Discussies
over waarheidsvinding zijn vaak verwarrend en in de meeste gevallen vruchteloos,
omdat jeugdbeschermers, ouders, advocaten, politici en cliëntenraden moeilijk
tot de kern komen van het probleem. De vraag is niet hoe jeugdbeschermers ertoe
te bewegen zijn rapportages over gezinnen meer naar waarheid samen te stellen
met een betere ‘scheiding van feiten en meningen’, maar waarom de rechters jeugdbeschermers
zo weinig aan de tand voelen en niet zelf onderzoeken of de door hen gedane
beweringen overeenkomen met de feitelijke gezinssituatie. Een artikel getiteld ‘Advocaten
zijn bang voor kinderbescherming’ uit 1999 (1) geeft inzicht in de problematiek
die in 2017 nog steeds aan de orde van de dag is. Hoe kunnen ouders zich
verdedigen tegen beschuldigingen in een rechtbank die niet op bewijsvoering
vaart, maar op de ‘zorgen om het kind’? In het artikel komt o.a. rechter en tevens hoogleraar Jeugd- en
Familierecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam J.Doek aan het
woord die een paar opmerkelijke uitspraken doet:
"Met enige regelmaat ben ik
rapporten van de Raad tegengekomen waarbij ik als rechter dacht: nou, nou, als
ik nu advocaat was, zou ik daar flink wat gaten in schieten. Zelf kan ik dat
niet doen, dat is niet mijn taak als rechter. Maar als ik dan allerlei dingen
over de vader lees, waarvan ik denk, tja, daar zou ik maar wat tegenin brengen,
dan blijft het toch opmerkelijk stil".
Wat rechter Doek hier zegt is dat het niet de taak van de rechter is om de beweringen van
jeugdbeschermers onderuit te halen, want dat is de taak van de advocaat van de ouders.
Tegelijkertijd zegt hij in hetzelfde interview dat die verdediging door
advocaten vaak niet volwaardig wordt gevoerd, omdat er dan vanuit de
jeugdbescherming consequenties kunnen zijn voor de ouders.
“Ik zie ouders over wie zeer
ongunstig is gerapporteerd wel eens een paar keer slikken in de rechtszaal.
Want ook al klopt het niet, dan denk ik nog dat hun advocaat hen adviseert:
joh, mondje dicht, want die Kinderbescherming houdt niet van kritiek. Doe je
moeilijk, dan kan het zijn dat je wordt afgerekend op de omgangsregeling, dat
je je kind niet meer mag zien. Het klinkt raar, maar realiteit is dat advocaten
zelden kritisch zijn in het familierecht"
Eigenlijk spreekt Doek zichzelf tegen, want hij stelt dat hij als rechter onpartijdig de beide partijen moet aanhoren, jeugdbeschermers aan de ene kant en ouders met hun advocaat aan de andere kant, maar hij vermoedt dat de advocaat ouders adviseert niet teveel te protesteren, want ‘jeugdbeschermers houden niet van kritiek’. Natuurlijk herkent de Raadsmedewerker in het interview zich in het geheel niet in de kritiek van deze rechter, maar we hoeven er de huidige krantenberichten maar op na te slaan om te constateren dat het nog steeds gebruikelijk is om zo met ouders om te gaan. In de zaak Luna waar adoptiedeskundige René Hoksbergen (2) optreedt namens de biologische ouders staat zwart op wit vermeld dat de ouders het omgangsrecht met hun dochter zullen verliezen als ze het wagen in hoger beroep te gaan. Oud-voorzitter van de Cliëntenraad Haaglanden-Zuid Holland René Bommelé noemde in ‘Mijn statement’ (3) ook de chantage van ouders door jeugdbeschermers rond het terugdraaien van de omgangsregeling bij verzet en recentelijk werd nog een vader afgekocht door het Leger des Heils met € 7000.- als hij het hoger beroep tegen hen zou intrekken en zou zwijgen over deze deal.(4)
Het
gaat dus kennelijk in het familie- en jeugdrecht niet over de vraag hoe
rapportages door jeugdbeschermers worden opgesteld, maar over de macht die ze
hebben over ouders en hoe vervolgens advocaten in een onmogelijke situatie
komen met hun cliënt. Buigen voor de chantage of de strijd aangaan met als gevolg
dat de strijdbare houding van ouders tegen hen gebruikt zal worden in
aanvullende rapportages als een extra belastende factor en gevaar voor het
kind. Het halen van hun wettelijke recht kan ouders aangerekend worden als
kindermishandeling, vaak geformuleerd als ‘ouders blijven strijden met elkaar
en dat is niet goed voor het kind’, maar even zo gemakkelijk ‘ouders blijven de
strijd aangaan met de hulpverleners en dat is schadelijk voor het kind’. Het is
waanzin ten top dat ze hiermee wegkomen, maar het is enigszins begrijpelijk dat
advocaten vaak een passieve houding aannemen in de hoop dat hun cliënten
sneller van jeugdzorg verlost zijn door maar mee te werken, ondanks de vele
fouten en leugens in de rapporten. De vraag rijst echter wat ‘toetsing door de
rechter’ inhoudt als deze chantagepraktijken door jeugdbeschermers gewoon
doorgaan. Is het de taak van de rechter om twee verhalen aan te horen of zou
de rechter dieper moeten graven en jeugdbeschermers zich actief moeten laten
verantwoorden voor hun beweringen, vermoedens en professionele inschattingen
van gezinssituaties?
