Vrije
democratische rechtsstaten zoals Nederland mogen zichzelf enkel zo noemen als
de instituties in onze samenleving die de burgerparticipatie en machtsdeling
moeten garanderen zich zodanig gedragen dat ze tegemoet komen aan het ‘sociaal
contract’. De vrijwillige deelname aan de territoriale jurisdictie van het land
en de uitbesteding van dwang en machtsmiddelen aan de overheid door de burgers
moet in evenwicht zijn met het vermogen van burgers om diezelfde overheid ter
verantwoording te roepen als er verkeerd gebruik wordt gemaakt van die
machtsmiddelen. In de jeugdzorg bestaat al meer dan dertig jaar het probleem
dat de machtsmiddelen van semi-overheidsinstellingen als Veilig Thuis,
Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming te groot zijn, omdat de
controle erop flink te wensen over laat. In ons land wordt verondersteld dat
jeugdbeschermers professioneel zijn en dus in staat (en bereidwillig) om
zichzelf te corrigeren en de rechter -die de eigenlijke controlerende macht is-
neemt dat meestal voor waar aan. De rechter meent goed en volledig
geïnformeerd te worden door de beschuldigende partij (jeugdbeschermers) die
zelf als sector een belang hebben bij de invulling van de
beschermingsmaatregelen die ze aanvragen; ondertoezichtstelling en
uithuisplaatsing. Maar zelfs als rechters en klachtencommissies wel in staat
zijn kritisch te oordelen over het handelen van jeugdbeschermers is dat nog lang
geen garantie dat de burger zijn recht kan halen.
Klachtenprocedures,
rechters en Ombudsman
Een
schrijnend voorbeeld hiervan is de casus van Vincent die zijn verhaal deed bij
RTV Utrecht.(1) Deze vader die valselijk werd beschuldigd van
kindermishandeling voerde diverse rechtszaken en klachtenprocedures, deed
aangifte bij de politie en wendde zich tot de Nationale Ombudsman. Hij werd
door de klachtencommissies van Veilig Thuis en de Raad voor de
Kinderbescherming in het gelijk gesteld en rechters oordeelden dat de
beschuldigingen aan zijn adres ongegrond waren. Toch blijft Veilig Thuis
vasthouden aan haar eigen visie en probeert de beschuldigingen vol te houden en
er zelfs gevolg aan te geven. Vincent die zich meerdere malen meldde bij de
Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) werd iedere keer afgepoeierd, totdat de Nationale
Ombudsman zich ermee ging bemoeien. Dat leidde tot een eenzijdig onderzoeksrapport
waarbij de IGZ zich uitsluitend(!) baseerde op de gegevens van Veilig Thuis,
dat geheel in tegenspraak was met de inzichten van de klachtencommissies,
rechters en Ombudsman. Net als bij de Inspectie voor het Onderwijs wordt er
door de IGZ niet ingegaan op individuele zaken en daarom vangt de burger telkens bot. Dat is het gevolg van macht die wordt uitgeoefend door
instanties (scholen, jeugdzorg, Veilig Thuis) die niet op grond van
burgerrechten kunnen worden aangepakt, maar waar de burger afhankelijk blijft van
de eigen beslissing van een bepaalde instantie of zij genegen is zich iets van
controlerende instanties aan te trekken, zonder gevolgen wanneer zij dit niet
doet (‘niet-bindend advies’).
