Cliëntenorganisaties in de jeugdzorg hebben nooit een vuist weten te maken om het
falende systeem van jeugdhulpverlening te verbeteren en de echte knelpunten aan
te wijzen, omdat ze haast niet te onderscheiden zijn van het systeem zelf. De
belangrijkste kritiek op de jeugdbeschermingorganisaties en inhoudelijke
adviezen voor verbetering komen van ouderplatforms en actiegroepen die los
staan van deze cliëntenorganisaties en zich rechtstreeks richten tot de politiek
en het grote publiek. Uitgaande van de twee deelpopulaties van jeugdzorgouders
zoals omschreven door Peter Prinsen (1); de OTS-UHP ouders (beschuldigd van
kindermishandeling) en de jeugdhulpouders die aanspraak maken op zorg voor hun
kind onder de jeugdwet, is het niet moeilijk te begrijpen hoe dat komt. De cliëntenorganisaties
bestaan vrijwel volledig uit de tweede groep van aanspraakmakende ouders;
degenen die zich niet in staat voelen zelfstandig hun kind op te voeden en
daarbij (vaak structureel) een bepaalde mate van jeugdzorg/gezinshulp nodig
hebben. Dit zijn de ouders die vrijwillig met een ondertoezichtstelling
instemmen of hun kind uit huis laten plaatsen, omdat de zorg voor hun kind hen
boven het hoofd groeit.
Opgedrongen hulp
De
andere groep ouders, degenen die van kindermishandeling beschuldigd worden en
die zich daar volstrekt niet in herkennen omdat zij menen dat jeugdzorg ‘spijkers
op laag water zoekt’ en hulp opdringt -onder dreiging van beschermingsmaatregelen-
die als niet toepasselijk en zeer belastend voor het gezin wordt ervaren, zal
zeer zelden plaats nemen in een cliëntenraad omdat deze ouders graag zo snel
mogelijk van jeugdzorg verlost willen zijn. Zij gaan geen jaren verspillen met
het adviseren van een organisatie die zich ten onrechte in hun privésfeer heeft
binnengedrongen en waar ze zich met hand en tand tegen moeten verdedigen vaak met
grote financiële en emotionele gevolgen. Deze ouders vullen ook geen lijstjes in
met cliënt-tevredenheidonderzoeken (UHP-ouders schijnen deze niet eens te mogen
invullen) wat het onverklaarbaar hoge cijfer van gemiddeld een 7 of hoger in
perspectief zet dat grotendeels wordt toegekend door de aanspraakmakende ouders.(2)
Wie de talloze websites en facebookcommunities van jeugdzorgkritische ouders
bezoekt kan dat cijfer natuurlijk niet rijmen met hoe er over de hele
maatschappelijke breedte wordt gedacht over de kwaliteit van jeugdzorg. Ook de met
regelmaat verschijnende berichten in de media over wéér een gezinsdrama zijn
niet echt een indicator dat jeugdzorg zijn werk goed doet.
Welwillende en
gehoorzame ouders
De
misvatting die het moeilijkst te ontzenuwen is voor iedereen die zich met het
welzijn van kinderen bezig houdt in de jeugdhulp, het onderwijs, de politiek en
de mishandelinglobby is dat jeugdzorg primair zou opkomen voor het ‘belang van
het kind’. Dit is niet waar, want de jeugdzorgcultuur is op de eerste plaats
gericht op het afdwingen van gehoorzaamheid bij de ouders van kinderen die op de
jeugdzorgradar zijn verschenen. Juridisch staat de ondertoezichtstelling op
naam van het kind, maar in de praktijk zijn het de ouders die onder curatele
staan. De meest welwillende en gehoorzame ouders vindt jeugdzorg in de groep
van aanspraakmakende ouders die het minst zelfstandig zijn, vaak worstelend met
schulden, alcohol- of drugsproblematiek, een laag IQ, psychiatrische problemen,
een eigen jeugdzorg- en instellingsverleden (met hechtingsstoornissen als
gevolg) en een lange geschiedenis van hulpverleningsafhankelijkheid. Dit zijn
de ouders die aangeven jeugdzorg nodig te hebben en met hen kan jeugdzorg
‘afspraken’ maken. De meer zelfstandige ouders die de jeugdzorgkwaliteit onder
de maat vinden en daarbij van allerlei onbewijsbare zaken worden beticht die de
gezinsintegriteit bedreigen, ervaren jeugdzorg als een dwangbuis en stellen
alles in het werk om onder deze ‘hulp’ uit te komen. Dit is de groep waarvan
een ervaren ouderondersteuner enkele jaren terug zei:’Hoe komt het toch dat
ouders altijd zo blij zijn dat ze weer van jeugdzorg af zijn?’ Het antwoord
laat zich raden; omdat hun kinderen nooit daadwerkelijk in gevaar zijn geweest
afgezien van het gevaar van een OTS of UHP-aanvraag door jeugdzorg gebouwd op
een stapel van leugens, verzinsels en verdraaiingen.
