donderdag 15 februari 2018

Wie betaalt bepaalt?



Kort geleden had ik een gesprek met een ervaren ouderondersteuner en we waren het er met elkaar over eens dat de jeugdzorg sinds de Transitie alleen maar slechter is geworden. Niet alleen is de Decentralisatie, zoals het gedrocht ook wel wordt genoemd enkel op instrumentele manier geïmplementeerd op gemeentelijk niveau, zonder dat daarbij de dragende ideologie werkzaam is gebleken (participatie-samenleving, Eigen Kracht, pedagogische Civil Society, enz), maar veel mensen zijn onder regie van de wijkteams nog slechter af dan bij het oude Bureau Jeugdzorg.(1) En dat heeft alles te maken met de toepassing van ‘drang’ als schimmig pseudo-juridisch instrument, waardoor ouders nog sneller in de gevarenzone komen van dwangmaatregelen.(2) Het leek de beleidsmakers die het oorspronkelijke idee van de RMO ten uitvoer brachten wel een goed plan om juist de collectieve versterking van een wijk achterwege te laten (niet méér, maar minder buurtwerkers zichtbaar op straat) en mensen juist sneller op gezinsniveau in de tang te nemen. Meer dan ooit zijn ouders overgeleverd aan de willekeur en subjectieve meningen van sociaal werkers die in dienst van de gemeente op de eerste plaats moeten fungeren als een stevige rem op de vraag om j-ggz hulp. Amateurs geven zich uit voor deskundige of specialist, d.m.v. allerlei door de sector zelfbedachte blits-termen als ‘topklinische jeugdzorg’ waar een post-HBO-er dan indrukwekkend mee loopt te zwaaien, alsof het universitair niveau zou betreffen. En tegelijk blijft er in de jeugdzorg vanuit de mishandelingslobby van de Augeo Foundation een voortdurende zij-instroom bestaan van ouders die op de meest belachelijke gronden worden beschuldigd van Münchhausen-by-proxy door de zeloten van Veilig Thuis. Een heerlijk landschap om kinderen in groot te brengen… (3)

Drie keer achteruitgang

Het is natuurlijk niet mijn bedoeling om jeugdzorgwerkers allemaal over één kam te scheren, maar wel over drie kammen. De drie punten die voormalig ouderondersteuner met twintig jaar ervaring en thans blog-beheerder van Jeugdzorg Dark horse-Plus, Nico Mul mij in herinnering bracht. Ten eerste werd op 1 november 1995 de historische fout gemaakt om ouders het recht te ontzeggen om zelfstandig naar de rechter te gaan zonder jeugdzorg (zelfs zonder advocaat) wanneer zij problemen ervoeren in de omgangsregeling. Vanaf dat moment waren ouders overgeleverd aan de rapportages van gezinsvoogden en werd een ondertoezichtstelling jaarlijks marginaal getoetst, vaak zonder dat ouders zelf nog gehoord werden. Een bijkomend probleem vormde de alternatiefstelling van art.35 Uvb.WJz die het jeugdzorg niet langer verplichtte om het kind te laten onderzoeken door een gedragswetenschapper.(4) Deze alternatiefstelling was het gevolg van een gewonnen procedure tegen een gedragswetenschapper die haar taak verzuimd had bij Bureau jeugdzorg Haaglanden (blind ondertekenen van indicaties zonder het kind gezien te hebben) en had voor ouders en kinderen als resultaat dat de maximaal HBO-opgeleide jeugdzorgwerkers zelf de diagnose van het kind konden stellen door ‘het schetsen van een diagnostisch beeld’ voor de gedragswetenschapper van jeugdzorg. Sinds deze maatregel zijn ouders overgeleverd aan de kwakzalverij van jeugdzorg. Kinderen in de jeugdzorg krijgen onder OTS en vaak ook na uithuisplaatsing geen gedegen onderzoek of toepasselijke behandeling. Zelfs kinderen die geleden hebben onder seksueel misbruik zien we zonder behandeling jaren in instellingen verblijven. (En niet zelden worden ze in die instellingen weer misbruikt.) Een derde zorgpunt, dat ook met jeugdzorg op gemeentelijk niveau niet is verbeterd, betreft de financiering.

GGZ-fixatie bij bewindslieden

Gemeenten schijnen het idee te hebben dat zij zich uitsluitend mogen bemoeien met vrijwillige hulp, maar zodra een zaak onder de rechter is en een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing is uitgesproken, trekken zij zich terug en laten de regie verder aan de jeugdbescherming over. Een cruciale fout die laat zien dat men ideologisch helemaal niets van de Transitie begrepen heeft, voornamelijk door de eenzijdige focus op de GGZ-wachtlijsten en de bureaucratische chaos bij het declareren. De uitvoerende bewindslieden die voor de transitie verantwoordelijk waren werden het meest benauwd van de krantenkoppen over suïcidale kinderen op lange wachtlijsten, maar niemand leek (of lijkt) geïnteresseerd in het juridische hiaat dat is ontstaan door de structurele uitoefening van ‘drang’ of de lage zorgkwaliteit die zich vanuit Bureau Jeugdzorg continueert bij de wijkteams, door niet-specialisten te laten ‘diagnosticeren’ of kwalitatieve hulpverlening voor het kind nodig is of dat men wel af kan met een gezinsplan en EKC om het autisme van Kareltje in goede banen te leiden.(5) Het meest dramatische aspect is natuurlijk dat bij protest over de lage zorgkwaliteit ouders in het verdachtenbankje komen, omdat ze niet ‘meewerken’ met de geboden hulp. ‘Zij hebben geen inzicht in hun eigen problematiek.’ Ouders met een eigen visie zijn lastig en kunnen gedreigd worden met juridische maatregelen, want de beschermtafels zijn er niet alleen voor de disfunctionele gezinnen. Ook gewone gezinnen kunnen ze daarmee dreigen en des te makkelijker als dit vanuit Den Haag gestimuleerd wordt, simpelweg omdat het goedkoper is (j-ggz hulp uitsparen). Je vraagt je af waar het aspect ‘liberaal’ nog betrekking op heeft bij de VVD, maar dat geldt evenzeer voor de links-liberalen van D’66 en hun nieuwe donorwet. Overheidsdwang heet tegenwoordig ‘liberaal’.

