donderdag 26 september 2019

Jeugdzorg - Van sociale utopie naar pedagogische heilstaat (deel 2)


Naast de vraag wat er onder kindermishandeling moet worden verstaan, zou vanuit humanitair oogpunt namens het kind en de ouders de vraag gesteld kunnen worden: ‘Wat is straf?’ Zeker met betrekking tot de verhouding civiel recht en strafrecht, want het is een verschrikkelijke dooddoener en juridische misleiding om als jeugdbeschermer te zeggen ‘het gaat om het belang van het kind’ wanneer een ouder niet strafrechtelijk vervolgd wordt, daarmee suggererend dat de uitspraak in de civiele rechtbank slechts een ‘pedagogische maatregel’ betreft. Dat iemand geen strafblad krijgt wil niet zeggen dat hij niet wordt gestraft. Een eenvoudige vergelijking: wanneer ik word aangehouden voor het ingooien van vijf ramen in het gemeentehuis en roep dat de burgemeester een hoerenjong is, dan verwerf ik daarmee een strafblad. Ik moet dan bij de rechter verschijnen en een boete betalen of een taakstraf uitvoeren. Afgezien van het feit dat ik daarna geen baan meer kan krijgen bij de overheid, heb ik na het voldoen van de boete en invulling van de taakstraf verder een prima leven. Ik kan doorgaan alsof het nooit gebeurd is. Ik heb een strafbaar feit gepleegd, maar emotioneel gezien glijdt het van me af als water van de veren van een eend. Leg daar eens een jeugdzorgcasus naast. Bijvoorbeeld van ouders wiens kind duidelijk autistisch is, die door jeugdzorg langdurig een autisme-onderzoek geweigerd wordt, terwijl de ouders van ‘zware geestelijke mishandeling’ van het kind worden beschuldigd. Een kind dat uit huis is geplaatst, naar een geheime locatie is gebracht en zijn ouders een jaar lang niet heeft gezien! Waarbij een orthopedagoog op de geheime locatie, die de ouders nooit heeft gezien of gesproken, ‘constateert’ dat het moeilijke gedrag van het kind geheel en al te wijten is aan de ouders. Indien deze ouders hun kind niet meer terugkrijgen van de 'beschermende instanties' hebben zij levenslang. Ze zijn nergens strafrechtelijk voor veroordeeld, maar getraumatiseerd en verantwoordelijk gehouden voor iets waar ze geen schuld aan hebben, een aangeboren psychische aandoening bij het kind. Diep in hun menselijke waardigheid aangetast en door het maatschappelijk systeem afgekeurd voor één van de meest fundamentele behoeften in ons bestaan, het voortbrengen van nageslacht dat met de hulp en zorg van ouders een volwaardig lid kan worden van de samenleving. Daarbij is dit kind de ‘hoogste mate van (geestelijke) gezondheidszorg’ onthouden door de GI (IVRK 24), wat het tot een dubbele afstraffing maakt, van ouders en kind. 

