dinsdag 28 juli 2015

Het integratievraagstuk en het Participatie bedrog


Hoe Nederland aan ideologische armoede te gronde gaat heb ik in verband met de verfoeilijke participatiesamenleving al meerdere keren proberen aan te tonen met artikelen op Jeugdzorg Dark horse en Essays. Het simplistische denken van bestuurders en beleidsstrategen is voornamelijk pragmatisch ingesteld en kenmerkt zich door een overmaat van geloof in het ‘leren door doen-principe’ wat bij de voorbereiding van de Transitie vooral bleek door overvloedige statements in de trend van ‘dat zal in de praktijk moeten blijken’. Een blind geloof dat we er samen wel uit komen als we het vizier maar op positieve zaken gericht blijven houden. Vandaar dat er ondanks de structurele wanorde die de overgang van zorgtaken naar de gemeenten kenmerkt vooral wordt vastgeklampt aan de kleine lichtpuntjes die er soms ook zijn.

Bang voor stigmatisering

Wanneer zullen politici gaan inzien dat ‘handelen’ zonder dit handelen vooraf grondig te doordenken, altijd tot chaos leidt? Hoe lang blijven volksvertegenwoordigers zichzelf wijsmaken dat grote maatschappelijke problemen kunnen worden aangepakt door de symptomen ervan te bestrijden of te verzachten, zonder de onderliggende structuur die ze veroorzaakt bloot te leggen. Het ontgaat ook veel critici van jeugdzorg dat de drammerige pogingen van de overheid om ‘achter de voordeur te komen’ vooral een manier zijn geweest om sociaal-culturele problemen met etnische en religieuze wortels niet hardop te hoeven benoemen. Met omzeiling van het integratievraagstuk -door mensen met een andere culturele afkomst hun privacy te schenden (en om stigmatisering te voorkomen ook maar gelijk die van de rest van de Nederlanders) en ze onze normen en waarden op te dringen vanuit sociaal-pedagogische insteek via Jeugdzorg/Sociale wijkteams- lijken de problemen ‘handmatig’ te kunnen worden aangepakt. In hetzelfde licht moet het plan van een half jaar terug worden gezien vanuit Den Haag om kinderen al op veel jongere leeftijd naar school te sturen, om ‘eventuele taalachterstanden in te lopen’, want waar zouden die taalachterstanden nu het meest voorkomen?

Ayaan Hirsi Ali

In het boek de Zoontjesfabriek van Ayaan Hirsi Ali uit 2002 citeer ik een gedeelte over ‘schurende normen’ dat ik vooral wil aanhalen om te illustreren hoe er in Nederland vaak gedacht wordt dat de ideologie niet ter zake doet of dat zij in geval van grote maatschappelijke veranderingen slechts als reclameslogan hoeft te dienen, omdat het echte werk toch in de praktijk plaats vindt. En omgekeerd, dat een diepgewortelde ideologie of geloof geen onoverkomelijk obstakel vormt voor mensen met ‘goede wil’; de mensen in het veld die het moeten uitvoeren en de cliënten of burgers waar het over gaat. Het citaat:

“In het integratiedebat hebben we de neiging om gedrag van moslims dat afwijkt van die (Nederlandse) normen af te keuren maar de bronnen waaruit dat gedrag voortvloeit te vrijwaren van kritiek of deze zelfs in bescherming te nemen. We veroordelen polygamie, eerwraak en mishandeling van vrouwen; we willen achterstanden in het onderwijs en arbeidsparticipatie bestrijden; we zien het verband tussen afgebroken schoolcarrières en criminaliteit. Toch discussiëren we liever niet over de culturele en religieuze achtergronden van die misstanden en problemen.”

Nog steeds mag niet hardop gezegd worden dat de verregaande bemoeienis met het privéleven van burgers door de overheid direct verband houdt met integratie-problematiek die al decennia lang speelt en dat de normale jeugdzorg gewoon niet goed heeft gefunctioneerd. Niet alleen op dat terrein, maar in het algemeen ten aanzien van de gespannen verhouding tussen hulpverlener en cliënt, want als je niet genoeg deskundigheid in huis hebt om problemen goed te analyseren dan wordt het sociaal speculeren,wat een tweeledige problematiek op gang brengt. De gezinnen die niet zelfstandig voor hun kroost kunnen zorgen wordt meerdere malen een krediet gegeven dat ze niet verdienen, met het risico dat het opeens fataal kan aflopen met één van de kinderen, terwijl bij gezinnen waar lichte opvoedhulp kan volstaan door het dwingende karakter van de jeugd-‘zorg’ (onder dreiging van juridische maatregelen) een escalatie in de hulpverleningsrelatie kan leiden tot onnodige en kindbeschadigende procedures en verblijven in instellingen.

