Kort
geleden bezocht ik het Westerpark waar ik al een tijdje niet meer was geweest,
om tot mijn grote schrik te ontdekken dat ze tegen de schuine grashelling bij
het waterbassin een roestige stalen constructie hadden geplaatst dat moest
doorgaan voor kunstwerk. Een eindje verderop stonden er nog een paar van een
wat kleiner formaat, wat robuuster vormgegeven, zodat ze tezamen de bezoekers
onvermijdelijk van het rustgevende groen, het water en het weidse uitzicht afleidden
richting het ‘statement’ van de kunstenaar.
Ik
dacht dat we met de herwaardering van figuratieve (herkenbare en ambachtelijke)
kunst wel zo langzamerhand verlost zouden raken van die groteske,
onbegrijpelijke en peperdure verschijningen in de openbare ruimte, maar nog
niet in Amsterdam. Daar is kennelijk nog genoeg geld beschikbaar voor die ‘linkse
hobby’s’, waarvan een culturele elite altijd vond dat we het moesten leren
begrijpen.
Hele
orkesten worden tegenwoordig wegbezuinigd, bejaarden krijgen niet langer de
zorg die ze nodig hebben, het speciaal basisonderwijs wordt afgeknepen, maar er
is nog genoeg geld om een nauwkeurig geconstrueerde stapel roest neer te zetten
in het mooie park waar ik zomers graag kom om te ontspannen, voor me uit te
kijken en lekker te mijmeren in het gezelschap van andere bezoekers, wat vogels
en nieuwsgierige eenden.
Ik
kan geen ander nut voor het bouwsel bedenken dan het als uitkijktoren te
gebruiken, wanneer het park weer eens afgesloten wordt met een ondoorzichtige
omheining voor popconcerten waar je een kaartje voor moet kopen. Misschien kan ik
boven in het kunstwerk een hangmat bevestigen en zo met wat drinken en chips
gratis een stukje cultuur meepakken. Dan heb ik er op mijn eigen manier toch
nog betekenis aan gegeven, want dat is geloof ik de bedoeling van moderne
kunst.
Sven Snijer