vrijdag 14 oktober 2016

Jeugdzorg als gedecentraliseerde puinhoop


Er verschijnen de laatste tijd steeds meer kritische publicaties over de participatie-samenleving en haar bedrieglijke kretologie met begrippen als ‘eigen regie’, ‘eigen kracht’ en ‘eigen netwerk’. Waren de lokale politici en beleidsmakers aanvankelijk nog goed gehersenspoeld door het inhoudsloze decentralisatie-jargon, nu steeds meer problemen zich aandienen zoals de j-ggz wachtlijsten en het bedroevend lage niveau van de sociale wijkteams begint langzamerhand het geloof in deze toverwoorden af te nemen. In het artikel ‘Het ideaal van zelfredzaamheid is armoedig’(1) openen Jan Willem Duyvendak en Thomas Kampen de aanval op het simplistische geloof in de participatiesamenleving en stellen zij dat het eigen netwerk van mensen in veel gevallen niet beschikbaar is, niet voldoet of al over haar capaciteit is heen gegaan wanneer het tot een officiële hulpvraag komt richting de gemeente.

Vanuit gedwongen maatregelen

In mijn artikel ‘Eigen regie als probleemgeneralisatie’(2) heb ik betoogd dat het verregaand onverantwoordelijk is van de politiek om de Eigen Kracht-benadering weg te halen uit haar oorspronkelijke context van jeugdzorgproblematiek en gedwongen maatregelen:

“Eigen Kracht was bedoeld om gedwongen maatregelen en uithuisplaatsingen van kinderen die ‘in hun veilige ontwikkeling worden bedreigd’ te verminderen of sneller te kunnen beëindigen, door inschakeling van het eigen netwerk van gezinnen, zodat er meer zicht kwam op de gezinssituatie en meer hulp dichtbij.”

In de voorbereiding van de Transitie dachten sommige beleidsmakers dat deze jeugdzorginterventie ook gebruikt kon worden bij andere situaties om geld te besparen, zoals bij het verminderen van thuishulp aan hoogbejaarden als daarbij eigen familie en buren konden worden ingezet. We weten inmiddels hoe dat in de praktijk heeft uitgepakt, want verschillende gemeenten rekenden zich al rijk door standaard bij alle mensen met thuishulp het aantal uren terug te schroeven naar zes uur per week, terwijl een aantal van hen beslist meer uren nodig had. Het eigen netwerk werd dus al verondersteld, zonder dat men wist of het daadwerkelijk bestond of kon worden ingeschakeld.

Eigen Kracht als ontmoedigingsbeleid

Dit zijn echter nog relatief onschuldige problemen (hoewel zeer hinderlijk voor de betrokkenen) die verholpen kunnen worden door tegen de eigen gemeente te procederen. Nog veel vervelender voor burgers is dat in sommige gemeenten het inzetten van het eigen netwerk als voorwaarde wordt gesteld bij het verkrijgen van specialistische hulp voor het kind. Heeft een kind autisme dan wordt de doorverwijzing van de huisarts eerst langs een gemeentelijke commissie gestuurd die bepaalt dat het recht op deskundige hulp niet eerder in werking treedt dan dat het gezin is onderworpen aan een sociale kijkdoosconstructie via het wijkteam.(3) Er moet eerst vastgesteld worden of het gezin niet disfunctioneel is en hulp nodig heeft van vrienden, familie of buren, zodat dure specialistische hulp voorkomen kan worden en de gemeente zo haar financiën op orde kan houden ten koste van het kind. Ook kan er vanuit de gemeenten druk worden uitgeoefend op verenigingen van huisartsen om zo min mogelijk door te verwijzen naar j-ggz hulp en in plaats daarvan gezinnen naar het wijkteam te sturen voor een soort sociale aanranding en schending van hun privacy.

Het idee dat er op deze manier door gemeenten enorm bespaard zou kunnen worden op de jeugdhulp heeft er voor gezorgd dat een kwart van hen te weinig zorg heeft ingekocht en dat veel jeugdigen nu niet geholpen kunnen worden omdat de wachtlijsten oplopen tot drie maanden, wat erg lang is voor kinderen met complexe en meervoudige gedragsstoornissen.(4) Het blinde geloof in preventie via de wijkteams is de gemeenten echter aangepraat door het kabinet van PvdA en VVD dat voor de Transitie verantwoordelijk is, want die splitsten de gemeenten al van tevoren een bezuiniging van vijftien procent in de maag toen ze het zorgstelsel ‘over de schutting’ gooiden. De gemeenten betalen nu de rekening van de veel te optimistische verwachtingen bij het terugdringen van de j-ggz hulp, terwijl het in de lijn der verwachting lag dat deze preventie zou gaan falen. Met het in stand houden van de rechtstreekse doorverwijzing van de huisarts naar j-ggz en met omzeiling van het wijkteam door de meeste ouders kan er van ‘volumebeheersing’ door de gemeenten natuurlijk geen sprake zijn. Het enige wat voor gemeenten overblijft zijn de al eerder genoemde afspraken met huisartsen(5), maar die hebben weinig waarde nu blijkt dat de meeste huisartsen het kwaliteits-niveau van de wijkteams wantrouwen.

