afspraken en beloften tussen landen ten uitvoer kan brengen. In de tijd dat Saddam Hoessein nog in het zadel zat was het negeren van VN-resuloties zijn dagelijkse tijdverdrijf, want de Verenigde Naties als reus op lemen voeten kon tot geen enkele actie over gaan zonder toestemming van de economische en militaire grootmachten van de wereld. En zo is het nog steeds. De inval in Irak was naar de wens van Amerika, met steun van de zichzelf overschattende links-liberaal Tony Blair die net zoals nu de Franse president Macron aan het doen is graag tegen het been van de machtige vriend Amerika stond op te rijen om er zelf belangrijker door te lijken. Toen de massavernietigingswapens in Irak niet gevonden werden was men in de VS achteraf toch maar blij dat de dictator was afgezet, maar nog niet zo lang daarvoor verdiende de Europese wapenindustrie goud geld aan hun belangrijke afnemer Saddam (inclusief de grondstoffen voor zijn gifgasaanval op de Koerden).


Amerika ‘eerste’ onder de egoïsten

De Verenigde Staten zijn nog slechts met grote moeite ‘leidende natie’ in de wereld en behalve voor de verdediging van de vrije wereld met geld en wapens hoeven we daar verder eigenlijk weinig van te verwachten. Het land is afgezakt naar het niveau van eigenbelang tegenover Europese, Chinese, Russische of Mexicaanse belangen zonder dat er een gezamenlijk belang voor alle volken en naties kan worden geformuleerd. Politieke armoede en kortzichtigheid van de bovenste plank. Het drama dat zich nu voltrekt is dat de verliezende grootmachten Europa en Amerika zich terugtrekken in hun eigen cocon en net doen alsof in het Oosten niet een ontwikkeling gaande is waardoor ze straks zullen worden weggespoeld van het wereldtoneel; de groei van China en India. Als zij er wel in slagen de derdewereldlanden tot bloei te brengen (economisch investeren in Afrika in plaats van ze met ‘ontwikkelingshulp’ zeventig jaar aan de bedelstaf te houden, zoals Europa en de VS deden) dan wordt het Aziatisch continent heel machtig en zal zij haar culturele waarden gaan dicteren aan de rest van de wereld. En ook dat is geen stap op weg naar meer democratie op wereldniveau, al kan het de aanloop zijn er naartoe als de zich ontwikkelende landen en volkeren zich geleidelijk aan gaan emanciperen. Maar voor hetzelfde geld zal China een groot deel van de wereld economisch bezet houden, zoals de VS dat lange tijd deed en haar leger uitbreiden om de wereldpolitiek naar haar hand te zetten.

Terug naar de Grote Leider?

Ik ben ervan overtuigd dat de democratie uiteindelijk wereldwijd de overwinning zal behalen, want we kunnen nu eenmaal niet terug naar de achterlijkheid en onderworpenheid. Niemand wil terug naar de ossenwagen, als er auto’s gereden hebben en vliegtuigen gevlogen, maar het is heel goed denkbaar dat de democratie in bepaalde delen van de wereld lange tijd niet van de grond zal komen en zelfs raakt ondergesneeuwd door primaire instincten daar waar ze eens heeft gebloeid. Het Europa van de middeleeuwen was primitiever in politieke zin dan het bestuur van Athene of Sparta vele eeuwen daarvoor. De macht van het keizerrijk Rome drukte alles weg wat daarvoor had bestaan aan democratie en inspraak van de senaat en het christelijk geloof gaf meer antwoorden op vragen over het leven ná dit leven dan dat het handvatten verschafte voor maatschappelijke hervorming en burgeremancipatie. De nieuwe rijken van Florence tijdens de renaissance moesten in de antieke filosofie van de Romeinen excuses vinden voor hun welvaart die ze door hard werken hadden verkregen, omdat de kerk hen het aanrekende met zoveel ijdelheid te leven. Men kon zich maar het beste schikken naar de bestaande ‘orde der dingen’ en de kerk was een belangrijk onderdeel van die bestaande orde. Gelijktijdig met de toename van autoritaire regimes in de wereld (Rusland, Turkije, Polen, Hongarije, Syrië, Filippijnen, enz), vrijheidsonderdrukkende maatregelen en het verdacht maken van de vrije pers of wetenschappelijke onderzoeken zien we de opkomst van een nationalisme dat aanschuurt tegen de (voorheen als achterlijk afgedane) religie van eigen bodem op zoek naar een verloren identiteit. ‘Wie waren we ook al weer voordat we consumenten werden?’ Het antwoord daarop is moeilijk uit te leggen in een paar woorden, maar het had iets te maken met emancipatie en zelfbeschikking in een gezamenlijke verantwoordelijkheid die boven onze eigen egoïstische belangen uitging, zonder ons te hoeven vastklampen aan vlaggen, symbolen, etniciteiten, geloofsovertuigingen, culturen en idealen die boven de algemene menselijkheid uitgingen.  

Sven Snijer