Kind staat niet
centraal
Beeldvorming
door jeugdzorg
Met
deze kinderen loopt het slecht af als hun ouders de juridische strijd
verliezen, want niet alleen krijgen ze in de daaropvolgende jaren een minimale
omgang met hun ouders, ook de kans dat ze ooit naar huis terugkeren is
nihil. Er zijn boeken volgeschreven over dit soort zaken, maar in dit artikel
wil ik mij specifiek richten op de groep van aanspraakmakende ouders, degenen
die de cliëntenraden bevolken. Dit zijn overwegend de ‘ja-knikkers’ die al heel
blij zijn dat ze bij de hoge dames en heren van de sector mogen bijschuiven om
ook hun zegje te doen. Dat zegje is meestal een verhaal volgens het stramien
‘goed dat er jeugdzorg is’, want zij hebben totaal geen weet van de schrijnende
situaties waarin ouders terechtkomen die geen jeugdzorg nodig hebben, maar die er
via een zorg- of Veilig Thuismelding onvrijwillig mee in aanraking zijn
gekomen. Ook de jarenlange juridische ellende die deze ouders ervaren (plus het
gescheiden zijn van hun kind) valt buiten de waarneming van de zorgafhankelijke
groep ouders, die zich 'vriendelijk bevoogd' laat gebruiken voor de jeugdzorg-propagandamachine.(4)
Keer op keer presenteert jeugdzorg zichzelf in de media met deze ‘tevreden’
ouders die voornamelijk tevreden zijn op grond van hun weinig kritische
vermogen en hun aan de vervolgde ouders tegengestelde belangen. Deze
beeldvorming is echter niet het meest kwalijke aspect van de jeugdzorg, al is
ze hardnekkig.
‘Afspraken’ met instabiele
ouders
Het
grootste probleem vormt nog steeds de veiligheid van kinderen, omdat jeugdzorg zoals
gezegd onterecht uit de gehoorzaamheid van ouders aan het systeem van
jeugdbescherming afleidt dat de kinderen veilig zijn. De zogenaamde ‘afspraken’
die worden gemaakt met ouders die vrijwillig meewerken, betreffen vaak
afspraken met drugsverslaafde, alcoholische of psychiatrische ouders. Hoe groot
is de kans dat mensen die ernstige problemen hebben met zichzelf zich zullen
houden aan de met jeugdzorg gemaakte afspraken? Verslaafde mensen hebben maar
één grote ‘liefde’ in hun leven en dat is de alcohol of de drugs. Kinderen
komen op de tweede of derde plaats (vaak eerst nog medeverslaafden) dus er kan geen
enkele consistentie in de opvoeding of de veiligheidsmaatregelen voor het kind
verwacht worden. Het is complete waanzin dat jeugdzorg dit soort dingen zelfs
maar probeert! Zodra het vierde blikje bier in het keelgat verdwenen is bestaan
er voor moeder geen afspraken met jeugdzorg meer…In de Zembla-rapportage van 7
juni 2017 over de zaak Sharleyne werd duidelijk dat het bewaken van de
veiligheid van het (mogelijk door moeder om het leven gebrachte) kind werd
toevertrouwd aan de omwonenden. In een zaak waarbij werkelijk alle signalen
voor de kindveiligheid op rood stonden ging jeugdzorg niet over tot uithuisplaatsing, maar liet de zorgtaak primair over
aan de omgeving (o.a. alcohol- en drugsgebruikers).
‘Gezin was
bekend bij jeugdzorg…’
"Het is maar zeer de vraag of het
goed nieuws is dat het het AMK vaker lukt om vrijwillige hulp te realiseren.
Zolang we niet weten of het in een gezin echt veilig wordt door de hulp die het
AMK opstart, is er geen reden tot juichen. Het verbaast mij al jaren dat het
AMK, en de jeugdhulporganisaties die zij inschakelen, in hun jaarverslagen
nauwelijks verantwoording afleggen over het effect van hun interventies. Daarom
weten we niet of mishandelde kinderen, dankzij deze hulp, opgroeien in een
veiliger gezin en of zij wel herstellen van de ontwikkelingsschade die zij door
het gezinsgeweld hebben opgelopen.”(5)
Overdrijving van risicofactoren
Als een gezin echt disfunctioneel is hoeft er geen jaar of twee jaar gewacht te worden met een uithuisplaatsing, want zoiets blijkt al veel eerder. Een verlate uithuisplaatsing zal vaker te maken hebben met de weigering van ouders om zich nog langer te onderwerpen aan het jeugdzorgregime dan met ernstige bedreiging voor het kind. Daarbij komt dat kinderen die werkelijk groot gevaar lopen in de thuissituatie ook in een instelling of pleeggezin lang niet altijd veilig zijn (misbruik) of een goede therapeutische behandeling krijgen. Ernstig gestoorde jongeren met misbruikverleden kunnen zonder bijbehorend dossier in een pleeggezin worden gedropt en pleegouders moeten zelf maar uitzoeken wat er met het kind aan de hand is. Ook instellingskinderen met misbruikverleden blijven vaak jarenlang zonder behandeling, want het primaire doel van een uithuisplaatsing is ‘tot rust komen’ of ‘hechten in het pleeggezin’.
