De Raad voor de Kinderbescherming geeft aan dat ze geen raad weet met geradicaliseerde islamitische jongeren die naar Syrië willen afreizen(1). Dat lijkt me ook niet meer dan logisch, omdat het geen opvoedingsprobleem betreft maar een integratieprobleem. Als mensen om wat voor reden dan ook het gevoel hebben dat westerse normen en waarden ze tegenstaan, dan is er iets niet goed gegaan in de identiteitsvorming en daar is de Nederlandse staat verantwoordelijk voor die jarenlang allerlei segregerende invloeden heeft toegestaan, variërend van importbruidjes en uithuwelijking tot haatimams die mochten prediken in door de overheid gesubsidieerde moskeeën.
Waarom
zou de overheid wederom de kinderbeschermende instanties opzadelen met een
probleem dat zich verder uitstrekt dan een onveilig pedagogisch klimaat? Als
Floris-Jan of Sterre zich niet fijn voelen, omdat ze van hun ouders te weinig
knuffels en positieve bevestiging hebben gekregen, dan voelen ze ook geen
verlangen om naar Syrië af te reizen en zich aan te sluiten bij moordenaars en
verkrachters uit naam van een superieur geloof. Het is treurig dat
geradicaliseerde jongeren in instellingen worden geplaatst, geïsoleerd van
anderen zonder dat ze behandeling krijgen. Heeft de overheid daar nu nog steeds
niet in voorzien?
Normale geloofsinhoud
De
aanpak voor deze jongeren lijkt me vrij eenvoudig. Er moet ingezet worden op de
expertise van zogenaamde deprogrammeurs die deze jongeren helpen zich
geestelijk te bevrijden van de sekte waar ze uit weggehaald zijn, om zodoende weer
wat eigenwaarde terug te krijgen en alsnog
een plaats te vinden in de samen-leving. Het radicale islamitische gedachtegoed
is sektarisch en gevaarlijk en dient als zodanig te worden opgevat. Hoe meer de
wortel ervan kan worden uitgetrokken, hoe kleiner de kans is dat het zich zal
verspreiden. Maar daarvoor moet de overheid een keuze durven te maken en zich
theologisch- inhoudelijk uitspreken over bepaalde onderdelen van het islamitische
geloof, waar zowel een gematigde als een radicale uitleg voor kan gelden. En
wat is daarbij de grens en wie bepaalt dat? Het gaat om de vraag wat als een
normaal geloofsonderdeel kan gelden dat in een gematigde context geen enkel
kwaad kan, en wat per definitie een discutabele geloofsinhoud is die integratie
tegenwerkt en antiwesterse sentimenten aanmoedigt.
Joodse koekjes
En
wat noem je in dit verband geradicaliseerd? Is het geradicaliseerd dat de officiële
Palestijnse televisiezender antisemitische imams het woord laat voeren die de Palestijnse
kindertjes vergiftigen met ideeën dat de Joden koekjes bakken van mensenbloed
of heet dat gewoon geloofs-overtuiging waar we ‘respect’ voor moeten hebben en
zijn de Europese subsidies aan de Palestijnse zaak daarmee goed besteed? Er is een
vage grens tussen de ‘normale’ geloofsovertuiging en datgene wat
geradicaliseerde jongeren in de praktijk willen brengen aan onbetwijfelbare geloofsinhouden,
wat voor hun ouders misschien slechts beeldspraak was of het karikaturiseren
van de vijand die huizen bouwt op de grond die eerst aan hen toebehoorde. Het
probleem voor westerse overheden met betrekking tot geradicaliseerde islamitische
jongeren lijkt samen te hangen met dat ze niet precies weten wat voor geweld gelegitimeerd
kan worden met het geloof. Want als er in verschillende landen wereldwijd uit
naam van de islam gestreden wordt, hoe kun je jongeren hier in Nederland dan
uitleggen dat het verkeerd is wat ze doen?
Waar begint het?
De
grens wordt nu getrokken bij het radicale en terroristische gedrag dat sommigen
op zeker moment laten zien, maar niemand weet hoeveel anderen met dezelfde
gedachte spelen. Mijn idee is om anti-westerse sentimenten te bestrijden in
welke vorm dan ook en waar dan ook, te beginnen op de kleuterschool. Er moet
een scherp onderscheid gemaakt worden tussen het recht op een ‘eigen mening’ en
misinformatie, bijgeloof en hersenspoeling. Veel jongeren kletsen zo uit hun nek,
omdat ze ontzettend weinig weten van de wereld, van de geschiedenis en van de
ontwikkelingen die hebben geleid tot het huidige cultuurmodel waar we in leven.
Radicalisering gebeurt niet pas als ze in de puberteit komen, want zoals het
christendom al leerde is ‘ledigheid des duivels oorkussen’. Kennisgebrek biedt
ruimte aan vervalste theorieën en misvormde denkbeelden en die krijgen de kans
door een overmaat aan cultuurrelativisme. Ik zou graag zien dat onderwijzers
weer met trots de vaderlandse geschiedenis onderwijzen (inclusief de zwarte
bladzijden van de slavenhandel, politionele acties, etc) en niet steeds op die
antropologische fiets stappen om hun
ongeremde bewondering te uiten voor vreemde culturen en primitieve gebruiken. We
zijn niet voor niets geëvolueerd tot het beschavings-niveau dat we nu hebben en
als we het niet willen verliezen wordt het hoog tijd om de grondvesten ervan te
gaan koesteren.
Sven Snijer