Het
probleem van de participatiesamenleving is niet dat bepaalde zaken wat rommelig
verlopen bij de overheveling van zorgtaken naar de gemeenten, maar dat de
achterliggende gedachte ervan is gecorrumpeerd. En dat was toch al niet zo’n briljant
uitgangspunt. Het neoliberale denken van een zich terugtrekkende overheid is
geheel in strijd met de pedagogische Civil Society waar het allemaal mee begon,
want daarbij speelde de overheid juist een actieve rol richting de burgers om
hun eigen kracht te faciliteren met concrete middelen, zodat ‘samen leven’ werd
ondersteund door samen vormgeven. De sociale samenhang in een wijk was daarbij
zowel een gevolg als voorwaarde om het te laten slagen. En je kon pas weten
of het zou werken als het in een wijk daadwerkelijk geslaagd was.
Vooruitlopen op
het resultaat
Wat
we nu zien gebeuren is dat het beoogde resultaat van meer sociale samenhang in
de wijk en hierdoor een geldbesparing voor de overheid door de toegenomen zelfredzaamheid van de burgers, meteen
als uitgangspunt wordt genomen voor huidige beleidsmaatregelen, waardoor er nu
al op de financiële middelen kan worden gekort. Dat is een voorschot nemen op
de ingecalculeerde besparingen, nog voordat die gerealiseerd zijn of zelfs maar
een reële kans van slagen hebben. Mensen afknijpen om geld over te houden,
zodat het allemaal binnen het krappe budget past dat met een bezuiniging naar
de gemeenten is gegaan nog voordat welk resultaat dan ook zichtbaar was.
Normaal gesproken denk je bij een succesvolle onderneming aan een soort van
franchising, waarbij er pas een nieuwe vestiging wordt geopend als de eerste
een succes is gebleken. De goede resultaten waar je mee begint worden
gedupliceerd en uitgebreid in de nieuwe vestigingen, om langzaam als een
olievlek uit te breiden over de hele te veroveren markt. Bij gebleken groot
succes hadden de Sociale Wijkteams dan overal kunnen worden ingezet.
Maar
zo werkte het niet bij de Nederlandse overheid. Die maakte liever een
communistisch vijfjarenplan en liet dat van bovenaf op de burgers neerdalen,
want zo hadden de grote leiders het in hun oneindige wijsheid besloten. Grote
leiders tussen aanhalingstekens natuurlijk, want in Nederland bestaan geen
grote leiders en daarom moeten ze het volk hier te lande ook wijsmaken dat ze
het zelf graag zo hebben gewild. ‘Jullie mogen het zelf bepalen gemeenten’. En
de gemeenten mogen trots aan de burgers vertellen dat ze het allemaal zelf
kunnen en zelf de regie mogen voeren in een sociale omwenteling waar niemand om
gevraagd heeft en waar we allemaal een beetje door zijn overvallen onder het
mom van ‘economische noodzaak’. Alsof de economische aanleiding ook automatisch moet leiden tot
maar één soort van oplossing. Economische theorieën zijn kennelijk door de
jaren heen nooit veranderd! De economie dicteert ons dit te doen, want als
politici kunnen wij het ons tegenwoordig niet meer veroorloven zelf na te
denken. Dat past niet langer in het marktmechanisme.
De overheid wil
er vanaf
Ik
kan er geen enkel bezwaar tegen hebben wanneer een overheid haar invloed
minimaliseert als uit de praktijk blijkt dat de burgers veel dingen zelf
kunnen en zelf willen organiseren, maar het is toch wel heel eigenaardig dat
een overheid zich terugtrekt nog voordat er van enige emancipatie op wijkniveau
sprake is (en bovendien onvrijwillig) en de burgers het verder mogen uitzoeken
met de mededeling dat de centjes nu eenmaal op zijn. Dat is niet eens denken
als een ondernemer, maar denken als een vader die zijn kind met zeventien jaar
het huis uit zet, ‘omdat hij al bijna volwassen is’ en teveel energie begint te
kosten met zijn puberproblemen. De overheid wil duidelijk ergens vanaf en zegt
dat het voor onze eigen bestwil is. Echte veranderingen in een samenleving
komen van onderaf en hoeven door de overheid enkel te worden begeleid. Ze
kunnen niet worden opgewekt als de intrinsieke motivatie bij de burgers
ontbreekt, helemaal als die burgers sterk het gevoel hebben dat de overheid
haar eigen verborgen motivaties heeft. Naar mijn idee hebben veel politici al
lang geaccepteerd dat er een nieuwe scheiding komt in de samenleving tussen arm
en rijk en de Participatie-samenleving moet dat een beetje verhullen. ‘Geef het
volk brood en spelen’ zei Caesar in het oude Rome en nu roepen de beleidsmakers
‘Geef het volk de voedselbank en het participatiegeloof’.
