maandag 17 augustus 2015

Een nieuwe verhouding tot religie

“Als je oprecht bent zal ik van je houden, maar wanneer je niet oprecht bent zal ik jou en mijzelf geen pijn doen met hypocriete beleefdheden.”

                                                                                        Ralph Waldo Emerson

Als waarheidszoekend persoon heb ik altijd een wat moeizame verhouding gehad met religie, voornamelijk omdat ik zonder religie ben opgegroeid. Maar vanaf een bepaalde leeftijd dienden religies als inspiratiebron voor mijn levensbeschouwelijke zoektocht, zij het dat ik voornamelijk probeerde de spirituele vruchten eruit te vissen en de rest van de religie te laten voor wat ze was. 

Waarom zou je jezelf ingraven in een geloofssysteem als je in vrijheid geboren bent? In de loop van mijn ontwikkeling is mijn hang naar de transcendente werkelijkheid steeds meer afgedwaald van de religieuze context en zich gaan concentreren op de psychologie van het menselijk potentieel. Meer filosofisch en psychologisch verantwoord in zijn basis en beter geïntegreerd in de hedendaagse maatschappelijke werkelijkheid, die ik niet enkel wilde tolereren als een ‘omstandigheid’ waarbinnen mijn spirituele ontwikkeling zich voltrok, maar die ik als wezenlijk onderdeel van mijn vorming als mens wilde aanvaarden en waarderen. De moderne tijd heeft haar eigen boodschap en wijsheid.

Ik had gemakkelijk atheïst kunnen worden als ik niet zo vroeg in mijn leven ervaring had opgedaan op spiritueel gebied. De rationele weg spreekt mij aan, maar geeft me geen beperkingen voor een spirituele kijk op het leven. Ze versterkt deze juist, want wat redelijk is kan niet in strijd zijn met een ontologisch verlangen. De enige echte zekerheid, dat wij nergens geheel zeker van kunnen zijn, laat ruimte open voor contemplatie op datgene wat het bewustzijn mogelijk maakt (en dat bedoel ik niet in biochemische zin). De manifestatie van het zelfbewustzijn en de wetenschap dat dit zelfbewustzijn zich van dingen bewust kan worden voorbij zichzelf. Dit is wat religie helaas niet langer als doel ziet voor zichzelf, omdat binnen de religieuze context voornamelijk wordt gezocht naar ervaringen die de juistheid van de geloofswaarheid bevestigen, waardoor iedere vorm van spirituele of geestelijke opmerkzaamheid onmiddellijk verbonden wordt met het voorgekauwde religieuze concept. Op die manier werkt religie niet bevrijdend, maar beperkend en kan ze ondanks de oprechtheid van sommige ervaringen toch een remmende werking uitoefenen op de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van individuen, zelfs als sommigen van hen erin slagen om mensen achter zich te krijgen en hun methoden uit te dragen.

Charlie Hebdo

Een nieuw hoofdstuk in mijn persoonlijke filosofische en levensbeschouwelijke ontwikkeling begon met de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs begin dit jaar. Ik merkte dat mijn toch al gegroeide afkeer van traditionele geloofsuitingen erdoor werd versterkt en dat de spirituele boodschap die religies in essentie in zich dragen niet langer als excuus kon gelden voor de velen vormen van bijgeloof en onwetendheid die de religieuze boodschap vaak kenmerkt. Een opmerking van Peter R. de Vries tijdens het televisiedebat ‘Mijn vrijheid, jouw vrijheid’ (22 januari 2015), dat ‘er niet veel rechtvaardiging is voor de ridiculisering van een godsdienst’ bleef nog lang in mijn geheugen hangen. Ik vatte het uiteindelijk op als een uitdaging om met een meervoudige rechtvaardiging te komen voor het ridiculiseren van godsdienst. Want hoewel ik religie schatplichtig ben in spirituele zin voel ik me niet verplicht om al haar bijproducten kritiekloos onder het tapijt te schuiven en die elementen die geen moderniteit en rede kunnen verdragen af te doen als ‘symbolisch’, want voor velen zijn zulke geloofsvoorstellingen volkomen reëel en permanent van invloed op hun leven. Met de nieuwe verhouding die het westen momenteel zoekt tot de islam, rees bij mij de vraag in hoeverre de geaccepteerde vormen van religie zoals het Jodendom en het christendom eigenlijk de toetssteen van de rede kunnen doorstaan. Die kunnen dat in veel opzichten net zo min en zijn enkel acceptabel omdat ze met het cultuurmodel als geheel overeenstemmen en daar bescheiden hun plaats in hebben gevonden. Maar ik wordt van evangelische christenen die zeggen dat ze met bidden kanker kunnen genezen eigenlijk net zo verontwaardigd als van IS-strijders die mensen onthoofden omdat ‘Allah beledigd is’.

