woensdag 30 september 2015

Wetenschap als bevrijding van religie


Dit artikel is geschreven als reactie op Alexander van Gouwen  (Geband van Joop)


Beste Alexander,

Ik had een iets andere aanval op mijn stelling verwacht dan een betoog in lijn met de ideeën van een Franse katholieke filosoof, Rene Girard. Zijn late bekering tot het katholicisme is een typisch romantische kwaal, waar meer Franse intellectuelen en ook veel Duits Idealisten aan leden. Een onbewust streven naar de ‘objectiviteit’ van de katholieke leer vanwege haar Romeinse structuur en strakke scholastieke karakter (Griekse filosofie) als tegenwicht voor hun eigen subjectieve literaire, mythologische (en vaak biologisch) gefundeerde ideeën. Bij Girard is er echter  een bewuste overgang van het één naar het ander, omdat hij zelf al spreekt van ‘de romantische leugen en de romaneske waarheid’.

Christendom is een ongerijmde constructie

De fout die Girard maakt is dat het offer van Christus door hem als uniek wordt gezien, maar het heeft geen enkel element wat niet in andere religies terug te vinden is. De christelijke verlossingsmythe is een slecht gekopieerd verzinsel van Paulus dat in het christendom de rol van het vrouwelijk goddelijke heeft geëlimineerd, wat deze religie ook nog eens vrouwonvriendelijk heeft gemaakt. Waar bij de dood van de god Osiris zijn vrouw Isis zorgt voor zijn wederopstanding en waar Tammuz door zijn vrouw Ishtar uit de onderwereld wordt gehaald, Shiva tot leven wordt gewekt door Kali/Durga (via seksuele vereniging – net als bij Isis/Osiris) wordt in het christendom Jezus niet door de vrouwelijke godheid gecomplementeerd, maar wekt hij zichzelf tot leven en is daarbij op een vreemde manier tegelijk God (gelijk aan zijn Vader) en mens wat mythologisch gezien complete onzin is. Het christendom is een ongerijmde constructie die bestaat bij de gratie van de ‘wijsheid der dwazen’.

De rebellerende Jezus-figuur

De kruisiging was overigens een heel normale straf in het Romeinse rijk en niet specifiek een geweldige vernedering of extra godslasterlijk. Het godslasterlijke aspect is meer gelegen in de menswording van God, omdat voor de meeste mensen in die tijd er wel goden of halfgoden naar de aarde konden afdalen, maar nooit het opperwezen zelf (dat als fundamenteel onkenbaar werd gezien). In die zin is het christendom wel een brutaliteit, vooral ten opzichte van het jodendom. De Grieken vonden het gewoon een raar idee. Ik zie hier niets revolutionairs in en ken het zeker geen meerwaarde toe ten opzichte van andere religies. Feitelijk zoekt Girard voor zichzelf een excuus om katholiek te kunnen zijn. Het hele verhaal over het ware christendom is een interne aangelegenheid van deze religie (zoals in elke andere religie) en draagt eveneens geen objectieve waarheid in zich die de latere moderne samenleving kan verklaren. Het idee van Jezus als anti-institutioneel spiritueel leider is ook een algemeen verschijnsel, want iedere grote filosoof of mysticus komt automatisch in strijd met de gevestigde orde en is in die zin ‘anti-religieus’(eerder anti-dogmatisch). Nietzsche die zocht naar de anarchistische Jezus die niet een zwakke God was aan het kruis, maar een overwinnaar in de vrije moraal, overschreeuwde uiteindelijk zijn eigen onzekerheden. De übermensch is wat Nietzsche had willen zijn, maar niet kon zijn. (Lees Henk van Gelre hierover, een ex-katholiek en ex-Nietzsche aanhanger in ‘Mijn herwaardering van waarden’)

Griekse filosofie als grondslag

Ik denk dat je in je artikel onterecht twee dingen tegenover elkaar stelt: de parallel tussen wetenschap en religie (zoeken beiden de universele zijnsgrond, eenheid achter de verschijnselen) en de christelijke religie als ‘individuele moraal en gewetensvrijheid’ die in jouw visie heeft gezorgd voor de voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek (omdat we hiermee los kwamen van het Aristotelische denken als middeleeuws dogma). Ik kan daar niet in meegaan, omdat ten eerste de individuele christelijke moraal een laat verschijnsel is in de kerk dat pas begon met het protestantisme (de dominante katholieke kerk was permanent een collectief gebeuren van bovenaf gestuurd) en het protestantisme zelf een product is van de renaissance (de reformatoren zijn allen kinderen van de ‘wedergeboorte’ waarbij de mens centraal kwam te staan), wat weer de Griekse filosofie als grondslag heeft en niet het christelijk geloof als zodanig. Het was specifiek de ondergang van het Byzantijnse rijk dat geleerden deed vluchten naar Europa en zo de Griekse filosofie hier opnieuw een impuls gaf (na de neoplatonische invloed in eerste eeuwen en later de invloed van de filosofie vanuit het Arabisch Spanje). Het individualisme dat zorgde voor onafhankelijke filosofie en wetenschap kwam vanuit de rijke burgers (Italiaanse bankiers) die het zich konden veroorloven om onafhankelijk van Rome er hun eigen ideeën op na te houden en geleerden op hun kosten onderzoekingen te laten doen die niet van kerkelijke goedkeuring afhankelijk waren.