Jeugdzorg - escaleren en problemen scheppen 

Dat is de werkwijze van jeugdzorg en dat is wat onze politiek laat bestaan als stelsel van jeugdhulpverlening. Men beweert vanuit de sector ‘hulpverlening op gang te brengen’ maar in de praktijk zit jeugdzorg de hulpverlening vaak in de weg (wachtlijsten kunnen ze niets aan doen, maar ook dat doet zaken escaleren - dankjewel Transitie) of zij creëert problemen die er niet zijn door een schier eindeloze reeks aan ‘zorgelijke signalen’ die allemaal een teken kunnen zijn van kindermishandeling (of niet) waardoor, naar religieus voorbeeld -‘iedere ketter zijn letter’- altijd wel iets in de lijst bruikbaar en zorgelijk is dat ‘verder onderzoek’ nodig heeft. Zo worden soms kinderen met spoed uit huis geplaatst en het onderzoek, dat door de Raad op last van de rechter gedaan moet worden, kan vervolgens een half jaar of langer duren. Ondertussen is het (jonge) kind goed gehecht in het pleeggezin en zou het toch ‘traumatisch’ voor het kind zijn om het terug te plaatsen. Al die verandering. Het kind herplaatsen bij andere pleegouders of tehuizen van jeugdzorg kan dan weer wel, want dat leidt kennelijk niet tot ‘hechtingsproblematiek’. Nog zo’n toverwoord dat ze nooit specificeren. De pedagogische theorieën over het belang van identiteitsvorming bij jeugdigen en hun genetische aanleg, daar hoor je jeugdzorg liever niet over, want dat levert niets op. (1) Kinderen worden, in weerwil van alle klachten over de jeugdzorginstanties door de jaren heen, nog steeds in toenemende mate gezien als een productie-eenheid, een stuk werkverschaffing voor de sector en niet als een levend wezen dat op organische wijze deel uitmaakt van zijn familiesysteem. Men kan het eenvoudige rekensommetje niet maken hoeveel hulp (opvoeding, maatschappelijk werk, etc) geleverd kan worden per week aan een gezin met twee of drie kinderen, als je dat afzet tegen de kosten van drie uithuisplaatsingen en alle rechtszaken die daarbij horen. De goedkoopste uithuisplaatsing is €40.000,- en dat kan oplopen tot gesloten plaatsing van ruim €100.000,-. Zelfs uitgaande van het laagste bedrag kun je i.p.v. drie kinderen uit huis te plaatsen voor honderdtwintigduizend euro hulp en ondersteuning bieden op jaarbasis binnen het gezin.

De jeugdzorgmisère samengevat

Laat ik de jeugdzorgellende nog eens samenvatten: Rechtbanken in Nederland zijn zwaar overbelast (wachtlijsten en korte zittingstijden) en rechters begrijpen weinig van de jeugdzorg. De toevoeging voor minder draagkrachtige ouders is afgeschaft tot het moment dat een casus naar de RvdK gaat (geen advocaat in het voortraject, dus kansloos), de sociale wijkteams hebben alle beloften van vóór de Decentralisatie niet waargemaakt; ze zijn géén centrale toegangspoort geworden tot de jeugdzorg en ze zijn ook in de meeste gevallen niet deskundig (volgens huisartsen) ondanks pretenties en wensdenken omtrent de ‘generalist’, het ‘invliegen van expertise’ of zelfs het vrijwillig delen van ggz-kennis met de sociaal werkers van het wijkteam. Veilig Thuis functioneert net zo beroerd als het vroegere AMK, maar is door verschillende ‘mishandelingsrages’ zoals PCF (2) nog gevaarlijker geworden dan eerstgenoemde. In internationaal verband wordt het ouderlijk gezag systematisch ondermijnd, zowel vanuit de Mensenrechtenverdragen (Dwyer, Jan C.M. Willems) (3) als vanuit verschillende regeringen die meer greep willen krijgen op hun burgers door zogenaamd ‘verborgen trauma’s op te sporen bij kinderen op scholen (ACE’s/ABE’s) of het aanstellen van een ‘Named Person’ (4) een voogd voor het kind vanaf de geboorte voor alle gezinnen, ook als er helemaal niets aan de hand is. Het Engelse Hooggerechtshof veroordeelde dit plan in juli 2016 (5), maar in Schotland gaan ze er gewoon mee door en ook het Nederlands Jeugdinstituut bleef het propageren (6), samen met de Kansencirkel. Overheden willen koste wat het kost achter de voordeur komen van gezinnen, omdat ze te laf en te politiek-correct zijn om de echte probleemwijken aan te pakken waar de kinderbescherming al honderd keer had moeten ingrijpen. (7)
  


