dinsdag 27 januari 2015

Ik stond erbij en ik keek ernaar

In zijn NRC.nl column van 24 januari 2015 constateert Youp van ’t Hek verbijsterd dat er bij het gezin van het door haar stiefvader doodgeknuppelde verstandelijk beperkte meisje Daniëlla, wel tien hulpverleningsinstanties betrokken waren en dat er ondanks dat door de oma van het meisje regelmatig aan de bel was getrokken -en ook de hele buurt wist van de mishandelingen- een geschiedenis van botbreuken, messteken en seksueel misbruik uiteindelijk toch fataal afliep. Het meerdere malen herhalen van het getal tien in zijn stuk, dient om te benadrukken hoe ongelofelijk hij het vindt, dat er van al die instanties niemand de ernst van de problematiek heeft begrepen en ernaar heeft gehandeld om de dood van het meisje te voorkomen.

Als beheerder van de blog Jeugdzorg Dark horse kijk ik altijd met gemengde gevoelens naar de publieke verontwaardiging bij dit soort casussen, omdat de terechte boosheid die mensen voelen, lang niet altijd leidt tot een betere aanpak van het probleem, maar in veel gevallen de situatie zelfs verergert, of zich excessief manifesteert in het tegendeel. De handelingsverlegenheid van instanties als jeugdzorg is spreekwoordelijk en heeft in het verleden al veel kritiek gehad, maar de zogenaamde oplossingen voor het probleem sorteren weer effecten die op een andere manier weerstand oproepen. Zo is er de bekende meldingshysterie die al zo’n tien jaar aan de gang is, waarbij een rotsvast geloof dat vaker melden van vermoedens van kindermishandeling veel ellende kan voorkomen onbetwist blijft, terwijl uit talloze jeugdzorgcasussen in de praktijk is gebleken dat het er ook toe leidt dat veel normale gezinnen hierdoor nodeloos in de ellende worden gestort. Onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ worden gezonde patiënten ‘ziek’ verklaard en volgespoten met het jeugdzorgmedicijn.

‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ is nu niet bepaald van toepassing op instanties als jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, die een heel juridisch apparaat achter zich hebben om hun pedagogische gelijk door te drukken als de cliënt niet meewerkt. Een ondertoezichtstelling die niet nodig is kan zeer vernederend zijn en een geëscaleerd conflict met de hulpverleners dat ontaard in een uithuisplaatsing is een nachtmerrie voor normale ouders die van hun kind houden. De machtsverhouding in de rechtszaal is altijd ongelijk, omdat de hulpverlenende instanties, die tegelijk ook de beschuldigende instanties zijn met hun vermoedens van ‘ontwikkelingsbedreiging voor het kind’ niet aan waarheidsvinding doen en eigenlijk al op basis van hun functie geacht worden juiste inschattingen te maken van gezinssituaties. Iets waar het in ontelbaar veel casussen juist aan geschort heeft, omdat de professionaliteit vaak te wensen overlaat om redenen van jeugdigheid, te laag opleidingsniveau, te snel in het diepe worden gegooid met te zware casussen, etc en daarbij het imago van jeugdzorg dat boven alles beschermd moet worden, zodat er nooit fouten toegegeven worden, waardoor de kans op escalatie in veel gezinnen alleen maar groter wordt en het kind de dupe wordt van misverstanden of machtstrijd tussen ouders en jeugdzorg.

Mishandelingsexpert

De verontwaardiging die mensen als Youp van ’t Hek voelen wanneer ze lezen dat tien instanties erbij stonden en ernaar keken, geeft in het huidige klimaat het paranoïde effect van nog meer campagnes, om ‘er nog eerder bij te zijn’, zodat gezinsdrama’s kunnen worden voorkomen. Daarvoor hebben ze naast docenten nu ook al zwemcoaches ingeschakeld, de meteropnemer, de Ouder en Kindadviseur, de tandarts, de mensen van de Spoed Eisende Hulp (waar in één casus drie verschillende dokters ‘onopvallend’ tussen de benen van een meisje gluurden om te zien of ze misbruikt was, terwijl de ouders met hun kind voor heel iets anders naar het ziekenhuis kwamen) en er staan nog veel meer beroepen op de wachtlijst om ook opgeleid te gaan worden tot ‘mishandelingexpert’ met een cursus van een paar dagdelen. Er zijn zelfs van die cursussen te koop bij de Hema, maar het kan ook lekker gemakkelijk online, thuis vanachter de pc, als mensen eens even iets anders willen dan twitteren of gamen. Voor de handelaren in kindermishandeling zijn breed uitgemeten gezinsdrama’s goud waard, omdat hun signaleringsziekte zich als een ebola-virus kan verspreiden iedere keer dat de meute wordt opgeschrikt door zo’n afschuwelijk verhaal.

