In
de bovenstaande discussie naar aanleiding van de aanslag op het tijdschrift
Charlie Hebdo in Frankrijk, stelt Douglas Murray terecht dat het vreemd zou
zijn als ieder geloof bekritiseerd en bespot mag worden in de media, behalve de
islam. De vertegenwoordiger van islamitische organisaties die in de studio
aanwezig is, probeert onder het principe van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’
uit te komen door te stellen dat de moslims onevenredig hard worden aangepakt,
gedemoniseerd en ook gediscrimineerd. Dat laatste kan gemakkelijk weerlegd
worden op grond van de anti-discriminatie wetgeving in westerse landen, maar het
wordt kennelijk door veel moslims wel zo ervaren. Iets wat ik kan begrijpen
vanuit de verwarrende omschrijving van het ‘respect’ dat we in westerse landen
zeggen te hebben voor ieders geloofsovertuiging.
Het
zou moslims in onze cultuur helpen als westerse critici hen vertellen waarom de
profeet in onze opvattingen niet boven kritiek verheven kan zijn en dat zoiets
ook niet nodig is om de waarde en het bestaansrecht van hun religie te
garanderen. De kernwaarden van een religie kunnen de hardste kritiek doorstaan,
als de spirituele integriteit van de gelovigen voorop staat en niet het
sprookje van een onfeilbare profeet, die los is komen te staan van de
historische mens die hij was, met zijn mooie -en minder mooie kanten. Het is
vooral dat sprookje dat hartstochtelijk wordt geëvangeliseerd door een groep jonge
moslims in de westerse samenleving, die ervan overtuigd zijn dat de islam hier
niet zal integreren te midden van andere religies en niet-theïstische
levensbeschouwingen, maar die uiteindelijk deze cultuur zal overnemen en
iedereen aan de islam onderwerpen.
Lange strijd voor vrijheid en rechtvaardigheid
De politieke elite in dit land heeft het over zichzelf afgeroepen dat we met het islamdebat op dit moment in een volkomen patstelling zijn terechtgekomen. Zo hard als er aanvankelijk werd weggekeken van de knelpunten bij de integratie van moslims in het westen, zo hard wordt er nu op moslims ingehakt met kritiek op hun geloof en cultuur. De radicale moslims zullen hierdoor nog verder radicaliseren, want er is geen ‘eind goed, al goed’ voor de islam in het westen op de manier waarop de politiek op dit moment reageert op de spanningen tussen moslims en niet-moslims. Ze spelen na de aanslag in Parijs de underdog tegenover een minderheidsgroepering, door simplistisch de vrijheid van meningsuiting te verdedigen als een op zichzelf staand goed, zonder duidelijk te maken welke redelijke, rationele basis in onze cultuur en geschiedenis dit mogelijk heeft gemaakt. We werden in Europa niet op een dag wakker met een spontaan verlangen naar persoonlijke vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor onze persoonlijke levensstijl. We hebben ons pas na een lange strijd bevrijdt uit knechtschap van diegenen die ons geen vrijheid en rechtvaardigheid wilden gunnen, omdat hun eigen belangen zwaarder wogen dan waarheid, humaniteit en een menswaardig bestaan voor iedereen. En ook omdat de elites van de vroegere beschavingen het een vreemd idee vonden om het gewone volk zoveel rechten en vrijheden te geven, omdat ze stellig van mening waren dat de hele maatschappelijke orde dan zou instorten. (1)
De politieke elite in dit land heeft het over zichzelf afgeroepen dat we met het islamdebat op dit moment in een volkomen patstelling zijn terechtgekomen. Zo hard als er aanvankelijk werd weggekeken van de knelpunten bij de integratie van moslims in het westen, zo hard wordt er nu op moslims ingehakt met kritiek op hun geloof en cultuur. De radicale moslims zullen hierdoor nog verder radicaliseren, want er is geen ‘eind goed, al goed’ voor de islam in het westen op de manier waarop de politiek op dit moment reageert op de spanningen tussen moslims en niet-moslims. Ze spelen na de aanslag in Parijs de underdog tegenover een minderheidsgroepering, door simplistisch de vrijheid van meningsuiting te verdedigen als een op zichzelf staand goed, zonder duidelijk te maken welke redelijke, rationele basis in onze cultuur en geschiedenis dit mogelijk heeft gemaakt. We werden in Europa niet op een dag wakker met een spontaan verlangen naar persoonlijke vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor onze persoonlijke levensstijl. We hebben ons pas na een lange strijd bevrijdt uit knechtschap van diegenen die ons geen vrijheid en rechtvaardigheid wilden gunnen, omdat hun eigen belangen zwaarder wogen dan waarheid, humaniteit en een menswaardig bestaan voor iedereen. En ook omdat de elites van de vroegere beschavingen het een vreemd idee vonden om het gewone volk zoveel rechten en vrijheden te geven, omdat ze stellig van mening waren dat de hele maatschappelijke orde dan zou instorten. (1)
In
de tijd van de Romeinen was het gewone volk voor dergelijke argumenten nog opmerkelijk
vatbaar. De holistische maatschappijopvatting uit het verleden, waarbij een volk en zijn
leiders werden gezien als een onlosmakelijk geheel onder de goddelijke
beschikking, maakte onderwerping van de lagere klassen tot een gemakkelijke
opgave, omdat gehoorzaamheid en loyaliteit een deel was van hun zelfbewustzijn.