Religieuze mal

Beiden begrijpen niet het verschil tussen het menselijk potentieel en de krampachtige manier waarop die in een religieuze mal wordt geperst. Misschien zijn er wonderen mogelijk, maar die bewijzen eerder hoe wonderbaarlijk het leven zelf is dan de meerwaarde van een specifiek geloof. Er heeft ook eens een verhaal in de krant gestaan van een leraar die zo terminaal ziek was dat hij was opgegeven door de doktoren. Toen hij onverwachts in het ziekenhuis met liefde en medeleven werd overladen van zijn leerlingen, kon het gebeuren dat hij de volgende dag opstond en de dodelijke tumor uit zijn lichaam verdwenen was. En nergens was er een Jezus te bekennen. Bijzonder gebeurtenissen in een mensenleven kunnen onder elke denkbare omstandigheid plaatsvinden uit naam van een geloof, uit naam van de liefde, de wetenschap, kunst of door de wonderbaarlijke werking van Moeder natuur. Ik kan op elk gebied met meerdere praktijkvoorbeelden komen, maar de bedoeling van dit artikel is bij te dragen aan de opheffing van het religieuze dogma ten gunste van het menselijk potentieel dat naar mijn persoonlijke overtuiging het verlengstuk is van een goddelijk bewustzijn.

De stellingen hieronder geponeerd zijn geen overtuigingen die ik mijn leven lang zal verdedigen, maar zijn bedoeld om de waarde van religie als instituut in onze huidige tijd mee te taxeren. 

Dertig stellingen over religie

1.God heeft geen religie nodig. God kan heel goed bestaan zonder alle menselijke bedenksels en constructies die moeten bewijzen dat hij bestaat. God heeft indien hij bestaat, al bestaan vanaf het begin der tijden en zelfs daarvoor en toen bestonden er nog geen mensen of menselijke taal om de opperste realiteit mee te beschrijven.

2.Mensen hebben geen religie nodig. Religie was ooit bedoeld om de menselijke gemeenschap te organiseren en vooruit te helpen in haar ontwikkeling en gold als belangrijkste informatiebron voor de geheimen van het leven en voor hoe om te gaan met de complexe structuur van de samenleving. Deze functies zijn overgenomen door politiek, wetenschap en het onafhankelijke rechtssysteem.

3.Religie is geen carrière meer. Religies gelden niet langer als de beste weg om mensen te helpen bij hun zelfontplooiing en emancipatie, want dat gebeurt tegenwoordig primair via het onderwijs (wetenschappelijke studies) en carrièreontplooiing. Er zijn weinig mensen die nog een sterke ambitie hebben om bisschop of kardinaal te worden of hogepriester van de nabij gelegen tempel.

4.Religie mist de spirituele kern waar het om gaat. Religies hadden in het verleden nog een sterke esoterische ‘binnenkant’, die het levende hart vormde van de uiterlijke structuur van het geloof die de maatschappelijke stabiliteit voor haar rekening nam, maar de eerste is nagenoeg verdwenen en de laatste is niet langer nodig, omdat het maatschappelijk systeem haar eigen interne evenwicht kan handhaven.

5.Religies zijn een risicofactor voor de volksgezondheid. Uit naam van het geloof kunnen mensen bang gemaakt worden met de hel, bedreigd wegens geloofsafval of zelfs van het leven benomen wegens belediging van volstrekt onbewijsbare zekerheden die als ‘heilig’ worden ervaren, wat in de praktijk betekent ‘boven kritiek verheven’.  

6.Religie verhindert zelf nadenken. Het nadenken gebeurt in een religie binnen de begrenzing van het religieuze kader, omdat het ‘religieuze gelijk’ geen wezenlijk respect kan opbrengen voor menselijke instituties en geen boodschap heeft aan de redelijkheid van de rede zelf.

7.Religie is een excuus geworden. Het schrijnende effect van ‘religie als troost’ is dat het vaak een valse troost is, die verlammend kan werken op het eigen vermogen van mensen om hun huidige levensomstandigheden te verbeteren met hun aangeboren talenten, dromen en ambities.

