Het hing al een tijdje in de lucht. Verschillende politieke adepten van de maakbaarheidsfilosofie die met de handen in het haar zitten over de ontspoorde jeugd -die door een chronisch gebrek aan sociale vaardigheden en algemene ontwikkeling het onderwijs, de jeugdhulpverlening en uiteindelijk het justitieel apparaat zwaar belast- doen nog eens een zoveelste poging om de pedagogische heilstaat nieuw leven in te blazen door volstrekte negatie van het werkelijke probleem. Niet de moeizame integratie is de oorzaak van zoveel ontspoorde kindertjes met taalachterstanden en gedragsproblemen, maar te weinig voorschool.(1)
Buurt Praktijk
Team
Het
lijkt een wedstrijd te worden tussen de verschillende politici wie zijn kop het
diepst in de polderklei kan steken, want het mag na zoveel jaren van goede
bedoelingen toch wel duidelijk zijn dat het onderwijs geen toverfabriek is waar
alle actuele en dreigende maatschappelijke problemen aangepakt kunnen worden.
Men wil in Den Haag nog steeds doen voorkomen alsof te weinig pedagogisch
samenscholen van het jonge grut de reden is van hedendaagse maatschappelijke
onrust. In het verleden gingen alle kleintjes pas met vier jaar naar school en
dat ging prima, dus misschien kunnen de beste politici even uitleggen wat er dan veranderd is in ons maatschappelijk klimaat, afgezien van de
immigratiestromen en gezinsherenigingen vanaf de jaren zeventig van mensen met een
niet-westerse achtergrond. Want daar hebben we het toch over, als ik Wilders
weer even in de kaart mag spelen. Het zijn toch vaak de allochtone ouders die
het laten afweten op ouderavonden en die hun kinderen ’s avonds laat nog groepsgewijs
over straat laten zwerven zonder enige vorm van toezicht. In zijn column van 15
juli 2013 noemde Theodor Holman het Buurt Praktijk Team in Amsterdam West dat
concludeerde dat ‘Marokkaanse ouders geen grip hebben op hun kinderen en soms
zelfs een negatieve invloed op hen uitoefenen’ wat een ingewikkelde formulering
is voor ‘niet kunnen opvoeden’. (2)
Bas Heijne
Maar
niet getreurd, want dweilen met de kraan open doen politici maar al te graag.
En natuurlijk wetenschappelijke rapporten negeren die jaren terug al aangaven
dat de pedagogische noodgreep van voorschool-stimulatie geen enkel resultaat
zal geven, omdat het vooral het algemene ontwikkelingsniveau van de ouders is
dat bepaalt hoever kinderen zullen komen in de maatschappij. In het artikel ‘Voorschool
levert peuters niets op’ (Trouw, 2011) wordt ontwikkelingspsycholoog Anne
Keegstra geciteerd die al in 2010 concludeerde dat ‘de voorscholen zich vaak
richten op taalachterstand, en daarbij de oorzaak -- zoals een gebrekkige
algemene ontwikkeling – negeren’. (3) In reactie op het plan van PvdA
fractievoorzitter Diederik Samson in Buitenhof (februari 2015) om kinderen te
verplichten een jaar eerder naar school te gaan, stelde Bas Heijne in het
programma Schepper& Co: ‘Het lijkt een maatregel om kinderen uit disfunctionele
gezinnen weg te halen en ze te conditioneren in maatschappelijke omgangsvormen,
om het maar even grof te zegen’. Hij trok het even later wat breder door verder
uit te wijden over zijn zorg over het verloren gaan van de maatschappelijke
samenhang en het onvermogen van politici om hier iets aan te doen. ‘Men
begrijpt niet echt waar het om gaat. Het draait in feite om het ontbreken van
het maatschappelijke verhaal dat ons bindt. En als je het enkel gooit op
praktische maatregelen en denkt dat als je kinderen een jaar eerder naar school stuurt, dat het dan
allemaal goed komt… Dat is zo naïef dat ik er een beetje van schrik.’
