Het
artikel van Peter van Ham in het NRC met de titel ‘Wilders heeft gelijk, maar
hij krijgt het niet’ lijkt me een schromelijke overdrijving van de werkelijke
situatie, die niet zozeer het gelijk van Wilders weergeeft als wel het
ongelijk van de links-liberale politieke elite. De knuffelmaatschappij is
ondertussen wel failliet verklaard als het om de Nederlandse houding naar
andere culturen en religies gaat, maar of dit gelijk gesteld moet worden aan de
hegemonie van Wilders moet sterk worden betwijfeld.
Om
te beginnen begrijpt Wilders niet dat onze eigen cultuur haar vrijheid niet te danken heeft aan de joods-christelijke traditie waar hij aanvankelijk
graag mee koketteerde als atheïst, maar aan bewegingen van vrijdenkers, verlichtingsdenkers, vrijmetselaars en humanisten van voor de Franse revolutie, waaronder ook
hervormers in de katholieke kerk (Reformatie), die voor het eerst het recht opeisten voor
mensen om zelf na te denken, bijvoorbeeld door zelf de bijbel te gaan lezen, in
plaats van hem te laten voorlezen door een priesterklasse die daarbij meteen
uitlegde wat dit voor het gewone volk te betekenen had, met name hoe ze zich er
het beste in konden schikken. Wat onze vrijheid fundeert wordt door niet veel
mensen begrepen en nog minder op juiste wijze onder woorden gebracht, want het
lijkt haast wel een collectieve hypnose die iedereen ertoe brengt om het 'uiten
van de eigen mening' als het ultieme teken van vrijheid te zien en niet het aan
de kaak stellen van een politiek, sociaal of religieus taboe. Vrijheid van
meningsuiting in de meest betekenisvolle zin houdt een betwisting in van elke
ideologie die gedragen wordt door belangen van machtige personen en instanties
die het publieke debat in gijzeling kunnen nemen tegen elke rede in en tegen de
emancipatie van mensen en groepen in de samenleving.
De
emancipatie waar Wilders toe oproept is die van de autochtone Nederlander, die
naar zijn idee zich niet langer de wet hoeft te laten voorschrijven door de
gekwetstheid van nieuwkomers die niet gewend zijn aan een stevig inhoudelijk
debat, bijvoorbeeld over hun geloof, zoals dat hier in het Westen al eeuwen
traditie is. Hij vindt ook dat de handelsbelangen van Nederland met Arabische
landen ons geen censuur mogen opleggen en al helemaal niet de electorale belangen
van linkse partijen, die per definitie zichzelf in de uitverkoop doen om de
laatste zetels die ze nog hebben in de peilingen niet ook nog kwijt te raken.
Natuurlijk krijgt Wilders weerklank bij een groot deel van de bevolking dat de
politieke correctheid en schijnheiligheid zat is en wil dat er nu eens wordt
opgekomen voor de normen en waarden van de samenleving die we al eeuwen met
elkaar delen, zoals vrijheid van denken en spreken, onderzoek naar misstanden (cliëntelisme)
of vooroordelen (antisemitisme) onder een substantieel deel van de nieuwkomers,
die vanuit hun geloof of cultuur soms andere doelstellingen hebben dan die welke we
voor een open democratische samenleving wenselijk vinden.
Kopvodden-taks
Maar
de manier waarop Wilders zich met regelmaat heeft geuit, die zelfs bij veel van
zijn eigen partijgenoten in het verkeerde keelgat is geschoten (Kopvodden-taks,
‘Minder Marokkanen’ scanderen op een verkiezingsavond – en nadrukkelijk niet minder criminele Marokkanen, of
minder fundamentalistische Marokkanen, of minder Marokkaanse hangjongeren, zodat er nog
een weg open blijft voor waardering van de geïntegreerde Marokkanen) heeft hem
tot een wel heel makkelijk doelwit gemaakt voor links-liberalen die hem willen
demoniseren en zijn achterban wegzetten als een stel onderontwikkelde barbaren.
