Sarah
(13) loopt terug naar de fiets vanaf speelweide het ‘Woeste Westen’ nadat ze
een half uur eerder bij boerderij Westerpark is geweest waar ze de kalfjes
heeft geaaid, de ezel en de geiten. Plotseling betrekt haar gezicht en zegt ze
‘Mama, ik heb weer een kutdag gehad!’ Ze spreekt in haar autistische ‘codetaal’
en zegt precies het tegenovergestelde van wat ze bedoelt. Het was juist leuk,
te leuk! Ze kan haar gevoelens niet bevatten en er geen uiting aan geven,
daarom is het maar het beste als het object van haar liefde heel ver bij haar
vandaan blijft. ‘Ik vind het een rot-pony, mama. Ik wil hem nooit meer zien! En
die geiten haat ik ook.’ Ze doorloopt haar hele dissociatieve repertoire en
vertelt welke dieren ze nooit meer wil zien of aaien en zelfs wat ze hen zou
willen aandoen. Aan het eind ervan, stelt ze opnieuw dat ze een vreselijke dag
heeft gehad en dat ze liever thuis was gebleven.
Mama
probeert te helpen bij de complexiteit van haar gevoelens en stelt oplossingen
voor;‘Misschien was het allemaal wel te leuk vandaag en moet je eerst even tot
rust komen en nadenken over wat je allemaal gezien en gedaan hebt.’ Sarah
reageert afwijzend. ‘Nee, het was gewoon een rotdag. Ik haat die beesten.’
Moeder vraagt voorzichtig of het beter zou zijn om de pony en de ezel maar even
te vergeten en dan later nog eens terug te komen. Dat vind Sarah wel een
acceptabel idee, voor het moment. De dieren gewoon even niet zien. Op weg naar
huis tijdens het fietsen heeft ze spijt van haar eerdere uitlatingen. Ze huilt
als ze zegt ‘Ik had niet zulke erge dingen moeten zeggen over de pony, want hij
is wél lief.’ In een moment van openhartigheid en uitgestelde zelfkennis
verklaart ze haar diepere gevoelens. ‘Ik had hem zo graag langer willen aaien
en hem liefde willen geven. Ik wou dat ik hem mee naar huis kon nemen, maar dat
gaat niet.’ Vijf minuten later slaat haar stemming alweer om en heeft ze er
‘helemaal geen spijt van’, want het is gewoon een ‘rotbeest’. Toch vind ze het
ook wel een beetje jammer dat de pony niet op het balkon kan wonen en dat ze
thuis geen stal heeft. Geleidelijk komen de extremen van haar liefde en haat
weer tot een stabiel midden en bij thuiskomst zijn haar verdriet en boosheid weer
wat gezakt.
Bij
autisme en ‘overprikkeling’ denken we vaak aan situaties waarbij de zintuigen
van het kind overbelast raken door teveel beelden, geluiden of massa’s mensen
die het kind overstuur kunnen maken, zoals op een marktplein, een kermis, een
schoolfeest of een carnavalsoptocht. En ook aan onverwachte situaties en gebeurtenissen
die de rituelen van het autistische kind doorbreken waardoor het zich onveilig
voelt in een wereld waarin het minder sociaal vaardig is dan anderen. Maar er
is nog een ander, veel subtieler aspect bij autisme dat onze aandacht verdient
en dat is de emotionele intensiteit waarmee het kind dingen kan beleven, waarvoor
het geen uitlaatklep heeft. Een rustige weide met boerderijdieren waar het kind
regelmatig komt en waar het zich veilig en vertrouwd voelt kan evengoed een
overdosis geven van een emotie die voor grote problemen kan zorgen achteraf;
geluk!
Het
heeft lang geduurd voordat mijn vrouw en ik het verband begonnen te zien tussen
leuke en harmonieuze gebeurtenissen eerder op de dag en hysterische agressieve
uitbarstingen van ons kind in de middag of tegen de avond. Schijnbaar zonder
reden werd de huiselijke vrede dan verstoord en veranderde een prima verlopen
dag opeens in een oorlogsgebied. Geen idee welk ritueel we over het hoofd
hadden gezien of welke ‘fout’ we hadden gemaakt in haar autistische
belevingswereld. Tot we ons begonnen af te vragen of ons kind misschien een
overdosis blijheid had ervaren die dag en een hele lading van onuitsprekelijk
geluk mogelijk op het punt stond van uitbarsten. Kijkend naar de wilde blik in
de ogen van onze dochter die nergens houvast wist te vinden, terwijl ze bezig
was haar ouders -haar enige helpers- van zich af te stoten en uit te dagen, was
het noodzakelijk om die optie serieus te nemen en te proberen daar iets aan te
doen.
Aanraking
werkte het beste in momenten van grote stress. Zachtjes haar rug aaien en alles
bevestigen wat ze huilend aan onsamenhangende en tegenstrijdige dingen uitkraamde
om bevrijding te vinden van de ondraaglijke last van haar ‘grand amour’ (een
hondje, een pony, een ezel). Ze moest eerst haar lichaam weer voelen, zichzelf
terugvinden, de tegenstrijdigheid snappen van de liefde en de haat die ze tot
uitdrukking bracht (de pony kon niet gelijktijdig ‘lief’ en ‘gemeen’ zijn) en vooral
leren geduld te hebben met zichzelf. Weten dat er morgen een nieuwe dag is met
nieuwe kansen om te bewijzen dat vandaag maar een kleine vergissing was.
‘Vandaag ging het even niet zo goed hè, mam?’ Moeder haalt haar schouders op en
laat haar open handen zien. ‘Jammer, …kan gebeuren. Morgen zijn de geiten en de
kalfjes er weer en de pony en de ezel….Maar misschien is ‘morgen’ nog een
beetje te vroeg. Volgende week zijn ze er vast ook nog wel en dan zijn ze nog
blijer om jou weer te zien!’
Sven Snijer