8.Religie was nooit bedoeld als troost. Religie als troostgevend middel is een wat schrale oogst van duizenden jaren spirituele ontwikkeling van de mensheid. Religie is het omhulsel van spiritualiteit en zou moeten gaan over waarheid, zuiverheid en standvastigheid, met als positieve bijeffecten een houvast in moeilijke tijden, maar dat is secundair.

9.Religie is een ‘sociaal werker’ geworden. Veel niet-gelovigen mensen willen religie aanprijzen vanwege haar betekenis voor de sociale cohesie, alsof de zieners en profeten van vroeger een soort buurtwerkers waren die mensen van de straat moesten houden. Ook de sociale functie is secundair, maar de gelovigen klampen zich er aan vast omdat er niet veel waarheid meer over is. 

10.Religie heeft geen waarheid meer. In de relativistische moderne samenleving waarin de ‘grote verhalen’ van hun voetstuk zijn gevallen, kunnen religies geen waarheidsclaim meer neerleggen willen ze niet voor fundamentalistisch en achterlijk worden versleten, maar het doel van religie is in essentie niet verandert. ‘God is waarheid.’ 

11.Religie kent haar plaats niet. Door de eeuwenlange tegenwerking van de kerk van wetenschappelijke ontwikkelingen die haar geloofszekerheden zouden kunnen bedreigen is de verhouding van geloof en wetenschap nog steeds even krampachtig als vroeger, met dit verschil dat het echte verzet inmiddels gebroken is. Ze probeert nu om de wetenschap heen te manoeuvreren en pretendeert een eigen domein te hebben waar niemand bij kan.

12.Religies zijn nooit gematigd. Als een religie zich niet gewelddadig manifesteert, wil dat nog niet zeggen dat ze gematigd is in haar denkbeelden. Dat kan feitelijk niet en zou ook niet hoeven. God als opperste realiteit kan niet gerelativeerd worden (want er is niets naast God), maar de manier waarop mensen hun religie uitdragen kan wel minder aanstootgevend worden gemaakt.

13.De universele religie bestaat niet. Alle religies in het verleden dachten dat ze de voorgaande religies zouden kunnen vervangen en de schisma’s binnen de geloven opheffen, maar het resultaat was altijd weer een nieuwe religie. Religies hebben van nature een assimilerend en defensief karakter, omdat ze op overeenstemming in overtuiging zijn gebouwd.

14. Religies hebben onzinnig regels. Elke religie heeft om sociale, gezondheids- of spirituele redenen regels ingevoerd om het geestelijk heil te bevorderen en de gelovigen te beschermen tegen onreinheid. Maar zoals Jezus terecht onderwees is de grootste onreinheid gelegen in mensen hun innerlijk, waar de uiterlijke zaken bij in het niet vallen. (Mensen kunnen soms wel een ander vermoorden, maar nog steeds geen ‘onrein’ voedsel eten)

15. Religies bestaan bij de gratie van aantallen. Wanneer een klein groepje mensen bijeenkomt om spirituele of religieuze denkbeelden intensief te beleven heet het een sekte, maar wanneer miljoenen dit doen heet het een religie.

16. Religie leeft in een gespleten wereld. Mensen die volkomen nuchter en wetenschappelijk denken bij alle dagelijkse dingen van financiële, beroepsmatige, relationele, juridische of medische aard, kunnen op geloofsgebied opeens veranderen in kleine kinderen die verwachten dat bij de Eindtijd de ‘engelenlegers uit de hemel zullen afdalen’.

17.Religie veracht de aarde. De mannelijke strenge vader God van de openbaringsreligies heeft het moederlijke, aardse vruchtbaarheidsaspect van de religies uit het verleden verdrongen en hardvochtig onderdrukt, zoals ze ook eeuwenlang met de vrouw heeft gedaan.

18. Religie is overbodig geworden. De spirituele waarheid is ieder mens aangeboren en vraagt om een geduldige cultivering van geestelijke vermogens, goed in evenwicht met de aardse verantwoordelijkheden in het maatschappelijk leven. De spirituele ontwikkeling van de mens is voor een groot deel al automatisch ingebed in psychologie, filosofie, natuurwetenschap, politiek, ethiek, rechtskennis, etc, met daarnaast yoga, mindfulness en dergelijke.

19.Religie houdt individuatie tegen. Het vasthouden aan religieuze denkbeelden verhindert de mensen om de universele werking te zien van het menselijk intellect en de overeenkomsten in patronen van spirituele ontplooiing bij verschillende volkeren en in verschillende tijden. Spiritueel is in feite universeel.