Eén grote overschrijfmachine
Eén grote overschrijfmachine
Het
antwoord op die vraag lijkt mij vrij eenvoudig; het civiel recht is omdat ze in tegenstelling tot het strafrecht zonder bewijs werkt, bij uitstek de plaats waar de rechter een
veel grotere en actievere rol zou moeten spelen. Niet alleen vanwege de
chantabele positie van ouders, maar ook omdat de jeugdzorgketen één grote
overschrijfmachine is waar vanaf de eerste melding bij Veilig Thuis, via
jeugdzorg (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming de mensen die aan een casus
werken al het voorgaande van elkaar overnemen. Tachtig procent van de
informatie van het vroegere AMK (Veilig Thuis) werd overgenomen door de Raad en
zo aan de rechter voorgelegd. De ORBA-methode indertijd bleek volgens onderzoek te
hebben geleid tot een makkelijker overnemen van gegevens van het AMK door de Raad
voor de Kinderbescherming, maar niet tot meer betrouwbare conclusies voor de
uitkomsten van de informantenonderzoeken. (5) Daar schrik je toch van als je
het leest, maar gelukkig voor de jeugdbeschermers is er bijna niemand die
dergelijke rapporten leest. In het huidige systeem gaat het niet veel anders,
met dit verschil dat er nu nog meer melders zijn dan indertijd, want de lobby
voor kindermishandeling en vroegsignalering draait al enige jaren op volle
toeren vanuit de Augeo Foundation. Iedereen voelt zich onder druk staan om al
die mishandelde kinderen op te sporen, maar waar zijn ze dan?!(6) Als nieuw
instrument wordt nu de term PCF gepromoot vanuit Veilig Thuis, een herdefiniëring
van de oude term Münchhausen by proxy die dit keer wordt losgekoppeld van de
daders en uitsluitend betrekking heeft op het kind. Zo kunnen jeugdbeschermers
makkelijker een kind uit huis slepen zonder dat er ook maar enige aanwijzing
hoeft te zijn dat de ouders van het kind last hebben van een psychiatrische
aandoening. Het civiel recht vraagt immers niet om bewijs en met de dreiging
dat jeugdbeschermers een uithuisplaatsing onder dwang zullen aanvragen bij de
rechter indien ze niet gehoorzamen, stemmen velen ‘vrijwillig’ in met de
uithuisplaatsing van hun kind om erger te voorkomen.
Drang
Deze chantagehulp die bekend staat als ‘Drang’ (het
knechten van een gezin zonder toezicht van de rechter) is goed beschreven in
het artikel van Follow the money ‘Het nieuwe product van kinderbeschermers is
intimidatie’ (7) waarin wordt vermeld dat maar liefst veertig procent van de
inkomsten van Veilig Thuis hiervan afkomstig is. In plaats van het bespelen van
rechters is er nu de trend om ouders vooral te dreigen met de rechter, omdat de
politiek de wens heeft geuit dat de gedwongen maatregelen naar beneden moeten.
