woensdag 14 maart 2018

Jeugdzorg en de noodzaak van een onderzoeksrechter


De tuchtrechtelijke procedure tegen vertrouwensarts van Veilig Thuis Anne-Marie Raat, die voor de tweede keer voor zo’n commissie moest verschijnen, leverde volgens de aanwezigen hetzelfde beeld op als bij de vorige zitting; geen enkele empathie of zelfreflectie.(1) En natuurlijk kwam de overbekende gemeenplaats, het argument van Multi Disciplinair Overleg (MDO) aan de orde bij de verdediging. Alle besluiten zijn gezamenlijk genomen dus er valt mevrouw Raat niets te verwijten. (Alle orka’s hebben gezamenlijk besloten te bijten, dus er valt hen richting de zeehond niets te verwijten) Even een kleine analyse van het begrip multidisciplinair: dat betekent dat er van dezelfde jeugdbeschermingsorganisatie mensen van verschillende functies om de tafel zitten die allemaal hun geld verdienen bij deze organisatie en er dus een gezamenlijk belang bij hebben dat er zoveel mogelijk gezinnen door hen begeleid worden en kinderen onder toezicht gesteld. De functies zijn vaak: de casemanager, vertrouwensarts (van VT), de teamleider, de gedragswetenschapper die het kind zelf niet gezien heeft, maar afgaat op ‘het diagnostisch beeld’ van de casemanager en mogelijk nog wat meer mensen die elkaar dagelijks zien en spreken. Er is geen enkel extern persoon bij betrokken onafhankelijk van de jeugdzorg-organisatie en rapporten of meningen die het oordeel van jeugdzorg tegenspreken (j-ggz onderzoek, een kritische huisarts of een betrokken docent) worden per definitie niet serieus genomen. Alle ter zake doende ‘disciplines’ zijn hier vogels die eten uit dezelfde ruif. Het is jammer dat dit soort misleidende termen zo weinig worden toegelicht door ouders en advocaten richting de politiek, want dan ontstaat er bij hen een heel ander beeld. Een clubje goede vrienden (stamgasten in hetzelfde jeugdzorgcafé) die al van tevoren elkaars meningen kunnen voorspellen en die zich gewoon schikken naar de beslissing van de leider van de club, die eerst overleg heeft gehad met de jurist van de organisatie. 

Slager die zijn eigen vlees keurt

Het is van groot belang dat de politiek doordrongen raakt van de slager die hier zijn eigen vlees keurt, omdat het wel erg gemakkelijk is om het eveneens niet nader gespecificeerde woord ‘professional’ als een pleister over alle klachten van ouders heen te plakken. “Wij vertrouwen op de professionals” zeggen bestuurders die er geen zin in hebben. Die niet willen duiken in de hulpverlening structuur, die door haar juridische component nooit een normale vorm van hulpverlening is geweest en dat ook nooit zal worden, omdat de aanvrager van de kinderbeschermingsmaatregelen ook de uitvoerder ervan is. De mislukte hulp in het vrijwillige kader wordt beloond met dwanghulp opgelegd door de rechter, met een uitspraak op basis van de bevindingen van dezelfde organisatie die de gezinsbegeleiding in het vrijwillige kader niet voor elkaar kreeg, die na de uitspraak met iets meer dwang precies hetzelfde gaat doen als vóór de ondertoezichtstelling. Het enige verschil is dat de ouders op dat moment dichter tegen een uithuisplaatsing aanzitten en die psychologische druk zou er in theorie voor moeten zorgen dat ze dan wel ‘meewerken’ met de noodzakelijke hulp. En wat als de kwaliteit van die hulpverlening zoals wel vaker bij jeugdzorg veel te wensen over laat? Zal extra dwang de bereidwilligheid van ouders dan vergroten en zal de kwaliteit van de jeugdhulp door een juridische maatregel omhoog gaan? Professioneel betekent ‘brood verdienend’, zoals ook de bakker, de groenteman en de fietsenmaker ‘professioneel’ zijn. Dit is al vaker uitgelegd op de blog Jeugdzorg Dark horse,(2) maar gisteren kwam ik het weer tegen in een tekst die een jeugdzorgouder binnenkort zal inbrengen bij een tuchtrechtzitting; de verschillende niveaus van professionaliteit (HBO of universitair). Dit verschil niet te onderkennen zorgt voor de consequente weigering bij jeugdbeschermers en rechters om de inzichten van gespecialiseerde wetenschappers mee te wegen bij hun beslissingen. Hierdoor zien we veel gevolgschade voor kinderen door jeugdzorgingrijpen, wanneer er te lage zorgkwaliteit wordt geboden en in een later stadium het contact met de eigen familie wordt geminimaliseerd of stopgezet.(3)