Wie snapt de dubbele pet?

Een niet uit te roeien idee bij ons jeugdhulpstelsel is dat de vermenging van vrijwillige hulp en gedwongen hulp noodzakelijk is voor de kwaliteit van werken. Een gedachte die al decennia een diabolische situatie in stand houdt die twee enorme nadelen heeft; ten eerste worden de echt disfunctionele gezinnen waar het kind serieus gevaar loopt jarenlang therapeutisch benaderd (dus niet met oog voor de veiligheid van het kind) en ten tweede worden ouders met een gewone hulpvraag vaak gecriminaliseerd, omdat de oorspronkelijke hulpvraag ondergesneeuwd raakt door een subjectieve deken van ‘zorgelijke signalen’ die als een onkruid groeien in de vijver van ‘ketenpartners’ (zwaan-kleef-aan), waardoor volkomen normale ouders op zeker moment hun kind verliezen aan de staat. Naast de walgelijke praktijken die dit stelsel in het leven roept voor ouders die het beste met hun kind voor hebben en de noodlottige afloop voor kinderen die al veel eerder uit een bedreigende situatie zouden moeten zijn weggehaald, is er nog het onfrisse aspect van de rol van de jeugdsector zelf. Degene die de hulp levert in het vrijwillige kader is dezelfde organisatie die de hulp levert in het gedwongen kader. Dat betekent dat wanneer de geboden hulp van inferieure kwaliteit is en een kind/gezin verder achteruit gaat, de boosdoener hiervoor beloond wordt door de rechter met een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Men kan als hulpverlener gewoon verder aanmodderen, maar nu met een mandaat van de rechter. ‘De rechter heeft beslist’ hoort men de jeugdzorg dan triomfantelijk verklaren, want maar weinig burgers weten dat de rechter zich voor zijn/haar uitspraak vrijwel geheel moet verlaten op de rapportages (maar veel meer nog de persoonlijke mening) van dezelfde jeugdbeschermers die de juridische maatregel gaan uitvoeren.(6)

Wat kan de gemeente?

Het is bijzonder om drie jaar na de Decentralisatie waar te nemen dat de gemeenten, die zowel voor de vrijwillige als de gedwongen hulp financiële verantwoordelijkheid dragen, niet weten hoe ze de zorgkwaliteit van jeugdzorg/jeugdbescherming moeten controleren. De kreet ‘onder de rechter’ heeft namelijk geen enkele betekenis, want degene die betaalt heeft het recht om te vragen naar de kwaliteit van de uitvoering van de zorg- of beschermtaken. Wethouders jeugdbeleid voelen zich machteloos bij het proces dat ze waarnemen bij de wijkteams (vaak bemand door jeugdbeschermers) van snel aansturen op gedwongen maatregelen, omdat na een rechterlijke uitspraak de gemeente gedwongen is tot in lengte van dagen de hulp te bekostigen. Niets is echter minder waar! Het is zeker in het huidige stelsel met de gemeente als eindverantwoordelijke, zeer goed mogelijk om over de schouder van jeugdbescherming mee te kijken en de vraag te stellen of er wel aan haalbare doelen gewerkt wordt binnen het gezin of met het gezin, met het oog op eventuele terugplaatsing.

Doelgericht werken

Als gemeenten de jeugdzorg makkelijk laten wegkomen met niet nader gespecificeerde doelstellingen als ‘het gezin monitoren…’ wat noch een tijdsbestek inhoudt, noch een meetbaar doel, dan zullen ze inderdaad over een paar jaar een flink gat ontwaren in hun gemeentelijke begroting. En niet alleen omdat hulpverleners vaak weinig tot niets doen, maar nog vaker omdat ze door hun eigen inbreng een escalerende rol hebben in het geheel. Ze hebben er als sector baat bij om de boel met opzet van de rails te laten lopen, want inspanningsverzuim door hulpverleners komt op het conto van (één van beide) ouders en de dwangmaatregel is een veiligstelling van de werkgelegenheid voor de toekomst. Als gemeenten moed zouden tonen, nadat ze eerst inzicht verkrijgen in hun eigenbelang, dan stelden ze onafhankelijk van de jeugdzorg gemeentelijke kwaliteitseisen op voor de jeugdhulp en hielden zij hun gecontracteerde aanbieders daaraan. Nu wordt de kwaliteit van werken overgelaten aan het tuchtrecht bij het SKJ, maar dat is dweilen met de kraan open. Laat gemeenten actief betrokken zijn bij het gezin vanaf het begin van de gedwongen maatregel (OTS) en er op toezien dat er actief aan haalbare doelen gewerkt wordt. Op die manier gaat er bij de jaarlijkse evaluatie van de hulp een heel ander verhaal naar de rechter, dan wanneer ze het aan de ‘spijkers-op-laag-water-zoekende’ jeugdbeschermers zelf overlaten. Wordt er al iemand wakker bij de VNG?

Sven Snijer