De democratie in
Amerika
Bij
de stichting van de Verenigde Staten werd de democratie ingevoerd om twee
redenen, vanwege een politiek ideaal en vanwege de angst voor de groeiende
invloed van het zelfbewustzijn van het gewone volk. De ‘Founding Fathers’ die
de grondwet opstelden, waren zowel begeesterd door het idee van een nieuw soort
samenleving met meer gelijke rechten voor de burgers, als bevreesd dat het
proces van gelijkschakeling te snel zou gaan en de gevestigde orde daarbij
gevaar zou lopen haar macht en invloed te verliezen, met bijkomende problemen
van maatschappelijke instabiliteit en anarchie. De Founding Fathers waren
allemaal grootgrondbezitters, plantage-eigenaren en fabrikanten, die een
positie bekleedden die te vergelijken was met de adellijke families in Europa.
Bij het opstellen van de grondwet was een groot deel van de afgevaardigden nog
voorstander van het aanstellen van een koning(!) voor de Verenigde Staten, maar
de meerderheid was er tegen. Het idee van de nieuwe grondwet was om de bestaande
maatschappelijke ontwikkelingen te stroomlijnen en het volk net voldoende
inspraak en zeggenschap te geven om ze tevreden te stellen, maar de macht van
het volk wel voldoende te beperken, zodat de gevestigde orde gewoon door kon
gaan met het nemen van de belangrijkste politieke en economische besluiten.
De dynamiek
ontbreekt
Dit
is eigenlijk het ideale model, omdat er van twee kanten belangen spelen die op
een intelligente manier worden opgelost in een systeem dat aan ieder zijn
wensen tegemoet komt. Die spanningsboog is noodzakelijk om tot een dynamische
ontwikkeling te komen, maar wanneer deze spanningsboog ontbreekt moet je mensen
gaan duwen en trekken en overal veel subsidie tegenaan smijten, of zoals in het
huidige systeem de collectieve rechten die mensen hebben opeens voorwaardelijk
maken in een gemeentelijk beoordelingssysteem. Het uitgangspunt is complete
waanzin en het kan niet werken. Dat zouden ze toch van de Centra voor Jeugd en
Gezin moeten hebben geleerd, maar het rotsvaste geloof in ‘leuk doen’ en mensen
enthousiast maken lijkt wel een onuitroeibaar onkruid in onze cultuur. Men
schijnt te vergeten dat het hemelhoge enthousiasme bij het geld inzamelen voor
de zoveelste ramp op de Filipijnen of Haïti altijd snel weer wegebt na een
week of wat, en dat we ook nooit controleren wat er met ons gedoneerde geld
gebeurd is als het weer een paar jaar achter ons ligt. Nee, dat zou het
enthousiasme voor weer een nieuwe humanitaire ramp doen afnemen en we zijn net zo
lekker bezig!
Noodfondsen
De
Participatiesamenleving is mogelijk ook een humanitaire ramp, maar dan wel
eentje die niet na een paar weken weer weg gaat. Dit is er eentje die nog jaren
aan ons zal blijven trekken en de resultaten zullen onder onze neus zichtbaar
worden. We zijn er net als een overstroming door overvallen en we proberen nu
met man en macht orde in de chaos te brengen, maar we weten eigenlijk al dat de juiste sociale infrastructuur ontbreekt om
het echt tot een succes te maken. De noodfondsen worden al aangesproken (de
reservepotjes van de gemeenten) en waar ze het de komende jaren van moeten
betalen weet nog niemand. Een beetje leuk en betrokken doen zal helaas niet
volstaan in een systeem dat fundamenteel niet doordacht is, dat onze rechtstaat
doet wankelen en dat in plaats van meer geëmancipeerde burgers, een steeds
minder geïnteresseerde en verantwoordelijke overheid als resultaat heeft.
Sven Snijer