‘Papieren gelijk’
Het
is van het grootste belang in een samenleving waarbij het sociaal verband in
hoge mate juridisch bepaald is dat de uitspraken van oordelende instanties,
zoals rechters, klachtencommissies en toezichthouders serieus worden genomen en
dat hun adviezen worden opgevolgd, anders krijgt de burger een ‘papieren
gelijk’. Als instanties denken dat hun eigen professionaliteit hoger staat dan
de controlemechanismen die hun machtsuitoefening moeten reguleren dan
verandert de rechtsstaat in een semi-dictatuur. Op lokaal niveau ervaart de
burger geen rechtsstaat in een individuele casus (of groepen burgers in
dezelfde situatie) terwijl die rechten wel zijn vastgelegd in de wet en in allerlei
internationale verdragen. Als controle op jeugdbeschermers niets voorstelt (politici
willen er vaak graag ver vandaan blijven) of wanneer jeugdbeschermers uitspraken
van controlerende instanties negeren, komt de rechtsstaat in gevaar. Wat de
jeugdbescherming in ons land typeert is een niet nader gedefinieerd ‘belang van
het kind’ als een geloofswaarheid, dat altijd zo geformuleerd wordt alsof elke
jeugdzorgcasus ‘acuut gevaar’ betreft, waardoor de wetgeving tijdelijk mag
worden opgeschort. En ‘tijdelijk’ betekent bij geen- of slechte controle
achteraf, met de jeugdbeschermers aan het stuur die alle verslaglegging doen
vaak een lang slepende procedure en talloze rechtszaken, waarbij het aantal
rechtszaken en de bereidheid van ouders om hun recht ten koste van alles te halen
omwille van hun kind, hen kan worden aangerekend als nog een kind-beschadigend
element (‘ouders blijven maar strijden en belasten het kind’) Met andere
woorden, de rechtsprocedure zelf wordt tegen ouders gebruikt op basis van de pedagogische
alwetendheid van de jeugdbeschermers.
Andere naam, zelfde
werkwijze
Eén
van de redenen dat de Transitie een grote mislukking is gebleken is dat op
lokaal niveau de politiek vaak niet anders reageert dan op landelijk niveau;
het wordt weggeschoven naar een instantie zonder te kijken naar de kwaliteit
van werken en procedures van de jeugdbeschermers en de wijkteams. Alsof
klachtenprocedures alleen voldoende zouden zijn om te begrijpen waarom het nog
steeds fout blijft gaan, op precies dezelfde manier als vóór de Transitie. Het
delegeren van zaken was nu juist de reden dat ouders zo ontevreden waren over
de jeugdzorg. Er was te weinig betrokkenheid bij- en kennis van de praktijk
van jeugdbescherming bij politici. Daarom ging het naar de gemeenten, vanuit het
idee dat wanneer op lokaal niveau de rekening moest worden betaald van de
jeugdhulp er als vanzelf ook nieuwsgierigheid naar de inhoud van de jeugdhulp
zou ontstaan. Dat was een grote misrekening, want er wordt niet anders gewerkt
dan voorheen. De naambordjes zijn veranderd: AMK = Veilig Thuis, Bureau
Jeugdzorg = Jeugdbescherming (G.I), ‘vrijwillige hulp’(Bjz) = Sociaal Wijkteam, Drang & Dwang = opschalen door wijkteam (Beschermtafel/ Beschermplein/ Veiligheidsplein
=> tussenstation naar RvdK maar soms al met Raadsmedewerker aan tafel!)
maar de werkmethoden zijn exact hetzelfde. Bijgevolg zijn de klachten van
ouders ook hetzelfde; slechte communicatie, dreiging/chantage, te weinig
feiten, tunnelvisie, arrogantie, lage zorgkwaliteit, niet op tijd
doorverwijzen, zich laten ‘inzuigen’ als hulpverlener (partijdig zijn),
verwarring over bevoegdheden hulpverlener en rechtspositie cliënt, slechte
voorlichting, enz.
Gemeenten
begrijpen hun rol niet
Het
is jammer dat de feitelijke rechtspositie van ouders (en kinderen) nog niet is
verbeterd, want dan had het ‘sociaal contract’ op gemeentelijk niveau een goede
impuls kunnen krijgen. In een kleiner gebied kennen mensen elkaar en kan beter
worden vastgesteld wat er structureel mis gaat in de hulpverlening. Maar omdat de
rechtspositie van ouders nog steeds onder de landelijke jurisdictie valt
(ministerie van Justitie en Veiligheid) wanneer jeugdbescherming een kind onder
toezicht stelt of uit huis plaatst en alleen de vrijwillige
hulpverlening lokaal georganiseerd wordt, blijft er op gemeentelijk
niveau hetzelfde chantage-mechanisme werkzaam als bij het oude Bureau Jeugdzorg. Bij falende hulpverlening ligt de schuld altijd bij de (mondige) ouders. Bij
het uitvoeren van een ondertoezichtstelling op gemeentelijk niveau heeft de
gemeente schijnbaar weinig in te brengen, want de rechter heeft de OTS bevolen.
