Uiterst
voorzichtig was hij, de minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher bij het
benoemen van de problemen met de integratie van Turken in Nederland in
Buitenhof (16-11-2014). Hij was van
mening dat het ‘moeilijke gesprek’ moet worden aangegaan met Turkse culturele
organisaties, waarvan niet geheel duidelijk is in hoeverre ze de integratie met
hun activiteiten nu bevorderen of
belemmeren.
belemmeren.
Voorzichtigheid
was geboden om verschillende redenen. Ten eerste heeft de Partij van de Arbeid dit
probleem jaren lang laten liggen, ten tweede is de heftige reactie van de
Turken –die vanwege het late verzet van de partij tegen segregatie enigszins begrijpelijk
is- een belangrijk electoraal probleem en daarbij werd er door de
bewindspersoon niet geheel geraakt aan de onderliggende kwestie in deze
discussie, namelijk de vernieuwde (orthodoxe) religiositeit in Turkije.
Het
is niet zozeer de ‘lange arm van Ankara’ in de nationalistische of culturele zin
die gevreesd wordt, als wel de sterk religieuze invloed vanuit een land dat
altijd erg modern en seculier is geweest, sinds de hervormingen van Kemal
Attaturk. Turkije is altijd een betrouwbare bondgenoot geweest van het westen,
met name omdat de scheiding tussen kerk en staat in dat land naar westers model
zo goed was geslaagd en er dus geen religieus fanatisme behoefde te worden
gevreesd, anders dan in landen als Egypte, Iran, of Afganistan. Het zijn
specifiek die religieuze invloeden die op gespannen voet staan met
vrouwenemancipatie, homorechten, verdraagzaamheid en tolerantie die ons land
kenmerken. Van het culturele Turkije heeft een land als Nederland nooit wat te
vrezen gehad, dus de recente weerstand van de Nederlandse overheid tegen teveel
buitenlandse inmenging met ons beleid, komt uit een andere hoek.
De kwestie
Yunus, waar de minister het ook even over had, ging eveneens over een religieus
gemotiveerde bemoeienis van Turkije met het Nederlandse pleegzorgbeleid,
namelijk de opvang van een uit huis geplaatst kind (1) bij lesbische
pleegouders, waar de biologische moeder van Turkse komaf bezwaar tegen maakte.
Het is nog maar de vraag of de geaardheid van de pleegmoeders voor haar de
werkelijke kwestie was, of dat het een kapstok was om de aandacht te krijgen
van de conservatieve Turkse regering
voor haar zaak en het arbitraire Jeugdzorgbeleid in Nederland als zodanig. Maar
het werkte, want de Turken waren van mening dat Nederland rekening diende te
houden met de culturele en religieuze achtergrond van de familie van uit huis
geplaatste kinderen, iets wat overigens al door internationale richtlijnen wordt
voorgeschreven, maar waar Nederland zich niet teveel aan stoort.
De
kwestie Yunus (2) betekende politiek gezien in ieder geval een religieus
gemotiveerde inmenging in Nederlands beleid en hoewel het niet als zodanig werd
benoemd, sprongen diverse politici in de bres om ons Jeugdzorg -en
pleegzorgbeleid te verdedigen, evenals de rechten van mensen met een andere
seksuele geaardheid. Ik vindt het veelbetekenend dat het religieuze element niet
genoemd wordt en dat deze discussie vooral wordt gepresenteerd als een culturele
kwestie en nationale verschillen, want daar gaat het hier helemaal niet over.
Het gaat in wezen om een verschuiving op het wereldtoneel van een
geseculariseerde samenleving (multiculturele en open democratie), naar een steeds
meer nationalistische en daarmee vaak samenhangende ook religieus aangestuurde
samenleving. Een goed voorbeeld daarvan is Rusland, dat na de val van het
communisme niet samen met het kapitalistische model, ook van harte de
democratische multiculturele samenleving omarmde, maar juist ontzettend
religieus, conservatief en nationalistisch werd. De wereld is aan het
veranderen in de richting van nationalisme, gezinswaarden en religie, terwijl
we hier in het westen vooral kijken naar de ontwikkelingen in de economie en
het zoeken naar nieuwe afzetgebieden voor onze goederen, in een wereld -die
naar wij altijd veronderstelden- steeds vrijer zou worden.
