Veel filosofen
zijn in feite mislukte psychologen wanneer ze partij kiezen voor het
gevoel als opponent van de Rede. Ze suggereren dat filosofen die de Rede
als hun voornaamste instrument beschouwen, niet zouden erkennen dat het
gevoelsleven ook van belang is. Een filosoof, die liefhebber is van de waarheid,
kan nooit het gevoel kiezen als basis voor zijn filosofie, want dat kan
per definitie alleen de Rede zijn.
Overschatte filosofen zoals Nietzsche en de meeste postmodernisten
en existentialisten zijn eigenlijk anti-filosofen, omdat ze de filosofische methode
zelf wantrouwen. Ze begeven zich in het domein van de Rede en roepen luidkeels
dat zij niet te vertrouwen is, maar het komt niet in ze op dat er
gradaties zijn van redelijkheid (en dus van waarheid). De Rede is niet in gelijke
mate voor iedereen beschikbaar, zoals inspiratie voor de kunstenaar dat ook
niet is. Wie een goed filosoof wil zijn moet een onderscheid maken tussen 'de'
Rede en ‘mijn rede’ of mijn vermogen om redelijk te blijven wanneer heftige
emoties me aangrijpen. De Rede is niet toereikend of ontoereikend om de
werkelijkheid te vatten, zoals men daar vaak over spreekt. De Rede dient
ontwikkeld te worden en voor die ontwikkeling geldt de persoonlijke psyche als materiaal.
Wetenschap
Door
de geweldige vooruitgang van de wetenschap, de veruiterlijkte vorm van de Rede,
is men op de een of andere manier gaan geloven dat de Rede in ons ook een soort
geobjectiveerd autonoom bestaan heeft, dat wij als een hamer kunnen oppakken om
ermee te gaan timmeren. De Rede als een bezem waar we mee kunnen vegen, maar zo
eenvoudig is het niet. De Rede in de mens is niet als geobjectiveerd instrument
beschikbaar vanaf onze geboorte en de geobjectiveerde rede buiten ons, de
wetenschap, is ook niet zonder meer toegankelijk. Wij leven in een
wetenschappelijk tijdperk, maar dat maakt van ieder van ons nog geen vooraanstaande wetenschappers. Wij delen de populaire wetenschappelijke cultuur omdat we
er in leven, maar niet iedereen draagt daar in dezelfde mate aan bij.
En
zo is het ook met filosofie. Het bestaat al eeuwen en de meeste grote namen uit
de filosofie zijn velen van ons bekend, maar dat wil niet zeggen dat wij allen
uitstekende filosofen zijn. Om te beginnen niet in de theoretische zin en al
helemaal niet in morele zin, want hoeveel filosofische enthousiastelingen
hebben werkelijk die zelfbeheersing en discipline om de Rede als leidraad te
nemen in zelfs de zwaarste levensomstandigheden of de verleidelijkste illusies
die zich aandienen? Deze ondergewaardeerde kant van de filosofie komt de
laatste tijd weer terug met boeken als die van Pierre Hadot en allerlei andere
publicaties over wat tegenwoordig ‘levenskunst’ wordt genoemd.
Pierre Hadot en
levenskunst
Levenskunst
is een verschuiving van de waarheidsvraag en het bewijs voor een overtuiging,
naar de toepassing van een filosofie in de praktijk van het alledaagse leven en
haar invloed op de kwaliteit ervan. Volgens Hadot en anderen is dit een terugkeer
naar de oorspronkelijke bedoeling van de filosofie. Niet slechts een begrijpen
met het hoofd, maar een consequente manier van leven die op de lange termijn
vruchten voortbrengt die voor kortzichtige en onbeheerste personen niet
mogelijk is.
Nu
is het een heikel punt om de discussie te voeren welke filosofie het meest
geschikt is voor het verkrijgen van die levenskunst, want in de Griekse oudheid
had men daar ook al verschillende ideeën over, maar de vraag hoeft in veel
gevallen niet te zijn welke de beste of meest geloofwaardige filosofie is, maar
welke het meest uitvoerbaar is en het meeste voldoening schenkend. Welke
filosofie geeft een persoon de meeste houvast in tijden van nood en fascineert het
meest in gunstige omstandigheden, wanneer de geest vrij is om zich te
ontplooien zonder begrenzing?
Ik
denk dat de meeste anti-filosofen hebben geprobeerd het bouwwerk van de Rede
aan te vallen en als ongeldig te verklaren, om voor zichzelf de levenskunst
terug te vinden. Ze waren niet in staat om het onderscheid te maken tussen de
oorsprong van de filosofie en haar latere ontwikkeling, die steeds meer neigde
naar de uiterlijke wetenschap. Het is in mijn ogen uiteindelijk ook een
algemene misvatting dat de wetenschap het noodzakelijke eindresultaat
is van de filosofie die in het oude Griekenland aarzelend begon, met de
primaire wetenschappelijke vragen naar de aard van de werkelijkheid, zoals 'Bestaat
het universum uit water, vuur, getal, atomen, enz?'
