donderdag 26 oktober 2017

‘Waarheidscongres’ - meer van hetzelfde?


De decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten is drie jaar na de invoering in geen enkel opzicht een verbetering gebleken en het heeft er alle schijn van dat er zelfs minder wordt gepresteerd dan voor de Transitie. Dat heeft drie belangrijke oorzaken, zoals die al werden aangegeven enkele jaren vóór de risicovolle sociale omwenteling. Er is juridisch niets veranderd in het jeugdzorgsysteem waardoor de sociale vernieuwingen niet geborgd zijn. De Transitie is te snel gegaan en had te weinig draagvlak bij ouders, lokale politiek en bij veel jeugdbeschermers zelf. De wijkteams die als motor van het hele systeem zouden fungeren halen bij lange na niet de capaciteit die vereist is om preventief en dus ook efficiënt te kunnen werken.(1) Ik zal ze hieronder kort behandelen en dan vervolgens dieper ingaan op het uitblijven van de juridische hervorming van het systeem.

1.Geen juridische hervorming
2.Te weinig draagvlak bij uitvoerders en cliënten
3.Falen van de wijkteams als centrale toegangspoort

Geen juridische hervorming

Iedereen die van het oude jeugdzorgsysteem op de hoogte was, dat bekend stond als de keten AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming kon op zijn klompen aanvoelen dat het sociaal reorganiseren van de jeugdhulp via de gemeenten geen enkel verschil zou maken voor het uiteindelijk resultaat, omdat de rechtspositie van ouders niet was verbeterd. Sterker nog, het door de overheid gestimuleerde toepassen van ‘drang’ als semi-legale manier van werken heeft de ouderschapsintegriteit eerder verder ondermijnd dan versterkt. De termen ‘eigen kracht’ en ‘eigen regie’ zijn daarom in verband met de wijkteams, beschermtafels en gecertificeerde instellingen complete nonsens en camoufleren een werkwijze die bij ouders bekend staat als ‘chantage-hulp’.(2) Drang is misschien incidenteel nuttig bij ouders met verminderde toerekeningsvatbaarheid of een te laag intelligentieniveau om te begrijpen wat goed is voor hun kinderen, maar voor normale ouders betekent dit een schoffering van hun persoonlijkheid en een aantasting van hun vrijheid en zelfbeschikking. Voormalig wethouder jeugdzaken van Rotterdam en nu nieuwe vicepremier Hugo de Jonge is een groot voorstander van op deze manier met ouders omgaan. Het onderwerp kindermishandeling neemt hij naar eigen zeggen ‘bloedserieus’, alleen waarheidsvinding wat minder. Opmerkelijk is dat uit de Quickscan meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2016) in opdracht van VWS blijkt dat de inspecties geen zicht hebben op het gebruik van de meldcode en op de kwaliteit hiervan. Ook zijn gemeenten zijn zich niet altijd bewust van hun toezichthoudende rol met betrekking tot de meldcode.(3) Men kan zich indenken wat dit betekent voor de vertrouwensrelatie tussen ouders en jeugdbeschermers. 

Te weinig draagvlak bij uitvoerders en cliënten

Een teken aan de wand voor de dreigende beleidsklucht van de Transitie die begon op 1 januari 2015 was de grote haast die ermee gemaakt werd in de paar jaar die eraan vooraf gingen. Er bestond hoegenaamd geen draagvlak voor het plan dat grotendeels een tekentafelontwerp was van een paar utopisten zonder enige kennis van de juridische werkelijkheid in de jeugdzorgketen en de gemeenten wisten één jaar voor de Decentralisatie in de meeste gevallen nog nauwelijks wat er van hen werd verwacht. Er werd stevig, maar jubelend reclame gemaakt voor het radicale plan, waarbij iedere keer de waarschuwing werd afgegeven dat het allemaal onvermijdelijk was en dat dus iedereen mee moest doen om straks niet de boot te missen.(4) Tegensputterende j-ggz instellingen zouden wel eens een contract bij de gemeente kunnen mislopen ten gunste van hen die wel braaf en kritiekloos in de sociale gekte meegingen. Van verscheidene kanten werd de slecht voorbereide Transitie bestempeld als het ‘over de schutting gooien’ van de jeugdzorg naar de gemeenten. In Amsterdam was er in 2014 nog lokaal verzet tegen de overheveling (PvdA), terwijl deze partij coalitiepartner was van de VVD en medeontwerper van dit plan dat er met alle geweld doorgedrukt moest worden. Er was ‘geen plan B’ dus het statement dat de Decentralisatie ‘moest slagen’ was een zoveelste indicatie dat men geen flauw benul had van de consequenties van dit sociale experiment.

Falen van de wijkteams als centrale toegangspoort

De huidige discussie over de wachtlijsten bij de j-ggz verhullen helaas het onderliggende probleem van de Decentralisatie die reeds drie jaar onderweg is; dat de wijkteams er nooit in zullen slagen de belofte waar te maken van centrale toegangspoort te worden tot de jeugdzorg.(4) De wijkteams zijn blijkens verschillende onderzoeken niet voldoende gekwalificeerd om problemen bij kinderen goed te taxeren als zijnde opvoedprobleem, kindeigen problematiek of (vermeende) kindermishandeling en daarom blijven de meeste ouders er liever ver vandaan. Noodoplossingen vanuit de gemeenten zijn dan om druk op huisartsen uit te oefenen om ze te laten doorverwijzen naar de wijkteams en niet zelf hun patiënten te helpen, waarbij de dreiging dat ze bepaalde quota van doorverwijzing niet mogen overschrijden een volkomen absurd klimaat creëert.(5) Politici die de dokter gaan vertellen wat hij als professional wel of niet mag doen en het argument daarbij is de financiering van de jeugdhulp, niet de daadwerkelijke hulpvraag. De politici zijn hiertoe min of meer gedwongen, omdat de Transitie al mislukte bij de stemming in de Eerste Kamer toen de directe doorverwijzing door de huisarts naar j-ggz hulp overeind bleef, wat je in een beschaafd land ook mag verwachten. Maar dat is niet waar de overheid op had gerekend, omdat in de totalitaire utopie van PvdA/VVD de wijkteams zouden bepalen wie wel of niet voor specialistische kindhulp in aanmerking zou komen en met het omzeilen van de wijkteams door ouders was de Transitie al mislukt nog voordat ze in werking trad.

