zaterdag 25 februari 2017

Ondeskundigheid kent geen tijd


In het laatste Algemeen Overleg jeugdzorg (23 februari 2017) had VVD-kamerlid Brigitte van der Burg enige kritische woorden voor de jeugdzorgsector over de bejegening en misbruik van macht. Het was al een tijdje bekend dat dit scheidende Kamerlid in de laatste fase van haar functioneren als volksvertegenwoordiger geen blad meer voor de mond zou nemen over hoe ouders de praktijken van jeugdzorg kunnen ervaren. Bij het overleg waren we daar getuige van, maar des te verbazingwekkender was het om te zien dat daarna, bij de stemming over de motie van Kamerlid Klein (VP) voor het aanstellen van een onafhankelijke onderzoeks-rechter bij besluiten tot kinderbeschermingsmaatregelen, de voltallige VVD-fractie had tegengestemd (inclusief mevrouw Van der Burg).




Integriteitsproblemen

Eigenlijk behoeft dit ons ook niet te verbazen als we beseffen dat het verzoek om een rechter-commissaris in het familie- en jeugdrecht afkomstig is van een groep advocaten die streeft naar meer integriteit in het familie- en jeugdrecht (NACFJ) (1), want welke partij staat voor het zoveelste jaar op rij bovenaan de lijst van politieke partijen met integriteitproblemen? Jawel, de VVD. (2) Zij hebben met z’n allen tegen dit initiatief gestemd dat voor meer transparantie zou kunnen zorgen bij de vraag of een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing echt noodzakelijk is of dat het juist meer schade zal toebrengen, als niet eerst wordt gekeken naar de mogelijkheid tot betere hulp en ondersteuning binnen het gezin. Het mag duidelijk zijn dat deze partij geheel op de lijn zit van 'vroege interventies', vanuit het idee dat er niet snel en niet hard genoeg opgetreden wordt in het huidige systeem van jeugdbescherming. Grote krantenkoppen bij het zoveelste gezinsdrama geven hen het idee dat preventie door vroegtijdig ingrijpen de prioriteit moet krijgen in het jeugdbeleid. Ze zien niet in dat de handelings-verlegenheid van de jeugdbeschermers die ze hopen te ondervangen alleen kan worden opgeheven door meer professionaliteit en meer kwaliteit bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en niet door het verstrekken van nog meer bevoegdheden aan dezelfde instanties die er al decennia een puinhoop van maken.

Rechter uitschakelen

Nog niet zo lang geleden werd ontdekt dat de huidige regering (VVD/PvdA) van plan was om de rol van de rechter niet te versterken ten opzichte van de jeugdbeschermingsorganisaties, maar deze juist te verzwakken, door de Raad voor de Kinder-bescherming de bevoegdheid te geven om “zelf een besluit te nemen over het treffen van een jeugd-beschermingsmaatregel. Die besluiten zijn nu nog zijn voorbehouden aan de rechter.” Adri van Montfoort van het gelijknamige Adviesbureau voor jeugdzorg en jeugdbeleid noemde dit voorstel ‘een aanval op de rechtsstaat’.(3) Daarbij beschuldigde hij de regering tevens van stiekem gedrag, omdat het plan niet openlijk werd gepresenteerd, maar was weggestopt op blz 53 van de toelichting op de Rijksbegroting 2017 voor Justitie en Veiligheid. ‘Snel en sneaky voorsorteren’ door het Ministerie van V&J, is een kwalificatie die we verderop in het artikel tegenkomen, wat duidelijk aangeeft dat er een loopje werd genomen met de rechtsbescherming van de burger.

Goedkoop is duurkoop

De reden dat de VVD de motie van Norbert Klein niet heeft gesteund moet worden gezocht in de bezuinigingsmentaliteit van deze partij, die al eerder tot wijzingen in het jeugdbeleid heeft geleid met rampzalige resultaten die twee jaar na de invoering van de Decentralisatie nog altijd een hoofdpijndossier vormen. De keukentafelgesprekken werken niet, de Sociale Wijkteams draaien bij lange na niet op de vereiste capaciteit voor echte preventie van kindermishandeling of jeugd-criminaliteit, kenniscentra voor kindeigen problematiek en forensische expertise zijn wegbezuinigd, een oplopend aantal ondertoezichtstellingen en uithuis-plaatsingen, geen daling in het aantal gezinsdrama’s, meer crisisplaatsingen voor jeugdigen op steeds jongere leeftijd, meer verwarde en ontspoorde personen in de samenleving, enz. Om het in economische termen te zeggen: ‘Goedkoop is weer eens duurkoop in het Nederlandse jeugdbeleid’. Politici op de rechtervleugel laten zich nog steeds gijzelen door de aanhoudende campagnes over kindermis-handeling (Augeo Foundation), waarbij hun enige reflex lijkt te zijn dat er meer van hetzelfde moet komen. Eventueel meer geld om wachtlijsten tegen te gaan, maar liever nog meer bevoegdheden om nóg repressiever beleid te voeren, terwijl Bureau Jeugdzorg al twintig jaar als één groot machtsmisbruik wordt ervaren.