Geen waarheidsvinding

Het politieke bedrog dat de vernieuwing in de zorg aan jeugdigen tot een hap gebakken lucht maakt, is dat er een verhaspeling heeft plaatsgevonden van twee geheel uiteenlopende doelstellingen. De voornaamste klacht van jeugdzorgcliënten in het verleden was nooit dat ze te weinig ‘eigen regie’ hadden onder jeugdzorg, maar dat jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming de hele boel bij elkaar logen in hun rapportages over gezinnen omdat ze niet aan waarheidsvinding hoefden te doen. Dat maakte van het jeugd- en familierecht een regelrechte farce en het zorgde ervoor dat tientallen jaren lang hopeloze ouders bij de politiek aan de bel trokken, omdat ze in de reguliere klachtenprocedures volkomen vastliepen. Bij wijze van tegemoetkoming aan de jeugdzorgsector werd er op zeker moment voorgesteld vanuit de cliënten om ouders meer gebruik te laten maken van hun eigen netwerk in geval van gedwongen maatregelen. Zodoende zouden de maatregelen minder stringent zijn en minder lang hoeven te duren. Dit had als bijkomend voordeel voor jeugdzorg dat ze dan een minder slecht imago zou krijgen, want ondertussen begon het bij de politici in Den Haag ook door te dringen dat Nederland de internationale lijst aanvoerde met de meeste uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen. Die aantallen moesten naar beneden.

Ook zonder Transitie

De vervalsing die vervolgens werd uitgevoerd werd eigenlijk al zichtbaar in de plotselinge daling van de aantallen ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen bij Bureau Jeugdzorg in Amsterdam, vanaf het moment dat de politiek besloten had dat de aantallen moesten dalen. Er was een direct verband tussen de wens van de politiek en de resultaten in de praktijk, wat te denken geeft over de ‘noodzaak’ van de aantallen gedwongen maatregelen in de jaren daarvoor. Maar het punt waar het hier eigenlijk om gaat, is dat de gedwongen maatregelen in Amsterdam drastisch begonnen te dalen nog voordat de Transitie van kracht werd! En dat is merkwaardig, want dat betekent dat onder het ‘oude regime’ van jeugdzorg ook al een vermindering van gedwongen maatregelen mogelijk was wat de vraag opwerpt wat de Transitie dan eigenlijk voor meerwaarde heeft? Het antwoord is even eenvoudig als schokkend; niets! Wat veel mensen uit het oog hebben verloren is dat de befaamde Eigen regie en Eigen Kracht vooral bedoeld waren voor gezinnen waar het met vrijwillige hulp echt niet ging en waar de noodzakelijke gedwongen maatregelen, door de rechter op voorstel van Bureau Jeugdzorg of de Raad opgelegd, konden worden verzacht. Maar dat is maar een heel klein percentage van alle ouders die met een hulpvraag zitten voor hun kind. Met welke reden zou je als overheid mensen opzadelen met keukentafelgesprekken en ‘eigen regie’ als ze geen probleemgezin zijn?

Dat hoeven ze dan niet hardop te zeggen

Het antwoord moet gezocht worden in zowel de financiële situatie van de overheid als bij het integratiedebat, dat tot op heden nog steeds niet op (religieuze) inhoud gevoerd mag worden. Door te prediken dat de burgers allemaal de ‘eigen regie’ mogen voeren in de hulpverlening onder gemeentelijke verantwoordelijkheid slaan ze twee vliegen in één klap. Ten eerste kan zo bezuinigd worden op allerlei voorzieningen door mensen op te zadelen met een meer dan wenselijke bemoeienis van familie, vrienden en buren met betrekking tot zorgvragen en in de tweede plaats hopen ze door een gestroomlijnde sociale controle door de Sociale Wijkteams problemen in gezinnen te kunnen opsporen meteen als ze zich voordoen. En die doen zich in de regel het meest voor in gezinnen waar ze slecht Nederlands spreken, een groepscultuur de individualiteit verdringt, vrouwen voornamelijk dienen voor het zorgen en kinderen krijgen, waar de jongetjes worden voorgetrokken en meisjes jong worden uitgehuwelijkt en een niet-gemoderniseerde religie allerlei anti-westerse waarden blijft bekrachtigen door de continu import van buitenlandse bruiden en imams. Dat hoeven ze dan allemaal niet hardop te zeggen…