Onderzoeksrechter (officier van justitie)

Multidisciplinair wil niet zeggen ‘wetenschappelijk verantwoord’, want het merendeel van de  jeugdbeschermingsinstrumenten is niet wetenschappelijk gevalideerd, net zo min als de risicotaxatie-instrumenten, wat ook niemand nodig vindt, omdat het oordeel van de jeugdzorg ‘professional’ (daar hebben we hem weer) uiteindelijk de doorslag geeft. Het is in dit verband dat ik nogmaals de Onderzoeksrechter/ Rechter-commissaris ter sprake wil brengen en het grote belang van een van jeugdzorg onafhankelijke persoon die onderzoek doet in een casus, nog voordat de aanvraag voor een spoed-uithuisplaatsing naar de rechter gaat. (4) Het is niet voldoende, zoals in de lopende discussies soms wordt voorgesteld, om achteraan het traject te beginnen met een uitgewerkte rechtmatigheidstoets waarmee de rechter een aanvraag UHP beter kan beoordelen, want nog steeds hebben we dan te maken met een situatie waarbij het aangeboden materiaal dat de rechter moet toetsen, wordt verstrekt door dezelfde organisatie die belang heeft bij de uitvoering van de maatregel. Er moet veel eerder in het traject een controle worden uitgevoerd en dat kan via de Onderzoeksrechter (RC) / Officier van Justitie in het civiel recht, naar het model van het strafrecht. Die geeft anders dan in het huidige systeem, geen machtiging UHP af aan de jeugdbeschermers, maar heeft zelf de bevoegdheid om binnen drie dagen te beslissen tot een spoed-uithuisplaatsing en het gebeurt onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Als dan na onderzoek blijkt dat de dreiging voor het kind niet ‘acuut en ernstig’ is, zal er ook niets naar de rechter worden gestuurd. Is er wel wat aan de hand, maar niet in de categorie 'onmiddellijk ingrijpen', dan zal er meteen een hulpverleningsplan worden opgesteld. Het zal dan niet meer voorkomen dat er zoals nu een machtiging wordt afgegeven door de rechter, waar de Raad voor de Kinderbescherming in principe maanden mee rond kan lopen, alvorens die machtiging om wat voor reden dan ook ten uitvoer te leggen. Bij de huidige procedure is er na een uithuisplaatsing namelijk geen toetsing van de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing zelf, maar wordt er bij de post hoc-zitting  besloten tot ‘verder onderzoek’ door de Raad en dat kan heel lang duren. Het kind is dan al uit huis en dan is het maar hopen en bidden voor ouders dat de jeugdbeschermers achteraf hun foute inschatting willen toegeven en het kind (geleidelijk aan) terugplaatsen. In veel gevallen gebeurt dat niet, omdat de relatie tussen ouders en hulpverleners door deze werkwijze grondig verziekt wordt en elk vertrouwen wegneemt aan de kant van de ‘cliënt’.

Vrijheidsbeneming ernstige inbreuk op de zelfbeschikking

Bij de vrijheidsbeneming van psychiatrische mensen die een gevaar vormen voor zichzelf en/of anderen (Wet-BOPZ), de zogeheten ‘inbewaringstelling’ op last van de burgemeester, wordt het dossier zo spoedig mogelijk doorgestuurd naar de officier van justitie. De rechter neemt daarna een beslissing op basis van een medisch rapport van een psychiater waar de patiënt niet onder behandeling is. De patiënt wordt in de gelegenheid gesteld om (via een raadsman) zijn zienswijze kenbaar te maken aan de rechter. De rechter spreekt met de behandeld arts, eventueel andere personen, zoals de partner, waarna de voortzetting inbewaringstelling met drie weken kan worden verlengd. Deze procedure wordt met alle zorg en rechtswaarborgen omkleed.(5) Als we dit vergelijken met het gemak waarmee een machtiging uithuisplaatsing voor een kind wordt afgegeven door de rechter, dan kunnen we daaruit afleiden dat onze samenleving het recht van het kind op gezinsleven (EVRM art.8) weinig tot niets waard vindt.(6) De veiligheid van het kind (hoe veilig is het in de jeugdzorg? - zie rapport Commissie Samsom) (7) wordt belangrijker geacht dan de positie van het kind binnen de eigen familiestructuur en over de rechten van ouders hoeven we het in dit verband al helemaal niet te hebben. Die zijn, omdat ze meestal niet strafrechtelijk worden vervolgd en niet zoals de jeugdbeschermers ‘professioneel’ zijn (waarbij niet zelden wordt gespeculeerd over hun mentale gesteldheid zonder specialistisch onderzoek) feitelijk geen belanghebbende. Het ‘belang van het kind’ wordt in de jeugdbescherming nadrukkelijk gescheiden van het belang van de ouders en de gezinsintegriteit, want met dat laatste heeft de jeugdbeschermer niet zoveel op. Je verdient geen geld aan ouders die zelf kunnen nadenken en die zich niet als een mak schaap alles laten zeggen en voorschrijven door de jeugdbeschermers. Het kind is de goudader die langzaam moet worden afgegraven en de ouders zijn ofwel gewillige volgers die dankbaar zijn voor de ondersteuning bij hun hulpafhankelijke geestesgesteldheid, ofwel de zelfbewuste ouders die juist door hun intelligentie en eigen opvattingen onbedoeld bijdragen aan hun eigen ondergang.