De belofte van de Transitie

We zijn nu bijna vier jaar onderweg en de toegevoegde waarde van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten is nergens uit gebleken. Er is sprake van zowel een juridisch probleem (‘drang is een grijs gebied’) als een deskundigheidsprobleem (specialistische kenniscentra zijn wegbezuinigd) en van het ‘ontlabelen, normaliseren en demedicaliseren’ -het grote thema van de Decentralisatie- is niets terecht gekomen. In de aanloop naar de Transitie werden gemeentelijke wijkteams zo beducht voor de beschuldiging een tweede ‘kinderrover’ te worden zoals Bureau Jeugdzorg dat de meesten zich liever beperkten tot lichte opvoedhulp en toen de wachtlijsten bij de j-ggz steeds meer mensen ging alarmeren door berichtgeving in de media begonnen ze als gekken door te verwijzen naar die vorm van jeugdhulp. Ironisch genoeg hadden zij juist de rem moeten zijn op die vorm van hulpverlening (zelfs huisartsen werden door gemeenten onder druk gezet cliënten eerst bij het wijkteam langs sturen om voor hun medisch advies een bureaucratisch stempel van goedkeuring/afkeuring te krijgen), maar ook gemeenten willen niet geassocieerd worden met wachtlijsten voor suïcidale jongeren, dus….doorverwijzen maar! Ofwel, hoe men van een kosten besparende sociaal-pedagogische utopie terecht kwam in een financiële nachtmerrie.

Hoe kon dit gebeuren?

Hoe konden zoveel gestudeerde, ervaren en weldenkende mensen meegaan in de roekeloze sprong in het duister, niet namens zichzelf, maar uit naam van de meest kwetsbaren in de samenleving, met een hijgerigheid en dwingende mentaliteit bij de bedenkers ervan die deed vermoeden dat ze bij gebrek aan professionele substantie hun toevlucht moesten nemen tot het hameren op de urgentie. (‘In skating over thin ice, our safety is in our speed’, R.W.Emerson) Wie niet overtuigd werd door de logica van de Transitie, moest over de streep worden getrokken met angst zaaien: “Er is geen plan B, dit moet slagen!” Het was voor de gemeenten nu springen of anders tussen de wal en het schip terecht komen, omdat de voorbereidingen al zover waren dat er geen alternatief meer mogelijk was. Sceptische ggz-aanbieders werden gechanteerd dat ze geen gemeentelijke contract zouden krijgen indien ze bleven tegensputteren. Er zou meer marktwerking komen in de zorg, wat in de praktijk zoals verwacht alleen voor de vrijwillige hulp gold, omdat niemand zich in vier jaar tijd heeft aangemeld als Gecertificeerde Instelling anders dan het oude Bureau Jeugdzorg. Hierdoor bleef het echte probleem bestaan, de onbeperkte macht van jeugdzorg in het gedwongen kader (en dreigen ermee in het vrijwillige kader), op een manier die van de hele Transitie een karikatuur maakte, omdat gemeenten geen enkele regie hadden. (8) Aan de veilige kant van de jeugdhulpverlening ontstond een totale wildgroei aan zorgaanbieders van zeer uiteenlopende kwaliteit en aan de gevaarlijke kant veranderde er hoegenaamd niets.

Was de Transitie links of rechts?