Dat is wat hij met zulke platvloerse uitlatingen, die op een
kinderachtige manier effect moeten sorteren ook wel over zichzelf
afroept. Ik ben in het geheel geen fan van een politiek correcte amateur-moeftie
als ‘kereltje Pechtold’, maar Wilders maakt het hem wel heel makkelijk
door zichzelf neer te zetten als de politieke clown van het boerenland achter de
dijken. Dat het internationale islamitisch terrorisme iets te maken heeft met
de inhoud van het geloof is de meeste mensen inmiddels wel duidelijk, al kan
de politieke elite daar om diverse redenen niet verder induiken, om daar
politiek, sociaal of economisch niet de consequenties van te hoeven ondergaan.
De
huidige situatie in Europa brengt ze vanzelf in een spagaat, omdat het
oprukkende antisemitisme ook een halt moet worden toegeroepen en dat kan niet
met de op dit moment nog dominante struisvogelpolitiek ten aanzien van
anti-westerse elementen van de islam en de verschillende manieren waarop die
hier aan de man gebracht worden. Wat Wilders met zijn politieke opponenten
gemeen heeft, is dat hij net als zij het probleem van integratie van
de moslims in het westen van een verkeerd kader voorziet en op dezelfde manier
het geloof belangrijk maakt als zijn tegenstanders, die blijven proberen het op te
poetsen en die blind meegaan in de aanname -welke geen enkele onderbouwing krijgt
vanuit de realiteit die ons dagelijks tegemoet treedt- dat de islam ‘vrede’ is. Wilders begrijpt
niet dat we de islam of de koran niet moeten verbieden, omdat dit in de eerste
plaats zijn eigen liberale gedachtegoed tegenspreekt (partij voor de ‘Vrijheid’),
wat onder andere een reden is waarom de Engelse voorman van anti-Europese partij UKIP niet met Wilders wilde samenwerken, maar het doet ook op geen enkele manier
recht aan geïntegreerde moslims die hun geloof op een niet-radicale manier
belijden en ook niet van plan zijn om aan de moslim-overmeestering van de
westerse samenleving mee te doen.
Toegeeflijkheid is onze grootste vijand
De
grootste bedreiging van onze cultuur is niet een vreemd geloof, waarvan een
aantal aanhangers de scheiding tussen kerk en staat niet erkent, maar de angst
van onze eigen politieke elite die dat in feite ook niet doet, onder druk van
andere belangen. Het zou heel verhelderend zijn als politici in het westen
onomwonden zouden toegeven dat atheïsme ‘ons ding’ is in Europa (overigens niet
geheel het mijne) en dat een meerderheid van niet-gelovigen of anders gelovige mensen
steeds minder begrip kan opbrengen voor een minderheid die met geweld ‘respect’
wil afdwingen voor hun illustere geloof, dat vol liefde is en barmhartigheid,
zolang iedereen zich er maar aan onderwerpt. Dat bovendien eist dat wij ons
iedere keer aanpassen in onze expressie, variërend van het niet mogen afbeelden
van de profeet, tot het verwijderen van zeepjes met een plaatje van een moskee
erop uit de ALDI (ook hindoes krijgen nu al dit soort kuren) omdat ze denken
dat wat voor hen als heilig geldt, door ons westerlingen met dezelfde mate van
eerbied (of bijgeloof) behandeld moet worden als zijzelf. Die toegeeflijkheid
is onze grootste vijand, omdat we geen gebruik maken van de rede om uit te leggen
dat een plaatje (een idool) niet gelijk is aan het innerlijk wezen van datgene
wat als heilig wordt gezien en dat bovendien de waarde die mensen hechten aan
een idee -volgens het principe van de vrijheid- door andere mensen als geheel
zonder waarde mag worden gezien, omdat er niemand bewijs kan leveren voor de
superioriteit van het eigen gevoel dat samengaat met gefixeerde ideeën.