Tuchtrecht afschaffen?

Het tuchtrecht bestaat nog maar drie jaar, maar de jeugdbeschermers willen er alweer graag vanaf. Het hoofdargument daarbij is dat ouders in een ‘vechtscheiding’ het tuchtrecht zouden misbruiken, om langs die weg de gezinsvoogd aan hun eigen kant te krijgen in de strijd met de ex en de ‘partijdigheid’ waar de jeugdzorgwerkers in dit verband vaak van worden beschuldigd, zou dan ook zuiver subjectief zijn. Hierdoor zijn de jeugdbeschermers vaak teveel tijd kwijt aan nodeloze procedures en daarom wordt door hen gepleit voor inperking of afschaffing van het tuchtrecht. Zo ook in de tuchtrechtszaak van Anne-Marie Raat door haar advocaat, hoewel Veilig Thuis-zaken bij het medisch tuchtcollege helemaal niets te maken hebben met vechtscheidingen.(8) Niet alleen is er met betrekking tot haar handelen geen enkel verband met eventueel valide klachten van de jeugdbescherming, maar het is gewoon belachelijk om het tuchtrecht zelf aan te vallen. Het getuigt van weinig vertrouwen in het onderscheidend vermogen van de tuchtcommissie en als het tuchtrecht op de schop gaat zullen weer de goeden onder de kwaden lijden in een systeem dat toch al zo weinig rechtswaarborgen biedt aan ouders. Zelfs wanneer ouders in het gelijk gesteld worden via het tuchtrecht, betekent dat vaak nog niet dat er juridisch iets voor ze verandert, omdat de jeugdbescherming heel handig het beroepsmatige falen weet te scheiden van de juridische grond waarop de rechter zijn uitspraken doet. Met andere woorden; is er aantoonbaar ondeskundig gedragswetenschappelijk onderzoek gedaan, dan wordt het advies aan de rechter vanuit de Raad voor de Kinderbescherming opeens gepresenteerd als de ‘eigen waarneming’ van de raadsonderzoeker om op die manier te suggereren dat er geen causaal verband bestaat tussen de juridische maatregel en het ondeskundig en partijdig handelen van de jeugdbescherming. Je vraagt je dan af waarom die onderzoeken eigenlijk nodig zijn, als de raadsonderzoekers het zelf allemaal zo helder zien. Dit is waarom er een onderzoeksrechter nodig is in het civiel recht, zodat een onafhankelijk persoon bepaalt wat wel of niet relevant is om voor te leggen aan de rechter. Dat zal het aantal onterechte uithuisplaatsingen flink terugdringen en in veel gevallen zal het niet eens tot een rechtszaak komen, zodat de ‘extra kosten’ die tegenstanders van de onderzoeksrechter/RC proberen in te brengen, ook naar het rijk der fabelen kunnen worden verwezen.









‘De advocaat benadrukte meermalen dat de vrouw niets te verwijten valt, omdat ze niet zelfstandig handelt, maar altijd in een team van collega's van Veilig Thuis, het voormalig meldpunt kindermishandeling. Hij vindt dat de familie Gregorius en andere families misbruik maken van het klaagrecht om zich Veilig Thuis van het lijf te houden. Hij pleitte er voor om het klaagrecht op te schorten of te beperken. Dat kwam hem op een venijnig antwoord van voorzitter Schreuder van het college te staan. Zij hecht grote waarde aan de rechtsbescherming van ouders die te maken krijgen met Veilig Thuis of andere overheden.’