Als de wijkteams te weinig bezocht worden lopen direct een aantal dingen verkeerd:

1.Kinderen worden niet gezien op jonge leeftijd en daardoor komen dreigende ontwikkelingsproblemen niet op tijd in beeld bij de hulpverleners.

2.Opvoedproblemen worden niet op tijd aangepakt waardoor kinderen dusdanig zouden kunnen ontsporen binnen een disfunctioneel gezinsverband dat er later ggz-problematiek uit voortkomt.

3.De bezuiniging die al bij de Decentralisatie was ingebakken wordt niet terugverdiend als het beroep op ggz-hulp niet naar beneden gaat.

4.Harde jeugdcriminaliteit (en de kosten voor de Nederlandse Staat die daarmee verbonden zijn, alsmede de sociale impact) kan geen halt worden toegeroepen.

Volgens de coalitiegenoten die deze Transitie aan de samenleving wilden opleggen als het geneesmiddel voor alle kwalen, kregen allochtone jongeren te weinig j-ggz hulp (vanwege sociale schaamte/ probleemontkenning) en autochtone kinderen zouden volgens Teeven en Van Rijn juist te vaak een beroep doen op ggz-hulp en in veel gevallen beter af zijn met opvoedhulp. Deze beide situaties zijn niet veranderd en we kunnen na drie jaar concluderen dat er in sociale, economische en professionele zin, alsmede bij de etnische afspiegeling van de jeugdhulp weinig vooruitgang is geboekt sinds de wijkteams zijn ingevoerd. Recente schattingen zijn dat het nog minstens vijf jaar zal duren voordat de effectiviteit van de wijkteams duidelijk wordt. Dat noem ik de politieke strategie van vooruitschuiven, zodat straks een kabinet dat niets met de initiatie van dit plan van doen heeft gehad het na zoveel jaar rustig kan opheffen, zonder dat er koppen hoeven te rollen van de verantwoordelijke mensen. Om die vijf jaar even in perspectief te zetten; er werd onmiddellijk bezuinigd bij de invoering van de Decentralisatie, wat aangeeft dat het kabinet in de verwachting verkeerde dat er meteen besparend gewerkt zou worden door de wijkteams. Nu dit niet het geval blijkt te zijn zitten we onder meer met de ggz-wachtlijsten, maar dat is nog maar de oppervlakte van het probleem.

Waarheidsvinding en juridische dwang

De rotte cultuur bij jeugdzorg, kinderbescherming en rechters door de hele sector heen is het eigenlijke probleem waar we over zouden moeten praten in verband met de Transitie, want zoals gezegd kun je als overheid de jeugdhulp wel anders organiseren, maar dat verbetert niets aan de scheve machtsverhouding tussen ouders en jeugdbeschermers. Alle goede bedoelingen ten spijt hebben jeugdbeschermers nog steeds teveel macht en worden zij niet goed gecontroleerd bij de uitvoering van hun kinderbeschermingstaken. Wat mij een beetje verbaasd in de hele discussie rondom ‘waarheidsvinding’ is dat er weinig mensen zijn die de ‘olifant in de kamer’ durven te benoemen, de permanente lobby voor kindermishandeling en het evangeliseren van de Meldcode kindermishandeling. We weten al decennia lang dat niet het aantal meldingen het probleem vormt, maar de afhandeling van die meldingen. Het zijn niet alleen de mishandelde kinderen die niet gesignaleerd worden die gevaar lopen, maar ook veel kinderen onder toezicht van jeugdzorg worden geestelijk of lichamelijk mishandeld of misbruikt, niet in de laatste plaats in pleegzorg- of jeugdzorginstellingen zelf. Daarnaast zijn er veel gezinnen die in grote problemen komen met kinderen die van hun ouders worden losgerukt op ondeugdelijke gronden waardoor het meldingssysteem zelf als kindermishandeling kan worden beschouwd. Het gruwelijkste voorbeeld hiervan is de nieuwste mode bij jeugdbeschermers om te pas en te onpas ouders te beschuldigen van Münchhausen by proxy - verder ontwikkeld tot PCF (alleen bij het kind vast te stellen) zodat het voor ouders onmogelijk wordt om zichzelf vrij te pleiten van valse aantijgingen. Bij de belangenvereniging voor intensieve kindzorg (Bvikz) liggen meer dan tweehonderd dossiers met valse beschuldigingen die door VWS worden bestempeld als ‘incidenten’. Een gruwelsysteem dat dreigt de medische wereld als handlanger te incorporeren in een regelrecht offensief tegen gezinnen.

‘Waarheidsvinding’ als filosofische bliksemafleider
  
Door menigeen wordt gevreesd dat op het waarheidsvindingscongres van 10 november 2017 het centrale probleem niet zal worden behandeld; de a priori aanname dat jeugdbeschermers de aangewezen personen zijn waar de waarheidsvinding van zou moeten afhangen. Waarbij de rechter via een marginale toetsing in hun oordeel meegaat in de veronderstelling dat de zorgprofessionals altijd naar eer en geweten hun werk doen. Juist dat wordt door veel ouders en jeugdrechtadvocaten sterk betwijfeld en daarom nemen zij ook geen genoegen met discussies over waarheidsvinding die uitgaan van dit beperkte kader. Zoals advocaat Huib Struycken het verwoordde, ‘het horen van ouders is in dit systeem aan alle kanten weggeregeld’.(6) Jeugdbescherming is lopendebandwerk geworden en de rechtmatigheid van het handelen van jeugdbeschermers wordt in de meeste gevallen gewoon verondersteld, terwijl er voorbeelden te over zijn die het tegendeel bewijzen. 