De
geseculariseerde samenleving is het er met zichzelf over eens dat het ultieme
samenlevingsmodel gevonden is (wij hebben hem!) en dat het enkel vraagt om een
verdere verfijning van de reeds verworven rechten en opgezette systemen. Er is
tolerantie ten aanzien van ieder zijn overtuiging of geloof en zolang de leden van
diverse groeperingen diezelfde tolerantie aan de dag kunnen leggen naar anderen
in de samenleving, is er geen vuiltje aan de lucht.
We
kijken in ons land naar verschillende religies en levensovertuigingen volgens
het principe ‘als ze mij met rust laten mogen ze doen en geloven wat ze willen’.
Maar daar denken sommige groepen zelf heel anders over, zeker als ze ergens anders
vandaan komen en niet eeuwen lang mee zijn geëvolueerd met de Nederlandse
samenleving als geheel. Religies uit andere landen dan de onze, vinden het
helemaal niet zo vanzelfsprekend om gelijk te zijn aan anderen en ondergeschikt
aan de staat. Ze betwisten de waarde van anderen en het gezag van de staat
vanuit de superioriteit van het geloof. Waarom willen jongeren die in Nederland
zijn geboren, vechten in Syrië in dienst van een Islamitische Staat? Wie kan
er, afgezien van het noemen van de sociaal-economische factoren, of het tekortschieten
van de opvoeding, uitleggen waarom mensen zo gemakkelijk de open democratische
samenleving inruilen om hun leven te geven voor een geloof? Ik heb het al
eerder genoemd in een ander artikel, (3) dat de inhoud van een religie wel
degelijk een rol speelt in het handelen van mensen en in het beoordelen van de
samenleving waar ze in wonen.
De
Islam in Nederland is niet hetzelfde als het christendom, omdat het christendom
door de eeuwen heen haar dominante positie in de samenleving heeft moeten
prijsgeven aan de niet-gelovigen, die zich beroepend op humanitaire beginselen
(geïnspireerd door de renaissance en de oude Grieken) en wetenschappelijke
ontdekkingen hun eigen waarden begonnen te scheppen. Het geloof heeft in ons
land de strijd simpelweg verloren en kan zich niet langer als bepalende kracht
manifesteren in het leven van onze burgers. Mensen die het geloof desondanks
blijven koesteren, als een persoonlijke beleving (met een groep
gelijkgestemden) worden getolereerd, maar niet gevreesd of bewonderd. Religie is
ondanks EO-pogingen om toch weer een come-back te maken in het moderne leven en
eigentijds te zijn en gelovig, toch voorgoed van zijn troon gevallen en kan
hooguit sympathie opwekken door roerende verhalen en de oprechtheid waarmee
individuen hun geloof belijden. Voor de Islam is dat anders, want dat is een
collectief geloof waarbij mensen niet alleen iedere week in grote getale
bijeenkomen in Nederlandse moskeeën (er worden er steeds meer gebouwd en steeds
groter) maar de religie zelf is in haar ontstaansgeschiedenis altijd een
bewuste mengvorm geweest van religieus en wereldlijk gezag. De Islam als ‘mijn
persoonlijke overtuiging’ bestaat niet. En dat is waar mensen in ons land, zelfs
binnen de Partij van de Arbeid, in toenemende mate onrustig van worden, al
laten ze dat liever niet blijken.
