maandag 2 juni 2014

De juiste manier van denken

De ‘juiste manier van denken’ zoals de filosofen in vroeger tijden het verstonden is vandaag de dag geen onderdeel meer van de filosofie. Wij zijn zo sterk op het waarheidsgehalte van een bewering gericht en de bewijsvoering daarvan, dat we weinig aandacht besteden aan het proces waardoor overtuigingen in onze psyche tot stand komen. 

We stellen soms wel vragen bij de motieven die een persoon heeft om bepaalde beweringen te doen, maar we hebben weinig aandacht voor de mate waarin een persoon over innerlijk evenwicht beschikt, dat toch de grondslag is van het denkproces. De enige aanwijzing die we hebben voor iemands denkkracht, is of hetgeen dat wordt beweerd een innerlijke samenhang heeft en vrij is van tegenstrijdigheden, die op onbewust niveau zouden kunnen duiden op gebrek aan inzicht of stabiliteit van de spreker.

Hoe deze innerlijke samenhang van een betoog of het gebrek daaraan ontstaat, is geen onderdeel van het discours, omdat we veronderstellen dat het proces van redeneren en discussiëren vanzelf leidt tot meer helderheid en evenwicht in het denken van allen die deelnemen aan een discussie. Toch is dit een smalle basis voor het verkrijgen van een helder inzicht in een kwestie, omdat er behalve het streven naar consequentie in het redeneren, zwaarder wegende factoren zijn die iemands denken en handelen vorm geven in de wereld, van een morele en ethische aard. Als logica alleen voldoende was voor een goed inzicht in belangrijke kwesties, dan zouden de meest succesvolle mensen in de wereld nagenoeg gevoelloos moeten zijn.

Zelfregulering

De mens is een verstands -en een gevoelswezen die het nodig heeft om naast zijn intellectuele ontwikkeling, waar een gemiddeld schoolsysteem primair op gericht is, ook inzicht te krijgen in sociale verhoudingen en een evenwicht te vinden tussen de innerlijke wereld van beleving en de uiterlijke wereld van handelen. Wanneer een persoon ernaar streeft om voor alles zijn zelfregulering/ zelfdiscipline op orde te hebben, een onderdeel van de filosofie dat nog in het recente verleden (humanisme, vijftiende eeuw) als belangrijkste voorwaarde voor de verdere scholing werd gezien, dan kan dat gevoelsleven zijn juiste verhouding krijgen ten opzichte van het intellect. Dan wordt het niet een losgeslagen functie dat leidt tot impulsief hedonistisch gedrag (vandaag de dag bijvoorbeeld ‘coma-zuipen’ onder jongeren), maar het wordt ook niet onderdrukt en ontkent, omdat het bijvoorbeeld niet zou passen in het zogenaamd stoere gedrag van de groepscultuur, dat ertoe aanzet de eigen individualiteit op te offeren aan de sociale goedkeuring.

Je zou kunnen stellen dat het maar in een beperkte mate mogelijk is voor een mens om een echte visie op het leven te ontwikkelen, als zelfdiscipline en zelfkennis niet vooraf gaan aan meningsvorming over welk onderwerp dan ook, omdat het voor mensen die niet op zichzelf durven te vertrouwen (de diepere laag in zichzelf) de ideeën die ze voorstaan bijna altijd zijn overgenomen van anderen en de voornaamste functie ervan bestaat uit het bevestigen van de groepsidentiteit en het zich niet schuldig maken aan zaken die dermate afwijkend zijn van wat er algemeen gedacht wordt, dat anderen er door verontrust zouden kunnen worden. Dit geldt voor een religie evenzeer als voor een partijcultuur, een familie- of bedrijfscultuur, een staatsideologie en elk soort van vereniging van mensen.

Maar om vooruit te komen als groep, als samenleving en als mensheid is het noodzakelijk dat we niet eeuwig hetzelfde blijven denken en moeten de heersende belangen soms opgeschort worden om toekomstige belangen te verwelkomen. Dat kan alleen gebeuren door mensen die vrij kunnen denken, los van het verlangen naar goedkeuring zonder meer, maar met een streven dat erop vertrouwt dat het collectieve inzicht op termijn, in verschillende fasen tot stand zal komen, als één voor één de weerstanden ertegen worden losgelaten. Zulke ontwikkelingen kunnen alleen in gang gezet worden door mensen die voldoende basis in zichzelf hebben en hun meningsvorming niet laten vervalsen door andere belangen dan een waarachtig ideaal dat werkelijk verbetering en vooruitgang zal brengen.

Eén geheel

Waar ik me vaak aan heb gestoord als het over het privéleven van politici ging (en rechts of links doet hierbij niet terzake) is het argument dat lange tijd gehoord werd bij ieder nieuw (seks)schandaal van een president of parlementslid, dat we politieke leiders alleen mogen beoordelen op hun publieke optreden en niet op hun escapades, die zogenaamd alleen hun eigen gezin schade doen. 

Vanuit het standpunt van een ethische en spirituele filosofie is dit volkomen onzin, omdat de mens één geheel vormt van gedachten, gedragingen en verantwoordelijkheden. Als een filosoof in de oudheid de discipline niet kon opbrengen om zichzelf door een periode van stilzwijgen, vasten, meditatie, toehoorder zijn van meer ervaren filosofen, innerlijk tot een zekere geestelijke rijping te brengen, dan werd hij het niet waard geacht om meer kennis te verkrijgen, want bij een wilzwakke persoon was het niet in goede handen. Een mens met heldere gedachten kon niet samen gaan met een chaotisch en ongecultiveerd leven. Onmatigheid in allerlei  vormen werd beschouwd als een groot nadeel bij de ontwikkeling van het filosofische en spirituele leven.