Een zelfbewustzijn wat beter omschreven kan worden als een klassenbewustzijn,
dat zich juist kenmerkte door een gebrek aan individuele identiteit, dat alleen
was voorbehouden aan de enkele grote machthebbers, geleerden en theologen die
hun stempel konden drukken op de tijd. Het ‘individu’ is een late uitvinding in
onze beschaving en te snel zijn we geneigd geweest om het reeds veroverde
terrein als voorgoed veilig gesteld te beschouwen. We zijn licht vergeten hoe
kort geleden het nog maar is, dat we massaal dachten als kuddedieren, die
aanvaardden wat kerkelijke en wereldlijke machten juist achtten voor het
gepeupel.
Superieur
De blinde vlek bij veel politici in het huidige islamdebat, is dat ze niet willen geloven dat veel moslims hier in Nederland -die hier zijn geboren en getogen- de scheiding van kerk en staat niet accepteren, maar enkel tolereren tot de tijd gekomen is om duidelijk te maken dat het religieuze gezag hoger staat dan wereldlijke wetten. De latere generaties moslims, die niet zoals de eerste gastarbeiders in alle nederigheid de eenvoudigste baantjes bezetten, maar die hier zijn opgegroeid met een westers zelfbewustzijn en het recht om je stem te laten horen, laten zich niet zo eenvoudig wegzetten door mensen die kritiek hebben op hun levensovertuiging. In tegendeel, ze vinden hun religie in veel gevallen superieur aan de hier heersende normen en waarden en nemen de vrije communicatie-mogelijkheden van de open samenleving te baat, om een gesloten wereldbeeld dat tegelijkertijd ‘outreachend’ is, aan de man te brengen.
De blinde vlek bij veel politici in het huidige islamdebat, is dat ze niet willen geloven dat veel moslims hier in Nederland -die hier zijn geboren en getogen- de scheiding van kerk en staat niet accepteren, maar enkel tolereren tot de tijd gekomen is om duidelijk te maken dat het religieuze gezag hoger staat dan wereldlijke wetten. De latere generaties moslims, die niet zoals de eerste gastarbeiders in alle nederigheid de eenvoudigste baantjes bezetten, maar die hier zijn opgegroeid met een westers zelfbewustzijn en het recht om je stem te laten horen, laten zich niet zo eenvoudig wegzetten door mensen die kritiek hebben op hun levensovertuiging. In tegendeel, ze vinden hun religie in veel gevallen superieur aan de hier heersende normen en waarden en nemen de vrije communicatie-mogelijkheden van de open samenleving te baat, om een gesloten wereldbeeld dat tegelijkertijd ‘outreachend’ is, aan de man te brengen.
Tijdens een discussie in de Balie in Amsterdam over de toekomst van de islam in Nederland van een jaar geleden, werd op een onthutsende manier duidelijk hoe weinig dialoog er met een groot deel van de met name jonge moslimsvertegenwoordigers mogelijk was. Het begon al voor de aanvang van het debat, toen moslimgelovigen van salafistische signatuur in de gang van het gebouw -pal voor de ingang tot de zaal- demonstratief hun avondgebed begonnen uit te voeren als groep. Dit was nadrukkelijk verboden door de organisatie, zodat de eigenaar van de Balie ze tot drie maal toe moest verzoeken ermee op te houden, op straffe van huisvredebreuk. Het intimiderende hiervan, is de ‘goddelijke autoriteit’ waarmee deze gelovigen veronderstellen het debat in te gaan, tegenover de ongelovigen die het allemaal zelf verzinnen. Tijdens het debat dat erop volgde was dit ook goed te merken, want wie de beelden terug ziet, zal het duidelijk zijn dat er van enige dialoog op geen enkele manier sprake was.
Er werd door overtuigde moslims voornamelijk uit de Koran geciteerd en gedacht vanuit de context van uitspraken van de islamgeleerden uit vroeger tijden, om te bepalen wat er van een bepaald standpunt of passage in het heilige boek gedacht moest worden en de afstand van het eigen psychologische zelf tot de teksten als zodanig, was zo miniem dat er van reflectie in die zin niets terecht kwam. Er werd als antwoord op vragen of tegenwerpingen van de niet-moslims daar aanwezig, voornamelijk op een exegetische manier geantwoord, niet persoonlijk, maar functioneel en vanuit de vooronderstelling dat wie geen moslim is ‘het toch niet begrijpt’. Het was schokkend om te zien dat het voor de in de Balie aanwezige moslims geen echte dialoog behoefde te worden, maar dat zij zich tevreden stelden met een collectieve monoloog, die geloofswaarheden als een muur opwierp tegenover de ongelovigen. Met name één moslim uit het publiek wond er geen doekjes om door herhaaldelijk te vertellen over zijn toekomstbeeld, waarbij de islam zou ‘zegevieren’ en ‘domineren’ in Nederland, wat door de meeste aanwezige moslims werd ondersteund, ook al verbond hij aan zijn standpunt de consequentie dat hiervoor de aanname dat het geloof hoger staat dan het wereldlijke gezag, een absolute voorwaarde was.
Op
de vraag van de interviewer -die op verschillende manieren en op verschillende
momenten in de discussie naar voren werd gebracht- hoe de islam zich dan
verhoudt tot mensen die niet meegaan in de overtuiging dat de islam het ware
geloof is, werd steeds ontwijkend geantwoord, waarbij de humane kant van de
islam en de vergevingsgezindheid van moslims steevast werd verbonden met de
voorwaarden vanuit het geloof en niet vanuit het standpunt van het burgerschap
van de moslims in een democratische rechtsstaat. Vrede tussen moslims en
niet-moslims was gebonden aan de voorwaarde van ‘berouw’ aan de kant van de
ongelovigen, of met een vraag om bescherming aan de vertegenwoordigers van het
‘ware geloof’. Op geen enkel moment werden vrede en verdraagzaamheid verbonden
aan humaniteit, gelijkwaardigheid en mensenrechten, de democratie of de
rechtsstaat. Enkel de islamitische traditie gold als context voor beantwoording
van dergelijke vragen, waarbij het begrip ‘vrede’ werd ontdaan van de
letterlijke interpretatie van een niet-militante houding in een open
maatschappelijk debat, om religieus te worden omgevormd tot een innerlijke
gewaarwording van vrede (‘vrede in je hart’), wanneer niet-moslims eenmaal het
ware geloof zouden accepteren. Het grote onbeantwoorde vraagstuk was iedere
keer, wat er moest gebeuren (in letterlijke zin) met mensen waarbij zo’n
verwachte bekering zou uitblijven.
