vrijdag 28 november 2014

Tussen Rede en religie

Veel dommer dan de meest recente opmerking van PVV-leider Geert Wilders over de islam kan het niet worden. De islam zou geen godsdienst zijn en daarom geen recht hebben op godsdienstvrijheid, aldus de verklaring van de voorman van een politieke partij die geen onderscheid kan maken tussen de islam als religie en de islam als politiek instrument van radicalen.

Het is niet helemaal duidelijk waar deze opmerking vandaan komt, maar je moet toch wat zeggen, als een dag ervoor partijgenoot Machiel de Graaf terechtgewezen is door minister van sociale zaken Asscher, die stelde dat iedere religie evenveel bestaansrecht heeft binnen de Nederlandse grenzen als een ander. Daar kon Wilders op basis van de Nederlandse wetgeving niet onderuit, dus dan maar op een goedkope manier pareren met de verklaring dat de islam geen religie is. Het is de vraag niet of de PVV-leider de islam een leuke religie vindt, want zijn totale afkeer ervan kennen we ondertussen, maar of de islam gelijk gesteld kan worden aan andere religies, in de zin van aanspraak kunnen maken op dezelfde grondwettelijke rechten. En dat kan de islam. Als er op iedere bladzijde van het heilige boek gesproken wordt over goddelijke wilsbesluiten, goddelijke voorschriften, de Dag des Oordeels en een ontvangst in het hiernamaals, dan mag je gerust stellen dat je met een religie te maken hebt.

Het cultuurverschil benadrukken tussen de landen waar de islam de dominante religie is en de westerse waarden waar ze zo nu en dan mee in botsing komen, is geen goede grond om de islam de religieuze identiteit te ontzeggen. Wilders bedoelt te zeggen dat de islam waarden vertegenwoordigt die niet stroken met onze grondwet, als tenminste de islam in Nederland op dezelfde manier gepraktiseerd zou worden als in Iran of Saoedi-Arabië. Maar dat is niet het geval en het radicaliseren van groepen jongeren die naar Syrië afreizen zou alleen als ons voorland kunnen worden gezien, als het probleem niet door onze overheid zou worden onderkend. Het wordt echter wel als een probleem gezien, al wordt er nooit inhoudelijk op gereageerd, maar vooral vanuit sociaal-maatschappelijke context. Mensen ‘bij de samenleving blijven betrekken’ is het standaard antwoord van de regering en de manier waarop de religie vooral onder radicale jongeren beleefd wordt, is iets waar ze hun vingers niet aan branden.

Dientengevolge kunnen ze ook nooit de wortel raken van het probleem dat onze wetten en de universele mensenrechten voor deze radicale jongeren geen betekenis hebben en is het voor Wilders makkelijk schieten op de islam, want de radicale islam krijgt weinig inhoudelijk tegengas van binnenuit, omdat er nog weinig ervaring is met een gedemocratiseerde humanistische islam. Gematigde moslims passen zich gewoon aan de Nederlandse samenleving aan, zonder daar geloofsinhoudelijk over na te denken. Ze zien de teksten in het heilige boek niet noodzakelijk als een oproep om de ongelovigen ‘een lesje te leren’, maar betrekken de heilige aanbevelingen voornamelijk op zichzelf en hun eigen ontwikkeling. Dat de islam nooit een periode van Verlichting heeft doorgemaakt zoals in het Westen is gebeurd met het christendom, maakt dat er altijd een achterdeur open blijft staan voor radicalisering en voor plotseling opkomende terreurbewegingen als de Islamitische Staat. Zij praktiseren de islam zoals dat veertienhonderd jaar geleden gebeurde, zonder zich te storen aan de vooruitgang die de mensheid sinds die tijd heeft geboekt op het gebied van de wetenschap, mensenrechten, emancipatie, cultuur en beschaving. Een niet betwijfeld geloof blijft die neiging ook houden, omdat de geloofswaarheden altijd spiritueel kunnen worden opgevat, maar net zo goed letterlijk.