Waarom zou de gemeente zich moeten bemoeien met het werk van jeugdbeschermers
die slechts uitvoeren wat de rechter heeft besloten? Ze begrijpen als gemeente
in veel gevallen niet dat er met of zonder OTS gewerkt kan worden aan haalbare
doelstellingen en dat het wel of niet behalen ervan niet alleen van de wil of onwil
van cliënten afhangt, maar ook van de kundigheid of het amateurisme van de
jeugdbeschermers/ wijkteamleden. Over dat deel van de hulp kan de gemeente wel
degelijk oordelen en er sturing aan geven, zelfs als het onder de rechter is. Maar
in de meeste gevallen doen gemeenten dat niet. Ze ‘laten het aan de
professionals over’….
Ouders juridisch
klem gezet
Daarom
werkt de Transitie niet die al drie jaar in bedrijf is na een proefperiode
vanaf ongeveer 2013, toen de meeste ‘pilots’ werden gestart (zonder opschaling
of juridische uitwerking daarvan). Een simpel voorbeeld van hoe weinig
verantwoording de gemeenten afleggen naar hun burgers is de reclame die wordt
gemaakt voor de wijkteams/Ouder en kind-teams.(2) Er wordt veel gesproken over
hulp en opvoedadvies, maar nooit worden ouders geïnformeerd over opschaling en
beschermtafels. Daar komen ze vanzelf wel achter als de jeugdwerkers zich
ergens ‘zorgen’ over beginnen te maken. En omdat de overheid heeft besloten dat de burger niet eerder voor rechtsvergoeding in aanmerking komt dan dat het
dossier bij de Raad ligt, is het pleit tegen de tijd dat ouders een advocaat in
de arm kunnen nemen vaak al beslecht. Eerder probeerde men zonder succes de
griffie-kosten omhoog te brengen, wat het de burger moeilijker maakt de
overheid aan te klagen bij misstanden en er was een wetsvoorstel om de Raad
voor de Kinderbescherming zelf de bevoegdheid te geven tot
ondertoezichtstelling, zonder tussenkomst van rechter! (3) Ook dat heeft het
niet gehaald in de Kamer, vooral door de verontwaardiging van een onafhankelijk Kamerlid
(Norbert Klein), want de parlementariërs met jeugdzorg in hun portefeuille
zitten bij deze kwesties ofwel te slapen in hun behaaglijke zetel ofwel ze vinden
het zelf ook een goed idee, omdat het tijd en geld bespaart (en de
rechtspositie van burgers verkracht). Waarom dachten de dames en heren in Den
Haag dat politici in Hoogezand, Zierikzee of Apeldoorn wél gepassioneerd en op
de hoogte zouden zijn van jeugdzorgzaken, als zij zelf iedere gelegenheid om
hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordigers op dit
punt voorbij laten gaan?
‘Veiligheid’
vertrapt de kwaliteit
Er
bestaat in ons land geen ‘grijs gebied’ tussen vrijwillige hulp en gedwongen
hulp, want in het hybride systeem van jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
zoals wij het georganiseerd hebben is het totale veld van jeugdhulp één groot
grijs gebied. (4) Niemand weet waar de vrijwilligheid ophoudt en waar de dwang
begint. Niemand weet als de dwang wordt afgeschaald tot vrijwillige hulp en
gezinsondersteuning, wanneer een toekomstige ‘hulpverlener’ op basis van een
oud (en reeds weerlegd) dossier toch niet weer reden ziet om de
beschuldigingsmachine opnieuw op te starten, al dan niet op aangeven van anderen.