Aangezien een kabinet van VVD en PvdA de Decentralisatie erdoor gedrukt heeft (de directe doorverwijzing door de huisarts naar j-ggz wilden ze blokkeren en de regie geven aan het wijkteam!) rijst de vraag hoe sociaal of liberaal deze sociale omwenteling eigenlijk was. Maar dezelfde vraag zou gesteld kunnen worden aangaande jeugdzorg in de jaren voorafgaand aan de Transitie. Er komen in dit veld altijd twee elementen samen die bij elkaar een nog kwalijker invloed hebben dan afzonderlijk; de liberale neiging om de burgers aan hun lot over te laten (geherkaderd als ‘eigen kracht’) en de socialistische waan dat alles ‘sociale constructie’ is, wat de intrinsieke waarde en uniciteit van het particuliere gezinsleven ondermijnt. Dit laatste kwam tot uiting in de utopische ideeën over ouders die gezamenlijk elkaars kinderen gaan opvoeden van voormalig PvdA-wethouder en één van de aanjagers van de Transitie, Pieter Hilhorst. (9) Ook de uitspraak van voormalig JBRA-bestuursvoorzitter Erik Gerritsen ‘…zijn we niet allemaal een beetje jeugdbeschermer’ kwam uit die koker. (10) In het Koersbesluit ‘Om het kind’ dat als blauwdruk diende voor de vormgeving van de Decentralisatie in Amsterdam viel te lezen: “Niet alleen ouders van ‘zorgkinderen’, maar alle ouders worden aangesproken op hun ‘opvoed- en zorgplicht voor eigen en andermans kinderen.” (11) Een duidelijke aanwijzing dat de jeugdzorgproblematiek in hoge mate werd opgevat als een gebrek aan sociale cohesie en mislukte integratie.

Voor een goed verstaan van het misbaksel dat de Decentralisatie heet, moeten de afzonderlijke motivaties van links en rechts apart worden bekeken voordat ze in samenhang worden gezien. De VVD wilde geld besparen op de jeugdzorg (en tegelijkertijd streng zijn i.v.m. jeugdcriminaliteit die zo snel mogelijk de kop ingedrukt moest worden) en de PvdA wilde dat jeugdzorgwerkers fijn hun werk konden doen zonder al teveel regels (PvdA!) en voor kinderen die hulp nodig hadden geen wachtlijsten meer.  De VVD wilde preventief ‘achter de voordeur komen’ en de PvdA vond dat een goed idee als daarbij het sociale netwerk werd geactiveerd om het ‘probleemgezin’ (daar gaan we even vanuit) te ondersteunen. Een win-win-situatie, want de jeugdzorgwerker had een leukere baan en de belastingbetaler kreeg een minder hoge rekening. Waar ze elkaar nog meer vonden was op het gebied van j-ggz, want de VVD vond ouders met een autistisch kind of een ADHD-kind maar ‘aanstellers’ dus die labeltjes konden er af en gewoon lekker gaan voetballen! (12) De PvdA geloofde dat het probleem wel ‘echt’ bestond, maar dat het grotendeels ‘sociaal’ van aard was, wat de betrokkenheid van het hele sociale netwerk noodzakelijk maakte. De gezinsmanager kon dat ‘organiseren’. (Let op het woord ‘manager’ uit het bedrijfsleven afkomstig, toegepast op maatschappelijk werk. Het klinkt vriendelijker dan gezinsvoogd met de associatie van 'bevoogdend', maar ze doen hetzelfde werk.)

Wat ging er mis?