Trans-generationele problematiek

Als we kijken naar Bureau Jeugdzorg/GI en het kader van gedwongen maatregelen waar de Eigen Krachtbenadering op terug te voeren is, zijn er een aantal zaken waarover het kabinet bij de invoering ervan als sociaal preventiemodel niet heeft nagedacht en dan laat ik de privacy nog buiten beschouwing. Het grootste obstakel schuilt in de term ‘eigen kracht’ die impliceert dat gezinnen zelfstandig en zelfredzaam kunnen worden gemaakt. Bij ernstig disfunctionele gezinnen die gedwongen maatregelen door de rechter krijgen opgelegd kan lang niet altijd worden aangenomen dat het eigen netwerk voldoende materiaal biedt om de professionele hulpverlening tot een minimum te beperken. In veel gevallen bevinden vrienden en verwanten zich in vergelijkbare situaties vanwege dezelfde ideeën over opvoeding en sociaal gedrag. Bovendien zijn de problemen in deze gezinnen vaak trans-generationeel, wat wil zeggen dat ze worden doorgegeven van ouders op kinderen. De volwassen kinderen krijgen in navolging van hun ouders zelf ook weer met jeugdzorg te maken, omdat een gezonde basis van opvoedkundige bekwaamheid ontbreekt. De disfunctionele ouders worden later disfunctionele grootouders in deze familiesystemen en de vraag is waarom die een goede bijdrage zouden leveren aan het eigen netwerk.

Drang als machtsmiddel

De Eigen Kracht-benadering werkt alleen bij die gezinnen waar een eigen netwerk voorhanden is en de bereidheid om actief mee te werken aan de versoepeling van beschermingsmaatregelen. In veel gevallen voelen juist de normalere gezinnen zich door jeugdzorg onrechtvaardig behandeld of gekleineerd en stuiten jeugdbeschermers op veel verzet (ouders eisen ‘waarheidsvinding’ en het stoppen van valse beschuldigingen) maar daar voorziet dit systeem niet in. Er wordt bij deze methode uitgegaan van ‘schuld’ als pedagogische onbekwaamheid en de toepassing van Eigen Kracht in het drang-kader is in die zin eerder een beschuldiging en een bedreiging dan echte hulpverlening te noemen. Waar de eigen kracht in juridische zin betrekking op heeft, in een systeem zonder feiten (en des te meer ‘beweringen’) is een raadsel, want zonder een goede rechtspositie zijn ouders vooral afhankelijk. Van de gezinnen die het niet zelf kunnen is de vraag waarom ze het onder juridische dreiging opeens wel ‘kunnen’ en bij gezinnen die een geloofwaardig eigen netwerk hebben kan men zich afvragen waar alle ‘drang & dwang’ voor nodig zijn, want het netwerk zelf impliceert al sociale integratie en dus veiligheid voor de kinderen. Zoals Ido Weijers benadrukte in zijn afscheidsrede is het niet de bedoeling dat jeugdzorg een opvoedideaal opdringt aan gezinnen, maar dat zij alleen ingrijpt wanneer ouders het kind ernstig in gevaar brengen. Waar die grens ligt bij de sociale wijkteams, is net als bij het oude Bureau Jeugdzorg volkomen onduidelijk. 

Netwerk overbelast

Zelfs als er bij een echt probleemgezin de mogelijkheid is om een eigen netwerk te formeren is het niet altijd gezegd dat het bijzonder effectief is. Van Kampen en Duyvendak hierover:

“ In veel gevallen ontbreekt het cliënten echter aan een netwerk dat hulp kan bieden. Hun familie woont ver weg, kent haar eigen problemen of is simpelweg afwezig. Vaak ook is het netwerk al overbelast. In de praktijk zien we dat als er een extra beroep op het netwerk wordt gedaan, dat precies degenen raakt die zich al voor een hulpbehoevend familielid inspannen en soms hebben moeten toegeven dat het niet langer gaat.”