Als beschuldigingen worden vermeld als zijnde ‘geuit’ door een persoon of
partij zonder dat zij op inhoud worden onderzocht, dan is hulpverlening in
werkelijkheid hulp-stremming. Het proces van verbetering in therapeutische of
relationele zin wordt continu ondergraven door ongefundeerde beschuldigingen
een primaat te geven boven de te behalen doelstellingen. Het veiligheidsaspect
wordt voor de zoveelste keer het element dat het hulpverleningsaspect wegdrukt
en zelfs uitbuit in haar eigen voordeel. En dat is niet verwonderlijk voor
hulpverleners die alleen maar langer werk hebben bij het uitspinnen van elk
mogelijk probleem of gevaar. Hoe langer er ‘zorgen’ zijn, echt of ingebeeld,
hoe langer de zelfbenoemde regisseur-expert kan blijven aanmodderen, want
zonder deskundig onderzoek kan niemand de zorgen ooit bevestigen of ontkrachten.
Fijn voor hen, dat de gemeente zich niet met de inhoud bemoeit, want dan
blijven de meeste ouders procedureel vastlopen.
Bezwaren
gemeentelijke jeugdzorg
Het
gevaar van jeugdzorg bij de gemeenten is tweeledig; ten eerste moeten de
gemeenten bezuinigen omdat de bezuiniging al werd ingebouwd vanaf de start van
de Transitie 1 januari 2015 dus dat geld moet ergens worden ‘verdiend’. Vandaar
het te laat doorverwijzen door wijkteams naar specialistische hulp en de druk
van gemeentes op huisartsen om minder door te verwijzen naar j-ggz (dit schendt
het recht van kinderen op hoogwaardige geestelijke gezondheidzorg - IVRK
artikel 24 lid 1. Het recht op toegang tot valide diagnostiek en voorlichting) en
het andere zorgaspect is dat veel wijkteams menen dat zij in een positie zijn
om gezinnen hulp op te leggen met zachte dwang, zodat ouders ergere maatregelen
kunnen voorkomen. De aanname hierbij is dat men op niveau wijkteam deskundig is
en klantvriendelijk en nooit misbruik zal maken van drang & dwang. In
werkelijkheid beginnen ze vaak al vroeg in een traject te dreigen met het
beschermingsplein als ouders niet snel genoeg instemmen met hun voorstellen en
het is buiten hun competentie om in te schatten wanneer specialistische hulp
voor een kind nodig is. Een huisarts kan dat veel beter. Zelfs bij opvoedadvies
is het nog maar de vraag of de wijkteams de juiste adviezen geven of de gezinsdynamiek
juist inschatten. Hun beschermtafel als ‘stok achter de deur’ geeft ze wel genoeg
macht, maar niet noodzakelijk het verstand om juist te oordelen of de juiste
hulp te bieden. Ze lijken als twee druppels water op het oude Bureau Jeugdzorg,
maar nu is de ‘drang’ expliciet geformuleerd in de wetgeving alsof het een
noviteit betreft, maar in het verleden was zij al impliciet aanwezig of ze werd
geverbaliseerd door de jeugdhulpverlener: ‘Wij hebben de macht’, ‘De rechter
geeft ons altijd gelijk’, ‘Wij kunnen zo vaak naar de rechter als wij willen’,
enz.)
Wie zijn die
hulpverleners?
Nog
steeds begrijpt de overheid niet dat juridische macht aan jeugdbeschermers de
mogelijkheid biedt om zonder onderscheid alle ouders op één hoop te gooien. De
echt disfunctionele en pedagogisch onbekwame ouders en de ouders die
tegenspreken omdat zij zelf kunnen nadenken. In het jeugdzorg-jargon wordt dat
één pot nat; ‘Ouders ontkennen de problemen en vertonen geen zelf-inzicht’.