20.Religie segregeert van nature. Religies die een specifieke waarheidsclaim hebben kunnen zich tolerant opstellen, maar de scheiding in ideeën wordt nooit overbrugd. De ‘ingroup-outgroup’ mentaliteit blijft bestaan, ook al is het in een geseculariseerde samenleving in een verzachte vorm.

21.Religie verlangt naar Sinterklaas. Het god voorstellen als persoon is een verabsolutering van het fenomeen dat een spirituele ervaring zich in antropomorfische vorm kan voordoen (naar de menselijke verbeelding), maar het leidt helaas vaak tot het naïeve denkbeeld dat God dingen voor ons ‘doet’ en dat we om van alles kunnen vragen, alsof God met geen miljarden andere mensen (en dieren) hoeft rekening te houden.

22.Religie is geen abonnement. Religie geeft geen speciale zitplaatsen. Niemand is meer dan een ander, omdat hij voor de juiste doctrine heeft gekozen. Het is de manier waarop mensen invulling geven aan hun leven dat bepaalt of ze volwaardige mensen zijn en niet of ze tot de juiste club behoren. God is niet voor Ajax of voor Feyenoord, maar houdt gewoon van goed voetbal.

23.Religie kan niet modern zijn. Religie was duizenden jaren lang een bepalende maatschappelijke kracht en was relevant, maar vandaag de dag is ze gemarginaliseerd en bestaat vooral in het privédomein. Religie kan net zo min modern zijn, als een kar-met-paard een Ferrari zou kunnen bijhouden.

24.Religieuze traditie is geen waarheid. De gehechtheid van religieuze mensen aan rituelen en symbolen draagt een universele archetypische waarheid in zich die nooit zal verdwijnen, maar helaas wordt omwille van die symbolische betekenissen (en hun spirituele werkzaamheid) ook een lichaam in stand gehouden van dogmatische geloofsvoorstellingen die er beter van gescheiden kunnen worden.

25.Religie splijt hemel en aarde. De werkelijkheid is één. Het is vreemd om te veronderstellen dat mensen die allemaal volgens dezelfde natuurprincipes leven op deze planeet, na dit leven geheel verschillend zouden worden beoordeeld afhankelijk van hun denkbeelden. De natuur past op de ene mens ook geen zwaartekracht toe en op de ander niet, zodat het onwaarschijnlijk is dat wat de mens na de dood overkomt zich niet zou voltrekken volgens een gelijk principe voor iedereen.

26.Religie teert op mythologie. De kracht van de symboliek van de religieuze verhalen prikkelt de verbeelding van gelovigen en geeft ze een vervulling voorbij het intellect, maar door het vage onderscheid tussen feit en fictie in de religieuze geschiedverhalen raakt tegelijkertijd het rationele vermogen van de mens erdoor besmet.

27.Religie leidt tot inflatie van het ego. Het symbolische en mythologische denken van religie geeft een onnatuurlijk beleving van het eigen ik en de verhouding van het opperwezen tot het eigen ik. De persoonlijke problemen van alledag die ieder mens heeft,worden geplaatst tegen een kosmisch decor van de machten van Goed en Kwaad waardoor de menselijke maat verdwijnt in de beoordeling.

28. Waar blijft de geloofswaarheid? Als religies in een moderne samenleving hun best doen om gematigd en relativerend over te komen om niet met andere religies in botsing te raken, wat blijft er dan over van de geloofsdoctrines zoals de ‘enige Zoon van God’ waarbuiten geen verlossing mogelijk is of het ‘zegel der profeten’? (Gelooft men dit niet meer of was het al nooit waar?)

29. Religie is niet langer autonoom. Religies kunnen zich fundamentalistisch en intolerant manifesteren, ‘persoonlijk’ en opgewekt (zoals het EO-geloof), als gewoonte aangeleerd en nooit betwijfeld of als een verwaterde geloofsinhoud die zich verontschuldigt voor haar ‘ouderwetse’ waarheidsclaim waar ze niet langer achter staat, maar in alle gevallen zijn wetenschap en moderniteit uiteindelijk het ijkpunt. Ze moeten er onderdoor of er overheen, maar ze kunnen niet meer autonoom bestaan, zonder met de tegenwoordige realiteit rekening te houden.

30. Wordt God wel recht gedaan? Religies houden God opgesloten binnen hun eigen gelederen en pretenderen dat de religieuze en god welgevallige levenswijze in haar eigen (overjarige) teksten gevonden kan worden. De religieuze levenswijze wordt daarmee losgekoppeld van het leven in het algemeen en de goddelijke Geest die ademt in alles wat leeft. Hoog tijd dat we God bevrijden.

Sven Snijer