Een
groot probleem voor de integratie van moslims in het westen is het historische gegeven
dat de Islam op haar eigen terrein, in het Midden-Oosten, Noord Afrika, tot in India
en Indonesië aan toe, nooit een identiteitsstrijd heeft hoeven voeren. Geen strijd
om te overleven tegenover de oprukkende wetenschappelijke en atheïstische wereld.
Het moderne leven heeft in diverse Islamitische landen een plaats gekregen en
enkele ervan zijn supermodern en ontwikkeld geworden in technologische zin,
maar het geloof is er even onaantastbaar als altijd en ontwikkeling van de
mensenrechten heeft vaak geen gelijke tred gehouden met die van de techniek. De
reden hiervoor, is dat de wetenschap alleen de religie heeft betwist en haar
heilige waarheden voor een belangrijk deel om zeep heeft geholpen, in landen waar
ze tot ontwikkeling kwam. Daar waar de wetenschappers zelf werden geboren, in de
westerse landen die nooit hun contact met het oude Griekse denken verloren,
omdat in het christelijke Europa ook de theologen groot ontzag hadden voor
Plato en Aristoteles, daar werd stapje voor stapje het geloof achteruit geduwd
en kwam er meetbare kennis voor in de plaats. Los van de vraag of het terecht
is dat metafysica moet verdwijnen wanneer de fysica haar intrede doet, is dat
wel concreet het verloop van onze Europese geschiedenis geweest. Met elke stap
vooruit van de wetenschap, deed de kerk een stap terug. De kerk heeft zich altijd
op een defensieve manier tot de wetenschap verhouden, omdat er alleen werd
gekeken naar wat er van de religie overbleef, met de wetenschappelijke ontwikkelingen
‘tot zover’…
De
Islam heeft al in de middeleeuwen met de filosofie van de oude Grieken en
Romeinen gebroken, wat vooral werd gekanaliseerd door het werk van de theoloog
en mysticus Al Ghazalli, die er sterk de nadruk op legde dat het goddelijke mysterie
niet met het menselijk verstand begrepen kon worden en dat pogingen daartoe dus
belachelijk waren. Het is niet zo vreemd dat hij dit zei, omdat de Islam nooit
een religie van denkers is geweest, maar eerder van theologen, rechtsgeleerden
en mystici die de weg van het hart volgden.
Het Arabië van de profeet die het
nieuwe geloof in de 7e eeuw verkondigde, was een cultuur die zich
kenmerkte door handel, verhalen vertellen en poëzie. Het is meer een
gevoelsreligie dan een redelijk geloof en eigenlijk meer een heersersreligie (‘Allah
is groot’) dan een gevoelsreligie. Dat er desondanks zoveel kunst en cultuur
door de Islam is voortgebracht, getuige de geweldige literatuur en schitterende
architectuur van dit geloof, is voornamelijk te danken aan de soefi’s, een
spirituele stroming in de Islam, die vanaf haar ontstaan altijd een sterke
invloed heeft uitgeoefend op de orthodoxie. De soefi’s waren voornamelijk dichters en
theologen en maar zelden filosofen of wetenschappers. Die waren er wel in de
eerste eeuwen, maar na de alchemistisch periode in het soefisme in de achtste
en negende eeuw, werd het pad van kennis steeds meer verdacht in die kringen en
kreeg het pad van de lyrische mystiek steeds meer de overhand.
Eenvoudig
gezegd heeft de Islam voor zichzelf vanaf de middeleeuwen andere prioriteiten
gesteld dan het westen en dientengevolge is zij geleidelijk aan op een
wetenschappelijke achterstand gekomen, die om te beginnen haar militaire
positie heeft verzwakt, zodat ze onderworpen kon worden aan het westerse
imperialisme. Toen aan dit imperialisme een einde kwam, werden geleidelijk aan wel
de moderniteit en de wetenschappelijke verworvenheden van het westen overgenomen,
maar de betekenis van die wetenschap was voor de Arabische landen geheel anders
dan voor het westen. Voor Europeanen betekende de wetenschap voor een
belangrijk deel de vernedering van de religie (met haar bloedige vervolging van
ketters, heksen, joden, enz), maar voor moslims was de wetenschap vooral een
verhoging van de levensstandaard die geen speciale uitstraling had naar het
gezag van de religie. Ondanks de moderne en ontwikkelde tijden waarin we nu
leven, is de Islam nog steeds een onbetwist geloof, dat naar inhoud niet mag
worden betwijfeld of onderworpen aan een kritisch wetenschappelijk onderzoek.