Over projectie gesproken! Als er één mensensoort bestaat dat met geen
mogelijkheid naar zichzelf kan kijken dan is het de jeugdbeschermer. Je kunt ze
zo uittekenen; een meisje van achttien heeft ervaren dat haar ouders op een
vervelende manier uit elkaar zijn gegaan en ook na de scheiding elkaar nog het
leven zuur maken. Ze besluit om een SPH-opleiding te gaan doen en ‘kinderen’
(zichzelf) te gaan helpen door als jeugdbeschermer op te treden. Als jonge
twintiger, met nog geen enkel inzicht in eigen onbewuste processen en
drijfveren, wordt ze ingezet bij gezinnen van ouders die soms twintig jaar
ouder zijn en kinderen hebben waarvan enkelen zelf al in de puberteit zitten of
bijna volwassen zijn. De ‘hulpverlener’ begrijpt nog niets van volwassen
problemen, verantwoordelijkheid voor een gezin, de verschillende krachten die
op een mens inwerken (balans tussen werk, sociaal leven, relatie en opvoeding)
en vertelt dingen uit de schoolboekjes en jeugdzorgrichtlijnen alsof ze het
zelf bedacht heeft. (5) Net als veel mensen in het onderwijs denkt ze dat iedere
ouder 24 uur per dag bezig moet zijn met opvoeden en dat een mens niets anders
aan zijn hoofd heeft. Emoties zijn geen teken van menselijkheid, maar geuit
naar de hulpverlener een ‘alarmsignaal’, een teken dat er gevaar dreigt, want
‘goede ouders’ zijn steriel en doen precies wat de hulpverlener zegt. De
kinderen moeten tegen de vreemde emotionele wezens (met een hoeveelheid
levenservaring die haar onzeker maakt) beschermd worden, volgens vastgelegde
procedures. Het gaat er niet om wie er gelijk heeft, het protocol heeft gelijk.
De nog niet gerijpte jonge geest die de eigen ouders ‘ziet’ in de ouders van de
gezinnen die hulp nodig hebben, verlaat zich op de juridische machine van de
jeugdbescherming.
Betwisten van ‘recht
op gezinsleven’
Waar
politici van doordrongen moeten raken op landelijk en op lokaal niveau, is dat
de overheid macht geeft aan ‘hulpverlenende’ instanties door ze de bevoegdheid
te geven (kosteloos) naar de rechter te gaan en het recht op gezinsleven van
burgers in deze samenleving te betwisten. Die kunnen op last van de rechter
politie inschakelen (geweldsmonopolie) en een kind bij zijn ouders weghalen in
het uiterste geval. Het vreemde is dat die machtiging niet gestoeld is op
feiten, maar op de indruk die de ‘professional’ heeft van de gezinssituatie. Er
hoeft niet bewezen te worden dat een kind ‘ernstig en acuut’ in gevaar is en door de afwezigheid van een uitgewerkte rechtmatigheidstoets in de wetgeving kan de
rechter dit ook niet goed onderzoeken voorafgaand aan de uitspraak. De politici
en rechters geloven in hun naïviteit dat er achteraf voldoende onderzoek zal
worden verricht en dat een kind bij gebleken vergissing snel weer naar de
natuurlijke ouders terug kan. Maar jeugdzorg heeft in de loop der jaren
allerlei trucs bedacht, om dat traject eindeloos uit te smeren of zelfs geheel
om zeep te helpen. De eigen fout van te vroeg ingrijpen, wordt overwoekerd door
processen die de indruk wekken dat de benadeelde ouders geen slachtoffers, maar
daders zijn. Veel onterechte uithuisplaatsingen zijn nimmer ongedaan gemaakt,
vaak met de onwetenschappelijke smoes van ‘hechting in het pleeggezin’, waarbij
voor het gemak vergeten werd dat menig jeugdzorgkind vele pleeggezinnen en
instellingen verslijt tot zijn/haar achttiende levensjaar.(6) Daar speelt ‘hechting’
klaarblijkelijk geen enkele rol.