Dit is de reden waarom discussies over waarheidsvinding altijd dezelfde uitkomst hebben; dat het complex werk is, dat er in een team wordt overlegd (van jeugdzorg), dat de rechter het heeft getoetst (wat daarvoor moet doorgaan), dat ze beter 'feiten en meningen' zullen scheiden en dat er overal fouten worden gemaakt, omdat het nu eenmaal mensenwerk is. Zo bezien is het de vraag waarom we überhaupt nog een congres waarheidsvinding moeten organiseren, als er niet buiten dit benauwde kader kan worden getreden met zoveel macht aan de kant van de jeugdbeschermers en het blindelings meegaan van rechters met hun professionele oordeel, zonder zorgvuldig de gronden te onderzoeken waaruit de kindbedreigende situatie zou moeten blijken. Waarheidsvinding mag niet worden afgehamerd op goed geloof, maar behoort een taak te zijn van de rechter zelf. Er dienen twee gelijkwaardige partijen te zijn, jeugdbeschermers en ouders (met advocaat) en beiden zouden door de rechter uitvoerig gehoord moeten worden, in plaats van dat het informantenonderzoek + conclusie van de jeugdbeschermers als een soort doktersrecept wordt overhandigd aan de edelachtbare. Het voorstel voor een rechter-commissaris heeft op deze blog al meermalen de revue gepasseerd om dit probleem te ondervangen. 

Meer dan feiten en meningen

Rillingen lopen mij over de rug bij het lezen van het artikel ‘Meer dan feiten en meningen’ van LOC-belangenbehartiger Thom van Woerkom.(7) Zoals zo vaak bij dit onderwerp prevaleren in het stuk wederom de intenties boven de resultaten en blijft de waarheidsdiscussie vooral een onderonsje van de jeugdzorgprofessionals, waarbij alleen in het informele circuit toenadering wordt gezocht tot de objecten in dit systeem; de ouders die met jeugdzorg te maken krijgen in het juridisch kader. Voor ouders zal er geen enkele garantie komen voor beter resultaat, maar zij mogen wel uitzien naar verbetering van hun ‘relatie’ met jeugdbeschermers al blijven zij juridisch de gebeten hond. Alle platgetreden paden over waarheidsvinding worden in dit artikel nog verder uitgesleten en bovendien wordt opnieuw de workshop-formule ‘Allemaal gekkies’ ten tonele gevoerd -een tijdelijk samenwerkingsverband tussen stichting SOS-jeugdzorg/Dark horse en JBRA (Jeugdbescherming Amsterdam)- dat niet voor het doel van waarheidsvinding ontwikkeld was. De workshop had uitsluitend betrekking op het relationele aspect tussen ouders en jeugdbeschermers in de informele sfeer en is niet geschikt voor een juridische discussie over waarheidsvinding, zoals eerder werd beschreven in ‘Waarheidsvinding - beterschapbeloften of wetgeving?’ (8).

Rapportages als basis voor beslissing rechter

De sleutel tot het artikel vinden we in de inleidende alinea waar door Van Woerkom gesproken wordt over ‘…de volledigheid en waarheid van rapportages op basis waarvan een kinderrechter beslist over uit huis plaatsen of onder toezicht stellen van kinderen en jongeren…’. Hier wordt precies het probleem geschetst dat binnen het huidige kader van discussie voeren met elkaar nooit tot een oplossing kan worden gebracht. Zolang als de rechter zelf niet een actievere rol aanneemt bij de toetsing van een kinderbeschermingsmaatregel (of een rechter-commissaris het voorwerk heeft gedaan) blijft er voor de rechter niets anders over dan als een stempelmachine te fungeren bij de aanvraag van beschermingsmaatregelen door jeugdbeschermers op basis van rapporten, maar meer nog hun eigen oordeel. Jeugdbeschermers blijven het mandaat houden over de waarheidsvinding, c.q, het waarheidsgehalte van hetgeen ze bij de rechter inleveren vergezeld van hun dringend advies. Het commentaar van ouders is letterlijk achterin het rapport vastgeniet en ter zitting mogen zij zich nog even emotioneel uiten in de wetenschap dat het pleit meestal al beslecht is. Op geen enkel moment worden volgens de huidige werkwijze de belanghebbenden in een zaak door de rechter voldoende gehoord of kunnen beweringen door informanten gedaan ter plaatse getoetst en eventueel ontkracht worden. Ook het reële gevaar voor een kind is moeilijk in te schatten als de gezinsvoogd zich laat inzuigen in de gezinssituatie door de ‘bedreigende partij’ (ouder met narcisme of psychiatrische problematiek) zonder dat er van buitenaf een onderzoeksrechter controle uitvoert op de veiligheid van het kind. 

‘Elkaar aanspreken’

We moeten na het aankomende congres (10 november 2017), maar geloven dat de jeugdzorgprofessionals ‘elkaar zullen aanspreken’ om een betere werkwijze te ontwikkelen, maar tegelijkertijd wordt dit alweer ontkracht met het cliché dat er vaak snel gehandeld moet worden voor de veiligheid van het kind. En dat kan zonder onderzoeksrechter uiteraard niets anders betekenen dan onzorgvuldig werken en met goede bedoelingen veel schade doen aan ouders en kinderen. Het artikel van Van Woerkom laat wederom een visie zien waarin geen verschil wordt gemaakt tussen aanspraakmakende ouders en van kindermishandeling beschuldigde ouders, zoals beschreven door oud-advocaat Peter Prinsen.(9) 


Hoewel de jeugdzorgsector graag de suggestie wekt, bestaat er geen enkel verband tussen ouders die vragen om hulp voor hun kind en ouders die onvrijwillig met jeugdbescherming in aanraking komen als gevolg van een melding bij Veilig Thuis. Deze laatste categorie is volstrekt niet geïnteresseerd in een betere relatie met jeugdzorg en vraagt maar om één ding: geen leugens in rapporten en geen zwaar ingrijpen in gezinnen zonder dat de wettelijke grond zorgvuldig wordt getoetst door een rechter die zich persoonlijk verantwoordelijk voelt voor de rechtsgang.(10) Geen afschuifgedrag meer van rechters die zich verschuilen achter de ‘zwaan-kleef-aan’- keten van jeugdbeschermers die elkaar allemaal napraten. 