In de verharde discussie over de Islam in Nederland van de afgelopen tien jaar,
werd dit religieuze taboe het meest duidelijk rond de plaats die de profeet van
de Islam heeft in de beleving van de gelovigen. Verscheidene Nederlandse moslims gaven
tijdens televisiedebatten aan - toen zij werden beschuldigd van ‘erg lange
tenen’ te hebben en weinig zelfkritiek, dat zij best kritiek op hun geloof
konden aanhoren, maar niet op hun profeet.
En
daaruit blijkt die kunstmatige scheiding tussen het gezag van het geloof aan de
ene kant en de realiteit van de maatschappelijke ordening, scheiding van kerk
en staat in het westen, aan de andere kant. Want het is natuurlijk ondenkbaar
dat we een religie kunnen bekritiseren, zonder daarbij de stichter van het
geloof de maat te nemen en in zijn historische context te plaatsen. Alleen dan
kan een zinvolle discussie over de Islam gevoerd worden.
Wie in Nederland
spreekt over de Islam en het leven van de profeet, doet dat op dezelfde manier
als bij een conversatie over het leven van Jeanne D’ arc, Karel de Grote of
Winston Churchill en het leven dat zij geleid hebben. We willen zoveel mogelijk
historische feiten kennen en maken dan een beoordeling van zo’n leven op basis
van de normen en waarden van onze eigen tijd, die we ernaast leggen om een en
ander betekenis te geven. Dit relativeringsvermogen, het vermogen om dingen uit
het verleden mild te beoordelen door het in historische context te plaatsen,
houdt niet in een instemming met alles wat een historische figuur heeft gedaan.
Maar sommige dingen zijn, hoewel in de wereld van nu onwenselijk, in het licht
van een andere tijd te begrijpen en voor de wereld van toen, misschien zelfs
vooruitstrevend. Zo kan er over vrouwenrechten en de Islam gezegd worden, dat
het Islamitisch geloof voor die tijd een verbetering inhield voor de rechten
van vrouwen, maar invoering van de Sharia in de huidige samenleving is dat
beslist niet.
De
onaantastbaarheid van de profeet, die een inhoudelijke beoordeling van de Islam
en haar invloed op de westerse geseculariseerde samenleving in de weg staat, is
een uitvloeisel van de al eerder genoemde liefdesmystiek van de soefi’s. Hoewel
de profeet van zichzelf had gezegd dat hij geen zoon van god was, maar een
gewoon mens die oprecht met het geloof bezig was, is zijn status in de loop van
eeuwen door vele gebeden naar zijn persoon zodanig verhoogd dat hij een
mythische figuur is geworden, die de historische persoon in veel opzichten doet
verdwijnen. Vreemd genoeg ligt dat niet aan het gebrek aan historische feiten,
maar eerder aan de interpretatie daarvan. Er is erg veel over het leven van de
profeet bekend, maar het wordt meestal niet met historische ogen bekeken. Het
wordt gelezen als een heldenepos, een mythologische strijd van het goede tegen
het kwade, waarbij het niet aan mensen is om te oordelen over de goddelijke
bedoeling. Over Jezus zijn in de moderne tijd heel wat lelijke dingen gezegd en
er werd openlijk getwijfeld of hij überhaupt wel echt had bestaan. Was hij een
werkelijk historisch persoon, dan waren sommigen van mening dat hij psychisch
niet in orde was, of anders een gewone politieke rebel die later werd bekleed
met een religieus sausje en een verzinsel over collectieve verlossing, door
zijn zogenaamde offer. Niet iedereen denkt er zo over, maar er is volop de
ruimte geweest voor critici om deze dingen te zeggen, zodanig dat het eigenlijk
niet erger kon. Dat is de uiterste consequentie van de scheiding tussen kerk en
staat, dat je mag trappen op het heilige met je profane voeten.