Er is nooit aangetoond dat hulp die wordt geboden door eigen vrienden en familie werkelijk effectief is, al klinkt het sympathiek en doet het een soort zelfstandigheid vermoeden door (gedeeltelijke) afwezigheid van hulpverleners, met name als het gedwongen maatregelen kan helpen verkorten of zelfs beëindigen. Binnen een normaal jeugdzorgkader is er ook helemaal niets mis met deze benadering als ze kan worden toegepast op echt disfunctionele gezinnen waarbij gebrek aan zelfredzaamheid overduidelijk is aangetoond, maar ze wordt een probleem als het standaard op iedere burger wordt toegepast met een gewone hulpvraag voor het kind. Dit model was nooit bedoeld om toe te passen op bejaarden met thuishulp, op ouders van normaal functionerende gezinnen met een ggz-hulpvraag of een simpele opvoedingskwestie. Als het hele netwerk moet worden geactiveerd bij een uit de hand gelopen opvoedingsvraag moet ‘Jantje’ wel ontzettend recalcitrant en doorgedraaid zijn. En als de werkelijke hulpvraag van psychiatrische aard is kan een sociaal netwerk rond het kind wel verlichtend werken in bepaalde gevallen, maar de duurzaamheid van dit soort ‘hulp in huis’ door vrijwilligers is twijfelachtig, zeker als er niet aan het kind wordt gewerkt in medisch-diagnostische zin.

Begrijpt men het kind?

Wat moeten we denken van een jeugdbeschermer die het organiseren van een ‘eigen netwerk’ als eerste optie noemt, bij een kind dat in de veilige ontwikkeling wordt bedreigd zonder dat eerst is onderzocht of er onderscheiden kan worden tussen opvoedingsproblematiek, kindeigen problematiek (autisme/ADHD) of verstandelijke beperking (laag IQ)? Waarom een sociale polonaise doen met familie en vrienden als niemand nog weet wat er met het kind aan de hand is? En nog belangrijker, zonder de antecedenten na te gaan van het sociale netwerk en wat er bekend is op het gebied van transgenerationele problematiek. Het gezin krijgt een sociale behandeling in het drangkader dat men ‘vrijwillig’ durft te noemen, maar niemand weet inhoudelijk met wat voor soort kind we te maken hebben of met welk familiesysteem. Dat is de logica van gemeentelijke bezuinigingen over de rug van kinderen en niet te vergeten de ouders.

Criminele familiesystemen

De ‘eigen netwerk’/ Eigen Kracht-logica wordt ook nog eens tegengesproken door twee fenomenen die we steeds vaker in de samenleving waarnemen. De eerste is een hysterische speurtocht naar mishandelde kinderen in alle hoeken en gaten van de drie ‘milieuvoorzieningen’ school, gezin en vrije tijd (‘twee tot drie mishandelde kinderen in elke klas!’) die onder ‘drang’ geholpen moeten worden en we zien gelijktijdig dat er bij extreme probleemgezinnen gekozen wordt voor een keiharde aanpak door gemeenten als Amsterdam en Rotterdam waar het clusters betreft van gezinnen die criminele netwerken vormen bestaande uit tientallen personen.(6) Dat zijn familieleden die elkaar continu wederzijds besmetten met antisociaal en crimineel gedrag en we kunnen daar rustig uit afleiden dat ook bij een mindere gradatie van disfunctionaliteit -bijvoorbeeld het gebied van opvoedingsonbekwaamheid en emotionele verwaarlozing- ook een dergelijke wederzijdse beïnvloeding een rol zal spelen en dat ‘eigen netwerk’ in veel gevallen wishful thinking is, vooral als er ook integratieproblemen een rol spelen. Als men collectief zorgmijdend is vanuit een schaamtecultuur zal er na een zorgmelding door de school weinig opgestart kunnen worden in termen van sociaal netwerk, want dat sociale netwerk vormt juist een deel van het probleem.

Wijkbenadering?

