“Als je oprecht
bent zal ik van je houden, maar wanneer je niet oprecht bent zal ik jou en
mijzelf geen pijn doen met hypocriete beleefdheden.”
Ralph Waldo Emerson
Als
waarheidszoekend persoon heb ik altijd een wat moeizame verhouding gehad met
religie, voornamelijk omdat ik zonder religie ben opgegroeid. Maar vanaf een
bepaalde leeftijd dienden religies als inspiratiebron voor mijn
levensbeschouwelijke zoektocht, zij het dat ik voornamelijk probeerde de
spirituele vruchten eruit te vissen en de rest van de religie te laten voor wat
ze was.
Waarom zou je jezelf ingraven in een geloofssysteem als je in vrijheid
geboren bent? In de loop van mijn ontwikkeling is mijn hang naar de
transcendente werkelijkheid steeds meer afgedwaald van de religieuze context en
zich gaan concentreren op de psychologie van het menselijk potentieel. Meer
filosofisch en psychologisch verantwoord in zijn basis en beter geïntegreerd in
de hedendaagse maatschappelijke werkelijkheid, die ik niet enkel wilde
tolereren als een ‘omstandigheid’ waarbinnen mijn spirituele ontwikkeling zich
voltrok, maar die ik als wezenlijk onderdeel van mijn vorming als mens wilde
aanvaarden en waarderen. De moderne tijd heeft haar eigen boodschap en
wijsheid.
Ik
had gemakkelijk atheïst kunnen worden als ik niet zo vroeg in mijn leven
ervaring had opgedaan op spiritueel gebied. De rationele weg spreekt mij aan,
maar geeft me geen beperkingen voor een spirituele kijk op het leven. Ze versterkt
deze juist, want wat redelijk is kan niet in strijd zijn met een ontologisch
verlangen. De enige echte zekerheid, dat wij nergens geheel zeker van kunnen
zijn, laat ruimte open voor contemplatie op datgene wat het bewustzijn mogelijk
maakt (en dat bedoel ik niet in biochemische zin). De manifestatie van het zelfbewustzijn
en de wetenschap dat dit zelfbewustzijn zich van dingen bewust kan worden
voorbij zichzelf. Dit is wat religie helaas niet langer als doel ziet voor
zichzelf, omdat binnen de religieuze context voornamelijk wordt gezocht naar ervaringen
die de juistheid van de geloofswaarheid bevestigen, waardoor iedere vorm van
spirituele of geestelijke opmerkzaamheid onmiddellijk verbonden wordt met het
voorgekauwde religieuze concept. Op die manier werkt religie niet bevrijdend,
maar beperkend en kan ze ondanks de oprechtheid van sommige ervaringen toch een
remmende werking uitoefenen op de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling
van individuen, zelfs als sommigen van hen erin slagen om mensen achter zich te
krijgen en hun methoden uit te dragen.
Charlie Hebdo
Een
nieuw hoofdstuk in mijn persoonlijke filosofische en levensbeschouwelijke
ontwikkeling begon met de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs
begin dit jaar. Ik merkte dat mijn toch al gegroeide afkeer van traditionele
geloofsuitingen erdoor werd versterkt en dat de spirituele boodschap die
religies in essentie in zich dragen niet langer als excuus kon gelden voor de
velen vormen van bijgeloof en onwetendheid die de religieuze boodschap vaak
kenmerkt. Een opmerking van Peter R. de Vries tijdens het televisiedebat ‘Mijn
vrijheid, jouw vrijheid’ (22 januari 2015), dat ‘er niet veel rechtvaardiging
is voor de ridiculisering van een godsdienst’ bleef nog lang in mijn geheugen
hangen. Ik vatte het uiteindelijk op als een uitdaging om met een meervoudige
rechtvaardiging te komen voor het ridiculiseren van godsdienst. Want hoewel ik
religie schatplichtig ben in spirituele zin voel ik me niet verplicht om al
haar bijproducten kritiekloos onder het tapijt te schuiven en die elementen die
geen moderniteit en rede kunnen verdragen af te doen als ‘symbolisch’, want
voor velen zijn zulke geloofsvoorstellingen volkomen reëel en permanent van
invloed op hun leven. Met de nieuwe verhouding die het westen momenteel zoekt
tot de islam, rees bij mij de vraag in hoeverre de geaccepteerde vormen van
religie zoals het Jodendom en het christendom eigenlijk de toetssteen van de
rede kunnen doorstaan. Die kunnen dat in veel opzichten net zo min en zijn
enkel acceptabel omdat ze met het cultuurmodel als geheel overeenstemmen en
daar bescheiden hun plaats in hebben gevonden. Maar ik wordt van evangelische
christenen die zeggen dat ze met bidden kanker kunnen genezen eigenlijk net zo verontwaardigd
als van IS-strijders die mensen onthoofden omdat ‘Allah beledigd is’.