Kritische cliëntenraden
“In interviews en gesprekken, worden
sommige ouders vernederd en soms ook gekleineerd. Zelfs een hond wordt soms
beter behandeld. Eerder genoemde kritische houding van ouders wordt gelijk
afgestraft met een opmerking dat de hulpverlener 'geïntimideerd' wordt. Mij
lijkt het eerder een uiting van een teken van laag niveau van assertiviteit van
de hulpverlener of zich slecht kunnen inleven in de positie van de cliënt.”(6)
De Cliëntenraad van jeugdzorg Gelderland noemde in december
2012 een notitie van Bureau Jeugdzorg over het opnemen van gesprekken door
ouders zorgelijk, omdat het advies ‘negatief’ en ‘repressief’ overkwam. Cliënten
wensen vaak gesprekken met Bureau Jeugdzorg op te nemen, vanuit de ervaring dat
de verslaglegging van zulke gesprekken niet altijd zorgvuldig gebeurd en
gegevens onvolledig of onjuist worden weergegeven. Jeugdzorg zou ‘te bang zijn
voor haar eigen positie’. De Cliëntenraad vond het opmerkelijk dat Bureau
Jeugdzorg de aanname heeft, ‘dat de
opnames vrijwel altijd ten nadele van jeugdzorg Gelderland zullen werken’. Verder
vermeldde de cliëntenraad dat uit cliënt-tevredenheids-onderzoek bleek dat ‘vaak
bij de intake-gesprekken al wederzijds wantrouwen ontstaat tussen BJz en cliënt’.(7)
Hetzelfde doel?
Dit soort intelligente en goed onderbouwde kritiek kan
van de meeste cliëntenraden helaas niet verwacht worden. Niet voor niets worden
zij door veel jeugdzorgouders die strijden tegen de misstanden vaak gezien als
het ‘meubilair van jeugdzorg’ zonder onafhankelijk oordeel. Discussies over ‘waarheidsvinding’
georganiseerd door het LOC (Landelijke Organisatie Cliëntenraden) blijken door een
opvallend klein aantal mensen bezocht te worden die begrijpen wat er juridisch
op het spel staat voor ouders en waarom men ver weg moet blijven bij het moeras
van drogredenen waarin de jeugdbeschermers zich zo graag verschuilen wanneer
kritiek hun kant opkomt. In plaats van de aanklager van jeugdzorg, lijken ze
eerder partner en verdediger te zijn van het gevoerde beleid (zelfs advocaten
die beweren dat ‘de waarheid’ niet bestaat, zodat jeugdzorg naar hartenlust kan
speculeren) altijd in de veronderstelling verkerend dat we uiteindelijk
allemaal de veiligheid en gezondheid van kinderen voor ogen hebben. Niets is
minder waar, omdat het organisatie- of instellingsbelang vaak vóór het belang
van het kind gaat en de juridische werkelijkheid bij jeugdzorg het hele
hulptraject in gijzeling neemt, of de kinderen daar nu veiliger door opgroeien of
niet.
Sven Snijer
(2)Oud-voorzitter van de cliëntenraad HGL/ZH René
Bommelé over de cliënttevredenheidsonderzoeken:
'Van de 5000 interviews die verstuurd waren kwamen er maar een kleine 200 terug. Laten nu juist dat diegenen zijn die een voldoende gaven. Ik heb toen gevraagd of ik zelf een onderzoek mocht doen om te zien waarom de andere cliënten de enquête niet hadden ingevuld, maar dat werd resoluut afgewezen.' (11 augustus 2017).
(3)https://zembla.vara.nl/nieuws/de-zaak-sharleyne
'Van de 5000 interviews die verstuurd waren kwamen er maar een kleine 200 terug. Laten nu juist dat diegenen zijn die een voldoende gaven. Ik heb toen gevraagd of ik zelf een onderzoek mocht doen om te zien waarom de andere cliënten de enquête niet hadden ingevuld, maar dat werd resoluut afgewezen.' (11 augustus 2017).
(3)https://zembla.vara.nl/nieuws/de-zaak-sharleyne