De sociale
dictatuur
Al
voor de Transitie schreef ik dat het systeem van wijkteams zou leiden tot een
sociale dictatuur en dat hele gezinnen onder toezicht zouden worden gesteld als
een Eigen Kracht Centrale als voorwaarde werd gesteld als eerste plan, voordat
naar andere mogelijkheden (en oorzaken van problemen) zou worden gekeken. ‘U
bent sociaal schuldig, totdat het tegendeel is bewezen.’ Bureau Jeugdzorg kon
beschuldigen en hulp traineren, maar het wijkteam kan een heel gezin dwingen
een sociale stoelendans op te voeren met alle vrienden, familie en buren. De
waanzin van het concept van de Decentralisatie werd helaas door weinig mensen
doorzien, maar in de praktijk loopt het zo’n vaart niet. De routinematig
opgelegde EKC’s werken meestal niet en zijn slechts tijdverspilling, waarna de
oude jeugdzorgwerkwijze alsnog wordt ingezet. En wat een oplossing had deze methode
van ‘Eigen Regie’ met Gezinsplan moeten zijn! Problemen niet alleen vroegtijdig
signaleren door wijkteams waar het echt ‘storm loopt’, maar de meeste problemen
ook nog eens kosteloos verhelpen met het hele gezinsnetwerk en een klein beetje
aanmoediging van de gezinsregisseur. De politiek zag de jeugdzorgkosten in
gedachten al smelten als sneeuw voor de zon…. Minder
leuk is het voor de gezinnen die in rechtspositie eerder achteruit, dan vooruit
zijn gegaan en die zo mogelijk nog lagere zorgkwaliteit krijgen dan bij Bureau
Jeugdzorg en die nooit weten of ze veilig zijn, dan wel zich in een
pedagogische gevarenzone bevinden. En dat staat nog los van het gevaar van de
mishandelings-inquisiteur Veilig Thuis die het op hun kinderen voorzien heeft.
Een organisatie die geheel zelfstandig opereert en tegenwoordig de ziekenhuizen
infiltreert om artsen en verpleegkundigen te hersenspoelen met hun gehypte
mishandelingscijfers (7) en zelfverzonnen ziektebeelden als PCF waar
geen enkel verweer tegen mogelijk is.(8)
Zwak en zielig
Menigeen
vraagt zich af waarom het jeugdbeschermingssysteem jarenlang op zo’n
krankzinnige manier kon blijven functioneren of beter gezegd kon blijven voortbestaan,
met zulke bedroevende resultaten. Het antwoord ligt in het hybride systeem van
hulpverlening. Als wij twee zaken met elkaar vermengen die eigenlijk gescheiden horen te zijn; de hulpvraag en de schuldvraag, en ze in elkaars
verlengde leggen als twee uiteinden van één stok, dan is er altijd discussie
over op welk punt van de stok iemand zich bevindt. Heeft iemand hulp nodig bij
de opvoeding? Is iemand schuldig aan kindermishandeling? Of een beetje schuldig
en een beetje hulpbehoevend? En wie bepaald dat eigenlijk? Het schattige is dat
onze eigen parlementariërs dit hybride systeem niet begrijpen en een paar jaar
terug nog, naar aanleiding van een tv-documentaire over de lage aantallen strafrechtelijke
veroordelingen van ouders bij ernstige kindermishandeling, zich begonnen af te
vragen waarom die cijfers zo laag waren…. Omdat, lieve schatten, wij in
Nederland met elkaar hebben besloten dat pedagogisch falende ouders eigenlijk
een ‘beetje ziek’ zijn. Ze worden niet gestraft, maar krijgen ‘hulp’.
Dat is de reden dat je als vals beschuldigde ouder in het civiel recht geen
poot aan de grond krijgt, wanneer je probeert uit te leggen dat je wel een
goede ouder bent. Ouders worden á priori onbekwaam verklaard, want alles wat ze
zeggen hoeft niet serieus genomen te
worden (zij zijn immers geen ‘professionals’). Zouden de jeugdbeschermers dat wel
doen, er vanuit gaan dat de opvoeding opzettelijk de vorm heeft aangenomen die
ouders voor ogen stond, dan moeten ouders als strafbaar worden gezien. En dat
wil de jeugdbescherming niet, want enkel bij ‘zielige’ en ‘onbekwame’ ouders
hebben zij zelf een belangrijke taak van toezicht houden en voogdijinstelling
of pleegplaatsing regelen. Alleen civielrechtelijk verdienen ze er een goede
boterham aan.
Hoe zou het
strafrecht oordelen?
