Een zeer lezenswaardig artikel van Alexander van Gouwen op Geband van Joop (1),
met een vlijmscherpe analyse van de werkelijke bedoelingen van de
christelijke moraalridder van de ChristenUnie, Gert-Jan Segers in zijn strijd
tegen de prostitutie. Dit nieuwe fenomeen van prostitutiebestrijding, uit de
koker van het oprukkend christelijk fundamentalisme zoals het geïmporteerd wordt
vanuit de Verenigde Staten, heeft in zoveel opzichten gelijkenis met jeugdzorg
en het familierecht dat het tegelijkertijd lachwekkend is en diep triest.
Het
'redelijke vermoeden', of het 'ernstige vermoeden', de blauwe plekken (met
gewelddadige of normaal verklaarbare oorzaak), de dubbele binding bij de
interpretatie van zorgelijke signalen (2) en daarbij de
netelige positie van de rechter om met zulke wisselende en vage criteria
'recht' te spreken. En dan gaat het bij prostitutie nog over het
strafrecht, waar normaal gesproken overtuigender bewijs nodig is dan in het civiel
recht, waar enkel het 'vermoeden van ontwikkelingsbedreiging' soms al voldoende
is voor de kinderrechter om een maatregel op te leggen aan een gezin. Dit geeft
de gezinsvoogd van jeugdzorg (Veilig Thuis) of de Raadsmedewerker (Kinderbescherming)
een onevenredig grote macht in de rechtszaal. Niet alleen in juridische zin zijn de overeenkomsten treffend, maar ook maatschappelijk gezien
is er een vergelijk te maken met de strijd die Segers voert tegen prostitutie.
De 'mishandelingslobby'
Het
zoeken naar mishandelde kinderen wordt ieder jaar verder opgevoerd met campagnes in de media en via scholen, wijkteams en ziekenhuizen, maar ze vinden nooit
meer mishandelde kinderen dan in het jaar daarvoor, hoeveel campagnes ze ook
voeren. Sterker nog, er wordt nu door de Nijmeegse wethouder Bert Frings bij
het ministerie van Volksgezondheid en Welzijn aangegeven dat het maar eens over
moet zijn met al die campagnes tegen kindermishandeling (3), omdat ze de
capaciteiten niet hebben als gemeente om alle meldingen af te handelen en
daardoor niet meer aan de acute gevallen toekomen. Het systeem werkt dus
volkomen contraproductief, maar de mishandelinghysterie die al enige jaren
woedt in ons land zal er waarschijnlijk niet minder om worden, want ook achter
deze maatschappelijke trend gaat een sterke lobby schuil vanuit één specifieke
hoek die haast sektarische trekken heeft, de Augeo Foundation (4). Ook zij
hebben net als de christenfundamentalisten een internationale ambitie en zijn
erop gebrand de mishandelde kinderen overal te vinden waar ze die vermoeden,
zelfs als ze niet mishandeld zijn. Zoals Segers de prostitutie heel slim
verpakt in het concept van ‘mensenhandel’, zo spreken jeugdbeschermers meestal niet
over mishandeling, maar over ‘zorgen’ en ‘het belang van het kind’(want wie wil
er nu niet voor de belangen van kinderen opkomen) waarbij de signalen die een vermoeden
van kindermishandeling moeten ondersteunen even willekeurig zijn als die nu
genoteerd worden door de zedenrechercheurs die ‘mensenhandel’ moeten
vaststellen in de prostitutiebranche.
Vermoeden of bewijs
Ook
de omkering van de bewijslast (de klant van de prostituee moet kunnen aantonen
dat ze niet minderjarig is, of
slachtoffer van mensenhandel) lijkt verdacht veel op het jeugdzorgtraject dat
van ouders eist te bewijzen dat ze hun kinderen niet mishandelen, als daar
vanuit de zorgprofessionals een ‘vermoeden’ van bestaat (‘denk niet aan een groene appel’). In het jeugd- en familierecht kan de rechter
bij twijfel echter rustig een gedwongen maatregel opleggen van
ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, omdat onweerlegbare bewijzen niet
nodig zijn en het credo ‘voorkomen is beter dan genezen’ de leidraad lijkt
te zijn geweest de afgelopen vijftien jaar. In het strafrecht zal dat niet zo
gemakkelijk gaan, want je kunt geen mensen opsluiten op basis van vermoedens
alleen (tenzij de politie aan ernstige tunnelvisie lijdt) dus zullen zoals Van Gouwen
betoogt in de meeste gevallen de overtreders (de klanten van prostituees die mogelijk
slachtoffer zijn van mensenhandel) worden vrijgesproken en zal dan de reactie
van Segers vermoedelijk zijn dat hij zwaardere straffen zal eisen, om
uiteindelijk zelfs de beslissingsruimte van rechters te beïnvloeden
door aanpassing van de wet.
Cijfermatige realiteit
En
zo zal de heksenjacht compleet zijn, want dat is wat dit soort campagnes zijn. Ze
staan in geen enkele verhouding tot het fenomeen van mishandeling of
mensenhandel zelf, omdat ze uitgetild zijn boven de realiteit op grond van
cijfers. Volgens prevalentie-onderzoeken naar kindermishandeling zouden er in
iedere klas ‘twee tot drie mishandelde kinderen’ voorkomen, maar ze worden
nooit gevonden. De realiteit van alledag is niet anders dan die van tien of
twintig jaar terug, maar de hysterie van de preventie gaat steeds verder. De Meldcode
voor kindermishandeling die werd ingevoerd voor ziekenhuizen met veel bombarie
en grote succesverhalen vanuit de ontwikkelingsfase, leverde in de praktijk een
landelijk beeld op van maar liefst 97% van meldingen bij vermoeden van
kindermishandeling waar uiteindelijk ‘niets aan de hand’ was (5). Maar zeg dat niet
tegen de wereldverbeteraars, want hun perceptie is veel belangrijker dan de haalbaarheid
of zelfs de wenselijkheid van hun idealistische strevingen.
Sven Snijer
(1)'Op
naar het Zweedse model' http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2016/04/op-naar-het-zweedse-model.html#more
(2)‘…dat zedenrechercheurs opeens alles
interpreteerden als een signaal van mensenhandel: veel vrienden in je telefoon,
weinig vrienden in je telefoon, veel contant geld op zak, weinig contact geld
op zak, het was allemaal opeens een ‘signaal’ van mensenhandel…’ Het is hetzelfde
bij vermoeden van kindermishandeling: ‘het kind is erg stil, erg druk, speelt
niet samen, kan niet alleen spelen, heeft te weinig speelgoed, heeft teveel
speelgoed, kind is onbeschermd, ouders zijn over-beschermend, …etc.