Achter de
voordeur
Desalniettemin
wordt deze Haagse naïviteit nu toch concreet beleid en zal men weer zestig
miljoen in een diepe put gooien. In een opiniestuk in de Volkskrant van 26
augustus 2013 van Michelle van Dijk getiteld ‘Begin maar liever niet aan de
peuterplicht’ (4) werden een aantal krachtige argumenten naar voren gebracht
tegen de hersenschim van de overheid om problemen te voorkomen door ‘er steeds
vroeger bij te zijn’. Om te beginnen noemt ze de maatregel net als Bas Heijne
in zijn eigen bewoordingen ‘een teken van de onmacht van de overheid om in te
grijpen in de thuissituatie van kansarme kinderen’. Weer iemand die het spel
van de overheid doorziet dat in zoveel vormen tot ons komt, variërend van
Sociale Wijkteams, Ouder en Kindadviseurs in de scholen, collectieve
gezondheidsmaatregelen in de pauzes, Passend Onderwijs en nu het opdringen van
de voorschool. Allemaal bedoeld om kinderen met problemen sneller te signaleren
en op tijd de opvoeding en ondersteuning te bieden die ze thuis niet krijgen. Een
heel maatschappelijk systeem dat is ingesteld op de minst ontwikkelde ouders (en
kinderen), waardoor de gezinnen met kinderen die een gemiddelde kansrijke
toekomst hebben zich steeds verder moeten aanpassen en in hun eigen keuzes worden
beknot.
Kwaliteit van de
voorschool
Afgezien
van een aantal dubieuze motivaties die Van Dijk noemt vanuit de overheid bij
het oplossen van sociale problemen via het onderwijs (camoufleren van andere
problematiek) komt ze ook met een schokkend nuchtere constatering over de
kwaliteit van de voorschool en met name in de grote steden waar de problemen
die de overheid wil ondervangen het sterkst spelen: ‘Uit onderzoeken blijkt
steeds weer dat de voorschool alleen iets oplevert als de medewerkers goed
geschoold en taalvaardig zijn en als zij consequent het lesprogramma volgen.
Dat gebeurt in de praktijk niet. De gemiddelde peuterleider in een grote stad heeft
een mbo-opleiding en is niet opgegroeid met de Nederlandse taal. En een peuter
wordt niet beter van de peuterschool als de leidsters en kinderen op die school
minder taalvaardig zijn dan zijn of haar familie is.’
Ze kunnen het
toch niet
Waar
de overheid iedere keer in tekort schiet is de eis aan ouders om betere ouders
te zijn. Het is steeds weer de overheid die als echte ‘enabler’ het probleem
erger maakt door de onwetendheid en desinteresse voor de opvoeding te
faciliteren door mensen niet verantwoordelijk te houden voor hun pedagogische
tekorten, maar daar zelf in te springen. Door op steeds jongere leeftijd de
opvoeding te willen overnemen en daarmee de incompetentie van minder
ontwikkelde ouders niet alleen te bevestigen, maar ook te vergroten. Want door
het probleem in de thuissituatie niet specifiek te benoemen, worden de ouders naar
de zijlijn gedirigeerd, want die kunnen het toch niet en daarmee worden ze ook
niet geïnformeerd over wat hun kinderen werkelijk tekort komen en wat zij
zouden kunnen bieden als ze meer inzicht hadden. Van Dijk: ‘De geboden oplossing is paradoxaal: we weten dat
het gezin waarin je opgroeit belangrijker is dan de school waar je naartoe
gaat, en toch moet je meer tijd op school doorbrengen?’ Eenvoudiger laat het
probleem zich eigenlijk niet samenvatten, maar de overheid gaat vooralsnog vrolijk
in deze spagaat verder.
Sven Snijer