Hans Jansen
De arabist Hans Jansen die ook bij de avond aanwezig was, geldt al enige tijd als een belangrijke criticaster van het islamitisch geloof, wat hem in de ogen van een deel van het establishment tot een verdachte figuur heeft gemaakt, die de islam onnodig negatief zou portretteren. Tegenover het bombardement aan geloofswaarheden van de zijde van de moslims die avond, plaatste hij verscheidene Koranteksten die globaal duidelijk maakten dat de islamitische vrede (zoals Jansen het verwoordde in eerdere interviews) ‘pas zal komen als de hele wereld islamitisch zal zijn’. Iets wat op grond van de inhoud van de Koranteksten als zodanig best gesteld kan worden en wat door de ongenuanceerde uitlatingen van de in de zaal aanwezige moslims leek te worden bevestigd.
De arabist Hans Jansen die ook bij de avond aanwezig was, geldt al enige tijd als een belangrijke criticaster van het islamitisch geloof, wat hem in de ogen van een deel van het establishment tot een verdachte figuur heeft gemaakt, die de islam onnodig negatief zou portretteren. Tegenover het bombardement aan geloofswaarheden van de zijde van de moslims die avond, plaatste hij verscheidene Koranteksten die globaal duidelijk maakten dat de islamitische vrede (zoals Jansen het verwoordde in eerdere interviews) ‘pas zal komen als de hele wereld islamitisch zal zijn’. Iets wat op grond van de inhoud van de Koranteksten als zodanig best gesteld kan worden en wat door de ongenuanceerde uitlatingen van de in de zaal aanwezige moslims leek te worden bevestigd.
Wat
vaak het ontbrekende element is in discussies als deze (of eerder pogingen
daartoe), is het radicaal verschillende wereldbeeld van deze moslimjongeren en
de gemiddelde Nederlander. Voordat we in de islamdiscussie kijken naar het
radicale deel van de gelovigen, dat het in de ogen van de politiek gevestigde
orde verpest voor de grote groep gematigde moslims waar ze wel blij mee zijn,
zouden we eerst eens aandacht moeten geven aan de context waarbinnen geloofsdiscussies
worden gevoerd. De voorwaarde voor een echte dialoog, waar we bestuurders graag
over horen spreken als het panacee voor alle kwalen, is dat alle aan de
discussie verbonden partijen het kader van die discussie op dezelfde manier
begrijpen en de discussie niet kunnen verraden door op zeker moment (wanneer
iemand er met argumenten niet uitkomt) toch te vervallen tot de
geloofswaarheden die de gelovigen a-priori in het gelijk stellen.
Uit
de ontmoeting in de Balie tussen gelovige moslims en niet-moslims, werd
duidelijk dat de vraag naar de toekomst van de islam in Nederland voor wat de
daar aanwezige moslims betrof niet hoefde te worden beantwoord vanuit een
sociaal-cultureel standpunt, maar eerder langs de geëxtrapoleerde lijn van de
te verwachte groei van de aantallen moslims in Nederland over een x-aantal
jaar, waardoor de ‘overwinning’ vanzelf naar ze toe zou komen. Op internet
komen we met regelmaat uitingen tegen van zelfbewuste jonge moslims, die
vertellen dat ze hier nu al met 1 miljoen gelovigen zijn en dat wij, de
Nederlanders, daar maar aan moeten wennen. Met daarbij geen enkele discussie
over op wat voor manier ze hier zijn
en hoe ze zich nu en in de toekomst zullen verhouden tot niet -of anders
gelovigen. Het onvermogen om daar duidelijk over te zijn (behalve dan in de Balie)
geeft veel Nederlanders een bijzonder onrustig gevoel en daarom krijgt Wilders
ook zoveel stemmen in de peilingen op dit moment. Het is een combinatie van
onduidelijkheid onder een groot deel van de gematigde moslims (of zwijgende
moslims) over hun positionering in het
vraagstuk van geloof en democratische rechtsstaat en een erg in het oog
springend radicaal deel van de geloofsvertegenwoordigers dat onze samenleving
als geheel afwijst, maar vooralsnog geen dwingende middelen meent te hoeven
inzetten om de andersdenkenden ‘de waarheid’ te laten inzien, omdat de stille
opmars van hun geloof gestadig voortgaat op een ogenschijnlijke vreedzame
manier.
De plank mis slaan
Dit collectieve zelfbewustzijn van radicale jonge moslims in het westen, wordt door de politieke elite wel als een gevaar gezien, maar niet vanuit de inhoud van de ideeën, die door de context van de verwerping van de geseculariseerde waarden van onze samenleving betekenis krijgt. Enkel het gevaar van terrorisme en het verminderen van de achterstandspositie van moslims in onze samenleving in sociaal-economische zin heeft hun aandacht, terwijl ze liever de ogen sluiten voor het feit dat ook hoger opgeleiden moslims in het westen kunnen radicaliseren, omdat geld of status in wereldlijke zin voor hen geen betekenis hebben. Evenmin als het vrijheidsbegrip, omdat ze dat naar hun eigen geloofsnormen vertalen als ‘losbandigheid’, ‘zelfzucht’ en verlies van maatschappelijke stabiliteit en niet als een bevrijding uit dogmatisme, fundamentalisme of vrouwenonderdrukking, waar we het in het westen graag mee associëren. Westerse politici spreken in een terminologie die radicale moslims in het westen in het geheel niet raakt en slaan de plank mis als ze denken dat het in de bres springen voor cartoonisten en journalisten indruk maakt op de achterban van de geweldplegers.