Religieuze mal
Beiden
begrijpen niet het verschil tussen het menselijk potentieel en de krampachtige
manier waarop die in een religieuze mal wordt geperst. Misschien zijn er
wonderen mogelijk, maar die bewijzen eerder hoe wonderbaarlijk het leven zelf is dan
de meerwaarde van een specifiek geloof. Er heeft ook eens een verhaal in de
krant gestaan van een leraar die zo terminaal ziek was dat hij was opgegeven
door de doktoren. Toen hij onverwachts in het ziekenhuis met liefde en
medeleven werd overladen van zijn leerlingen, kon het gebeuren dat hij de volgende
dag opstond en de dodelijke tumor uit zijn lichaam verdwenen was. En nergens
was er een Jezus te bekennen. Bijzonder gebeurtenissen in een mensenleven
kunnen onder elke denkbare omstandigheid plaatsvinden uit naam van een geloof,
uit naam van de liefde, de wetenschap, kunst of door de wonderbaarlijke werking
van Moeder natuur. Ik kan op elk gebied met meerdere praktijkvoorbeelden
komen, maar de bedoeling van dit artikel is bij te dragen aan de opheffing van
het religieuze dogma ten gunste van het menselijk potentieel dat naar mijn
persoonlijke overtuiging het verlengstuk is van een goddelijk bewustzijn.
De
stellingen hieronder geponeerd zijn geen overtuigingen die ik mijn leven lang
zal verdedigen, maar zijn bedoeld om de waarde van religie als instituut in
onze huidige tijd mee te taxeren.
Dertig stellingen over religie
1.God heeft geen
religie nodig.
God kan heel goed bestaan zonder alle menselijke bedenksels en constructies die
moeten bewijzen dat hij bestaat. God heeft indien hij bestaat, al bestaan vanaf
het begin der tijden en zelfs daarvoor en toen bestonden er nog geen mensen of
menselijke taal om de opperste realiteit mee te beschrijven.
2.Mensen hebben
geen religie nodig.
Religie was ooit bedoeld om de menselijke gemeenschap te organiseren en vooruit
te helpen in haar ontwikkeling en gold als belangrijkste informatiebron voor de
geheimen van het leven en voor hoe om te gaan met de complexe structuur van de
samenleving. Deze functies zijn overgenomen door politiek, wetenschap en het
onafhankelijke rechtssysteem.
3.Religie is geen
carrière meer.
Religies gelden niet langer als de beste weg om mensen te helpen bij hun
zelfontplooiing en emancipatie, want dat gebeurt tegenwoordig primair via het
onderwijs (wetenschappelijke studies) en carrièreontplooiing. Er zijn weinig
mensen die nog een sterke ambitie hebben om bisschop of kardinaal te worden of
hogepriester van de nabij gelegen tempel.
4.Religie mist
de spirituele kern waar het om gaat. Religies hadden in het verleden nog een
sterke esoterische ‘binnenkant’, die het levende hart vormde van de uiterlijke
structuur van het geloof die de maatschappelijke stabiliteit voor haar rekening
nam, maar de eerste is nagenoeg verdwenen en de laatste is niet langer nodig,
omdat het maatschappelijk systeem haar eigen interne evenwicht kan handhaven.
5.Religies zijn
een risicofactor voor de volksgezondheid. Uit naam van het geloof kunnen mensen
bang gemaakt worden met de hel, bedreigd wegens geloofsafval of zelfs van het
leven benomen wegens belediging van volstrekt onbewijsbare zekerheden die als
‘heilig’ worden ervaren, wat in de praktijk betekent ‘boven kritiek verheven’.
6.Religie
verhindert zelf nadenken. Het nadenken gebeurt in een religie binnen de
begrenzing van het religieuze kader, omdat het ‘religieuze gelijk’ geen
wezenlijk respect kan opbrengen voor menselijke instituties en geen boodschap
heeft aan de redelijkheid van de rede zelf.
7.Religie is een
excuus geworden.
Het schrijnende effect van ‘religie als troost’ is dat het vaak een valse
troost is, die verlammend kan werken op het eigen vermogen van mensen om hun
huidige levensomstandigheden te verbeteren met hun aangeboren talenten, dromen
en ambities.
8.Religie was nooit
bedoeld als troost.
Religie als troostgevend middel is een wat schrale oogst van duizenden jaren
spirituele ontwikkeling van de mensheid. Religie is het omhulsel van
spiritualiteit en zou moeten gaan over waarheid, zuiverheid en standvastigheid,
met als positieve bijeffecten een houvast in moeilijke tijden, maar dat is
secundair.