Wat
Wilders met zijn botte opmerkingen bereikt, is dat hij wel het gevoel van onvrede
aanwakkert onder een groot deel van de bevolking, maar hij ze niet voorziet van
goede argumenten om op een redelijke manier te staan voor onze eigen
cultuurwaarden, door zelf op een redeloze wijze in te hakken op een geloof (of
bevolkingsgroep) zonder uit te leggen dat religies in onze cultuur die hier al
langer verblijven, er in geslaagd zijn een transformatie te ondergaan van een
absolute geloofswaarheid die ook de voorwaarden voor het maatschappelijk leven
aan mensen dicteerde, naar een religie die meer naar spirituele beleving
inhoudt krijgt, waarbij het omringende maatschappelijke model geheel wordt
aanvaard en niet als een bedreiging wordt gezien voor het heilige geloof of de
spirituele beoefening. Wie naar geïntegreerde moslims luistert, zal zien dat
een aantal van hen zich ook probeert te onderscheiden door het geloof in de
eerste plaats als een persoonlijke beleving en verantwoordelijkheid te zien en
niet als een passief afwachten op wat de volgende fatwa zal brengen. Het is te
gemakkelijk en godsdiensthistorisch naïef om te zeggen dat er in de islam geen
aanknopingspunten te vinden zijn die geweld religieus legitimeren, maar het is
weer wat anders om te veronderstellen dat mensen die leven in onze tijd, met
moderne normen en waarden, met erkenning van de scheiding tussen kerk en staat,
niet slim genoeg zouden zijn om het verschil te begrijpen tussen de praktische
geloofsvoorschriften die van toepassing waren op de gemeenschap van de veertiende-eeuwse
woestijncultuur waarin het geloof ontstond en de behoefte aan een -op de
religie gebaseerde- spiritualiteit voor
moderne moslims die zich in het westerse atheïsme niet kunnen vinden. Joden en
christenen hebben ook de kans gekregen om hun tradities te verzoenen met het
moderne wereldbeeld, dus in principe moeten moslims die kans ook krijgen. Dat is
redelijk en noodzakelijk en zal het ‘gevaar’ van de islam sneller bezweren dan
meer geld voor geheime diensten en nog meer de nadruk leggen op de
verschrikkingen van het fundamentalisme.
Wie
echt het fundamentalisme wil bestrijden moet de voedingsbodem daarvoor
wegnemen, door te zorgen voor een inbedding van de islam in onze samenleving
die niet in strijd is met ons cultuurmodel en die bovendien bevrijdend en
emanciperend werkt voor de moslims zelf. De beste benadering is uit te gaan van
de historische context en geloofswaarheden te leggen naast de gewone
geschiedschrijving, zodat er niet langer een wolk van religieuze wierook blijft
hangen rond een geloofsstichter die in veel opzichten heel menselijk was en
niet de onaantastbare heilige die ze in latere eeuwen van hem gemaakt hebben.
Om het gevaar van verwatering van de religieuze boodschap tegen te gaan (iets
waar gedomesticeerde religies als het jodendom en het christendom ook veel last
van hadden – zie de ontkerkelijking) zou het voor iedereen helpen om religieuze en
spirituele ervaringen van historische personen niet te zien als ‘gods woord’ of
juist het tegendeel daarvan -als ‘zelf verzonnen’- maar tot een middengebied te rekenen, van geïnspireerde
uitingen van iemands geëxalteerde bewustzijn, dat wel raakt aan een hogere
waarheid dan het normale waakbewustzijn, maar dat er nochtans niet geheel aan
kan ontsnappen en altijd -ook in een verhoogde staat van zelfbewustzijn (spiritueel
bewustzijn)- teruggevoerd moet worden naar de wortel van het eigen ik. Religieuze
boodschappen vertellen in veel gevallen een verhaal over de persoonlijke
ontwikkeling van de boodschapper en zijn eigenlijk niet bedoeld als een
universeel medicijn voor de omringende maatschappij, al kunnen de religieuze
verhalen van vroeger tijden, waarin het profeetschap vaak in verband stond met
maatschappelijke rechtvaardigheid en economische voorspoed voor de gehele
natie, die indruk geven.