Het domein van de filosofie
Natuurlijk
hebben de grote geesten uit het verleden die zich filosofisch ontwikkelden zich
ook bezig gehouden met wetenschappelijke vraagstukken, maar om daaruit te
concluderen dat de wetenschap het einddoel was en dat hun filosofie een
tussenfase en later zelfs een bijkomstige hobby, lijkt me een ernstige
vergissing. Ja, de wetenschap is een tot volwassenheid gekomen nevendiscipline
van de oorspronkelijke filosofie. Zodanig volwassen dat ze op haar eigen benen
is gaan staan, maar laten we niet geloven dat de filosofie daarmee een residu
is geworden met voornamelijk historische waarde of een discipline die alleen nog
maar kan fungeren als studiocommentator bij de wetenschappelijke wedstrijd.
Filosofie is en was altijd haar eigen domein. Ze
is bedoeld als zingevingskader rondom het domein van de psychologie en zou op
een metafysische manier in haar verlengde moeten liggen, ongeveer zoals Maslow
het beschrijft vanaf de materiële en emotionele basisbehoeften van de mens, tot
aan de top-ervaringen die hem brengen in het gebied van de esthetische
vervoering, het visionaire, de extase en het hoger religieuze. Voor
een goed begrip van filosofie is nog steeds de kennis van Plato en Aristoteles
essentieel, evenals die van de Stoïcijnen en de neo-platonici, omdat in die
tijd de filosofie nog geen discipline was op papier met honderd voetnoten en
verwijzingen naar honderden publicaties, maar een directe manier van
communiceren en van in het leven staan.
Filosofie is en was altijd haar eigen domein.
Het pad van de
Rede
De
overwegingen van de grote denkers uit het verleden hadden betrekking op de praktijk van het
leven. Spirituele ervaringen waren daarbij een logisch gevolg voor hen die standvastig
deze levenswijze konden opbrengen en filosofie werd niet vernauwd tot een
rationele discussie over het wel of niet aannemelijk achten van een ‘opperwezen’,
waar de Europese filosofen naderhand zo gruwelijk mee de mist in gingen. Wie
het pad van de Rede volgde, kon er op rekenen dat de Rede als antwoord op de
geestelijke inspanningen met onthullingen zou komen, die niet iedere sterveling
deelachtig kon zijn, omdat niet iedere sterveling tot in die mate zijn geest
kon cultiveren.
Filosofie
was nog een eigen verantwoordelijkheid en niet een consumptieproduct om even
snel door te lezen, om dan meteen verder te gaan met de volgende filosoof. En
toch doet ook bij de literaire geeuwhonger in onze cultuur, de Rede ongemerkt
haar werk. Veel mensen cultiveren hun geest door niet speciaal één filosofie
consequent door te denken (en te beoefenen), maar door consequent te zijn in
het cultiveren van hun geest als zodanig. Het is in veel gevallen de kwaliteit
van wat men leest en veel minder het onderwerp, dat de geest scherpt en het
vermogen geeft om zelf nieuwe inzichten voort te brengen. Alles
wat kwaliteit heeft kan een geestelijk hongerig mens vooruit helpen en het zichzelf
toestaan om te leren van wat er ook maar voorbij komt dat fascineert, is een
discipline op zich. Het is de discipline van de onthouding, want wie een goed boek
leest, onthoudt zich van rotzooi. Je kunt niet tegelijkertijd je geest
vervuilen en verrijken. Het jezelf voeden met de overdenkingen van een
ontwikkeld mens of dat nu is op het gebied van politiek, kunst filosofie,
of wetenschap, is eigenlijk de levenswijze van de filosoof zoals de wijsgeren
uit het verleden het bedoelden. Kiezen voor datgene wat blijvende waarde heeft
en niet voor de dingen die even een sensatie geven en dan weer afsterven,
zonder verdere ontwikkeling.