Het is onmogelijk om ieder onderdeel van de Decentralisatie vanaf de vroegste kiem te behandelen zonder een heel boekwerk te schrijven, maar er zijn verschillende stromingen samengekomen in wat uiteindelijk de Transitie of de Decentralisatie van de jeugdzorg werd genoemd. Sommige concepten waren bedacht door pedagogen, andere door jeugdzorgbestuurders. Er waren aanbevelingen van de RMO, de rekenkamer, de werkgroep Transitie jeugdzorg, verschillende oudergroepen, advocaten, cliëntenraden, enz, maar een duidelijk uniform beleid is er nooit gekomen. Het bleef bij lichtgewicht ‘proeftuinen’ die geen enkele voorspellende waarde hadden in de aanloop naar de Transitie (ook al omdat de meeste cijfers nog niet binnen waren toen de Tweede Kamer erover moest stemmen) en het eindeloos herhalen van kreten als ‘één gezin, één plan, één regisseur’, ‘dichter bij de burger’, gezwets over ontlabelen/normaliseren en de ‘eigen kracht’ stimuleren, zonder dat dit ideologisch te verenigen was met de volledig eraan tegengestelde beweging van ‘achter de voordeur komen’ en het plan om de wijkteams over alles de regie te geven. De gemeenten kregen het erg druk met huisartsen te hinderen bij de directe doorverwijzing naar j-ggz hulp en gaven de generalist van het wijkteam doorzettingsmacht om op te schalen naar de beschermtafel/RvdK als ouders geen ‘hulp’ wilden accepteren, bestaande uit eigen buren, familie en vrienden. Het Perspectiefplan van de Amsterdamse wethouder van jeugdzaken Simone Kukenheim waarmee alle huisartsen de taak van sociaal werker naar zich toegeschoven kregen, werd door de Huisartsen-kring Amsterdam/Almere resoluut van de hand gewezen en zo modderde de gemeente Amsterdam net als de meeste andere steden in Nederland vrolijk verder. (13) De j-ggz kosten gingen niet zoals beoogd naar beneden, maar rezen al snel de pan uit, terwijl de allochtone gezinnen de weg naar deze vorm van hulpverlening nog steeds ‘niet wisten te vinden’ volgens de Kamerbrief van Teeven en Van Rijn. (14) Integratieproblematiek leidend tot jeugdcriminaliteit werd dus via de wijkteams ook niet ondervangen en daar hadden ze wel een beetje op gerekend.

Ideologische verwatering

De ideologische verwatering van de grote politieke partijen heeft het mogelijk gemaakt dat er een sociale omwenteling tot stand is gekomen die noch liberaal is (zelfbeschikking), noch sociaal (hulp van de overheid), maar een hutspot van tegengestelde ideeën en elkaar tegenwerkende mechanismen, waarbij de beoogde kracht van de Transitie de grootste zwakte is gebleken; eindeloos geëxperimenteer van mensen die steeds opnieuw het wiel proberen uit te vinden. Bij alles wat mis ging was steevast het antwoord ‘We zijn nog bezig elkaar te ontdekken en van elkaar te leren’, terwijl kwetsbare gezinnen de wachtlijsten zagen terugkeren en normale gezinnen met dezelfde drang-en-dwangterreur werden geconfronteerd als bij het oude AMK (Veilig Thuis) en Bureau Jeugdzorg. Er is niets verbeterd, maar het hele systeem is nu wel totaal gefragmenteerd en het aantal overheidsplannen om op een ondoorzichtige manier gezinnen binnen te dringen neemt toe. De Bureaus Jeugdzorg voldeden niet aan de opdracht om als toegangspoort te fungeren tot de jeugdhulp door een gewone hulpvraag te onderscheiden van kindermishandeling (ging naadloos in elkaar over en niemand vertrouwde ze meer), de Centra voor Jeugd & Gezin werden niet die ‘laagdrempelige toegang’ tot de jeugdhulp en de Sociale Wijkteams zijn dit evenmin. Dat is de reden dat men het tegenwoordig zoekt in ACE’s, ‘Named Person’, GIRFEC, SMECC* en tenslotte algoritmes (15) om kindermishandeling op te sporen via mensen hun postcode. Allemaal wanhoopmiddelen die verraden dat het niet lukt om al die virtueel mishandelde kinderen op te sporen, terwijl van de kinderen die echt deskundige hulp nodig hebben, de ouders doodsbang moeten zijn voor de verdenking van kindermishandeling. In de jeugdzorg zien we de democratie en de rechtsstaat langzaam afkalven, want in welk verkiezingsprogramma van welke partij zijn we de ACE’s, GIRFEC, SMECC (16) of de Named Person tegengekomen? Politieke partijen hebben helemaal geen eigen visie op jeugd of jeugdzorg, want ministers en staatssecretarissen zijn als lifters langs de weg die even mogen meerijden in de jeugdzorg-bus in de korte periode dat ze ‘aan de macht zijn’. De koers is al lang bepaald door lobbygroepen, vooral vanuit de sector zelf en vaak in internationaal verband.