Dit collectieve zelfbewustzijn van radicale jonge moslims in het westen, wordt door de politieke elite wel als een gevaar gezien, maar niet vanuit de inhoud van de ideeën, die door de context van de verwerping van de geseculariseerde waarden van onze samenleving betekenis krijgt. Enkel het gevaar van terrorisme en het verminderen van de achterstandspositie van moslims in onze samenleving in sociaal-economische zin heeft hun aandacht, terwijl ze liever de ogen sluiten voor het feit dat ook hoger opgeleiden moslims in het westen kunnen radicaliseren, omdat geld of status in wereldlijke zin voor hen geen betekenis hebben. Evenmin als het vrijheidsbegrip, omdat ze dat naar hun eigen geloofsnormen vertalen als ‘losbandigheid’, ‘zelfzucht’ en verlies van maatschappelijke stabiliteit en niet als een bevrijding uit dogmatisme, fundamentalisme of vrouwenonderdrukking, waar we het in het westen graag mee associëren. Westerse politici spreken in een terminologie die radicale moslims in het westen in het geheel niet raakt en slaan de plank mis als ze denken dat het in de bres springen voor cartoonisten en journalisten indruk maakt op de achterban van de geweldplegers.
Het
westen heeft zich in de ogen van veel radicale moslims en een grote groep met
hen sympathiserende gematigde moslims, erg ongeloofwaardig gemaakt met door de
jaren heen stelselmatig onderdrukkende regimes in het Midden-Oosten te steunen
of te gedogen, terwijl die regimes in de ogen van salafistische en
wahabistische moslims als ‘on-islamitisch’ golden door hun onbarmhartige en
onrechtvaardige opstelling tegenover het gewone volk. De steun van westerse
landen voor dergelijke dictators en onderdrukkende overheden maakten hen
indirect tot vijanden van het geloof. De ‘vrijheid en democratie’ van het westen
bleken meer dan eens een wassen neus voor de volkeren in het Midden Oosten, die
maskeerde hoe het Westen vooral haar oliebelangen veilig wilde stellen, wat de
reden was dat ze Saddam Hoessein na de eerste golfoorlog gewoon aan het bewind
lieten toen het olierijke Koeweit eenmaal bevrijd was. Een dictator die
jarenlang van grote hoeveelheden wapens werd voorzien door het westen en ook
van de chemicaliën waarmee hij de Koerden kon uitroeien. Dat is de bril waarmee
veel moslims naar het westen kijken en waarom ze de vrijheid van het westen
vooral interpreteren als vrijheid voor
het westen.
Met
het afvallen van het fundamentalistische geloof van jihadistische moslims door
westerse mogendheden, werd hen op verschillende momenten in de geschiedenis een
belangrijk wapen uit handen genomen om in opstand te komen tegen dictatoriale regimes,
bijvoorbeeld dat van Assad. Het westen heeft in bepaalde gevallen liever een
stabiele dictator aan de macht, dan de onzekere situatie van een machtsovername
door religieus gemotiveerde groeperingen. En ze zijn daarmee hypocriet vanuit het standpunt
van de mensenrechten, die ze wel in
stelling brengen om de radicale islam op eigen bodem aan de kaak te stellen, maar
die ze er niet van weerhoudt om vuile handen te maken op het politieke toneel.
Westerse mogendheden motiveren het in positie laten van een dictator rustig
vanuit hun eigen belang bij ‘stabiliteit in de regio’, dat hoger staat dan de mensenrechten als het hen uitkomt.
Discussie wordt vervuild door belangen
Als ‘goed en kwaad’ door westerse regeringen gelijkgesteld worden aan een pro-westerse of anti-westerse houding, dan wordt het een moeilijke discussie aangaande de rol van de islam in het geheel, omdat de landen waar de islamitische wet overheersend is, de ene keer wel en de andere keer niet op de hand zijn van het westen. Is fundamentalistisch denken te gedogen als een land als Iran de V.S. steunt in de strijd tegen de Islamitische Staat, of is het per definitie een regime waar we als westerse beschaving op tegen moeten zijn? Of alleen omdat er gevaar dreigt van een atoomwapen voor dat land? De geloofskwestie wordt continu vervuild door andere belangen en zorgen van westerse landen en dat maakt dat ze een enorme berg boter op hun hoofd hebben in het integratiedebat dat in het westen plaats vindt. Hoe zou het zijn voor mensen in Frankrijk, Nederland, of de U.K. als er bij benzinestations borden werden geplaatst met de tekst ‘deze benzine wordt mede mogelijk gemaakt door onze ogen te sluiten voor steniging, marteling en onthoofding’? Dat zou een heel ander gezicht geven aan onze handelsbelangen en de vraag opwerpen hoe universeel die mensenrechten eigenlijk zijn.