9.Religie is een
‘sociaal werker’ geworden. Veel niet-gelovigen mensen willen religie
aanprijzen vanwege haar betekenis voor de sociale cohesie, alsof de zieners en
profeten van vroeger een soort buurtwerkers waren die mensen van de straat
moesten houden. Ook de sociale functie is secundair, maar de gelovigen klampen
zich er aan vast omdat er niet veel waarheid meer over is.
10.Religie heeft
geen waarheid meer.
In de relativistische moderne samenleving waarin de ‘grote verhalen’ van hun
voetstuk zijn gevallen, kunnen religies geen waarheidsclaim meer neerleggen willen
ze niet voor fundamentalistisch en achterlijk worden versleten, maar het doel
van religie is in essentie niet verandert. ‘God is waarheid.’
11.Religie kent
haar plaats niet.
Door de eeuwenlange tegenwerking van de kerk van wetenschappelijke
ontwikkelingen die haar geloofszekerheden zouden kunnen bedreigen is de
verhouding van geloof en wetenschap nog steeds even krampachtig als vroeger,
met dit verschil dat het echte verzet inmiddels gebroken is. Ze probeert nu om
de wetenschap heen te manoeuvreren en pretendeert een eigen domein te hebben
waar niemand bij kan.
12.Religies zijn
nooit gematigd.
Als een religie zich niet gewelddadig manifesteert, wil dat nog niet zeggen dat
ze gematigd is in haar denkbeelden. Dat kan feitelijk niet en zou ook niet
hoeven. God als opperste realiteit kan niet gerelativeerd worden (want er is
niets naast God), maar de manier waarop mensen hun religie uitdragen kan wel
minder aanstootgevend worden gemaakt.
13.De universele
religie bestaat niet.
Alle religies in het verleden dachten dat ze de voorgaande religies zouden
kunnen vervangen en de schisma’s binnen de geloven opheffen, maar het resultaat
was altijd weer een nieuwe religie. Religies hebben van nature een assimilerend
en defensief karakter, omdat ze op overeenstemming in overtuiging zijn gebouwd.
14. Religies
hebben onzinnig regels. Elke religie heeft om sociale, gezondheids- of
spirituele redenen regels ingevoerd om het geestelijk heil te bevorderen en de
gelovigen te beschermen tegen onreinheid. Maar zoals Jezus terecht onderwees is
de grootste onreinheid gelegen in mensen hun innerlijk, waar de uiterlijke
zaken bij in het niet vallen. (Mensen kunnen soms wel een ander vermoorden,
maar nog steeds geen ‘onrein’ voedsel eten)
15. Religies
bestaan bij de gratie van aantallen. Wanneer een klein groepje mensen
bijeenkomt om spirituele of religieuze denkbeelden intensief te beleven heet
het een sekte, maar wanneer miljoenen dit doen heet het een religie.
16. Religie
leeft in een gespleten wereld. Mensen die volkomen nuchter en
wetenschappelijk denken bij alle dagelijkse dingen van financiële,
beroepsmatige, relationele, juridische of medische aard, kunnen op
geloofsgebied opeens veranderen in kleine kinderen die verwachten dat bij de
Eindtijd de ‘engelenlegers uit de hemel zullen afdalen’.
17.Religie
veracht de aarde.
De mannelijke strenge vader God van de openbaringsreligies heeft het moederlijke,
aardse vruchtbaarheidsaspect van de religies uit het verleden verdrongen en
hardvochtig onderdrukt, zoals ze ook eeuwenlang met de vrouw heeft gedaan.
18. Religie is
overbodig geworden.
De spirituele waarheid is ieder mens aangeboren en vraagt om een geduldige
cultivering van geestelijke vermogens, goed in evenwicht met de aardse
verantwoordelijkheden in het maatschappelijk leven. De spirituele ontwikkeling
van de mens is voor een groot deel al automatisch ingebed in psychologie,
filosofie, natuurwetenschap, politiek, ethiek, rechtskennis, etc, met daarnaast
yoga, mindfulness en dergelijke.
19.Religie houdt
individuatie tegen.
Het vasthouden aan religieuze denkbeelden verhindert de mensen om de universele
werking te zien van het menselijk intellect en de overeenkomsten in patronen
van spirituele ontplooiing bij verschillende volkeren en in verschillende
tijden. Spiritueel is in feite universeel.
20.Religie
segregeert van nature.