*SMECC:
“Vanuit de Raad van Europa (een groter verband dan de EU, met 47 Europese lidstaten) is er de beginnende ontwikkeling richting positief opvoeden op basis van internationale kinderrechten en nationaal in te voeren familierechtelijke verboden op het slaan en vernederen van kinderen (nu in 32 van de 47 lidstaten van de Raad van Europa, in Nederland sinds 2007). Zo’n familierechtelijk verbod is te zien als een proto-M van SMECC, maar nog ver verwijderd van een echte M: de Minimumstandaard, ofwel de familierechtelijke regeling van de uitoefening van ouderlijk gezag nadat aan minimale criteria voor voorbereid ouderschap is voldaan. Ouderlijk gezag is dan geen automatisme meer bij de geboorte van een kind, maar iets dat voorbereiding en (waar nodig extra) ondersteuning vereist.

Hoewel het verbod op slaan en vernederen in de opvoeding steeds meer ingang vindt, leidt dat nog nergens tot voldoende informatie over en steun bij opvoeden zonder fysiek en psychisch geweld. Laat staan dat er al kinderrechtenactivisten en -organisaties zijn opgestaan om de uitoefening van ouderlijk gezag te koppelen aan Minimumvoorwaarden van voorbereiding en (acceptatie van) ondersteuning. Ondersteuning – en interventie – niet pas nadat kinderen trauma’s/hersenbeschadiging hebben opgelopen, maar al tijdens de zwangerschap of liever nog: vanaf de kinderwens.”

De Nederlandse afwijking

Onze nationale ziekte is de onbedwingbare neiging om jeugdhulp altijd in verband te willen brengen met kindermishandeling (in België is dat heel anders), waardoor op termijn binnen ieder nieuw systeem ouders de hulpverlening gaan wantrouwen. Iedere tien jaar zien we hetzelfde patroon zich herhalen met weer een nieuwe generatie die denkt de oplossing te hebben gevonden voor een sector waarbinnen hulpverleners bovenal in gevecht zijn met zichzelf en daarnaast met ouders, omdat ze van overheid en beleidsmakers opdrachten mee krijgen die in de regel onhaalbaar en onuitvoerbaar zijn en die een verkeerd fundament hebben in filosofische en politieke zin. GIRFEC is het nieuwste ‘label’, de zoveelste vlag waaronder die geestesziekte schuil gaat van schuimbekkende beleidsmakers en zorgprofessionals die dromen van een ideale samenleving waarin ieder kind is gekoppeld aan een betaalde kracht, zodat de ‘gevaarlijke’ ouders tijdig op een zijspoor kunnen worden gezet als ze niet netjes binnen de lijnen van de staatsideologie en de plannen van de kindermelkers passen. Komen ouders nog steeds niet vrijwillig naar de Gecertificeerde Instelling, het Centrum voor Jeugd & Gezin, het Sociale Wijkteam of de Ouder-Kind-adviseur? Geen nood, dan komen de kindermelkers op slinkse wijze de school binnen, de ziekenhuizen en via de klusjesmannen van de woningbouwvereniging ook de huiskamer, terwijl kappers, schoonheidsspecialisten en badmeesters die een cursus Meldcode hebben gevolgd de rest van het maatschappelijk leven tot gevaarlijk terrein maken.