Als ‘goed en kwaad’ door westerse regeringen gelijkgesteld worden aan een pro-westerse of anti-westerse houding, dan wordt het een moeilijke discussie aangaande de rol van de islam in het geheel, omdat de landen waar de islamitische wet overheersend is, de ene keer wel en de andere keer niet op de hand zijn van het westen. Is fundamentalistisch denken te gedogen als een land als Iran de V.S. steunt in de strijd tegen de Islamitische Staat, of is het per definitie een regime waar we als westerse beschaving op tegen moeten zijn? Of alleen omdat er gevaar dreigt van een atoomwapen voor dat land? De geloofskwestie wordt continu vervuild door andere belangen en zorgen van westerse landen en dat maakt dat ze een enorme berg boter op hun hoofd hebben in het integratiedebat dat in het westen plaats vindt. Hoe zou het zijn voor mensen in Frankrijk, Nederland, of de U.K. als er bij benzinestations borden werden geplaatst met de tekst ‘deze benzine wordt mede mogelijk gemaakt door onze ogen te sluiten voor steniging, marteling en onthoofding’? Dat zou een heel ander gezicht geven aan onze handelsbelangen en de vraag opwerpen hoe universeel die mensenrechten eigenlijk zijn.
In
het islamdebat zijn we van een glasharde ontkenning van de religieuze en culturele
obstakels bij de integratie, direct doorgeschakeld naar een positionering van
de bedreigde ‘vrijheid en democratie’ en schieten we in de verdediging vanuit
een hervonden nationalisme (Wilders) of we zitten na een aanslag te huilen op straat
met bloemen en kaarsjes, omdat we niet begrijpen waarom de religieuze
extremisten ons toch zo’n pijn willen doen. Beide bewegingen hebben met elkaar
gemeenschappelijk dat ze niet goed begrijpen wie ze tegenover zich hebben. De
islam is niet per definitie de vijand van onze vrijheid en ook niet
noodzakelijkerwijs een verrijking van onze cultuur, zoals de linkse elite het
jarenlang zag. De islam is een religie die vele uitingsvormen kent en maar heel
weinig van die uitingsvormen passen makkelijk in ons bestel van de scheiding
tussen kerk en staat, omdat de islam een religie is die een groot stempel druk
op het sociale en maatschappelijke leven van haar aanhangers, waar wetscholen
voor in het leven zijn geroepen om uit te leggen hoe dat vorm moet krijgen.
Het
voornaamste probleem bij de integratie van de islam in het westen, is dat er
lange tijd van integratie niet -of nauwelijks sprake was, door blind geloof in het
multiculturalisme. En nu het westen eindelijk tot zelfbewustzijn is gekomen en
begrijpt dat vrijheid helemaal niet zo vanzelfsprekend is (na lange tijd in die
waan te hebben verkeerd) moet het integratieproces met een snelheid worden
doorgedrukt die door de moslimgemeenschap in ons land niet begrepen wordt en
die bovendien niet met de juiste middelen wordt aangepakt. De boodschap luidt
dat moslims hier welkom zijn en mee mogen doen, op voorwaarde dat ze zich
normaal gedragen en geen extremistisch gedrag laten zien. Ze moeten
beledigingen van hun geloof op dezelfde manier beleven als joden, boeddhisten
of christenen (erom lachen) en anders dan in de landen van herkomst -waar ze
nog steeds naartoe gaan voor vakantie of bedevaart- wel homo’s accepteren, prettig
met joden door één deur kunnen en vrouwen zien als gelijkwaardig aan mannen.
Ongetoetste geloofswaarheden
De moslims zullen beter tegen kritiek op hun religie en profeet opgewassen zijn, als ze het voordeel daarvan uitgelegd wordt -niet alleen het voordeel voor de westerse mens die graag vrijuit wil kunnen blijven beledigen- maar ook voor hun eigen emancipatie en zelfbewustzijn die volgen uit losmaking van blinde onderwerping aan ongetoetste geloofswaarheden. Mensen die de Koran willen verbieden omdat er zoveel haatzaaiende en opruiende teksten in staan, doen aan symptoombestrijding en begrijpen niet dat het hier niet gaat om de ‘substantie’, maar om de context. In de bijbel staan ook veel gruwelijke verhalen en in dat boek worden militaire overwinningen eveneens religieus gemotiveerd. Daarin bestaat principieel geen verschil tussen het jodendom, het christendom of de islam. Het verschil moet gezocht worden in de manier waarop de betekenisgeving is gegrondvest; op de Rede (kritische reflectie op de letterlijke tekst vanuit onze eigen tijd en cultuur) of op het gezag van een onfeilbaar geloof dat afkomstig is van ‘de beste mens die ooit bestaan heeft’ zoals de profeet Mohammed door veel moslims wordt omschreven. Als enkel het boek wordt verboden, maar de ontmythologisering van de geloofsstichter vanuit historische en wetenschappelijke bronnen achterwege wordt gelaten, dan zal er van integratie van moslims in het westen geen sprake zijn, enkel van een totale verwarring.
De moslims zullen beter tegen kritiek op hun religie en profeet opgewassen zijn, als ze het voordeel daarvan uitgelegd wordt -niet alleen het voordeel voor de westerse mens die graag vrijuit wil kunnen blijven beledigen- maar ook voor hun eigen emancipatie en zelfbewustzijn die volgen uit losmaking van blinde onderwerping aan ongetoetste geloofswaarheden. Mensen die de Koran willen verbieden omdat er zoveel haatzaaiende en opruiende teksten in staan, doen aan symptoombestrijding en begrijpen niet dat het hier niet gaat om de ‘substantie’, maar om de context. In de bijbel staan ook veel gruwelijke verhalen en in dat boek worden militaire overwinningen eveneens religieus gemotiveerd. Daarin bestaat principieel geen verschil tussen het jodendom, het christendom of de islam. Het verschil moet gezocht worden in de manier waarop de betekenisgeving is gegrondvest; op de Rede (kritische reflectie op de letterlijke tekst vanuit onze eigen tijd en cultuur) of op het gezag van een onfeilbaar geloof dat afkomstig is van ‘de beste mens die ooit bestaan heeft’ zoals de profeet Mohammed door veel moslims wordt omschreven. Als enkel het boek wordt verboden, maar de ontmythologisering van de geloofsstichter vanuit historische en wetenschappelijke bronnen achterwege wordt gelaten, dan zal er van integratie van moslims in het westen geen sprake zijn, enkel van een totale verwarring.