Dit fenomeen kwamen we al eerder tegen vlak voor de Transitie toen bij
Jeugdbescherming Amsterdam (JBRA) de cijfers van gedwongen maatregelen al vóór
de Decentralisatie sterk afnamen, niet omdat er opeens minder gevaar was voor
kinderen in hun veilig opgroeien, maar omdat de Gecertificeerde Instellingen
zichzelf graag wilden verkopen aan de gemeenten en wilden laten zien dat het
ook zonder dwang kon in het vrijwillige kader. Vreemd toch, dat het verkrijgen
van een contract bij de gemeente of de wens van de landelijke politiek wél een
daling in gedwongen maatregelen kan opleveren, maar niet het gezonde verstand
dat zegt dat we de concrete aantallen van OTS en UHP op inhoud moeten onderzoeken
en zien of de gronden van al die maatregelen door de jaren heen eigenlijk wel
deugdelijk waren. En daarmee kom ik weer terug op de rol van de rechter, want
het is toch onbestaanbaar dat jeugdbeschermers ouders durven te dreigen:
’...anders gaan wij naar de rechter en die geeft ons altijd gelijk’ zoals bij
de uitzending van EenVandaag te zien was over Mbp. (8) Het had veel weg van de
uitspraak van de gezinsvoogd in het programma van voormalig VARA’s ombudsman
Pieter Hilhorst ‘De macht van de gezinsvoogd’ enkele jaren terug, die tegen een
ouder zei “Jij bent hoger opgeleid, maar ik heb de macht”.(9)
Het mislukte panacee
De onderzoeksrechter
De
taak van de onderzoeksrechter in het jeugd- en familierecht zoals voorgesteld
door advocaat Huib Struycken (11) is om niet
passief aan te horen wat jeugdzorg en de Raad inbrengen tegenover het al dan
niet actieve verweer aan de kant van ouders, maar om actief na te gaan wat er
in een gezin speelt en daarvoor niet slechts raadsrapporten en jeugdbeschermers
hun verklaringen aan te horen, maar iedereen op te roepen die in de zaak een
belanghebbende is. Het is eenvoudigweg niet voldoende om de
jeugdzorgprofessionals hun beroepsmatige oordeel te laten geven, omdat het eigen
belang van jeugdbeschermers tot op heden te weinig onderkend is. Ze hebben
feitelijk drie belangen; werkgelegenheid, de bezettingsgraden in instellingen
en het ten koste van alles beschermen van de eigen reputatie. Vooral dat
laatste kan niet licht opgevat worden, want zo’n beetje iedere sector in
Nederland heeft als grootste probleem de angst voor reputatieschade. Daarvan
getuigt iedere keer opnieuw de behandeling die klokkenluiders ten deel valt of
het nu bouwfraude betreft, een schandaal bij defensie of bij de SNS-bank.(12) In
dit land worden mensen emotioneel, financieel en sociaal kapot gemaakt die de
waarheid zeggen over wat er in een bepaald bedrijf of in een sector gaande is
en het is niet ondenkbaar dat het proberen af te dekken van het eigen falen één
van de belangrijkste redenen is voor jeugdbeschermers om zo hardvochtig,
onbuigzaam en zonder wroeging op te treden tegenover ouders wanneer die het
gelijk aan hun kant hebben. De beschuldiger die wordt beschuldigd, dat kan
natuurlijk niet. Vandaar dat men bij JBRA graag weer zo snel mogelijk af wil van
het pas ingevoerde tuchtrecht.
Reële dreiging?
De
onderzoeksrechter zal dus niet alleen moeten kijken naar het belang van het
kind, maar tevens naar de mogelijke belangen van de jeugdbeschermers zelf en
dit zal makkelijker zijn als de onderzoeksrechter apart komt te staan van de
rechter die de uiteindelijke beslissing neemt in een zaak. Zo hoeft een rechter
niet over zijn/haar eerder genomen voorlopige beslissing te oordelen en
zichzelf proberen te rechtvaardigen bij een te snel afgegeven machtiging. Als
de onderzoeksrechter in drie dagen tijd alle belanghebbenden in een zaak
persoonlijk hoort en niet alleen afgaat op informantenonderzoek door Veilig
Thuis en de Raad kan hij/zij zich een beter oordeel vormen en vaststellen of
het kind daadwerkelijk ‘acuut en ernstig’ in gevaar is zodat een
uithuisplaatsing noodzakelijk is. Dit heeft twee voordelen; kinderen die
werkelijk acuut in levensgevaar zijn of in ernstige ontwikkelingsbedreiging
verkeren zullen sneller uit de bedreigende situatie worden weggehaald en
kinderen die dit gevaar niet lopen kunnen het raadsonderzoek gewoon thuis
afwachten en hoeven niet maandenlang in een instelling of pleeggezin te
verblijven. Vooral met het oog op het vaak langdurige raadsonderzoek achteraf
is dit een grote winst voor ouders en kind, omdat wanneer een kind eenmaal uit
huis is geplaatst alles wat een kind mankeert (inclusief het trauma van de
uithuisplaatsing) de ouders verweten kan worden. Het ‘gelijk achteraf’ van de
jeugdbeschermers is voor ouders altijd een strijd tegen de bierkaai geweest en
vooral dat zou hiermee doorbroken worden.
Sven Snijer
(5)https://www.zonmw.nl/nl/onderzoek-resultaten/jeugd/programmas/project-detail/zorg-voor-jeugd/effectonderzoek-orba-een-gestructureerde-werkwijze-voor-onderzoek-risicotaxatie-en-besluitvorming/verslagen/
....Het beslisproces verloopt meer uniform, maar ORBA leidt niet tot meer overeenstemming in oordelen en besluiten.
....Het beslisproces verloopt meer uniform, maar ORBA leidt niet tot meer overeenstemming in oordelen en besluiten.
(10)https://www.linkedin.com/pulse/3-gemeenten-willen-mogelijk-af-van-hun-wijkteams-wat-voor-paul-hulst/