Religies die een specifieke waarheidsclaim hebben kunnen zich tolerant
opstellen, maar de scheiding in ideeën wordt nooit overbrugd. De
‘ingroup-outgroup’ mentaliteit blijft bestaan, ook al is het in een
geseculariseerde samenleving in een verzachte vorm.
21.Religie
verlangt naar Sinterklaas. Het god voorstellen als persoon is een
verabsolutering van het fenomeen dat een spirituele ervaring zich in
antropomorfische vorm kan voordoen (naar de menselijke verbeelding), maar het
leidt helaas vaak tot het naïeve denkbeeld dat God dingen voor ons ‘doet’ en
dat we om van alles kunnen vragen, alsof God met geen miljarden andere mensen
(en dieren) hoeft rekening te houden.
22.Religie is
geen abonnement.
Religie geeft geen speciale zitplaatsen. Niemand is meer dan een ander, omdat
hij voor de juiste doctrine heeft gekozen. Het is de manier waarop mensen
invulling geven aan hun leven dat bepaalt of ze volwaardige mensen zijn en niet
of ze tot de juiste club behoren. God is niet voor Ajax of voor Feyenoord, maar
houdt gewoon van goed voetbal.
23.Religie kan
niet modern zijn.
Religie was duizenden jaren lang een bepalende maatschappelijke kracht en was
relevant, maar vandaag de dag is ze gemarginaliseerd en bestaat vooral in het
privédomein. Religie kan net zo min modern zijn, als een kar-met-paard een
Ferrari zou kunnen bijhouden.
24.Religieuze traditie
is geen waarheid.
De gehechtheid van religieuze mensen aan rituelen en symbolen draagt een universele
archetypische waarheid in zich die nooit zal verdwijnen, maar helaas wordt
omwille van die symbolische betekenissen (en hun spirituele werkzaamheid) ook een
lichaam in stand gehouden van dogmatische geloofsvoorstellingen die er beter
van gescheiden kunnen worden.
25.Religie
splijt hemel en aarde. De werkelijkheid is één. Het is vreemd om te
veronderstellen dat mensen die allemaal volgens dezelfde natuurprincipes leven
op deze planeet, na dit leven geheel verschillend zouden worden beoordeeld
afhankelijk van hun denkbeelden. De natuur past op de ene mens ook geen
zwaartekracht toe en op de ander niet, zodat het onwaarschijnlijk is dat wat de
mens na de dood overkomt zich niet zou voltrekken volgens een gelijk principe
voor iedereen.
26.Religie teert
op mythologie.
De kracht van de symboliek van de religieuze verhalen prikkelt de verbeelding
van gelovigen en geeft ze een vervulling voorbij het intellect, maar door het vage
onderscheid tussen feit en fictie in de religieuze geschiedverhalen raakt
tegelijkertijd het rationele vermogen van de mens erdoor besmet.
27.Religie leidt
tot inflatie van het ego. Het symbolische en mythologische denken van religie
geeft een onnatuurlijk beleving van het eigen ik en de verhouding van het
opperwezen tot het eigen ik. De persoonlijke problemen van alledag die ieder
mens heeft,worden geplaatst tegen een kosmisch decor van de machten van Goed en
Kwaad waardoor de menselijke maat verdwijnt in de beoordeling.
28. Waar blijft de
geloofswaarheid?
Als religies in een moderne samenleving hun best doen om gematigd en
relativerend over te komen om niet met andere religies in botsing te raken, wat
blijft er dan over van de geloofsdoctrines zoals de ‘enige Zoon van God’
waarbuiten geen verlossing mogelijk is of het ‘zegel der profeten’? (Gelooft
men dit niet meer of was het al nooit waar?)
29. Religie is niet langer
autonoom.
Religies kunnen zich fundamentalistisch en intolerant manifesteren, ‘persoonlijk’
en opgewekt (zoals het EO-geloof), als gewoonte aangeleerd en nooit betwijfeld of als een verwaterde geloofsinhoud die zich
verontschuldigt voor haar ‘ouderwetse’ waarheidsclaim waar ze niet langer
achter staat, maar in alle gevallen zijn wetenschap en moderniteit uiteindelijk het ijkpunt.
Ze moeten er onderdoor of er overheen, maar ze kunnen niet meer autonoom
bestaan, zonder met de tegenwoordige realiteit rekening te houden.
30. Wordt God wel recht gedaan? Religies
houden God opgesloten binnen hun eigen gelederen en pretenderen dat de
religieuze en god welgevallige levenswijze in haar eigen (overjarige) teksten
gevonden kan worden. De religieuze levenswijze wordt daarmee losgekoppeld van
het leven in het algemeen en de goddelijke Geest die ademt in alles wat leeft. Hoog
tijd dat we God bevrijden.
Sven Snijer