Kosten van uithuisplaatsing

Waar heb je een rechtstaat voor nodig als je zonder rechter veel tijd en geld kunt besparen? De naïeve gedachte dat het overnemen van 95% van de adviezen van jeugdzorg en de Raad door de rechter bij de beslissing tot beschermingsmaatregelen zou betekenen dat de rechter een 'overbodige schakel' is in plaats van een disfunctionele schakel, lijkt vooral een economische grond te hebben. Toch getuigt het behalve van te weinig gevoel voor de rechtsstaat ook van slecht rekenwerk aan de kant van de liberalen, omdat al die mogelijk overbodige beschermingsmaatregelen ook niet helemaal gratis zijn. Uithuisplaatsingen kosten de belastingbetaler € 40.000,- tot € 80.000,- per kind per jaar (gesloten plaatsing zelfs € 100.000). En dan hebben we het nog niet over de lange termijngevolgen voor de samenleving, van talloze kinderen met een jeugdzorg- en instellings-verleden die de volwassenheid ingaan met hechtingsstoornissen en een blijvende hulpverleningsafhankelijkheid, omdat het systeem ze heeft ontworteld. Het klinkt zo positief, een veilig en warm pleeggezin of een gezinshuis voor kinderen die zijn mishandeld of verwaarloosd. Maar hoeveel kinderen zijn door de jaren heen niet (emotioneel) mishandeld door de organisaties die zeggen zich over het welzijn van kinderen te ontfermen?

De macht van jeugdzorg

Meer macht voor jeugdbeschermers is niet alleen veel duurder op lange termijn, maar ook heel schadelijk voor de geestelijke gezondheid van een samenleving, omdat iedere vorm van macht moet worden gecontroleerd en beheerst door een onafhankelijke instantie. Er is geen enkel aanvaardbaar argument om te tornen aan het principe van de scheiding der machten in een democratische rechtstaat. Het is een vervelend trekje van politiek rechts om te denken dat er situaties bestaan waarin de harde hand de voorkeur moet krijgen boven democratische principes en internationale verdragen. Falend jeugdbeleid kunnen we niet verbeteren door er met de botte bijl in te gaan, want de oorzaak van de problemen wordt niet weggenomen. Ook bij vroegtijdig ingrijpen worden kinderen onder toezicht gesteld van de instanties die vóór de gezinsinterventie vaak niet capabel zijn, dus waarom zouden die na de uithuisplaatsing opeens uitblinken in de begeleiding van het kind? Het is juist de taak van een rechter om een kind te volgen en te zien of de instanties die de voogdij over een kind hebben gekregen hun taak naar behoren uitvoeren. Nu is het zo dat de rechter de instanties blind volgt als zijnde de ‘professionals’, wat niet meer wil zeggen dan dat zij degenen zijn die ervoor betaald krijgen. Het woord geeft geen enkel inzicht in hoe en op welke wijze deze betaalde functie wordt uitgevoerd. (De bakker of slager is ook een professional)

Verkeersboete

Een rechter vergeleek zijn geloof in de verklaringen van  jeugdzorg en de Raad eens met het geloof dat hij hecht aan de verklaring van een agent die zegt dat iemand door rood licht heeft gereden. Het is ronduit belachelijk om dit te vergelijken met het nemen van een beslissing tot uithuisplaatsing. Voor het één krijg je een boete van een paar honderd euro en het ander (beschuldiging van kindermishandeling) kan leiden tot een jarenlange juridische strijd en grote emotionele schade voor het kind, om nog maar te zwijgen over wat de ouders meemaken. Gelukkig is het plan om deze bevoegdheid te geven aan de Raad voor de Kinderbescherming door de Kamer weggestemd,(4) wederom op initiatief van Kamerlid Norbert Klein (VP), maar wat een dwaze intenties spelen er bij het Ministerie van V&J onder leiding van dit kabinet. Het was goed om te zien dat Kamerlid Verburg nu eens in heldere taal verwoordde wat ouders al heel lang aan volksvertegenwoordigers communiceren, hun boosheid en frustraties, hun machteloosheid en verdriet, maar het kwam zoals wel vaker met dit onderwerp een beetje laat. Evenals hoogleraren en rechters die afscheid nemen zijn ook Kamerleden opeens opvallend kritisch richting jeugdzorg als ze binnen afzienbare tijd niet meer met die lobby te maken hebben en -in het geval van Verburg- zich niet langer door de officiële koers van hun partij belemmerd hoeven voelen om uit het hart te spreken.

Sven Snijer