Psychologisch welbevinden
Wat
we zien bij mensen die zichzelf op deze manier cultiveren, is dat het
gevoelsleven een vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van hun ‘filosofie’. De
Rede heerst niet over het gevoel (wat ook een beetje een misvatting is over de
filosofie uit het verleden), maar is in een dialoog met het gevoelsleven, omdat
de psychologie ons heeft geleerd dat wat ‘waar’ is in theoretische zin, ook
waar moet zijn in onze eigen beleving. We accepteren niet langer wat niet zo
lang geleden binnen religie nog wel gebruikelijk was, dat de dingen die slecht
voelen (schuld, schaamte) geaccepteerd worden als waarheid (erfzonde) en de
dingen die goed voelen (lust, zelfvertrouwen, expressie) laten we ons niet
zomaar meer verbieden onder het mom van
ijdelheid of verwerpelijk egoïsme. Psychologisch welbevinden is gemeengoed
geworden. Iedereen heeft er een vage notie van dat hij recht heeft op geluk en
gelukkig zijn, of tenminste dat het niet normaal is om je over te geven aan
fatalisme en het lijden als onafwendbaar te zien. Daarvoor zijn er teveel
dingen mogelijk in de moderne maatschappij.
Het
gevoelsleven heeft voor veel mensen een centrale plek gekregen in hun leven en
wat als waarheid wordt geaccepteerd zal met dat gevoelsleven veelal in een
gunstige relatie staan. Het is daarom ook interessant dat juist niet de minder
ontwikkelde mensen uit zichzelf op zoek gaan naar de zin van het leven,
bijvoorbeeld in Oosterse religies of door terug te grijpen op de eigen westerse spirituele wortels in religie en filosofie, maar de meer ontwikkelde
en zelf-geactualiseerde mensen aan de top van de welzijnspiramide (naturalistische waardenhiërarchie). De zin van
het leven is niet een overblijfsel van vroeger tijden dat de wetenschappelijke
toetssteen niet langer kan doorstaan. Het is blijkbaar een aangeboren behoefte
van ieder mens die zoals Maslow het duidelijk heeft onderwezen, die op de lagere
behoeftegebieden reeds zijn vervulling heeft gevonden. De mens hoeft religie of
filosofie niet noodzakelijk te worden aangeleerd, want de zingevingsvraag
openbaart zich wanneer er de ruimte voor is en het verlangen ertoe automatisch
ontstaat.
Het kind met het badwater weggooien
Hierom ben ik geen voorstander van de benadering van de anti-rationalisten met hun
emotioneel geladen mentale probeersels, waarmee ze tevergeefs de Rede wilden vervangen. De Rede kan nergens door
vervangen worden, want dat is het kind met het badwater weggooien in een poging
om een persoonlijk (gevoelsmatig) geluk te vinden. Het is een valse bevrijding uit het
opgelegde en voorgeschreven leven van de maatschappelijke werkelijkheid. Hoezeer
ik ook begrip kan opbrengen voor de noodzaak om het ‘leven’ terug te brengen in
de filosofie, de geleefde waarheid boven de dode letter en het blind geloof,
het is niet de juiste weg om de Rede zelf te diskwalificeren.
De kunst is om de Rede in ere te herstellen en aan te tonen dat ze in essentie het gevoel nooit als minderwaardig heeft afgeschilderd, maar wel een beteugeling ervan heeft voorgestaan (een tijdelijk opschorten van het gevoel) om met afstand te kijken en de Rede helderheid te doen schenken in de chaos van het leven. Niet anders dan bij een wetenschappelijk experiment in een laboratorium. Voor de echte filosoof zal het gevoel nooit gelden als inferieur, maar als een wezenlijk deel van zijn bestaan en uiteindelijk in spirituele zin zelfs identiek aan -of een geïntegreerd deel van de waarheid. De filosofische methode vereist dat het verstand over het gevoel reflecteert (en het gradueel waardeert) en niet dat het gevoel het verstand overwoekert, noch dat de Rede wordt opgesloten binnen de grenzen van de wetenschappelijke proefopstelling. Uiteindelijk is de Rede geen methode, maar de essentie van onze ontwikkeling die samen valt met het leven zelf.
De kunst is om de Rede in ere te herstellen en aan te tonen dat ze in essentie het gevoel nooit als minderwaardig heeft afgeschilderd, maar wel een beteugeling ervan heeft voorgestaan (een tijdelijk opschorten van het gevoel) om met afstand te kijken en de Rede helderheid te doen schenken in de chaos van het leven. Niet anders dan bij een wetenschappelijk experiment in een laboratorium. Voor de echte filosoof zal het gevoel nooit gelden als inferieur, maar als een wezenlijk deel van zijn bestaan en uiteindelijk in spirituele zin zelfs identiek aan -of een geïntegreerd deel van de waarheid. De filosofische methode vereist dat het verstand over het gevoel reflecteert (en het gradueel waardeert) en niet dat het gevoel het verstand overwoekert, noch dat de Rede wordt opgesloten binnen de grenzen van de wetenschappelijke proefopstelling. Uiteindelijk is de Rede geen methode, maar de essentie van onze ontwikkeling die samen valt met het leven zelf.
Sven Snijer