Het
systeem dat ooit bedoeld was om ouders die de opvoeding verpestten nog een
tweede kans te geven en ze hulp bij de opvoeding te bieden met lichte dwang,
werkt nu compleet de andere kant op. Het verklaart ouders, die om wat voor
reden dan ook ontevreden zijn over de geboden jeugdhulp, tot zwakzinnigen die
op grond van hun persoonlijke gebreken een gevaar vormen voor hun kind. Het
beleid van sommige wijkteams op gemeentelijk niveau, waarbij het autisme van
een kind aanleiding is tot het doorlichten van het hele familiesysteem(!) is
een stigmatisering die zijn weerga niet kent. Het is ronduit communistisch om
zo met je burgers om te gaan en het gebeurt paradoxaal genoeg vanuit kapitalistische
overwegingen i.v.m. het kostenplaatje! Sociale debilisering van hele families
om op j-ggz hulp te kunnen besparen. En laten we het nu eens omdraaien. Stel de hypothetische situatie, dat we alle ouders niet tot ‘patiënten’ verklaren, maar tot criminelen.
We zeggen dat ze de gevangenis in moeten, omdat ze niet kunnen opvoeden en
falende opvoeding een vorm van geweldpleging is tegen het kind. In dat geval
zou het voor de strafrechter komen en moet de jeugdbescherming (dat wordt dan
de officier van justitie) aantonen op wat voor manier er schade is toegebracht
aan het kind en hoeveel. Dan moet er worden aangetoond hoe de schade gemeten is
bij het kind en op welke manier er wetenschappelijk verband wordt gelegd door
de aanklagers tussen de schade bij het kind en het handelen van de ouders. Mijn
voorspelling is dat er volgens die procedure, van alle ouders wiens kind nu
onder toezicht gesteld is of uit huis geplaatst, slechts een fractie achter de
tralies zou verdwijnen. In het strafrecht kun je nu eenmaal niet aankomen met
‘vermoedens’, ‘indrukken’ en niet-causale verbanden tussen het gedrag van het
kind en vermeende gebreken van ouders. Toon maar eens aan of een kind dat stil
is, erg druk is, of nerveus is, ook daadwerkelijk ‘mishandeld’ is en hoe die
totaal verschillende kind-signalen causaal gerelateerd zijn aan de opvoeding.
‘Maar met de
kinderen gaat het goed’
De
valse aanname in het jeugd- en familierecht is dat het geen misdaad is om je
kind verkeerd op te voeden, maar een ‘ziektebeeld’ bij de ouder. Daaruit volgt
dat het ook geen ‘straf’ is, maar ‘genezing’ als het kind bij ouders wordt
weggehaald of wanneer een gezin drie jaar te lijden heeft onder verschillende
gezinsvoogden. Dit verklaart het totale gebrek aan inlevingsvermogen van de
rechter die na het definitief maken van een uithuisplaatsing
tegen de verslagen en gebroken moeder zei: ”Maar met de kinderen gaat het goed,
en dat is het voornaamste.” Er bestaat bij deze lieden het bezopen idee dat
ouders er blij mee zouden moeten zijn dat de staat over de 'emotionele veiligheid' van de kinderen waakt. Dankbaar dat kinderen op grond van onwetenschappelijke onderzoeken en vol-automatische procedures aan de ouders ontrukt worden, instemmend
met de visie dat de plaats waar ze opgroeien van geen enkel belang is voor hun
verdere geestelijke gezondheid. Terwijl uit alle moderne adoptie-onderzoeken
blijkt dat de genetische band voor het merendeel der kinderen van vitaal belang
is voor de vorming van hun identiteit als volwassene. Het idee dat het voor ouders die op valse gronden van
hun kinderen beroofd worden geen 'straf' is, omdat het 'belang van het kind' een autonoom leven leidt. Alsof ouders niet liever voor een
roofoverval drie jaar zouden gaan zitten dan hun kind te verliezen aan het systeem. De
jarenlange strijd van ouders om op de een of andere manier nog een rol in het
leven van hun onteigende kind te kunnen spelen ondanks alle tegenwerking vormt een
kwelling die erger is dan fysieke marteling. Veel kwalijker dan een overheid die haar
burgers onrecht doet, is een overheid die haar burgers ‘ziek’ verklaart en ze uiteindelijk ook ziek maakt. Het is
in dit verband niet toevallig dat een voormalig luchtmachtpiloot toen hij
kritiek uitte op defensie, ineens in zijn medisch dossier ‘consulten’ vond van
een psychiater waar hij nooit geweest was.(9) Kennelijk is dit een effectief
middel om tegenstanders de mond te snoeren...