Niemand kan een gematigde interpretatie van heilige teksten garanderen, als de status van het geloof zelf onaantastbaar is. De teksten matigen of relativeren zichzelf immers niet. Dat moeten mensen doen die eeuwenoude waarheden vertalen naar een nieuwe tijd, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen zelfontplooiing (met behulp van een hogere macht) en blinde onderwerping aan het gezag van de schrift, zoals dat door de meest fanatieke gelovigen wordt uitgelegd. Deze transformatie gaat niet vanzelf, maar moet stapsgewijs worden volbracht, omdat een vertaling van de spirituele boodschap naar de eigen tijd een belangrijke voorwaarde is, zowel voor de kracht van de religie zelf, als voor de maatschappij die de religie moet huisvesten. Er zijn ook genoeg christenen en joden (waar Wilders wel sympathie voor heeft) die hun geloofswaarheden letterlijk nemen en die de democratische rechtsstaat maar als een lastig obstakel zien bij de verspreiding van hun hemelse ideeën, maar de geschiedenis heeft hen geleerd zich bescheiden op te stellen, omdat er in onze cultuur tradities bestaan die absolute geloofswaarheden betwijfelen.

Wilders zou zich als atheïst geloofwaardiger maken, als hij zou stellen dat voor hem alle religies even belachelijk zijn, maar dat sommigen beter te accepteren zijn dan anderen, omdat ze in de praktijk minder oppositioneel tegenover onze cultuur en rechtsstaat staan dan de islam –in zijn niet geïntegreerde en geradicaliseerde vorm- al hebben het Jodendom en het christendom in wezen net zo weinig affiniteit met rede en wetenschap. Ze zijn de meer gedomesticeerde religies die de scheiding tussen kerk en staat niet tegenspreken en daarom vindt Wilders dat het ‘goede religies’ zijn en mogen ze blijven. Als Wilders consequent zou zijn en geen problemen van verschillende aard op één hoop zou gooien onder de noemer ‘islam’ -variërend van hangjongeren die overlast geven op straat, Turkse inmenging bij Nederlands beleid, tot hoofden afhakken door IS in Syrië- dan zou hij een afbakening maken bij wetsovertredingen begaan door mensen, onverschillig van welke religie ze zijn. Voor een niet-gelovige zou het niet moeten uitmaken op basis van welke overtuiging iemand zijn gedrag strijdig is met onze wet en cultuur, omdat dit niet relevant is.

Als een religie problemen ondervindt met integratie in een andere cultuur, dan vraagt dat in de eerste plaats een reflectie daarover van die religie zelf en daarbij kan het gastland behulpzaam zijn vanuit de eigen tradities, zoals het christendom en het Jodendom, die ook hebben moeten leren omgaan met een door wetenschap en humanistische waarden gedomineerde cultuur. Het is weinig intelligent om te zeggen dat de islam ‘geen religie’ is, als je daarmee eigenlijk bedoelt dat het een religie is die de gewenste transformatie nog niet heeft ondergaan, vanuit het standpunt van de geseculariseerde burgers. Houdt Wilders zoveel van zijn eigen vertrouwde christendom of is het enkel een vergelijk dat van pas komt in zijn politieke plannen? Door te zeggen dat de islam geen religie is, omdat er door een aantal islamitische groeperingen barbaarse praktijken op na worden gehouden, stelt hij impliciet dat ‘echte’ religies vredelievend en liefdevol zijn, zoals het christendom met haar naastenliefde. 

Dan heeft Wilders zeker nooit een geschiedenisboek gelezen en weet hij niets van de moordpartijen van kruisvaarders in het heilige land, die vrouwen, kinderen en bejaarden niet hoefden te ontzien, omdat de kerk ze van tevoren al hun misdaden had vergeven?

Natuurlijk kent Wilders zijn geschiedenis en hij heeft helemaal niets op met het geloof van welke signatuur dan ook, maar hij heeft er politiek baat bij om de vreemde religie tegenover de ‘eigen religies’ te plaatsen, om zo zijn rechtse nationalistische ideeën wat extra wortels te geven, bovenop zijn strijd tegen de linkse kerk die nauwelijks nog bestaat. De strijd voor een samenleving die op rede is gebaseerd en op mensenrechten wil ik van harte steunen, maar daarvoor is het noodzakelijk om het redelijk vermogen van mensen aan te spreken en niet de radicale afkeer van één gekozen doelwit, zelfs niet als dat een makkelijk doelwit is om voornoemde redenen. Meer redelijkheid ontstaat door meer redelijke overwegingen en door betere informatie te verstrekken aan een zo groot mogelijke groep mensen. Dat is de enige weg naar een meer verlichte samenleving, waarbinnen verschillende geloofsopvattingen hun plaats weten te vinden, zonder dat ze naar innerlijke beleving geweld hoeft te worden aangedaan, omdat de ware rede geen afsluiting is van het spirituele leven, maar een verheffing van het intellect dat ruimte biedt aan een hogere visie.