Als
beheerder van de blog Jeugdzorg Dark horse kijk ik altijd met gemengde
gevoelens naar de publieke verontwaardiging bij dit soort casussen, omdat de
terechte boosheid die mensen voelen, lang niet altijd leidt tot een betere
aanpak van het probleem, maar in veel gevallen de situatie zelfs verergert, of
zich excessief manifesteert in het tegendeel. De handelingsverlegenheid van
instanties als jeugdzorg is spreekwoordelijk en heeft in het verleden al veel kritiek
gehad, maar de zogenaamde oplossingen voor het probleem sorteren weer effecten
die op een andere manier weerstand oproepen. Zo is er de bekende meldingshysterie
die al zo’n tien jaar aan de gang is, waarbij een rotsvast geloof dat vaker
melden van vermoedens van kindermishandeling veel ellende kan voorkomen onbetwist
blijft, terwijl uit talloze jeugdzorgcasussen in de praktijk is gebleken dat
het er ook toe leidt dat veel normale gezinnen hierdoor nodeloos in de ellende
worden gestort. Onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ worden gezonde
patiënten ‘ziek’ verklaard en volgespoten met het jeugdzorgmedicijn.
‘Baat
het niet, dan schaadt het niet’ is nu niet bepaald van toepassing op instanties
als jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, die een heel juridisch
apparaat achter zich hebben om hun pedagogische gelijk door te drukken als de cliënt
niet meewerkt. Een ondertoezichtstelling die niet nodig is kan zeer vernederend
zijn en een geëscaleerd conflict met de hulpverleners dat ontaard in een
uithuisplaatsing is een nachtmerrie voor normale ouders die van hun kind
houden. De machtsverhouding in de rechtszaal is altijd ongelijk, omdat de
hulpverlenende instanties, die tegelijk ook de beschuldigende instanties zijn
met hun vermoedens van ‘ontwikkelingsbedreiging voor het kind’ niet aan
waarheidsvinding doen en eigenlijk al op basis van hun functie geacht worden
juiste inschattingen te maken van gezinssituaties. Iets waar het in ontelbaar
veel casussen juist aan geschort heeft, omdat de professionaliteit vaak te
wensen overlaat om redenen van jeugdigheid, te laag opleidingsniveau, te snel
in het diepe worden gegooid met te zware casussen, etc en daarbij het imago van
jeugdzorg dat boven alles beschermd moet worden, zodat er nooit fouten
toegegeven worden, waardoor de kans op escalatie in veel gezinnen alleen maar
groter wordt en het kind de dupe wordt van misverstanden of machtstrijd tussen ouders
en jeugdzorg.
De verontwaardiging die mensen als Youp van ’t Hek voelen wanneer ze lezen dat tien instanties erbij stonden en ernaar keken, geeft in het huidige klimaat het paranoïde effect van nog meer campagnes, om ‘er nog eerder bij te zijn’, zodat gezinsdrama’s kunnen worden voorkomen. Daarvoor hebben ze naast docenten nu ook al zwemcoaches ingeschakeld, de meteropnemer, de Ouder en Kindadviseur, de tandarts, de mensen van de Spoed Eisende Hulp (waar in één casus drie verschillende dokters ‘onopvallend’ tussen de benen van een meisje gluurden om te zien of ze misbruikt was, terwijl de ouders met hun kind voor heel iets anders naar het ziekenhuis kwamen) en er staan nog veel meer beroepen op de wachtlijst om ook opgeleid te gaan worden tot ‘mishandelingexpert’ met een cursus van een paar dagdelen. Er zijn zelfs van die cursussen te koop bij de Hema, maar het kan ook lekker gemakkelijk online, thuis vanachter de pc, als mensen eens even iets anders willen dan twitteren of gamen. Voor de handelaren in kindermishandeling zijn breed uitgemeten gezinsdrama’s goud waard, omdat hun signaleringsziekte zich als een ebola-virus kan verspreiden iedere keer dat de meute wordt opgeschrikt door zo’n afschuwelijk verhaal.
Tien
instanties die zich met het gezin bemoeiden en nog werd er niet ingegrepen.
Betekent dit dan dat er bij al die instanties helemaal niemand de cursus vroeg-signalering
had gevolgd (of desnoods de cursus laat-signalering)? Was er dan helemaal
niemand die vreemd gedrag bij het meisje had opgemerkt, als ‘een duidelijk
teken dat er méér aan de hand was’? Wat vreemd nu toch, want van al die mensen
die voor het karretje worden gespannen van de mishandelingslobby, komen de
meldingen binnen bij diezelfde instanties die in deze casus (en vele anderen)
helemaal niet ingrepen! Het probleem is al jaren niet dat er te weinig
gesignaleerd wordt, maar dat er door de arrogantie of desinteresse van de
hulpverleners niets wordt gedaan met de meldingen die wel zijn binnengekomen.
Een
van de redenen voor het laten liggen van waarschuwingssignalen uit de omgeving was
van technische aard, dat de adviesvragen van bezorgde personen die het AMK
consulteerden over een gezin, niet werden opgeslagen als ‘melding’ zodat ze
niet werden opgeteld bij het totaal van de zorgelijke signalen over een gezin.
Dat gaan ze nu bij elkaar brengen en dat zal leiden tot een beter overzicht
(konden ze tien jaar terug nog niet verzinnen). Maar een echte oplossing is het
natuurlijk niet. De al eerder genoemde arrogantie en betweterigheid is het
echte probleem. Hulpverleners weten het gewoon altijd beter, want als de
familie van het onder toezicht gestelde gezin het gevaar zo goed in kan
schatten, waarom lopen ze dan eigenlijk bij jeugdzorg? Aan de ene kant laten
gezinsvoogden zich ‘inzuigen’ in een situatie en aan de andere kant willen ze
toch autoriteit uitstralen en dat resulteert vaak in het hard ingrijpen daar waar
het niet nodig is, of waar het humaner zou kunnen en daarnaast een wegwuiven
van concrete aanwijzingen voor gevaar in situaties die echt dreigen te
ontsporen.
Tien
hulpverlenende instanties op één gezin lijkt misschien veel, maar een decennium
terug was twintig hulpverleners op één gezin ook niet ongewoon, waarbij er vaak
heel ‘belangrijke’ taken werden uitgevoerd, zoals ‘moeder helpen brood smeren
voor de kinderen, ’s ochtends voordat ze naar school gaan’. Je denkt als je het
leest, dat dit soort krantenberichten door een grappenmaker zijn geschreven,
maar het gaat om daadwerkelijke situaties en echt belastinggeld. Maar het
aantal hulpverleners in een gezin is volgens mij niet de kwestie, want we
kennen allemaal de verhalen van mensen die in elkaar geslagen worden door drie
stuks straattuig, terwijl er veertig mensen omheen staan die niets durven te
doen. Hulpverleners zijn niet anders, want er wordt ze van bovenaf aangeleerd
om nooit persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen, maar zich altijd te
verschuilen achter de beslissingen die ‘als team genomen worden’, of anders
achter de jurist van het Bureau waar ze voor werken. Een teambeslissing wordt
in onze samenleving vaak opgevat als een gewogen beslissing, waar alle
inzichten bij elkaar komen en er een meerwaarde ontstaat, maar het kan ook een
laf gemiddelde zijn als er niemand hoofdelijk aansprakelijk is en niet
expertise en kwaliteit de doorslag geven, maar een consensus over datgene ‘wat
we nog niet geprobeerd hebben’. Zijn we nog wat vergeten, of is de casus al
hopeloos?
Sven Snijer