‘Schuldig-by-proxy’
Jeugdbeschermers
hebben goed begrepen dat ze in eerste instantie niet de
beschuldigingen op de ouders moeten richten, maar dat ze ‘zorgen’ moeten
formuleren over het kind. Vanuit deze kind-gecentreerde visie zijn ouders
automatisch ‘schuldig’ maar alleen door associatie, want ze doen het niet
expres. Ze hebben ‘hulp’ nodig en omdat jeugdbeschermers de bevoegdheid hebben
om kinderbeschermingsmaatregelen aan te vragen (via de RvdK), kunnen ze het
hulptraject tegelijkertijd gebruiken om nog meer ‘zorgelijke signalen’ te
noteren in hun professionele rapporten, zodat ouders nog schuldiger lijken
zonder dat zij dit kunnen helpen en zonder dat zij hiervoor gestraft worden. Ze
krijgen een ‘schriftelijke aanwijzing’. Dat klinkt veel vriendelijker dan
‘voorlopige hechtenis’ en ze krijgen na uithuisplaatsing ‘omgangsrecht-onder-toezicht’
(achter een spiegelwand observeren hoe kind-beschadigend de ouder is), want dat
klinkt veel aardiger dan TBS-observatie. Het strafrecht wordt netjes buiten de
deur gehouden in een systeem dat mensen onnoemelijk veel leed bezorgt (ouders en kinderen), maar dat mag doorgaan voor hulpverlening. Er verandert nooit wat,
omdat er niemand onterecht wordt opgesloten, zoals in de Puttense moordzaak. Er
wordt slechts een kind naar een nieuwe locatie gebracht. Zo erg is dat toch
niet?...
Welk volk wordt
vertegenwoordigd?
Sinds
wanneer hebben wij als vrije burgers van de territoriale jurisdictie Nederland
bepaalt dat het niet bezwaarlijk is dat kinderen zonder harde bewijzen voor
(geestelijke) mishandeling bij hun natuurlijke ouders worden weggehaald? Welk
wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het niet schadelijk is voor
kind en/of ouders op korte en lange termijn om zonder dwingende reden voor
langere tijd van elkaar gescheiden te worden? Wie heeft bepaald dat kinderen
‘juridische objecten’ zijn die geen biologische en sociale verbinding hebben
met een bepaalde familie en familieachtergrond? Wanneer hebben wij als vrije
burgers erin toegestemd dat beslissingen over het opgroeien van jeugdigen mogen
worden genomen door mensen die niet-universitair geschoold zijn en die geen
wetenschappelijke notie hebben van feitenonderzoek? Politici die voor dit soort
wetgeving verantwoordelijk zijn mogen geen volksvertegenwoordigers heten. Ze zijn de gewillige marionetten van lobbygroepen die meer invloed kunnen
uitoefenen op de parlementariërs met schrikbeelden van ‘honderdduizenden’
mishandelde kinderen, dan de ouders die hun rechtspositie steeds verder
ondergraven zien. Wat wij nodig hebben in de jeugdzorg is niet de zoveelste façade of
woord-goochelarij die moet verhullen dat het met de rechtspositie van ouders en kinderen
beroerd gesteld is. Die loochent dat de zorgkwaliteit permanent wordt gegijzeld door de invloed
van mishandelingslobby’s op beleidsmakers die denken dat ze tegelijk de
geit en de kool kunnen sparen. Je kunt geen veiligere jeugdzorg creëren en een
betere vertrouwensrelatie met de cliënt, tenzij de rechtspositie van ouders
wordt verbeterd en geen enkele opvoeder nog langer zijn vertrouwen in de
hulpverlener beschaamd ziet, als een begripvolle adviseur en opvoedondersteuner
plotseling verandert in een dwingeland en een tiran.
Sven Snijer