Wetten en regels

De inhoud van het artikel was natuurlijk geen verrassing, maar vraagt wel om een antwoord. Vooral wat betreft de in het oog springende tegenstelling tussen enerzijds de ‘radicale verandering van cultuur en houding’ die in de jeugdzorg noodzakelijk zou zijn en daarnaast de vermelding dat die niet door wetten en regels kan worden bewerkstelligd, omdat die een mentaliteit niet kunnen veranderen. Dat is een vreemde constatering, omdat wetten en regels de democratie en de rechtsstaat juist mogelijk maken, dus waarom werken ze in de jeugdzorg dan niet? Dit zou ofwel betekenen dat er verkeerde wetten en regels gelden in de jeugdzorg of dat ze niet worden nageleefd en gecontroleerd zoals dat zou moeten. Verder lijkt de jeukterm ‘ontwikkelagenda’ al meteen de uitkomst van het waarheidscongres te impliceren en volledig voorbij te gaan aan het feit dat er al zo’n twintig á dertig jaar gegevens over jeugdbescherming klaar liggen in diverse rapporten die door de jaren heen zijn samengesteld, waar we nu direct al mee aan de slag kunnen. Er hoeft niet nog langer te worden gewacht en gepraat. Mentaliteitsverandering op basis van goede voornemens is een heilloze zaak, zoals het 'radicaal kiezen voor de pedagogische civil society' dat ook was. Als de versterking van de rechtspositie van ouders en kinderen achterwege blijft zal het bij mooie woorden blijven. Het zou goed zijn als de deelnemers aan dit congres deze overwegingen alvast laten bezinken voordat ze weer dezelfde discussie overdoen, die nooit eerder substantiële verbetering heeft gebracht bij de uitvoering van kinderbeschermingstaken of gezinsondersteuning.

Sven Snijer 










(10) Het onvermogen om onderscheid te maken tussen deze twee groepen blijkt des te meer als Van Woerkom schrijft dat ouders zouden moeten ‘meeschrijven aan een rapportage’ wat alleen betrekking kan hebben op aanspraak makende ouders en nooit op ouders die valselijk worden beschuldigd van kindermishandeling, want waarom zouden die willen meeschrijven aan een aanvraag ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van hun kind?

woensdag 25 oktober 2017

De Verenigde Staten van Europa


Het lijkt er in deze tijd op alsof Europese landen slechts twee keuzes hebben: een verdere toename van de invloed van Brussel op de verschillende Europese lidstaten die daarmee langzamerhand hun soevereiniteit verliezen of het retro-nationalistische standpunt van anti-Europeanen als PVV, FvD, UKIP, Front National, Lega Nord, AfD of de partij van Orban in Hongarije die de groeiende invloed van het Europese parlement een halt willen toeroepen of zelfs terugdraaien. De simplistische keuze waar de Europese burger voor gesteld wordt luidt ‘meer of minder Europa’. Aan de rechterkant van het Europese politieke spectrum worden talloze zaken door elkaar gehaald bij het opwekken van de anti-Europese sentiment, zoals nationalisme, economie, religie, taal, regionale identiteit, federalisme en etniciteit. De gemeenschappelijke noemer ‘anti-Europa’ verhult dat verschillende partijen in de Europese landen allemaal hun eigen redenen hebben om tegen Europa te zijn die niet noodzakelijkerwijs verenigbaar zijn met elkaar. Meer duidelijkheid hierover zou de Europa-skepsis niet alleen inzichtelijker maken, maar ook een beter beeld geven van waar het naartoe moet met Europa als we de huidige lijn van ‘verBrusseling’ willen tegengaan.

Het uiteenvallen van naties

Als we in plaats van een vergroting van de invloed van Brussel volgens de huidige condities op een andere manier de Europese identiteit en samenwerking invulling willen geven, zou het voor de hand liggen om eerder regionaal te denken dan nationaal. Voorbeelden als het uiteenvallen van het voormalig Joegoslavië in Servië, Kroatië, Montenegro, Bosnië, e.a., het opsplitsen van Tsjecho-Slowakije in Tsjechië en Slowakije, de onenigheid tussen Engeland en Schotland over de EU, de mogelijke afscheiding van Catalonië van Spanje (met Baskenland en andere regio’s in haar kielzog) laten zien dat de anti-Europese sentimenten vaak niet op nationale soevereiniteit gebaseerd zijn, maar op regionale identiteiten.(1) Andere Europese regio’s die meer zelfstandigheid wensen zijn Vlaanderen, Veneto, Lombardije, Corsica en Silezië. Een anti-Europees gevoel kan gebaseerd zijn op nationalisme en regionalisme, maar het wordt vaak op een hoop gegooid. Men doet graag voorkomen alsof iedereen die tegen Europa is daar dezelfde motieven voor heeft en dat leidt tot die verlammende fantasieloze rechtse houding die we bij de PVV en FvD waarnemen; terug naar vroeger. Zonder dat men hard kan maken waarom vroeger beter was en zonder dat er een antwoord komt op de internationale ontwikkelingen -migratiestromen, opkomst van nieuwe economische en militaire grootmachten, internationaal terrorisme- die er in het verleden niet waren en die Europese samenwerking juist noodzakelijk maken.

Bureacratie v.s. nationaal sentiment

Als we het monster Europa in het gelaat kijken dan zien we vooral dat het een politiek verbond is zonder evenwicht. Er zijn grote en kleine landen, Anglo-saksische en mediterrane culturen, Amerikaans gezinde en Europees gezinde oriëntaties, sterke en zwakke economieën, taalbarrières, aparte legers, verstrengeling van Europese politiek met internationale politiek en militaire strategieën (NAVO) en er is geen zicht op een duidelijk toekomstbeeld van een ideaal Europa. Het monster Brussel lijkt vanzelf te groeien en er is te weinig democratische controle op wat daar allemaal gebeurt, terwijl de centrale regelgeving wel op de lidstaten neerdaalt. Dat maakt zowel nationale staten als regionale entiteiten nerveus en anti-Europees, terwijl de problemen die Europa onder ogen moet zien in de meeste gevallen juist gebaat zijn bij een sterke Europese samenwerking en niet het uiteenvallen in nationale enclaves van soevereine staten die een valse suggestie geven van onafhankelijkheid. Gezellig in een bootje roeien met Geert, een molentje op de achtergrond waar kaas gemaakt wordt, net alsof er geen massa’s vluchtelingen met boten in Italië landen. Net alsof de Syrië-vluchtelingen in Turkse kampen best een acceptabel leven hebben zolang de grootmachten in de wereld (VS en Rusland) elkaar in de houdgreep houden, waardoor er geen oplossing komt voor Syrië en we bij voorkeur de dictator nog even laten zitten vanwege de ‘stabiliteit’ in de regio.