Gebrek aan zelfbeheersing en onvermogen om de eigen geest meester te worden, zal denkprocessen vervalsen, door proberen te ontsnappen aan de consequenties van de eigen redeneringen. Het inzien van de logica van iets, maar te zwak zijn om er naar te handelen, kan leiden tot extremiteiten in overtuiging en gedrag, omdat de vermogende delen van het brein de onderontwikkelde moeten maskeren. Of het zal leiden tot een kleurloze en smakeloze levenshouding, die echte betrokkenheid en authenticiteit uit de weg gaat, door een overmaat van relativering die niet voortkomt uit levenswijsheid en coulance, maar uit ontoereikendheid van de zelfdiscipline, waardoor geen emotionele spanningsboog kan worden volgehouden. Dit verstoort de intuïtie en ontneemt iemand de mogelijkheid om in één moment kort en bondig te formuleren wat de kern uitmaakt van zijn gehele gedachtegang, zodat alles onnodig complex en vermoeiend wordt door toegevoegde elementen die geheel overbodig zijn. Een eindeloze reeks van verhelderingen die alles nog onbegrijpelijker maken, met daarbij het excuus van de spreker dat twee uur ook erg weinig is voor zo’n ingewikkeld onderwerp! 

Helderheid


De juiste manier van denken, is een vitaal denken, dat helderheid, kracht en doeltreffendheid in zich heeft, zonder zwaar te zijn of te bezwaren. Het is een denken dat verheft en de toehoorders oproept tot hun eigen innerlijk betoog, aangemoedigd door de mogelijkheden die worden opgeroepen door de verbeeldende kracht van de uiteenzetting. Een goede filosoof overtuigd anderen niet zozeer van zijn gelijk, maar verleidt eerder anderen tot zelf denken. De juiste manier van denken is niet een bepaalde politieke of filosofische mode, maar een juiste manier om met de eigen psyche om te gaan. Geen eeuwig malende gedachten en ook geen ‘verstand op nul’ zetten en doorwerken tot de 'burn out', maar een levenswijze die in overeenstemming is met waar we innerlijk van overtuigd zijn dat het ons vervulling en welzijn zal schenken. Als onze gedachten niet op een innerlijke wijsheid gestoeld zijn, worden onze meningen vaak een schreeuw om aandacht, waar niemand wijzer van wordt. Daarom heeft iedereen wel recht op een eigen mening, maar zit niet iedereen erop te wachten deze aan te horen.


Twee categorieën 

Onzekere mensen vallen uiteen in twee categorieën, mensen die dingen absoluut zeker weten en mensen die overal aan twijfelen. Beide groepen hebben de weg gekozen van niet nadenken, want voor de eerste categorie hoeft dat niet langer in het licht van de reeds gevonden waarheid en de tweede groep acht objectieve waarheid überhaupt onmogelijk en begint er daarom niet aan. De absolute waarheden van gelovigen van diverse stromingen die het allemaal net iets beter weten dan de concurrent, zijn een herkenbare karikatuur die vorm krijgt in het stereotype beeld van de Jehova met zijn voet tussen de deur. De tweede groep mensen, de waarheidsontvluchters hebben we minder goed in beeld als samenleving, omdat twijfelen niet wordt gezien als verdacht, maar bijna als iets heroïsch (durven te twijfelen).

De angst die mensen tegenwoordig hebben voor ‘waarheid’ in de dogmatische zin van het woord (‘waarom zijn jouw ideeën meer waar dan de mijne?’) is een verwarring van culturele (democratische) verworvenheden en de natuurlijke potenties van de psyche. Als mens hebben we allemaal evenveel recht om te bestaan, maar net zo goed als de ene mens zijn lichaam (en zijn mentaliteit) beter heeft getraind, om harder te kunnen lopen dan anderen met het specifieke doel van een carrière in de sport, is het ook mogelijk voor de ene mens om zijn denkvermogen in analytische zin beter te hebben ontwikkeld en krachtigere en verder reikende gedachten te ontwikkelen dan een ander. 

De vorm van die gedachten is vrij, want naar gelang het karakter van een mens, zal zijn denken wanneer het zich ontwikkeld en vitaler wordt, meer het eigen unieke karakter uitbeelden en toch zal de onderliggende logica in het betoog universeel aanspreken. Die universaliteit is niet noodzakelijk een boodschap van wereldvrede of een bewijs voor hoeveel we als mensen eigenlijk op elkaar lijken, maar eerder een intrinsieke samenhang en helderheid die gevoeld worden in het betoog, omdat de persoon zelf als individu geïntegreerd is. Waarheid bestaat wel degelijk. Het is over voldoende engagement beschikken om je ergens mee te verbinden, maar voldoende afstand te bewaren om objectief te kunnen oordelen in een mate die geloofwaardig is in de ogen van anderen. Zo zijn de gedachten die tot ons komen aansprekend en persoonlijk voor de toehoorder of lezer en tegelijkertijd helderheid en kracht schenkend. Ze zijn niet zomaar een mening over iets, maar een werkzame kracht die voortkomt uit zelfbeschikking.

Sven Snijer