Multi-probleemgezinnen

De leugen van de nieuwe zorg aan jeugdigen is dat hetzelfde amateurisme waar jeugdzorgouders zich groen en geel aan hebben geërgerd zich bij de gemeenten gaat herhalen, maar de gedwongen maatregelen zijn voor het grootste deel ingewisseld voor privacyschending en het sociaal debiliseren van volwaardige zelfstandige burgers, omdat we niet hardop mogen zeggen dat bepaalde groepen die zelfstandigheid (voor een deel) missen en vooral niet dat cultuur en religie daar een hoofdrol in spelen. Het ‘achter de voordeur’ komen is vooral van belang bij gezinnen waar er een groot wantrouwen heerst ten aanzien van hulpverleners in het algemeen, westerse normen en waarden (en omgangsvormen) en waar verdergaande deelname aan het maatschappelijk systeem wordt ervaren als een bedreiging van de eigen religieuze en culturele waarden. Het is complete waanzin om ieder gezin met een hulpvraag te onderwerpen aan hetzelfde systeem van overheidsbemoeienis, als heel specifieke etnische groepen niet of onvoldoende in het zicht komen van de hulpverlenende instanties. Waarom moeten individuele hulpvragers uit een gemiddeld gezin op één lijn gesteld worden met een multi-probleemgezin waaruit meerdere criminele jongeren afkomstig zijn? Allemaal om niet te stigmatiseren. De jeugdzorgouders uit een recent verleden hebben niet op de eerste plaats gevraagd om meer ‘eigen regie’, want dat zou impliceren dat ze het met het oordeel van de hulpverlenende instantie eens zijn over de noodzaak van gedwongen maatregelen. Eigen regie verondersteld al dat ouders die kwijt zijn, omdat de hulpverleners het als taak zien het aan het gezin ‘terug te geven’.

Sociale fopspeen

In het kader van de vrijwillige hulpvraag is de Eigen Kracht-benadering volkomen lariekoek en een verkapte manier van de overheid om dichter op de huid te komen van groepen mensen die zich aan het socialiserings -en integratieproces proberen te onttrekken met torenhoge kosten voor ons hulpverlenings -en juridisch apparaat en alle maatschappelijke gevolgen. In hetzelfde boek De Zoontjesfabriek staan de cijfers over de ‘blijf-van-mijn-lijf’huizen die overvol zitten met vrouwen van een niet-westerse afkomst die voor een groot deel islamitisch zijn. Dezelfde cijfers zijn van toepassing op abortusklinieken, waar ook weer door de schaamtecultuur een onevenredig groot deel van de vrouwen van islamitische overtuiging is. Het is niet fijn voor de politiek om te benoemen wat het echte probleem is in sociale zin als we het hebben over de falende jeugdhulpverlening van de afgelopen dertig jaar, vooral wat de multiprobleemgezinnen betreft. Zowel het sociaal-culturele aspect van de problemen wil men liever verdoezelen met een sociale fopspeen (de Civil Society) als de juridische maffiapraktijken die er jarenlang door Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming op na gehouden zijn, omdat de overheid verzuimde om ze echt te controleren, maar -typisch Nederlands- er wel op ‘vertrouwde’ dat de sector zichzelf kon controleren en verbeteren.

In de jeugdhulpverlening wordt er nog steeds niet aan waarheidsvinding gedaan en dat zou de sleutel zijn geweest tot een betere hulpverleningsrelatie, want het is specifiek de angst voor gedwongen maatregelen op valse gronden geweest die veel ouders ervan weerhouden heeft bij Bureau Jeugdzorg aan te kloppen. En datzelfde zien we nu weer gebeuren bij de instantie tegen huiselijk geweld, die sinds de samenvoeging met het voorheen aan Bureau Jeugdzorg gerelateerde AMK opeens een daling ziet van vrouwen die zich aanmelden. Nog steeds zijn ze bang dat die instantie hun kinderen zal afnemen. In plaats van de Bureau’s Jeugdzorg te professionaliseren en beter te controleren en ze ertoe aan te zetten hun waarheidsvindingstreven niet alleen in mooie woorden voor de camera te formuleren (‘het beter scheiden van meningen en feiten’), maar ook in de rechtszaal met concrete zaken te komen in plaats van met een dossier vol ongecontroleerde aannames, heeft de overheid haar toevlucht genomen tot weer het zoveelste misbaksel in de jeugdhulpverlening dat in de praktijk haar mankementen één voor één mag aantonen.

De Sociale Religie

Komt het wel eens in de hoofden van die vrolijke plannenmakers op dat juist bij gezinnen die ernstig disfunctioneel zijn, de kans heel groot is dat een aanzienlijk deel van hun netwerk ook niet zal uitblinken in maatschappelijk engagement? En dat gezinnen die een betrouwbaar en behulpzaam netwerk hebben de overheid waarschijnlijk in het geheel niet nodig hebben of alleen wanneer er een echte (medische) hulpvraag is? Als de bestaande jeugdzorg van voor 2015 aan strengere richtlijnen onderworpen was geweest, als klachtenprocedures geen tijdrovende en weinig resultaat gevende aangelegenheden waren geweest, als de hulp aan kinderen sneller op een professionele manier zou zijn aangepakt (met diagnose), de omgangsfrustratie bij vechtscheidingen hard zou zijn aangepakt en de echte probleemgezinnen niet keer op keer werden toevertrouwd aan de handelingsverlegen poppetjes die net van school komen, dan zou het oude systeem in principe beter zijn geweest dan de sociale religie genaamd Participatie-samenleving waar de overheid ons nu weer in wil laten geloven.

Sven Snijer