Een
‘gunstige afloop’ van het islamdebat is in westerse ogen meestal een
assimilatie van moslims aan onze cultuur en een marginalisering van hun
religie, zo niet wat aantallen betreft, dan toch zeker aangaande hun
waarheidsclaim en religieus gemotiveerde politieke aspiraties. Men eist op dit
moment dat de islam een stoomcursus ‘verlichting’ ondergaat, zonder de Rede te
expliceren die het westerse denken omhoog heeft getild -van het niveau van
religieuze volgzaamheid, schaamte, taboe, fanatisme en bijgeloof- naar
zelfbewustzijn, emancipatie en mensenrechten. Wij hebben in het westen de vrijheid
en democratie ook niet gisteren uitgevonden, dus is het een dwaasheid om te
veronderstellend dat mensen die een heel andere culturele en levensbeschouwelijke
achtergrond hebben dan wij, vanzelf die overstap kunnen maken, enkel omdat ze
hier wonen en met ons maatschappelijk systeem bekend zijn. Alsof dat genoeg is
om de westerse identiteit te begrijpen en zich ermee te kunnen identificeren,
als ze tegelijkertijd hun eigen religie vrij mogen praktiseren -een religie die
historisch gezien geen verlichtingsperiode heeft doorgemaakt; die nooit
fundamenteel is bekritiseerd op eigen bodem- en ze via de satelliet vrije
toegang hebben tot Arabische zenders die het geloof verkondigen naar de
maatstaven van de cultuur en geschiedenis van het Midden Oosten. Dit proces
heeft een zorgvuldige begeleiding nodig, maar niemand neemt hiervoor de in de
westerse landen de verantwoordelijkheid, omdat altijd werd gedacht dat het wel
vanzelf zou gaan.
'Slechts goed willen doen aan het kwaad, zou wel eens het equivalent kunnen zijn van kwaad doen aan het goede'.
Saadi van Shiraz
'Slechts goed willen doen aan het kwaad, zou wel eens het equivalent kunnen zijn van kwaad doen aan het goede'.
Saadi van Shiraz
Wat
als eerste overwonnen moet worden in het integratiedebat -en waar weinig
politici trek in hebben, omdat ze na de schok van een aanslag liever alles
gladstrijken met stille tochten en een uitgekauwde ‘dialoog’, waarbij alleen de
overeenkomsten genoemd mogen worden en zo min mogelijk de verschillen- is de
onaantastbaarheid van de profeet van de islam, die bovenmenselijke waardigheid wordt
toegedicht, op grond van zijn veronderstelde morele zuiverheid en meer nog door
zijn tijdloze goddelijke openbaring, die per definitie altijd boven iedere
andere denkwijze of argument zal staan. Gematigde moslims zullen dit niet
prediken zoals hun meer fanatieke geloofsbroeders dat doen, maar het ook niet
tegenspreken, omdat de sociaal-culturele context in de islamitsche wereld
bepaald niet uitnodigt tot godsdienstkritiek, of zelfs maar een relativering
van de goddelijkheid van de openbaringen. Het zou al een hele overwinning zijn
als moslims de geïnspireerde boodschap van de profeet, tenminste voor een deel
aan zijn eigen karakter konden toeschrijven en voor een ander deel aan een
hogere macht, in een toestand van geestvervoering.
Dat
zou de verantwoordelijkheid voor de uitspraken en handelingen van moslimgelovigen weer terug brengen naar
henzelf en hen persoonlijk verantwoordelijk maken voor hoe ze heilige teksten wensen
te lezen, vanuit het kader van een niet-religieuze onderzoekscontext (2). De
vraag die moslims zich zouden kunnen stellen, is hoe het mogelijk is dat een
‘gewoon mens’ (hij was geen god, zoals Jezus volgens de christenen wel is) in
staat is een goddelijke waarheid te verkondigen, die ook nog eens tot in
eeuwigheid geldig moet blijven en waar zelfs niet-gelovigen aan onderworpen
moeten worden? Als niet de persoonlijke (spirituele) ontplooiing en morele
ontwikkeling het streven zijn -binnen het kader van een geseculariseerde
samenleving- maar een collectieve waarheid er zachtjesaan doorgedrukt wordt,
tegen alle rede en verdraagzaamheid in,
dan is de islam inderdaad een bezwaarlijk geloof dat niet emancipeert, maar leidt
tot geestelijke onderworpenheid. Als de liefhebbers van de interreligieuze
dialoog realistisch zijn, moeten ze erkennen dat er onder veel moslimjongeren
geen behoefte is aan het vinden van de gemeenschappelijke bron voor hun geloof,
met joden en christenen en zeker niet met boeddhisten of hindoes. Dat lijkt
meer een westers ideaal uit de jaren negentig, toen alle vormen van geloof en
spiritualiteit op één hoop werden gegooid.
Islam in onze cultuur
De tegenstrijdigheid die de integratie van de islam in onze cultuur het meest domineert, is de beschrijving van de profeet van het geloof als een gewoon mens, die echter alles behalve als een gewoon mens wordt beoordeeld. De eerbied en het respect die hem ten deel vallen zijn bijzonder groot en gezien het feit dat de hele religie gebouwd is op de openbaringen van één mens, welhaast noodzakelijk, omdat anders het gezag zou wegvallen onder zo’n beetje alle geloofswaarheden en juridische voorschriften van deze religie. Alle grote denkers, profetische figuren, mystici en heiligen uit de islamitische geschiedenis, hebben hun eigen boodschap altijd mede gegrondvest op het gezag van de profeet en zijn afstammelingen (bijna iedere soefi-orde beweert in directe lijn terug te gaan tot stichter) om zich te legitimeren binnen de sociaal-culturele context. Kenmerkend daarbij, is dat in het hele spectrum vanaf de meest orthodoxe gelovigen tot aan de meest visionaire geesten, er nooit kritische kanttekeningen zijn gemaakt bij de geloofswaarheden zelf, maar enkel verschillende interpretaties werden gegeven van de beste manifestatie ervan.