De Rede als leidraad
Geestelijke
ervaringen kunnen ‘echt’ zijn, zonder dat ze impliceren dat ze van toepassing
zijn op iemand anders dan degene die ze ondergaat, op dezelfde manier als ook
kunstenaars als Salvador Dali of uitvinders als Leonardo da Vinci geïnspireerd
waren, zonder dat dit leidde tot sociale of religieuze voorschriften. Plato was
geïnspireerd, Plotinus, Napoleon en vele anderen, die er nooit de conclusie uit
trokken dat de kracht die hen ‘ingevingen’ verschafte een boodschap was die
uitgedragen moest worden. Jezus gaf mensen wel spirituele raadgevingen, maar
hield zich nadrukkelijk buiten de politiek en raadde zijn toehoorders aan om
het werelds gezag te erkennen en de leringen op zichzelf te betrekken.
Misschien kunnen christenen zich daarom redelijk schikken in de scheiding
tussen het wereldlijk gezag en de autoriteit van hun heilig schrift, omdat al
bij aanvang van het christelijk geloof een maatschappij-inrichting geen deel
uitmaakte van de geloofsinhoud, hoewel de kerk in maatschappelijk opzicht eeuwen lang een
grote vinger in de pap had, tot de beëindiging van die wereldse macht van een ‘volgevreten’
kerk door christenen die dit alles vonden getuigen van grote ijdelheid. Maar de
echte vrijheid kwam van de rede in de zeventiende eeuw, die een voortzetting
was het vrijdenken van de oude Grieken en Romeinen, die al vroeg in de gaten
hadden dat de ‘goden’ geen maatschappij konden besturen, maar dat mensen dit
zelf moesten doen door hun van god gegeven intelligentie systematisch te
ontwikkelen en de maatschappij net zo redelijk in te richten als de Logos zelf, geordend, logisch en rechtvaardig.
De
manier waarop Wilders de westerse waarden vertegenwoordigt is naar mijn idee
doeltreffend ‘bij gebrek aan beter’ en ik denk dat een groot deel van zijn
eigen aanhang er net zo over denkt. Niet voor niets zijn verschillende mensen
uit zijn partij gestapt, omdat ze het schofferen van mensen niet hetzelfde
vonden als ze onderwijzen (zowel degenen die onze maatschappij afwijzen als
degenen die hem niet genoeg verdedigen). De aanslag in Parijs toont voor een
deel het ‘gelijk’ van Wilders wat de terreurdreiging betreft, maar er wordt
niet mee aangetoond dat zijn oplossingen beter zijn, voor de miljoenen moslims
die in Europa wonen en die hier willen blijven. Als mensen werkelijk geloven
dat het deporteren van moslims de oplossing is, dan is elke rede zoek. Dan krijg
je een ander soort geloof dat ons de das zal omdoen; het geloof in nationalisme
en atheïsme als de oplossing voor alles, wat een andere manier is om jezelf op
te sluiten in je eigen fantasiewereld en nergens meer over te hoeven nadenken.
Laat de islam de uitdaging van de rede aangaan om bepaalde geloofswaarheden
kritisch onder de loep te nemen, zodat bij gematigde moslims niet onbewust toch
sympathie wordt gevoeld voor mensen die het geloof op een intolerante manier
verdedigen (maar ‘tenminste’ verdedigen). En laten autochtone Nederlanders ook de
rede niet misbruiken, door te denken dat zomaar van alles roepen -zonder een
zinvol kader aan te geven waarbinnen die uitingen echt nut en betekenis hebben-
een sublieme uiting van onze vrijheid is, als daardoor het nadenken langs een
andere route de nek wordt omgedraaid. Er is een
gulden middenweg tussen het jezelf in de uitverkoop doen en het
grenzeloos schofferen van een ander geloof, zonder te duiden wat je van dat
geloof verwacht in onze samenleving. Alleen door die middenweg kan er
duidelijkheid komen, niet alleen in waar de knelpunten liggen bij de integratie
van de islam in de westerse samenleving, maar ook bij de vraag in hoeverre we
onze eigen vrijheid eigenlijk begrijpen en waarderen en van binnenuit kunnen
bekrachtigen, zonder met onze rug tegen de muur de cartoonisten uit te roepen tot ‘last line of defense’.
Sven Snijer