Regionale vertegenwoordiging

Ik zie de oplossing voor de tegenstelling voor- of tegen Europa in de regionale benadering. We moeten juist méér Europese samenwerking creëren, maar gebaseerd op regionale identiteiten. Het is niet toevallig dat Catalonië Europa om steun gevraagd heeft bij haar streven naar onafhankelijkheid, want dat is de toekomst van Europa. Een Verenigde Staten of beter gezegd een Verenigde Regio’s van Europa zal veel beter werken dan het onevenwichtige Europa van de huidige 28 lidstaten die om velerlei redenen nooit tot elkaar zullen komen, anders dan op economische gronden. Het grootste probleem voor de Europese landen, volkeren (taal- en cultuurgroepen) en regio’s is de onevenredige vertegenwoordiging in het Europese parlement. De huidige grenslijnen tussen landen zijn gebaseerd op het Verdrag van West-Falen in 1648 waarmee er soevereine natiestaten ontstonden die niet langer een religieuze basis als identiteit hadden (verbonden met een specifiek vorstenhuis) maar die een nationale eenheid vormden waarbinnen na verloop van tijd parlementen ontstonden die de macht van de koning of keizer konden controleren en uiteindelijk afschaffen. De soevereine staten van Europa werden zelfstandige democratieën en dat was een grote verbetering met het middeleeuwse Europa waarin steeds dezelfde Koninklijke families Europese grondgebieden onder elkaar verdeelden al dan niet na een (godsdienst)oorlog.
    
Soevereine staten als tijdelijke oplossing

Het is de vraag of de soevereine natiestaten, die inmiddels twee wereldoorlogen met elkaar uitgevochten hebben nog wel zo’n goed idee zijn in een wereld die onvermijdelijk globaliseert. Het mag toch duidelijk zijn dat Duitsland en Frankrijk nooit boezemvrienden zullen worden en dat daar bovenop  nieuwe Europese lidstaten als Polen, Roemenië en Hongarije in cultureel opzicht nog een stuk verder van de rest van Europa afstaan dan deze twee aartsrivalen. De leugen van de soevereine natiestaat is dat ieder land in principe uiteen kan vallen in kleinere regio’s, omdat moderne grenzen op andere principes gebaseerd zijn dan in het verleden. Het verbaasde mij om te ontdekken dat er tot in de tijd van de Nederlandse humanist Rudolf Agricola (1443-1485) nog een natuurlijke verwantschap bestond tussen Friesland, Groningen en het noorden van Duitsland, dat werd aangeduid als ‘Frisia’. 

Nog verbazingwekkender was de constatering dat er in die tijd talloze studenten in het recht en de theologie (en humanistische studies) uit Groningen te vinden waren op de universiteiten van Noord-Italië, van waaruit Agricola de nieuwe mode van het humanisme naar het koude noorden bracht. Hij vond samen met veel van zijn Latijnse studiegenoten dat Duitsland en de Nederlanden (inclusief België) maar onderontwikkelde en barbaarse gebieden waren, te vergelijken met hoe de oude Grieken dachten over de noordelijke inwoners van Trachië en Macedonië. Veel studenten uit Friesland en Groningen studeerden tevens in Duitse steden, in België of aan de Sorbonne in Parijs. De elite was in die dagen volkomen Europees ingesteld en aan de vooravond van de Reformatie, die op termijn zou leiden tot de verschrikkelijke ‘dertigjarige oorlog’ -een strijd tussen katholieken en protestanten die vele miljoenen het leven zou kosten- bestond het concept nationale eenheid nog niet. De soevereine staten hebben in feite Europa verdeeld in kleine en grote eilanden die enkele eeuwen een kunstmatige zelfbeschikking in stand hebben gehouden, zonder daarbij taal- en cultuurgebieden te respecteren.

Europees integratiebeleid

Mijn oplossing voor Europa is om de nationale staten niet te versterken, maar ze juist geleidelijk aan te ontmantelen en er regionale vertegenwoordiging in het Europees parlement voor in de plaats te brengen. Nederland en Vlaanderen zijn dan bijvoorbeeld één regio, Wallonië sluit zich aan bij Frankrijk, terwijl Noord en Zuid-Duitsland vermoedelijk gescheiden kunnen worden, omdat daar van oudsher de tegenstelling bestaat tussen de keizerlijke macht in het katholieke zuiden en de macht van de protestante vorsten in het noorden en vermoedelijk geldt ditzelfde principe voor veel meer landen in Europa. Er werd in de tijd dat Diego Maradonna voetbalde voor Napoli gesproken over de vernedering die werd toegebracht aan de ‘arrogante clubs uit het noorden’ (AC-milan, Inter-Milan, Juventus) wat op veel méér betrekking had dan voetbal of economische macht, want het gebied van de Noord-Italiaanse clubs (Po-vlakte) was al vanaf de tijd van de Romeinen een regio die speciale aantrekkingskracht uitoefende op diverse volkeren en stammen die er binnenvielen en zich er vaak blijvend vestigden. Er zijn in verschillende Europese landen sterke regionale verschillen en velen ervan zouden als (semi-)autonome gebieden vertegenwoordigd kunnen zijn in een Europees parlement. Het is een absurditeit dat de Europese landen op grond van nationalistische motieven de grenzen sluiten voor vluchtelingen die in Italië aankomen, zodat de situatie in Zuid Europa op zeker moment volkomen onhoudbaar wordt. Een betere oplossing zou zijn spreiding van de vluchtelingen in combinatie met een beter integratiebeleid gebaseerd op seculariteit, maar daar komt in Europees verband niets van terecht als ieder land zich op zijn eigen eilandje terugtrekt (en daarbij het binnenlands integratiebeleid ook niet goed regelt).