De tegenstrijdigheid die de integratie van de islam in onze cultuur het meest domineert, is de beschrijving van de profeet van het geloof als een gewoon mens, die echter alles behalve als een gewoon mens wordt beoordeeld. De eerbied en het respect die hem ten deel vallen zijn bijzonder groot en gezien het feit dat de hele religie gebouwd is op de openbaringen van één mens, welhaast noodzakelijk, omdat anders het gezag zou wegvallen onder zo’n beetje alle geloofswaarheden en juridische voorschriften van deze religie. Alle grote denkers, profetische figuren, mystici en heiligen uit de islamitische geschiedenis, hebben hun eigen boodschap altijd mede gegrondvest op het gezag van de profeet en zijn afstammelingen (bijna iedere soefi-orde beweert in directe lijn terug te gaan tot stichter) om zich te legitimeren binnen de sociaal-culturele context. Kenmerkend daarbij, is dat in het hele spectrum vanaf de meest orthodoxe gelovigen tot aan de meest visionaire geesten, er nooit kritische kanttekeningen zijn gemaakt bij de geloofswaarheden zelf, maar enkel verschillende interpretaties werden gegeven van de beste manifestatie ervan.
Om
het eenvoudiger te zeggen, godsdienstkritiek zelf is on-islamitisch, want
geloofsdiscussies tussen moslims onderling vinden altijd plaats binnen het
kader van de onaantastbaarheid van het gezag van de Koran en de profeet. De
enige soefi’s die echt last kregen met de orthodoxie door de eeuwen heen, waren
diegenen die duidelijk maakten dan hun soefi-identiteit voor hen meer betekenis
had dan hun moslim-zijn. Zolang spirituele praktijken werden beoefend naast de
aanvaarding van de centrale geloofswaarheden, werd er veel gedoogd of zelfs
stiekem bewonderd van personen of groeperingen die ook putten uit
niet-islamitische bronnen, zoals christendom, platonisme, of hindoeïsme. Het
probleem van deze tijd is dat de spirituele kern van de islam langzaamaan
verdwenen is en speciaal in de twintigste eeuw was er een snelle achteruitgang
van haar invloed. Tegen het einde van de vorige eeuw was er een duidelijke
opmars van fundamentalistisch denken op islamitische universiteiten zichtbaar
en het soefisme verdween grotendeels van het toneel, met achterlating van een
ongeletterd volkssoefisme, als herinnering aan wat ooit was.
“De roos is
verdwenen uit de tuin; wat zullen we doen met de doornen?
De sjah is niet in de stad; wat zullen we
doen met zijn hof?
(…)Als de vogel
gevlogen is, wat zullen we doen met de kooi?”
Voor
de moderne islam heeft dat nogal wat consequenties, omdat veel mensen in het
westen die een spirituele interesse hebben, zich goed konden vinden in het
soefi-gedachtegoed, dat voor hen de toegangspoort tot de islam als religie
betekende. De universaliteit van haar mystieke boodschap en de veelzijdigheid
aan culturele en kunstzinnige uitingen, maakte dat de islam vaak positief
gewaardeerd werd en dat het fundamentalistische aspect niet meer aandacht kreeg
dan nodig was. Maar de islam die we vandaag de dag zien is geen mystieke islam,
maar een juridisch-theologische islam, die er trots op is haar eigen
maatschappelijke normen en waarden op na te houden -ook als die niet met
mensenrechten te verenigen zijn- wat gezien wordt als een ‘westers product’.
Het hoofden afhakken door Syrië-gangers vanuit Europa of de Verenigde Staten
getuigt hiervan op de meest extreme wijze.
Soefisme
De soefi’s zijn ondanks hun universele boodschap, die vaak zeer tolerant of zelfs waarderend was ten aanzien van andere religie’s de of grote filosofen uit de Griekse tijd, toch voor een deel verantwoordelijk voor de huidige problematiek van de integratie van de islam in het westen. De verhevenheid die de profeet van de islam wordt toegedicht, die het onmogelijk maakt voor mensen in het westen om wat voor kritiek dan ook op de islam en haar stichter naar voren te brengen zonder te vrezen voor de eigen veiligheid, is voor het grootste deel aangewakkerd door eeuwen van spirituele verheerlijking van Mohammed, die niet alleen als boodschapper werd gezien, maar ook vaak als een bemiddelaar tussen de gelovigen en de Allerhoogste. Zo lezen we al verhalen van dien aard in het boek ‘De samenspreking der vogels van de Perzische soefi Farrid uddin Attar in de twaalfde eeuw en in de loop van de tijd werd de personencultus rond de profeet nog verder versterkt. Zo werd er in de vijftiende eeuw een gebedenboek geschreven door een Marokkaanse soefi Al Shadilli, dat vol stond met gebeden voor de gelovigen om te bidden voor het heil van hun profeet. Het boek werd zeer populair in Noord-Afrika, de Levant, Turkije, en Zuid-Azië en inspireerde miljoenen gelovigen door de eeuwen heen.