De wetenschap bevrijdde zichzelf

De onafhankelijke filosofie en wetenschap bestonden reeds voor het christendom (600 v Chr. Pythagoras) en zij had dus geen christelijke voorwaarde nodig om zich te ontwikkelen. In tegendeel, de christelijke religie (en de islam) hebben haar gebruikt, maar ook tegengehouden en gefrustreerd. Het is dankzij de wetenschappelijke methode zelf (intrinsiek) dat geloofswaarheden onder druk kwamen te staan en uiteindelijk voor een aanzienlijk deel kwamen te vervallen. De katholieke kerk reed eeuwenlang op een paard (filosofie/ wetenschap) dat uiteindelijk vleugels kreeg en de berijder (de gelovige) van zich afwierp. Wat Luther deed was in zijn ogen een hervorming van de christelijke leer, maar de voorwaarde voor zijn emancipatie van de gewone gelovigen was het nieuwe mensbeeld dat stoelde op het herontdekte Griekse denken en het was slechts een kwestie van tijd voordat mensen niet alleen zelf de bijbel zouden gaan lezen en anders interpreteren, maar haar teksten ook kritisch zouden gaan lezen, betwijfelen en tenslotte verwerpen. Openbaringsgeloof verliest het op termijn altijd van empirische wetenschap, omdat geloof dat is vastgelegd (het boek) zich niet kan ontwikkelen op progressieve wijze. Het kan enkel zo nu en dan worden herzien in lezing en contextbepaling, maar het boek zelf kan niet meer gewijzigd worden. (Wel uiteengetrokken tot afzonderlijke boeken van verschillende auteurs, allen met hun eigen motivaties voor bewerking van oudere teksten en mythologische verhalen.)

Een archetypische waarheid

Waar openbaringsgeloof zich onbewust aan vasthoudt is de archetypische waarheid als spirituele potentie in de mens, maar die komt in de moderne tijd steeds meer in strijd met de natuurwetenschap, omdat de spirituele inhouden van de menselijke geest (gesymboliseerd door de Bijbelverhalen) niet als autonoom worden gezien, maar afhankelijk van de letterlijke waarheid van een boek vol ‘moralistische vertelsels ter lering van een simpel volk’ (Spinoza). Ik ben ervan overtuigd dat mensen in de beleving van hun openbaringsgeloof (jodendom, christendom, islam) iets ervaren van spiritualiteit of bovennatuurlijkheid, maar de geloofswaarheden die ze gebruiken om hun ervaringen te verklaren werken eerder remmend dan bevrijdend in dit proces. Jung zei dat alle religies ‘therapeutische symboolsystemen’ zijn en hij bedoelde daarmee niet geloof te devalueren, maar eerder om het therapeutische proces van de individuele mens hoger te schatten en de menselijke mogelijkheden op het geestelijke vlak juist meer te waarderen, maar niet langer onder de vlag van overleefde en vaak al ontmythologiseerde geloofswaarheden.

Er is ook wel betoogd door verschillende denkers dat de christelijke heilsverwachting zou hebben geleid tot het verlichtingsdenken en de Franse revolutie, maar bij nadere beschouwing is dat niet waar het om gaat. Iedere tijd en cultuur heeft op de één of andere wijze een heilsverwachting gehad (het duizendjarig rijk van Zarathoestra), de Messias van de joden, de twaalfde Imam, de wederkomst van Christus, maar de verwachting zelf leidt tot niets. Het is de manier waarop aan die verwachtingen invulling wordt gegeven die bepaalt waar een cultuur naartoe gaat. In het geval van de moderne Europese beschaving is niet de wortel van belang, maar de vrucht. Wat begon als een 16e eeuwse christelijke mystieke heilsverwachting in het Duitse Swabenland leidde uiteindelijk tot Hegeliaans Idealisme en wat daar allemaal uit voortkwam, maar de vraag is hier: waarom werd het christelijke element losgelaten? Niet omdat het christendom zich ging verinnerlijken, maar omdat de verinnerlijking van de mens hem deed beseffen dat hij geen uiterlijk heil (God, kerk, Jezus) meer nodig had voor zijn levensgeluk. Een verinnerlijking die weer afhankelijk was van een uiterlijke losmaking van het instituut kerk, maar ook van allerlei onzekerheden in de levensomstandigheden van de mens, want door de wetenschap werden steeds meer aspecten van het leven onder de menselijke controle gebracht en was een goede oogst niet langer van gebed afhankelijk.

Erasmus boven Luther

De zogenaamde emancipatie door het protestantse christendom met haar van kerkelijke machtsstructuren losgemaakte moraal, was door en door fatalistisch (erfzonde, determinatieleer, ‘uitverkoren’ zijn van een zeer beperkte groep) en had nooit kunnen leiden tot zelfstandig nadenken en het moderne levensgeluk. Als we twee belangrijke laat-rennaissance-figuren tegenover elkaar zetten, Luther en Erasmus, dan zien we dat de eerste de Rede ‘de hoer van de duivel’ noemde en de tweede plagend sprak over de ‘Goddelijke Socrates’ als patroonheilige van de filosofie en de zelfstandige rede. Erasmus liet er ondanks zijn christelijk-mystieke overtuiging geen twijfel over bestaan waar we in de moderne tijd het heil van moesten verwachten. Niet van de bijbel, maar van de Griekse filosofen. Het is daarom ook in onze tijd een duidelijk teken dat de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb voor de integratie van de islam in het westen sprak van de toevoeging van een beetje Erasmus aan de islamitische geloofsinhoud om haar te humaniseren en te helpen verlichten/emanciperen en niet de toevoeging van Luther.

Sven Snijer