Nationalisme als schijnveiligheid  

Een geloofwaardig Europa zou één leger moeten hebben, één Europese veiligheidsdienst (tegen terrorisme), één Europese politie, één integratiebeleid, één pensioengerechtigde leeftijd, één energie- en milieubeleid, maar het dient wel in verschillende regio’s op maat te worden toegepast. Het versterken van nationale grenzen, zoals conservatie krachten nu willen om de sociaal-liberale terreur tegen te houden die de nationale en volksidentiteiten probeert uit te wissen in een soort ideaal van de maakbare internationale mens is een schijnoplossing, want de trein rijdt niet achteruit maar vooruit. We worden nooit meer zo christelijk als we ooit waren in Europa vanaf de tijd van Karel de Grote en dus is het ronduit pathetisch om mensen in toenemende mate zich te zien beroepen op hun joods-christelijke erfgoed. Ten eerste zoeken ze een fundament in iets dat steeds zwakker wordt naarmate de tijd verstrijkt en ten tweede is het christelijk geloof niet datgene wat Europa groot en machtig heeft gemaakt, maar de rede en de wetenschap in combinatie met het verlichtingsdenken, dat in zekere zin in de renaissance al een aanvang nam. Het was het gildensysteem van Florence dat de emancipatie van de Europese burger aankondigde, waar de gewone man inspraak eiste in het stadsbestuur. Het zijn vooral economische, politieke en wetenschappelijke ontwikkelingen geweest die verantwoordelijk zijn voor onze huidige welvaart, vrijheid en zelfstandigheid als burgers. Natuurlijk willen we die niet verliezen, maar is Europa de vijand?

Taal- en cultuurgebieden

De ‘vijand’ is een Europa dat zich baseert op het idee van soevereine natiestaten tegenover regionale belangen. Een Europa waarin bepaalde landen door bevolkingsaantal en economische macht de dienst uitmaken waardoor het Europese parlement zo’n hoog bureaucratisch gehalte heeft. Een in regio’s opgedeeld Europa zou voor meer gelijkwaardige inspraak zorgen en daarmee raken we verlost van de eeuwige tegenstelling Duitsland-Frankrijk die elkaar zogenaamd in evenwicht moeten houden. De rest van Europa heeft er niet om gevraagd om het schandknaapje van de één of de ander te worden, maar nog erger is dat we met deze verhoudingen ook niet verder komen dan de middeleeuwen. Toen al was de tegenstelling tussen de Franse en Duitse vorsten het grote probleem voor een stabiel Europa en twee wereldoorlogen later is er eigenlijk economisch en politiek weinig veranderd. Ik heb mij in diverse artikelen positief uitgelaten over de soevereine natiestaten, maar dat was in verband met het islamdebat. Daar ging het over de tegenstelling van een seculiere wereldorde en een religieuze orde als maatgevend voor de inrichting van onze samenleving. In de zin van Europese eenwording beschouw ik de soevereine staten als achterhaald en zelfs gevaarlijk voor onze nabije toekomst. De krachten in Europa moeten beter verdeeld worden, zodat het Europese parlement echt democratisch kan functioneren. Nationale identiteiten zijn alleen van belang in de mate waarin ze samenvallen met het taal- en cultuurgebied dat ze omvatten. Nederland lijkt redelijk met zichzelf samen te vallen in die zin (al laat de manier waarop vanuit Den Haag is omgegaan met de aardbevingskwestie in Groningen al zien dat het noorden toch als een soort aanhangsel wordt gezien van de belangrijkere Randstad), maar veel landen in Europa dragen eeuwenoude scheidslijnen in zich die erop wachten naar de oppervlakte te komen. Dat kan het beste gebeuren in Europees verband, zodat niet iedere Europese natie in de toekomst zijn ‘eigen’ burgeroorlog krijgt, zoals destijds Joegoslavië.

Sven Snijer   


woensdag 18 oktober 2017

Schaf de OTS af - deel 2


Het regent bewijzen dat een ondertoezichtstelling door jeugdzorg geen enkele garantie biedt voor de veiligheid van kinderen, maar desalniettemin draait de jacht op kindermishandeling vanuit de Augeo Foundation op volle toeren. Meer instanties moeten worden betrokken bij de Meldcode kindermishandeling om het aantal meldingen op te voeren en sneller in te grijpen in gezinnen bij vermoedens van kindermishandeling. Ze weten heel goed dat uit de praktijk blijkt dat de meldingen vaak niet serieus worden genomen, vooral als een kind al onder toezicht staat -omdat jeugdzorg zichzelf als ‘expert’ beschouwt en geen bemoeienis van anderen verdraagt uit de directe omgeving van het kind- en ze zijn inmiddels ook voldoende op de hoogte gesteld van de gevolgen voor gezinnen die valselijk van kindermishandeling worden beschuldigd. Het speuren naar ‘zorgelijke signalen’ wordt onverminderd voortgezet, want de gekte wordt niet minder, maar erger en dringt zich als een virus binnen in alle hoeken en gaten van de samenleving. Zelfs het Openbaar Ministerie dat gaat over het strafrecht organiseert nu samen met Veilig Thuis en de Augeo Foundation bijeenkomsten zoals de Vakdag Kindermishandeling, (1) waarbij ze praten over speculatieve onderzoeken: ACE’s (Adverse Child Experience).(2) Ik zie in de toekomst gebeuren dat ouders niet alleen zonder bewijs hun kind kunnen verliezen aan de jeugdbeschermers zoals nu al het geval is, maar dat ze op zeker moment ook achter de tralies kunnen verdwijnen op grond van mishandelingspeculaties. In Engeland waren er al voorbeelden van talloze strafprocessen in verband met Münchhausen by proxy-beschuldigingen.(3) Daar lijken ze er inmiddels van teruggekomen getuige een artikel van Michael Nott uit 2005 getiteld ‘The Munchausen Syndrome by Proxy witch hunt’ maar in Nederland lopen we met alles tien jaar achter dus hier begint de hysterie pas.