De
vraag is nu of het mogelijk is om een religie te integreren in een op wetenschappelijke
en humanitaire waarden gebouwde cultuur, die nooit inhoudelijk onderhevig is geweest
aan de snoeiharde kritiek die andere geloven in onze samenleving wel hebben
moeten verduren en die pas op de plaats hebben moeten maken in een langdurig
historisch proces. Kenmerkend voor het punt waar het integratiedebat nu is
aangekomen, met Asscher en de vier Turkse culturele stichtingen die hij nader
tegen het licht wil houden of er kritisch mee in gesprek blijven, is dat in
de media werd bericht dat er onder andere sprake was van een drie-jaarlijkse
levering van verse Turkse imams voor Nederlandse moskeeën, die naar men zich
denken kan de integratie van het Islamitisch geloof in onze samenleving bepaald
niet zal bevorderen. Want een permanente stroom van geloofsvoorgangers uit het
land van herkomst, waar het geloof de huidige scheiding van kerk en staat al
enige tijd bedreigt, zal geen vooruitgang betekenen voor moslims die worstelen met de vraag hoe ze hun
geloof kunnen verenigen met de normen en waarden van de samenleving die hen
omringt.
Ik
ben benieuwd hoe ze op Nederlandse universiteiten omgaan met de Islam als vak (de
Islamologen) tegenover de orthodoxe moslimstudenten die zich aanmelden en in
het bijzonder hoe ze omgaan met het hete hangijzer van de historische profeet,
anders dan de religieuze superheld van het geloof. Durven academici dat aan en
wordt dezelfde ontmythologisering toegepast op de religie van de exotische
gelovigen als op die van de eigen christenen, waar het al zo lang zo
gemakkelijk op schelden is? Niet dat ik van mening ben dat er nog meer grofheid
en ongenuanceerdheid aan het huidige Islamdebat moet worden toegevoegd, met
Wilders als verpersoonlijking van territoriale angsten onder de eigen bevolking
die door de Haagse elite liever niet geverbaliseerd worden, maar ik wil wel dat
verschillende groeperingen inhoudelijk gelijk behandeld worden en het staat erg
goedkoop om de hele niet-gevoerde discussie op inhoud te reduceren tot de
noodzaak om de radicalisering van een paar Syrië-gangers tegen te houden, want
in mijn beleving speelt er veel meer.
Rest
mij nog te zeggen dat ik als spiritueel mens de spirituele kern van iedere
religie respecteer en dat ik zeker niet van mening ben dat de wetenschap het
geloof of de spiritualiteit overbodig heeft gemaakt, maar de ontwikkeling van
de wetenschap heeft in onze cultuur de aantallen gelovigen in ieder geval dramatisch
gereduceerd en de betekenis van de spirituele beleving veranderd. De Islam die
om eerder genoemde redenen op dit punt voor haar groei in Nederland niets te
vrezen heeft, zal bij gebrek aan historische duiding van haar geloofsinhoud, op
zeker moment door haar aantallen gelovigen in botsing komen met de hier
bestaande cultuur, die dan een ordinaire krachtmeting wordt die tot weinig
inzicht kan leiden.
Sven Snijer
(1) Overigens
een uithuisplaatsing op verkeerde gronden, want het radiologische rapport van het
ziekenhuis waaruit bleek dat er van geen mishandeling sprake was, werd door
Bureau Jeugdzorg voor de rechter achtergehouden.
(2)
De zaak Yunus – de feiten. http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2013/03/de-zaak-yunus-de-feiten.html