De politisering van de jeugdhulp

Je voelt je als ouder een informant in een getuigen-beschermingsprogramma, want je wordt dag en nacht in de gaten gehouden. (17) Niet voor je eigen veiligheid, maar die van je kinderen. Die kinderen die dolgraag verlost willen zijn van die verfoeide biologische band (‘bloedband-mythe’ (18); want wat is nu DNA en waarom aandacht voor de identiteit/afkomst van jeugdigen?) (19), zodat ze volgens een overheidsprogramma van sociale constructie en maakbaarheid, perfect gemodelleerd kunnen worden naar dat soort argeloze collectief aangedreven burgers waar we er al veel te veel van hebben. Wie zich verdiept in de ideeën van Jan C.M. Willems en zijn politisering van de jeugdhulp volgens SMECC ontdekt dat de staat in toenemende mate de plaats gaat innemen van de samenleving, zoals Dr. Stuart Waiton in Schotland al waarnam in verband met de ‘Named Person’. (20) Bij SMECC komen therapeutische, pedagogische en politiek-sociale ideeën samen, waarbij uiteraard ouders weer de ‘zwakste schakel’ zijn en voor wie tussen de regels doorleest een behoorlijk obstakel voor het veilig opgroeien van het jonge kind. De sociaal-maatschappelijke indoctrinatie van kinderen die centraal staat bij SMECC (zij moeten zich bewust worden van hun democratische- en kinderrechten waarbij zij hoger staan in rangorde dan hun ouders!) wijst duidelijk in de richting van een pedagogisch beeld van het kind dat volledig is ingebed in een wereldbeschouwing waarbij politieke participatie van kinderen en wereldvrede de streefdoelen zijn (denk aan kind-burgemeesters, Raad van kinderen, enz). (21) Kinderen hoeven niet langer gezond en gelukkig op te groeien, ze moeten de hele wereld tot een aards paradijs maken. Wie denkt dat deze op hol geslagen flauwekul een brug te ver gaat, onderschat tot waar bepaalde ontwikkelingen rondom onze kinderen al zijn gevorderd. SMECC, Girfec, ACE’s…ze hebben één ding gemeenschappelijk; de grote boosdoeners zijn de ouders en wie er anders over denkt is een ‘gevaar voor het kind’.  

Sven Snijer


Lees hier deel 1 van “Jeugdzorg - Van sociale utopie naar pedagogische heilstaat” 





(4)Say No to the Named Person scheme https://no2np.org/






Verschillende cliënten waarmee is gesproken, gaven aan dat hulpverleners dreigden met een gang naar de kinderrechter of een uithuisplaatsing als zij niet zouden meewerken. De kinderombudsman vindt dergelijke dreigementen ongepast en contraproductief. Er is dan sprake van intimidatie zonder dat ouders zich hiertegen kunnen verweren…
                  
Kinderombudsman Rotterdam 26 feb 2018 – “Is er nog een plekje vrij"
 

http://svensnijer-essays.blogspot.com/2018/05/gemeenten-voeren-geen-regie-over-de.html











https://www.nationalezorggids.nl/jeugdzorg/nieuws/50299-jeugdartsen-opvoedhulp-moet-stress-bij-kinderen-verminderen.html 

(17) http://jeugdzorg-darkhorse-plus.blogspot.com/2019/09/goede-jeugdzorg-weg-er-mee.html 

"Toch was dit een aanleiding om vanuit school een melding te doen bij Veilig Thuis! Veilig Thuis? Ja wij zijn verplicht melding te doen als wij ons zorgen maken. Kan dat andersom ook? Veilig school??? Enfin deze melding is met ons besproken. Ik wist ervan maar begrijpen zal ik het niet Waarom deze negatieve inzet? Het voelt als ouder alsof je het niet goed doet, mishandelt of wat dan ook. De alarmbellen gaan bij mij rinkelen: HELP wat is er loos, we doen toch onze best zetten ons volledig in maar toch dit … een trap na …. geen vertrouwen in ons als ouder voelt vreselijk !!!” 

(18)Dus bloedband – laten we ook dat woord verbannen – moet zijn zorgband. De kwaliteit daarvan bepaalt de toekomst van het kind en op grotere schaal van de maatschappij, de mensheid en – volgens Robin Grille, auteur van Parenting for a Peaceful World – de wereldvrede.”

Jan C.M. Willems, ‘Hoe kindermishandeling terug te dringen’, juni 2017





Update 12 december 2019:

Stop drang en dwang in passend onderwijs