Strafbare feiten onder toezicht jeugdzorg

De afgelopen week kwamen er twee zaken in het nieuws die aantonen hoe ineffectief de ondertoezichtstelling als kinderbeschermingsmaatregel is omdat er zware mishandeling van kinderen plaatsvond, terwijl jeugdzorg langere tijd bij beide gezinnen betrokken was. We zien dit soort zaken met de regelmaat van de klok voorbij komen, maar deze twee casussen waren opnieuw zeer ernstig. In de zaak van de Zwijndrechtse moeder die haar kinderen elf jaar mishandelde, (4) wordt gesproken over ‘slaan, schoppen, haren trekken en krabben’. Er werden in het gezin kopstoten uitgedeeld en de vader misbruikte zowel zijn zoon als zijn dochter. De dochter werd vanaf haar kleutertijd soms twee maal per dag misbruikt in de gang en de douche en de jongen moest ontlasting en sambal eten tot hij ging kotsen. Moeder wordt door deskundigen ‘enigszins of geheel ontoerekeningsvatbaar’ verklaard. En nu komt het mooiste, jeugdzorg kwam al jaren bij het gezin over de vloer en deed niets met de tientallen meldingen bij het meldpunt kindermishandeling afkomstig van familie en bekenden. (Waarom krijg ik weer zo’n déjà vû?) De ernstige mishandeling kwam aan het licht omdat de kinderen zelf telefonische opnames maakten en een dagboek van de mishandelingen bijhielden.

Melden biedt geen veiligheid

De lezer dient zich te realiseren dat dit de ‘jeugdbeschermers’ zijn die na een melding over vermoedens van kindermishandeling door de buren, school, de huisarts of politie gedaan bij Veilig Thuis de verantwoordelijkheid krijgen voor de veiligheid van het in zijn ontwikkeling bedreigde kind. Dit zijn de professionals die zogenaamd getraind zijn in het herkennen van kindermishandeling. Deze blinde naïeve hulpverleners die zich vaak laten inzuigen in de gezinssituatie mogen de ondertoezichtstelling uitvoeren, nadat via de Raad voor de Kinderbescherming de beschermingsmaatregel door de rechter is opgelegd. Ze staan er met hun neus bovenop, terwijl de mishandeling plaatsvindt. 

Landgraaf

In de zaak van de poging tot doodslag op een peuter in Landgraaf (5) lezen we over een ‘overdwarse schedelbreuk, bloed in de hersenen en cannabis in zijn bloed en urine’ waarmee een driejarig jongetje het ziekenhuis van Heerlen wordt binnengebracht. Ook deze peuter en zijn zusje stonden al langere tijd onder toezicht van jeugdzorg en er was al eerder sprake van blauwe plekken op het lichaam van het fysiek en verstandelijk achtergebleven jongetje. Volgens verklaringen van moeder zou het kind al langere tijd door haar aan cannabis verslaafde ex zijn mishandeld, waar familieleden, buren en kennissen aan toevoegden dat hij het jongetje graag pestte, treiterde en mishandelde. En dat allemaal onder ‘toezicht’ van jeugdzorg. Ik denk dat de kans op dodelijke mishandeling van kinderen onder toezicht van jeugdzorg ongeveer gelijk is aan de kans hierop zonder bemoeienis van deze belanghebbende instantie. Sterker nog, misschien zijn kinderen wel veiliger zonder jaren van ondertoezichtstelling aangezien jeugdzorg de neiging heeft anderen van een zaak weg te houden zodra zij het kind in beheer heeft. Een onafhankelijke waarnemer zou het kind waarschijnlijk veel eerder in veiligheid hebben gebracht.

Ondertoezichtstelling is ‘Russische roulette’

Het wordt tijd dat gemeentelijke beleidsmakers wakker worden en zelf gaan nadenken in plaats van zich als makke schapen te laten leiden door de mishandelingslobby met haar miljoenen en miljarden en inzien dat ondertoezichtstelling slechts een schijnveiligheid biedt die maar één doel heeft en dat is een voortdurende inkomstenbron voor jeugdzorg in stand houden van €7.700,- per kind, per jaar. Niemand houdt toezicht op de veiligheid van het kind, want de hulpverleners zijn vaker niet dan wel in het gezin aanwezig en als er van buitenaf zorgen worden geuit door de betrokken omgeving dan vindt jeugdzorg dat maar lastig. In de hulpverleningsdans rondom gezinnen verdienen alle betrokken instanties geld, maar niemand houdt in de gaten of het welzijn van het kind wel gediend is met alle bemoeienissen die vaak meer gaan over de hulpverleningsrelatie tussen jeugdbeschermers en ouders dan over kwaliteitszorg voor het kind. Juist de ouders waar jeugdzorg makkelijk afspraken mee kan maken zijn vaak de laag ontwikkelde, verslaafde of psychiatrische ouders die van zichzelf weten dat ze niet tot een normale opvoeding in staat zijn. Zelfbewuste ouders met enige zelfredzaamheid kunnen de jeugdzorgbemoeienis in hun leven vaak niet verdragen en komen juridisch met hen in conflict. Om die reden lopen vooral de onder toezicht gestelde kinderen van zwak begaafde of verslaafde ouders groot gevaar, niet de kinderen van ouders die met jeugdzorg de strijd aangaan, want daarvoor moet je bepaalde kwaliteiten bezitten als zelfrespect, doorzettingsvermogen en strijdbaarheid (dus ook pedagogische vaardigheden).  