Het is een onbeantwoorde vraag aan de overheid in welke mate de ‘eigen kracht’ van gezinnen in verband staat met het sociale wijkteam en de buurtcohesie in het algemeen. Willen de wijkteams werkelijk preventief zijn, dan moeten ze niet pas in werking treden als gezinnen al bezig zijn te ontsporen, maar moet het sociale organisatievermogen van het wijkteam als een warme deken juist in een vroeg stadium ervoor zorgen dat iedereen ‘gezien’ wordt in de buurt en dat de toegang tot hulpverlening voor de buurtbewoners niet alleen gemakkelijk is (laagdrempelig) maar ook vanzelfsprekend. Dat is om verschillende redenen, zoals een moeizame integratie, weinig bekwame wijkteams en de juridische dreiging van de ‘beschermtafel’ zeer onwaarschijnlijk en daarom ervaart ook niemand een verband tussen het sociale wijkteam en de eigen kracht van gezinnen. ‘Eigen Kracht’ naar gemeentemodel moet worden opgevat als het omringende netwerk van het gezin dat er wel is, maar dat ouders niet zelf kunnen inschakelen zonder hulp van het wijkteam. Dit verondersteld een laag ontwikkelingsniveau bij ouders en bijzonder weinig ‘eigen’ in de betekenis van zelfbewustzijn.

Men denkt vanuit de gemeenten sociaal bezig te zijn, maar het hele wijkteamgebeuren richt zich nog steeds op individuele gezinnen op dezelfde dwingende manier als Bureau Jeugdzorg het altijd deed, al wordt ook hier de suggestie gewekt van samenwerking met ouders. In dit verband is mijn artikel ‘Het pedagogisch paradijs’(7) interessant om nog eens terug te lezen, waarin ik heb aangegeven dat het oorspronkelijke idee van pedagoog en voormalig RMO-kroonlid Micha de Winter was om in de wijken meer dingen te organiseren -en met meer jongerenwerkers aanwezig te zijn- om de sociale cohesie in de buurt te versterken en juist niet zo extreem te focussen op individuele gezinnen en kindeigen problematiek. Niet dat ik een voorstander ben van zijn ideeën of geloof heb in de haalbaarheid ervan met een zich terugtrekkende overheid die het niet wil bekostigen, maar dit is waar de ideologie van de Transitie op de klippen liep. Men heeft de wijkversterking ingeruild voor intensievere gezinsbemoeienis, zodat het begrip ‘pedagogische civil society’ dat vóór de Transitie zo’n grote rol speelde, betekenisloos is geworden.

De ‘knellende greep’

De overheid doet nu met gezinnen en het sociale domein iets heel anders dan wat belangrijke pleitbezorgers van de decentralisatie ooit voor ogen hadden, maar die zijn daar nu heel stilletjes over. Hoewel de Transitie een allegaartje is dat uit vele hoeken bijdragen heeft gekend (Werkgroep Transitie Jeugdzorg, RMO, Bureau Jeugdzorg, VNG, etc) is het in zijn huidige vorm toch vooral een mislukte bezuinigingsoperatie geworden waarin begrippen als ‘preventie’ en ‘eigen regie’ steeds leger en hulpelozer klinken. Een overweging aan het einde van het artikel van Duyvendak en Kampen lijkt een kritische kanttekening bij het merkwaardige fenomeen dat juist de Partij van de Arbeid zich de afgelopen jaren zo heeft ingezet voor het realiseren van de Transitie: ‘Was de verzorgingsstaat niet mede bedoeld om mensen te bevrijden uit de soms beknellende greep van de sociale omgeving?’ Het antwoord op die vraag moet voor een rechtgeaarde socialist uiteraard bevestigend zijn, maar ook voor liberalen is het ondenkbaar dat zij in geval van een tegenvallende aandelenhandel onverhoopt aan de onderkant van de samenleving terechtkomen en dan overgeleverd zijn aan vrijwilligers en familieleden om aan hun hulpvraag tegemoet te komen. Van de zo bejubelde vrijheid en zelfbeschikking zal dan weinig overblijven…

Sven Snijer 




(3) #vjc2013In Overijssel geeft Bureau #jeugdzorg enkel nog indicatie na @eigenkracht conferentie. Ziet men dit als het ideaal?”

(Prof. dr. Robert R.J.M. Vermeiren (1968) is hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie aan het LUMC, hoogleraar forensische jeugdpsychiatrie aan de VU en directeur Patiëntenzorg van Curium-LUMC.)


(5)‘Als een kind wordt verwezen door een huisarts, kan er gewoon hulp worden geboden’, reageert D66-fractievoorzitter Lems rustig op de Haagse aanval. ‘Dat blijft ook zo. Alleen heeft Almere gezegd: “Zorgaanbieders, kijk zelf extra kritisch of dat voor 1 januari moet.” http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/geen-paniek-over-jeugdzorg-almere.9549975.lynkx