De soefi’s zijn ondanks hun universele boodschap, die vaak zeer tolerant of zelfs waarderend was ten aanzien van andere religie’s de of grote filosofen uit de Griekse tijd, toch voor een deel verantwoordelijk voor de huidige problematiek van de integratie van de islam in het westen. De verhevenheid die de profeet van de islam wordt toegedicht, die het onmogelijk maakt voor mensen in het westen om wat voor kritiek dan ook op de islam en haar stichter naar voren te brengen zonder te vrezen voor de eigen veiligheid, is voor het grootste deel aangewakkerd door eeuwen van spirituele verheerlijking van Mohammed, die niet alleen als boodschapper werd gezien, maar ook vaak als een bemiddelaar tussen de gelovigen en de Allerhoogste. Zo lezen we al verhalen van dien aard in het boek ‘De samenspreking der vogels van de Perzische soefi Farrid uddin Attar in de twaalfde eeuw en in de loop van de tijd werd de personencultus rond de profeet nog verder versterkt. Zo werd er in de vijftiende eeuw een gebedenboek geschreven door een Marokkaanse soefi Al Shadilli, dat vol stond met gebeden voor de gelovigen om te bidden voor het heil van hun profeet. Het boek werd zeer populair in Noord-Afrika, de Levant, Turkije, en Zuid-Azië en inspireerde miljoenen gelovigen door de eeuwen heen.
Noch
aan de kant van de orthodoxie, noch bij de spirituele broederschappen, was er
ooit openlijke kritiek op de fundamentele geloofswaarheden van de islam. Het
klimaat was daar nooit geschikt voor, omdat de analytische rede zoals die zich
in het westen ontwikkelde werd gewantrouwd, als in strijd met zowel de
orthodoxe geloofswaarheden als met de geestvervoeringen van de soefi’s. Niemand
had er een boodschap aan de religie en de samenleving die naar het religieuze
model was ingericht, te betwijfelen en er andere zaken tegenover te stellen.
Rechtvaardigheid en sociale gerechtigheid werden geformuleerd vanuit het geloof
zelf, net zoals bij ons vroeger de naastenliefde en hulp aan sociaal zwakkeren gefundeerd
was op het christelijk geloof. Het probleem met de openheid naar andere
religies vanuit een spirituele interpretatie van het geloof is echter dat het
geen gegarandeerde toestand is, maar eerder een gunst die duurt zolang als de
orthodoxie er geen aanstoot aan neemt.
Moslims
hebben in het westen grote moeite met kritiek op de kernwaarden van hun geloof,
omdat ze het niet als constructief beschouwen en vaak als bedreigend. De
‘slikken of stikken’-houding van westerse overheden richting radicale
islamitische jongeren, die juist van mening zijn dat zij de islamitische
boodschap het beste vertegenwoordigen -anders dan de oudere generaties die in
hun ogen teveel een knieval hebben gemaakt voor westerse cultuur- zal op
termijn averechts werken, omdat het niet het probleem aanpakt van de ondergrond
waarop de discussie gevoerd moet worden. In het westen hebben wij vrij vertaald
‘respect’ voor ieder geloof, maar we vinden dat er van alles over gezegd mag
worden, omdat we het niet primair naar inhoud respecteren, maar vooral naar
vorm, als een recht om het te beoefenen. En dat recht bestaat onder voorwaarde
dat die vorm zich aanpast aan de structuur van onze samenleving, waardoor het
geloof vooral het individu kracht geeft en inspiratie, die zich al dan niet als
groep organiseert. Het woord ‘respect’ zou beter vervangen kunnen worden door
‘recht op beoefening’, want respect hebben we in een kennismaatschappij
eigenlijk alleen voor dingen die wetenschappelijk bewezen zijn, of voor
uitingen van grote persoonlijk moed en integriteit. Een geloof respecteren we
niet omdat het een geloof is, maar
het kan ons respect verdienen, als het mensen helpt boven zichzelf uit te
stijgen en de wereld beter te maken, vriendelijker en rechtvaardiger.
De
dubbele boodschap van het westen is ‘respect voor ieder geloof’, zo lang we
maar overal de draak mee mogen steken en ons niet hoeven te interesseren voor
de reden waarom anderen ons gevoel voor humor niet kunnen delen en zelfs de
grondvoorwaarden voor het maatschappelijk debat vaak niet kunnen
onderschrijven. Dat is een heel goedkoop en dun laagje vrijheid, want het
verzuimt op de eerste plaats te verkondigen dat onze eigen vrijheid geen
absoluut gegeven is en dat velen hun leven en hun reputatie voor de vrijheid
van denken hebben gegeven in de eeuwen die achter ons liggen en tegelijkertijd
is het ook een ‘luie vrijheid’, die het niet de moeite waard vindt om uit te
leggen wat de kracht van de rede is en hoe bevrijdend en verlichtend ze kan
werken. Twintig jaar terug las ik in een speciale uitgave van het islamitische
tijdschrift Qibla dat geheel aan het soefisme was gewijd, een artikel van een
schrijver die stelde dat de islam in het westen de toetssteen van de rede moet
aandurven, om hier goed te kunnen
integreren. Vooralsnog zie ik weinig moslims dit uitgangspunt
geloofsinhoudelijk verwelkomen, terwijl ook westerse politici maar niet willen
onderkennen hoe noodzakelijk dit is en hoeveel moeite het nog zal kosten om het
te verwezenlijken. Ze blijven denken dat vrijheid en een kritische reflectie
op de eigen traditie, als een kroket bij de Febo uit de muur kunnen worden
getrokken, door mensen uit een andere cultuur die het geluk hebben dat ze hier
mogen wonen.
Sven Snijer
(1)Plato was om die reden geen voorstander van de democratie,
net als veel andere intelligente personen in zijn tijd.
(2)Een wetenschappelijke lezing van islamitische bronnen, die
differentieert tussen ‘openbaringen’ en tijd -en cultuur gebonden handelingen,
gebruiken en tradities.