Tien instanties die zich met het gezin bemoeiden en nog werd er niet ingegrepen. Betekent dit dan dat er bij al die instanties helemaal niemand de cursus vroeg-signalering had gevolgd (of desnoods de cursus laat-signalering)? Was er dan helemaal niemand die vreemd gedrag bij het meisje had opgemerkt, als ‘een duidelijk teken dat er méér aan de hand was’? Wat vreemd nu toch, want van al die mensen die voor het karretje worden gespannen van de mishandelingslobby, komen de meldingen binnen bij diezelfde instanties die in deze casus (en vele anderen) helemaal niet ingrepen! Het probleem is al jaren niet dat er te weinig gesignaleerd wordt, maar dat er door de arrogantie of desinteresse van de hulpverleners niets wordt gedaan met de meldingen die wel zijn binnengekomen.

Een van de redenen voor het laten liggen van waarschuwingssignalen uit de omgeving was van technische aard, dat de adviesvragen van bezorgde personen die het AMK consulteerden over een gezin, niet werden opgeslagen als ‘melding’ zodat ze niet werden opgeteld bij het totaal van de zorgelijke signalen over een gezin. Dat gaan ze nu bij elkaar brengen en dat zal leiden tot een beter overzicht (konden ze tien jaar terug nog niet verzinnen). Maar een echte oplossing is het natuurlijk niet. De al eerder genoemde arrogantie en betweterigheid is het echte probleem. Hulpverleners weten het gewoon altijd beter, want als de familie van het onder toezicht gestelde gezin het gevaar zo goed in kan schatten, waarom lopen ze dan eigenlijk bij jeugdzorg? Aan de ene kant laten gezinsvoogden zich ‘inzuigen’ in een situatie en aan de andere kant willen ze toch autoriteit uitstralen en dat resulteert vaak in het hard ingrijpen daar waar het niet nodig is, of waar het humaner zou kunnen en daarnaast een wegwuiven van concrete aanwijzingen voor gevaar in situaties die echt dreigen te ontsporen.

Tien hulpverlenende instanties op één gezin lijkt misschien veel, maar een decennium terug was twintig hulpverleners op één gezin ook niet ongewoon, waarbij er vaak heel ‘belangrijke’ taken werden uitgevoerd, zoals ‘moeder helpen brood smeren voor de kinderen, ’s ochtends voordat ze naar school gaan’. Je denkt als je het leest, dat dit soort krantenberichten door een grappenmaker zijn geschreven, maar het gaat om daadwerkelijke situaties en echt belastinggeld. Maar het aantal hulpverleners in een gezin is volgens mij niet de kwestie, want we kennen allemaal de verhalen van mensen die in elkaar geslagen worden door drie stuks straattuig, terwijl er veertig mensen omheen staan die niets durven te doen. Hulpverleners zijn niet anders, want er wordt ze van bovenaf aangeleerd om nooit persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen, maar zich altijd te verschuilen achter de beslissingen die ‘als team genomen worden’, of anders achter de jurist van het Bureau waar ze voor werken. Een teambeslissing wordt in onze samenleving vaak opgevat als een gewogen beslissing, waar alle inzichten bij elkaar komen en er een meerwaarde ontstaat, maar het kan ook een laf gemiddelde zijn als er niemand hoofdelijk aansprakelijk is en niet expertise en kwaliteit de doorslag geven, maar een consensus over datgene ‘wat we nog niet geprobeerd hebben’. Zijn we nog wat vergeten, of is de casus al hopeloos?  

Sven Snijer