Sharleyne, Papillon, Daniëlla, …

Het is iedere keer hetzelfde liedje; of het nu gaat over de dood van Sharleyne, Papillon of het door haar stiefvader doodgeknuppelde verstandelijk beperkte meisje Daniëlla waarbij tien hulpverleningsinstanties betrokken waren.(6) De incompetentie van de jeugdbeschermers straalt er vanaf. Het ergste is dat jeugdbeschermers hun eigen falen niet eens in de gaten hebben, maar rustig geloven dat ze alles doen wat in hun vermogen ligt om een kind of gezin te helpen. Dit zegt zowel iets over hun eigen perceptie als over hun competenties. De uitzending over de kinderen van de alcoholische moeder uit ‘Ieder huisje’(7) moest de kijker een beeld geven van hoe jeugdbeschermers te werk gaan en hoewel het mij persoonlijk voorkwam als een regelrechte aanklacht tegen henzelf en hun functioneren, schijnen jeugdbeschermers er een soort promotie van hun activiteiten in te zien. Zo verscheen er juni 2013 een artikel in Trouw over jeugdbeschermers die een gezin begeleidden, totdat het niet echt meer ging omdat alles was geprobeerd.(8) De vader had een IQ van 63 en daarnaast een psychiatrische diagnose. Hij uitte zijn stress met scheldpartijen en dreigementen. Moeder Leanne had ook een verstandelijke beperking, had een zeer moeilijke jeugd en was prostituee. Met ‘goede bedoelingen’ en vrijwillige hulp hadden de jeugdbeschermers alles gedaan wat ze konden, totdat op zeker moment de huisarts het onverantwoord vond om het volgende familiedrama af te wachten…

Zwakzinnige, maar gehoorzame ouders

Er zijn talloze zaken waarbij het mis gaat of waar het op het randje zat van een fatale afloop voor het kind, maar geen jeugdbeschermer zal zichzelf dit aanrekenen, noch de rechter, noch de gemeente, noch de landelijke politiek. Er wordt vooral gekeken of alle protocollen wel gevolgd zijn en dan is alles ‘dik in orde’ ook al is er weer een kind dood. Ik ken zaken waarbij kinderen in een mum van tijd uit huis werden gehaald, met nog geen kwart van de zorgelijke signalen die we waarnemen bij gezinnen onder toezicht van jeugdzorg met dodelijke afloop. Jeugdzorg wil geen capabele ouders, maar hopeloze zaken met de hoogste mate van onwaarschijnlijkheid voor een goed resultaat, zolang de ouders maar gehoorzamen. Als je braaf meeloopt in het opgelegde traject dan is er altijd wel een herkansing en dan mag je met je dronken kop de auto tegen een boom parkeren of jezelf ternauwernood ervan weerhouden een dodelijke dosis slaappillen in te nemen als je pasgeboren kind boven ligt te slapen. Het maakt niet uit wat je doet, als je maar beterschap belooft aan de gezinsvoogd en die relatie in stand houdt, want dan mag je het kind houden. Maar oh wee de ouders die in verzet gaan; die zijn pas een bedreiging voor het kind! Deze karikatuur die voor hulpverlening en jeugdbescherming moet doorgaan heeft wat mij betreft zijn langste tijd gehad.

Onderzoeksrechter

Er moet een radicale knip komen tussen hulpverlening en kinderbescherming onder leiding van een onderzoeksrechter/rechter-commissaris die in eerste instantie grondig onderzoek doet naar de veiligheid van het kind binnen drie dagen, zoals voorgesteld door advocaat Huib Struycken.(9) Is er sprake van ‘ernstig en acuut gevaar’ voor de minderjarige dan gaat het kind onmiddellijk naar een crisisplaatsing en wordt er niet door jeugdzorg of Veilig Thuis aangerommeld met informantenonderzoeken bij ketenpartners zoals school of huisarts, die veel te lang duren en vaak leiden tot de nutteloze maatregel van ondertoezichtstelling of het alternatief hiervoor, de inkomsten die jeugdbeschermers voor zichzelf genereren met ‘drang’ zoals werd aangetoond door een artikel in Follow the Money.(10) Indien er geen onmiddellijk en ernstig gevaar is, maar er wel enige zorgen zijn rond het veilig opgroeien van het kind, dan zullen in twee weken tijd alle belanghebbenden in de zaak door de rechter-commissaris worden gehoord en noodzakelijke onderzoeken opgestart, zodat er een compleet beeld ontstaat bij de onderzoeksrechter van de situatie en de benodigde interventies. De hulpverleners worden op die manier niet belast met de risico-taxatie, maar kunnen echt hulp gaan verlenen in het gezin.(11) De veiligheidsvraag en ook het welzijn van het kind (evt. psychologisch onderzoek - nulmeting) zijn dan aan het begin van het traject reeds in kaart gebracht. Dit heeft als extra voordeel dat ook het effect van de geboden hulp kan worden gemeten ten opzichte van de beginsituatie.

[In 2010 werden de effecten van jeugdzorginterventies door Van Yperen en Van der Steege omschreven als ‘verwaarloosbaar effectief’] (12)

Tranentrekkers tegen ‘kindermishandeling’

Alleen deze aanpak heeft kans van slagen om kinderen zowel veiligheid als zorgkwaliteit te bieden en hen ook op langere termijn een goede kans te geven om in de maatschappij hun plek te vinden. Elke te voorkomen uithuisplaatsing is meegenomen, maar niet als daarmee de veiligheid van kinderen in gevaar komt en dat is precies wat jeugdzorgtrajecten vaak doen. Ze houden een kind eerder in een onveilige situatie dan dat ze het eruit bevrijden, terwijl veel kinderen die heel goed thuis hadden kunnen blijven wonen met goede zorg, onrechtmatig van hun ouders worden weggerukt. De jeugdbeschermer doet niet alles in het belang van het kind, maar heeft ‘alle belang bij het kind’. Het wordt tijd dat politici, beleidsmakers en ook het grote publiek zich gaan verzetten tegen de ziekelijke beeldvorming van de mishandelingsindustrie die hen blijft bestoken met campagnes over het Vergeten Kind, het mishandelde kind, het eenzame kind, het opzettelijk ziek gemaakte kind (PCF), het kind in het nauw, het onbegrepen kind, het kind met ‘het verschrikkelijke geheim’ (omdat er niets te vinden is). Wij moeten eisen dat jeugdbeschermers verantwoording afleggen over het ontbreken van de zorgkwaliteit en veiligheid voor ’de meest kwetsbaren in de samenleving’. Want de meest kwetsbaren in de samenleving helpen wil iedereen, alleen moeten we niet zo naïef zijn om te denken dat meer melden de oplossing is, want de kans is groot dat daarmee juist het echte belang van het kind aan het zicht onttrokken wordt.

Sven Snijer



(1)Vakdag Kindermishandeling, Eva Kwakman (op twitter), 12 oktober 2017






(7)Ieder huisje  30 december 2014 RTL8 (video niet meer beschikbaar) http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2017/02/bevrijdt-de-hulpverlener_28.html